Etaamb.openjustice.be
Wet van 17 april 2002
gepubliceerd op 07 mei 2002

Wet tot invoering van de werkstraf als autonome straf in correctionele zaken en in politiezaken

bron
ministerie van justitie
numac
2002009412
pub.
07/05/2002
prom.
17/04/2002
ELI
eli/wet/2002/04/17/2002009412/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

17 APRIL 2002. - Wet tot invoering van de werkstraf als autonome straf in correctionele zaken en in politiezaken (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet. HOOFDSTUK II. - Wijzigingen van het Strafwetboek

Art. 2.In artikel 7 van het Strafwetboek, gewijzigd bij de wetten van 9 april 1930, 1 juli 1964, 10 juli 1996 en 4 mei 1999, worden de woorden « In correctionele zaken en politiezaken : Gevangenisstraf » vervangen door de woorden : « In correctionele zaken en in politiezaken : 1° gevangenisstraf, 2° werkstraf. De in het 1° en het 2° bepaalde straffen mogen niet samen worden toegepast. »

Art. 3.In hoofdstuk II van boek I van hetzelfde Wetboek wordt een nieuwe afdeling Vbis ingevoegd, houdende de artikelen 37ter , 37quater en 37quinquies , luidend als volgt : « Afdeling Vbis . - De werkstraf Art. 37ter . § 1. Indien een feit van die aard is om door een politiestraf of een correctionele straf gestraft te worden, kan de rechter als hoofdstraf een werkstraf opleggen. Binnen de perken van de op het misdrijf gestelde straffen, alsook van de wet op grond waarvan de zaak voor hem werd gebracht, voorziet de rechter in een gevangenisstraf of in een geldboete die van toepassing kan worden ingeval de werkstraf niet wordt uitgevoerd.

De werkstraf mag niet worden uitgesproken voor de feiten die bedoeld zijn in : - artikel 347bis ; - de artikelen 375 tot 377; - de artikelen 379 tot 386ter , indien de feiten zijn gepleegd op of met behulp van minderjarigen; - de artikelen 393 tot 397; - artikel 475. § 2. De duur van een werkstraf bedraagt minstens twintig uren en ten hoogste driehonderd uren. Een werkstraf van vijfenveertig uren of minder is een politiestraf. Een werkstraf van meer dan vijfenveertig uren is een correctionele straf.

De werkstraf moet worden uitgevoerd binnen twaalf maanden na de dag waarop de rechterlijke beslissing in kracht van gewijsde is gegaan. De probatiecommissie kan die termijn ambtshalve of op verzoek van de veroordeelde verlengen. § 3. Indien een werkstraf door de rechter wordt overwogen, door het openbaar ministerie wordt gevorderd of door de beklaagde wordt gevraagd, licht de rechter deze laatste vóór de sluiting van de debatten in over de draagwijdte van een dergelijke straf en hoort hem in zijn opmerkingen. De rechter kan hierbij eveneens rekening houden met de belangen van de eventuele slachtoffers. De rechter kan de werkstraf slechts uitspreken als de beklaagde op de terechtzitting aanwezig of vertegenwoordigd is en nadat hij, hetzij in persoon, hetzij via zijn raadsman, zijn instemming heeft gegeven.

De rechter die weigert een werkstraf uit te spreken, moet zijn beslissing met redenen omkleden. § 4. De rechter bepaalt de duur van de werkstraf en kan aanwijzingen geven omtrent de concrete invulling van de werkstraf.

Art. 37quater . § 1. De veroordeelde verricht de werkstraf kosteloos tijdens de vrije tijd waarover hij naast zijn eventuele school- of beroepsactiviteiten beschikt.

De werkstraf mag uitsluitend worden verricht bij openbare diensten van de Staat, de gemeenten, de provincies, de gemeenschappen en de gewesten, dan wel bij verenigingen zonder winstoogmerk of bij stichtingen met een sociaal, wetenschappelijk of cultureel oogmerk.

De werkstraf mag niet bestaan uit een activiteit die, in de aangewezen overheidsdienst of vereniging, doorgaans door bezoldigde werknemers wordt verricht. § 2. Met het oog op de toepassing van artikel 37ter , kunnen het openbaar ministerie, de onderzoeksrechter, de onderzoeksgerechten en de vonnisgerechten aan de afdeling van de Dienst justitiehuizen van het ministerie van Justitie van het gerechtelijk arrondissement van de verblijfplaats van de inverdenkinggestelde, de beklaagde of de veroordeelde de opdracht geven een beknopt voorlichtingsverslag op te stellen en/of een maatschappelijke enquête uit te voeren. § 3. Elke arrondissementele afdeling van de Dienst justitiehuizen van het ministerie van Justitie stelt maandelijks een verslag op over het aanbod van beschikbare plaatsen in het arrondissement waar de werkstraf kan worden verricht. De afdeling bezorgt een afschrift van dit verslag aan de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg en aan de procureur des Konings van het betrokken arrondissement en, op eenvoudig verzoek, aan al wie van een belang kan doen blijken.

Art. 37quinquies . § 1. Wie overeenkomstig artikel 37ter tot een werkstraf is veroordeeld, wordt gevolgd door een justitieassistent van de Dienst justitiehuizen van het ministerie van Justitie van het gerechtelijk arrondissement van zijn verblijfplaats.

Op de tenuitvoerlegging van de werkstraf wordt toegezien door de probatiecommissie van de verblijfplaats van de veroordeelde, waaraan de justitieassistent rapporteert. § 2. Wanneer de rechterlijke beslissing waarbij de werkstraf wordt uitgesproken in kracht van gewijsde is gegaan, bezorgt de griffier daarvan binnen vierentwintig uur een uitgifte aan de voorzitter van de bevoegde probatiecommissie, alsook aan de afdeling van de Dienst justitiehuizen van het Ministerie van Justitie van het gerechtelijk arrondissement, die onverwijld de in § 1 bedoelde justitieassistent aanwijst. De identiteit van de justitieassistent wordt schriftelijk meegedeeld aan de probatiecommissie, die er binnen zeven werkdagen de veroordeelde in kennis van stelt bij aangetekende brief en in voorkomend geval zijn raadsman bij gewone brief. § 3. De justitieassistent bepaalt na de veroordeelde gehoord te hebben en rekening houdend met zijn opmerkingen de concrete invulling van de straf, met naleving van de aanwijzingen bedoeld in artikel 37ter , § 4, onder toezicht van de probatiecommissie die hierin te allen tijde, en eveneens met naleving van de aanwijzingen bedoeld in artikel 37ter , § 4, preciseringen of wijzigingen kan aanbrengen, hetzij ambtshalve, hetzij op vordering van het openbaar ministerie, hetzij op verzoek van de veroordeelde.

De justitieassistent stelt de veroordeelde bij aangetekende brief in kennis van de concrete invulling van de werkstraf en licht de raadsman van de veroordeelde, het openbaar ministerie en de probatiecommissie hierover schriftelijk in binnen drie dagen, zaterdagen, zondagen en feestdagen niet inbegrepen. § 4. Ingeval de werkstraf niet of slechts gedeeltelijk wordt uitgevoerd, meldt de justitieassistent dit onverwijld aan de probatiecommissie. Meer dan tien dagen vóór de datum die werd vastgesteld om de zaak te behandelen, roept de commissie de veroordeelde bij aangetekende brief op en stelt zijn raadsman ervan in kennis. Het dossier van de commissie wordt gedurende vijf dagen ter beschikking gehouden van de veroordeelde en zijn raadsman.

De commissie, die zitting houdt zonder dat het openbaar ministerie daarbij aanwezig is, stelt, naargelang van het geval, een beknopt of met redenen omkleed verslag op, met het oog op de toepassing van de vervangende straf.

Het verslag wordt bij aangetekende brief ter kennis gebracht van de veroordeelde, bij gewone brief aan het openbaar ministerie en de justitieassistent en in voorkomend geval aan de raadsman van de veroordeelde.

In dit geval kan het openbaar ministerie beslissen de in de rechterlijke beslissing voorziene gevangenisstraf of geldboete uit te voeren, waarbij rekening wordt gehouden met de werkstraf die reeds door de veroordeelde is uitgevoerd. »

Art. 4.Artikel 58 van hetzelfde Wetboek wordt als volgt aangevuld : « Indien werkstraffen worden uitgesproken, kan de duur ervan maximum driehonderd uren bedragen. »

Art. 5.In artikel 59 van hetzelfde Wetboek, wordt het woord « , werkstraffen » ingevoegd tussen het woord « geldboeten » en de woorden « en correctionele gevangenisstraffen ».

Art. 6.In artikel 60 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 1 februari 1977, worden de woorden « of driehonderd uren werkstraf » ingevoegd tussen het woord « gevangenisstraf » en de woorden « te boven ».

Art. 7.Artikel 85, eerste lid van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 9 april 1930 en 9 juli 1964, wordt vervangen als volgt : « Indien verzachtende omstandigheden aanwezig zijn, kunnen de gevangenisstraffen, de werkstraffen en de geldboeten onderscheidenlijk tot beneden acht dagen, vijfenveertig uren en zesentwintig EUR worden verminderd, zonder dat zij lager mogen zijn dan politiestraffen. » HOOFDSTUK III. - Wijzigingen van het Wetboek van strafvordering

Art. 8.In het artikel 216ter , § 1, van het Wetboek van strafvordering, ingevoegd bij de wet van 10 februari 1994, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het derde lid, worden de woorden « met de uitvoering van een dienstverlening of » weggelaten;2° het vierde lid wordt opgeheven.

Art. 9.Artikel 594, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, hersteld bij de wet van 8 augustus 1997, wordt aangevuld met een 4°, luidend als volgt : « 4° de beslissingen die veroordelen tot een werkstraf overeenkomstig artikel 37ter van het Strafwetboek. »

Art. 10.In artikel 595, eerste lid, 1°, van hetzelfde Wetboek, hersteld bij de wet van 8 augustus 1997, worden de woorden « de in artikel 594, 1° tot 3° bedoelde veroordelingen, beslissingen en maatregelen; » vervangen door de woorden « de in artikel 594, 1° tot 4° bedoelde veroordelingen, beslissingen en maatregelen ». HOOFDSTUK IV. - Wijzigingen van de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie

Art. 11.In artikel 1, § 3, van de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie, ingevoegd bij de wet van 22 maart 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, tussen het woord « gevangenisstraf » en de woorden « wordt gelast » worden de woorden « of werkstraf » ingevoegd;2° in hetzelfde lid, de woorden « dienstverlening te verrichten of » weglaten;3° in hetzelfde lid, de woorden « Dienstverlening en opleiding kunnen ook samen worden opgelegd.», weglaten; 4° in het tweede lid de woorden « kunnen dienstverlening of » vervangen door het woord « kan »;5° in hetzelfde lid, in de tweede zin, de woorden « dienstverlening of » weglaten.

Art. 12.In artikel 1bis van dezelfde wet, vervangen bij de wetten van 22 maart 1999 en 28 maart 2000, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 worden het eerste, derde en vierde lid opgeheven;2° in § 2, eerste lid, worden de woorden « en de dienstverlening worden verricht » weggelaten;3° in dezelfde paragraaf worden het tweede en derde lid opgeheven;4° in § 3 worden de woorden « De dienstverlening of de opleiding kunnen » vervangen door de woorden « De opleiding kan »;5° in dezelfde paragraaf worden de woorden « dienstverlening kan verrichten of » weggelaten.

Art. 13.In artikel 8, § 1, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 9 januari 1991, 10 februari en 11 juli 1994 worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden « een werkstraf of » ingevoegd tussen de woorden « wanneer zij tot » en de woorden « een of meer straffen »;2° in het vierde lid worden de woorden « , de werkstraffen » tussen de woorden « de geldstraffen » en de woorden « en de gevangenisstraffen » ingevoegd. HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen

Art. 14.De Koning is belast met de coördinatie van de wetteksten met de bepalingen van deze wet.

Art. 15.Met uitzondering van de artikelen 8, 11 en 12 treedt deze wet in werking op de datum van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad .

De achttiende maand na de inwerkingtreding bedoeld in het vorige lid, legt de Koning bij de Kamer van volksvertegenwoordigers en bij de Senaat een evaluatierapport neer over de toepassing van de bij deze wet geregelde werkstraf.

De artikelen 8, 11 en 12 treden in werking op de door de Koning vastgestelde datum, ten vroegste de eerste dag van de achttiende maand na de inwerkingtreding van deze wet en ten laatste de eerste dag van de vierentwintigste maand na de inwerkingtreding van deze wet.

De Koning zal de Wetgevende Kamers verzoeken een wetsontwerp ter bekrachtiging van het in uitvoering van het vorige lid genomen besluit aan te nemen.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 17 april 2002.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN _______ Nota (1) Zitting 1999-2000. Kamer van volksvertegenwoordigers.

Parlementaire bescheiden. - Wetsvoorstel van de heer Bacquelaine en/c.s., 50-549 - Nr. 1. - Amendementen 50-549 - Nr. 2.

Zitting 2000-2001.

Kamer van volksvertegenwoordigers.

Parlementaire bescheiden. - Amendementen, 50-549 - Nrs. 3 tot 10. - Verslag, 50-549 - Nr. 11. - Tekst aangenomen door de commissie, 50-549 - Nr. 12. - Amendementen, 50-549 - Nr. 13. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat, 50-549 - Nr. 14.

Parlementaire Handelingen. - 7 juni 2001.

Senaat.

Parlementaire bescheiden. - Ontwerp overgezonden door de Kamer van volksvertegenwoordigers, 2-778 - Nr. 1.

Zitting 2001-2002.

Senaat.

Parlementaire bescheiden. - Amendementen, 2-778 - Nrs. 2 tot 6. - Verslag, 2-778 - Nr. 7. - Tekst geamendeerd door de commissie, 2-778 - Nr. 8. - Amendementen, 2-778 - Nrs. 9 en 10. - Tekst geamendeerd door de Senaat en teruggezonden naar de Kamer, 2-778 - Nr. 11.

Parlementaire Handelingen. - 20 en 21 december 2001.

Kamer van volksvertegenwoordigers.

Parlementaire bescheiden. - Ontwerp geamendeerd door de Senaat, 50-549 - Nr. 15. - Amendementen, 50-549 - Nr. 16. - Verslag, 50-549 - Nr. 17. - Tekst aangenomen door de commissie, 50-549 - Nr. 18. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en teruggezonden naar de Senaat, 50-549 - Nr. 19.

Parlementaire Handelingen. - 14 maart 2002.

Senaat.

Parlementaire bescheiden. - Ontwerp opnieuw geamendeerd door de Kamer van volksvertegenwoordigers, 2-778 - Nr. 12. - Verslag, 2-778 - Nr. 13. - Tekst aangenomen door de commissie, 2-778 - Nr.14. - Beslissing om in te stemmen met het door de Kamer van volksvertegenwoordigers opnieuw geamendeerde ontwerp, 2-778 - Nr. 15.

Parlementaire Handelingen. - 27 en 28 maart 2002.

^