Etaamb.openjustice.be
Wet van 17 mei 2007
gepubliceerd op 14 juni 2007

Wet tot wijziging van de wet van 3 juli 1967 betreffende de preventie van of de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector en van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971

bron
federale overheidsdienst personeel en organisatie
numac
2007002093
pub.
14/06/2007
prom.
17/05/2007
ELI
eli/wet/2007/05/17/2007002093/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

17 MEI 2007. - Wet tot wijziging van de wet van 3 juli 1967 betreffende de preventie van of de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector en van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet. HOOFDSTUK II. - Wijzigingen van de wet van 3 juli 1967 betreffende de preventie van of de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector

Art. 2.In artikel 1 van de wet van 3 juli 1967 betreffende de preventie van of de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector, vervangen bij de wet van 20 december 1995, en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 april 1997, bij de wetten van 19 oktober 1998, 22 maart 1999, 27 december 2000, 2 augustus 2002 en 22 december 2003, bij het koninklijk besluit van 27 mei 2004 en bij de wet van 27 december 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, 2°, worden de woorden "de instellingen van openbaar nut" vervangen door de woorden "de publiekrechtelijke rechtspersonen en de instellingen van openbaar nut"; 2° het eerste lid, 7°, wordt vervangen als volgt : « 7° de gesubsidieerde psychisch-medisch-sociale centra, de gesubsidieerde diensten voor school- en beroepsoriëntering en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding;"; 3° het eerste lid, 8°, wordt vervangen als volgt : « 8° de publiekrechtelijke rechtspersonen en de instellingen van openbaar nut die onder het gezag, de controle of het toezicht van een Gemeenschap, een Gewest, de Gemeenschappelijke Gemeenschaps-commissie of de Franse Gemeenschapscommissie vallen;"; 4° het eerste lid, 12°, wordt opgeheven;5° het artikel wordt aangevuld met de volgende leden : « Behalve andersluidende bepaling, wordt het vastbenoemde personeelslid dat gemachtigd is om voltijdse prestaties te verrichten bij één van de in dit artikel bedoelde overheidsdiensten, andere dan diegene waartoe hij behoort, voor de arbeidsongevallen, de ongevallen op de weg naar en van het werk en de beroepsziekten waarvan hij/zij het slachtoffer wordt tijdens deze prestaties, gelijkgesteld met het vastbenoemd personeel van de overheidsdienst waarbij het deze prestaties verricht.Het slachtoffer kan, in dit geval, de toepassing van artikel 14, § 1, 5°, inroepen tegen de overheidsdienst waarbij het zijn prestaties verricht.

Voor de arbeidsongevallen, de ongevallen op de weg naar en van het werk en de beroepsziekten waarvan zij het slachtoffer zijn tijdens de periode van hun terbeschikkingstelling, worden de bij de wet van 16 juli 2005 houdende de overplaatsing van sommige militairen naar een openbare werkgever ter beschikking gestelde militairen, voor de toepassing van deze wet, gelijkgesteld met de leden van het vast benoemd personeel van het bestuur, de dienst, de instelling of de rechtspersoon waarbij zij ter beschikking worden gesteld. ».

Art. 3.Artikel 1bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 20 december 1995 en gewijzigd bij de wetten van 19 oktober 1998 en 21 juni 2002, wordt vervangen als volgt : «

Art. 1bis.Volgens de in artikel 1 vastgestelde modaliteiten wordt deze wet toepasselijk gemaakt op : 1° de bedienaars van de katholieke, protestantse, orthodoxe, anglicaanse, israëlitische erediensten, de imams van de islamitische eredienst, de afgevaardigden van de Centrale Vrijzinnige Raad, de aalmoezeniers en morele consulenten;2° de personeelsleden van de door de Gemeenschappen gesubsidieerde universitaire instellingen, waarvan de regeling inzake rustpensioen ten laste van de Schatkist is, voor zover deze instellingen erom verzoeken;3° de personeelsleden van de internationale instellingen met Belgische deelname, die door het Ministerie van Defensie beheerd worden.».

Art. 4.In artikel 2 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 13 juli 1973, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het derde lid, 2°, worden de woorden « naar aanleiding van een vroegere handeling door dat personeelslid tijdens de uitoefening van zijn dienst verricht » vervangen door de woorden « wegens het door dit personeelslid uitgeoefend ambt";2° het vijfde lid wordt vervangen als volgt : « Het personeelslid bedoeld in artikel 1 wordt geacht zich te bevinden op de plaats waar hij zijn ambt uitoefent wanneer hij : 1° bij gelegenheid een opdracht in het buitenland volbrengt in het kader van zijn ambt;2° een activiteit uitoefent als vakbondsafgevaardigde of vertegenwoordiger van het personeel, zelfs buiten het Belgisch grondgebied, waarvoor hij verlof of een dienstvrijstelling kreeg;3° deelneemt aan de werkzaamheden van de onderhandelings- of overlegorganen terwijl hij : a) krachtens de arbeidsregeling die hem is opgelegd niet verplicht is te werken;b) vooraf vakantieverlof heeft gekregen;c) niet verplicht is te werken omdat hij zijn ambt uitoefent met verminderde prestaties, om welke reden ook, behalve voor verminderde prestaties wegens ziekte;4° uitdrukkelijk vergunning krijgt om deel te nemen aan beroepsvormingsactiviteiten, zelfs indien het niet verplicht is te werken krachtens de arbeidsregeling die hem is opgelegd;5° deelneemt aan activiteiten voor vakbondsopleiding waarvoor hij verlof of een dienstvrijstelling heeft gekregen;6° deelneemt aan een vergelijkend examen, een selectie, een examen, een competentiemeting of ieder andere proef, voor zover die deelname is vastgelegd in de bepalingen die op hem van toepassing zijn, terwijl hij krachtens de arbeidsregeling die hem is opgelegd niet verplicht is te werken of met verlof is of een dienstvrijstelling kreeg.»; 3° het zesde lid wordt vervangen als volgt : « Onder beroepsziekten worden verstaan de ziekten die als zodanig zijn aangemerkt ter uitvoering van de artikelen 30 en 30bis van de wetten betreffende de preventie van beroepsziekten en de vergoeding van de schade die uit die ziekten voortvloeit, gecoördineerd op 3 juni 1970. ».

Art. 5.In artikel 3 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 13 juli 1973 en gewijzigd bij de wetten van 20 mei 1997 en 19 oktober 1998 worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid, 1°, wordt aangevuld als volgt : « c) een bijslag wegens verergering van de blijvende arbeidsongeschiktheid na de herzieningstermijn;"; 2° het eerste lid, 2°, wordt aangevuld als volgt : « c) een overlijdensbijslag na de herzieningstermijn;" : 3° het eerste lid, 3°, wordt vervangen als volgt : « 3° hebben het slachtoffer, de echtgenoot, de kinderen en de ouders recht op schadeloosstelling voor de verplaatsings- en overnachtingskosten die het gevolg zijn van het ongeval of de beroepsziekte;".

Art. 6.In artikel 3bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 13 juli 1973 en gewijzigd bij de wetten van 20 mei 1997 en 19 oktober 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de tweede volzin van het tweede lid wordt vervangen als volgt : « Voor de zwangere werkneemster wordt de toepassing van de bepalingen die in geval van tijdelijke volledige ongeschiktheid bepaald zijn, beperkt tot de periode tussen het begin van de zwangerschap en het begin van de zes weken die aan de vermoedelijke datum van de bevalling voorafgaan of van de acht weken wanneer een meerlinggeboorte is voorzien.»; 2° het artikel wordt aangevuld met het volgende lid : « De vergoeding voor tijdelijke ongeschiktheid wordt op dezelfde tijdstippen betaald als de gewone wedde of het gewone loon.».

Art. 7.In artikel 4 van dezelfde wet, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, tweede lid, vervangen bij de wet van 19 oktober 1998 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 20 juli 2000 en de wet van 24 december 2002, wordt het cijfer "21.047,40 EUR" vervangen door het cijfer "24.332,08 euro"; 2° in de Franse tekst van § 2, eerste lid, ingevoegd bij de wet van 19 oktober 1998 worden de woorden "rémunération additionnelle" vervangen door de woorden "indemnité additionnelle";3° in § 3, ingevoegd bij het koninklijk besluit nr.419 van 16 juli 1986 en vernummerd bij de wet van 19 oktober 1998, wordt het woord "invaliditeiten" vervangen door het woord "arbeidsongeschiktheden".

Art. 8.Artikel 5 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 19 oktober 1998, wordt vervangen als volgt : «

Art. 5.Onverminderd de bepalingen van de artikelen 6 en 7, kunnen de in artikel 3, eerste lid, 1°, b, bedoelde rente en de in artikel 3, eerste lid, 1°, c, bedoelde bijslag wegens verergering van de blijvende ongeschiktheid worden gecumuleerd met de bezoldiging en met het rustpensioen, toegekend krachtens de wets- en reglementsbepalingen eigen aan de overheidsdiensten. ».

Art. 9.Artikel 6, § 1, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 19 oktober 1998, wordt vervangen als volgt : « § 1. Zolang het slachtoffer de uitoefening van ambten behoudt, mogen de rente bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1°, b, en de bijslag bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1°, c, niet hoger liggen dan 25 % van de bezoldiging op grond waarvan de rente werd vastgesteld. ».

Art. 10.Artikel 7 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 19 oktober 1998, wordt vervangen als volgt : « Art.7. § 1. Indien het slachtoffer zijn ambt neerlegt en een in artikel 5 bedoeld rustpensioen verkrijgt, kunnen de in artikel 3, eerste lid, 1°, b, bedoelde rente en de in artikel 3, eerste lid, 1°, c, bedoelde bijslag wegens verergering van de blijvende arbeidsongeschiktheid met het pensioen slechts worden gecumuleerd tot 100 % van de laatste bezoldiging, nadat deze in voorkomend geval is aangepast volgens de voor rust- en overlevingspensioenen geldende regelen.

Dat maximum kan tot méér dan 100 %, echter niet tot méér dan 150 %, worden opgevoerd voor slachtoffers wier toestand volstrekt de geregelde hulp van een ander persoon vergt.

De rente of de bijslag wegens verergering worden in voorkomend geval tot het passend bedrag verminderd. § 2. Het slachtoffer dat zijn ambt neerlegt zonder recht op een in artikel 5 bedoeld rustpensioen te hebben, geniet de totale rente en de totale bijslag wegens verergering. ».

Art. 11.In artikel 9 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 13 juli 1973 en gewijzigd bij de wetten van 20 december 1995 en 19 oktober 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, 1°, vervalt het woord "wettige";2° § 1, 2°, wordt vervangen als volgt : "kinderen van de overlevende echtgenoot zijn, geboren of verwekt vóór het overlijden van het slachtoffer »;3° § 1, 3°, wordt opgeheven;4° § 3, eerste lid, wordt vervangen als volgt : « § 3.De rente die met toepassing van § 1 wordt toegekend aan de kinderen van de overlevende echtgenoot wordt verminderd met het bedrag van de rente die aan voornoemde kinderen wegens een ander dodelijk arbeidsongeval of een andere beroepsziekte werd toegekend. »; 5° § 7 wordt opgeheven.

Art. 12.In dezelfde wet wordt een artikel 10bis ingevoegd, luidende : «

Artikel 10bis.Zo de afstamming vastgesteld wordt na het overlijden van het slachtoffer en indien deze afstamming invloed heeft op de rechten van de andere rechthebbenden, heeft ze pas uitwerking voor de toepassing van de artikelen 8 tot 10 vanaf de dag waarop de in kracht van gewijsde gegane beslissing die de afstamming vaststelt, wordt betekend aan de overheid die zich, overeenkomstig artikel 16, belast met de renten.

Indien de rechten van andere rechthebbenden door een beslissing van de overheid of een gerechtelijke beslissing werden vastgesteld, wordt de wijziging van deze rechten door een nieuwe beslissing van de overheid of door een nieuwe gerechtelijke beslissing vastgelegd. ».

Art. 13.Artikel 11 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 19 oktober 1998, wordt vervangen als volgt : «

Art. 11.De krachtens deze wet toegekende renten van overlevende echtgenoot, en van wees en de overlijdensbijslag kunnen gecumuleerd worden met de weduwen- en wezenpensioenen, toegekend krachtens de wets- en reglementsbepalingen eigen aan de overheidsdiensten. ».

Art. 14.Artikel 13 van dezelfde wet, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 16 mei 1977 en 28 juni 1990, bij de wet van 30 maart 1994, bij het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 en bij de wet 19 oktober 1998, wordt vervangen als volgt : «

Art. 13.De in artikel 3, eerste lid, bedoelde renten, de in artikel 4, § 2, bijkomende vergoedingen, de verergerings- en overlijdensbijslagen worden vermeerderd of verminderd overeenkomstig de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld. De Koning bepaalt hoe zij aan de spilindex 138,01 worden gekoppeld.

Het eerste lid is evenwel niet van toepassing op de renten wanneer de blijvende arbeidsongeschiktheid geen 16 % bereikt. ».

Art. 15.In artikel 14, § 1, van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 13 juli 1973, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het punt 1° wordt vervangen als volgt : « 1° tegen de personeelsleden en de gemachtigden van de in artikel 1 bedoelde rechtspersonen of instellingen die het arbeidsongeval of de beroepsziekte opzettelijk hebben veroorzaakt;»; 2° het punt 3° wordt vervangen als volgt : « 3° tegen de personen, behalve de in artikel 1 bedoelde rechtspersonen of instellingen alsmede hun gemachtigden en de leden van hun personeel, die voor het ongeval aansprakelijk zijn;»; 3° het punt 4° wordt vervangen als volgt : « 4° tegen de in artikel 1 bedoelde rechtspersonen of instellingen tot wier personeel het slachtoffer behoort of tegen hun gemachtigden of de andere leden van dat personeel wanneer het ongeval zich op de weg naar en van het werk heeft voorgedaan;»; 4° § 1 wordt aangevuld als volgt : « 5° tegen de in artikel 1 bedoelde rechtspersonen of instellingen die de wettelijke en reglementaire bepalingen betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk zwaarwichtig hebben overtreden en die daardoor de personeelsleden aan het risico van arbeidsongevallen of van beroepsziekte hebben blootgesteld, terwijl de ambtenaren die zijn aangewezen om toezicht te houden op de naleving van die bepalingen, in toepassing van artikel 3 van de wet van 16 november 1972 betreffende de arbeidsinspectie hun schriftelijk : a) hebben gewezen op het gevaar waaraan zij de personeelsleden blootstellen;b) hebben meegedeeld welke overtredingen werden vastgesteld;c) passende maatregelen hebben voorgeschreven;d) hebben meegedeeld dat indien zij nalaten de onder c) bedoelde maatregelen te treffen, het slachtoffer of zijn rechthebbenden, bij gebeurlijk ongeval of beroepsziekte, over de mogelijkheid beschikt een burgerlijke aansprakelijkheidsvordering in te stellen.De burgerlijke aansprakelijkheidsvordering kan niet worden ingesteld tegen de rechtspersoon of de instelling die bewijst dat het ongeval of de beroepsziekte mede is toe te schrijven aan de niet naleving door het personeelslid, slachtoffer van het arbeidsongeval of van de beroepsziekte, van de veiligheidsinstructies die de rechtspersoon of de instelling hem vooraf heeft meegedeeld, terwijl de nodige veiligheidsmiddelen hem ter beschikking werden gesteld; 6° tegen de in artikel 1 bedoelde rechtspersonen of instellingen en de leden van hun personeel wanneer het ongeval een verkeersongeval is. Onder verkeersongeval wordt verstaan ieder ongeval in het wegverkeer, waarbij één of meer al dan niet gemotoriseerde voertuigen zijn betrokken en dat verband houdt met het verkeer op de openbare weg. ».

Art. 16.In artikel 15 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 19 oktober 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, worden de woorden "De renten en andere vergoedingen" vervangen door de woorden "De renten, bijslagen en andere vergoedingen";2° in het tweede lid, worden de woorden "Geen rente of vergoeding" vervangen door de woorden "Geen rente, bijslag of vergoeding".

Art. 17.Artikel 16 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 20 december 1995 en gewijzigd bij de wet van 22 december 2003, wordt vervangen als volgt : «

Art. 16.De renten, bijslagen en vergoedingen toegekend aan de personeelsleden van de besturen, diensten of instellingen vermeld in artikel 1, 1°, 3° tot 7° en 10°, alsook aan de in artikel 1bis, 1° en 2°, bedoelde personen vallen ten laste van de Schatkist. Dit geldt eveneens voor de procedurekosten, behalve wanneer het gaat om een tergende en roekeloze eis.

De rechtspersonen vermeld in artikel 1, 2°, 8° en 9°, de korpsen van de lokale politie vermeld in artikel 1, 11°, alsook de instellingen vermeld in artikel 1bis, 3°, dragen de last van de renten, bijslagen en vergoedingen, toegekend aan hun personeelsleden met toepassing van deze wet. Dit geldt eveneens voor de procedurekosten, behalve wanneer het gaat om een tergende en roekeloze eis. De Koning legt daartoe, indien nodig, de verplichting op een verzekering aan te gaan. In dat geval kunnen zowel het slachtoffer als de herverzekeraar geen rechtsvordering tegen elkaar instellen. ».

Art. 18.In artikel 18 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 19 oktober 1998, worden de woorden "verschuldigde renten" vervangen door de woorden "verschuldigde renten en bijslagen".

Art. 19.Artikel 19 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 19 oktober 1998, wordt aangevuld met de volgende leden : « Behalve wanneer zij slechts op de betaling van de rente, van de bijslag wegens verergering of van de overlijdensbijslag slaat, wordt de rechtsvordering, ingeleid door het personeelslid van de besturen, diensten of instellingen vermeld in artikel 1 3° tot 7° uitsluitend gericht tegen de Gemeenschap, het Gewest of het College waarvan het afhangt.

Deze bepaling sluit het betrekken van de Staat in de zaak uit, bij wege van een gedwongen tussenkomst als bedoeld in artikel 813, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek, maar tast het recht van de Staat niet aan om in een lopende procedure tussen te komen. ».

Art. 20.Artikel 20, eerste lid, van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 20 mei 1997, wordt aangevuld als volgt : « Vorderingen tot betaling van de bijslagen wegens verergering van de blijvende arbeidsongeschiktheid en van de overlijdensbijslagen verjaren na drie jaar vanaf de eerste dag volgend op de betalingsperiode waarop zij betrekking hebben, voor zover de verjaringstermijn van een eventuele hoofdvordering tot betaling van de op deze periode betrekking hebbende vergoedingen niet is verstreken. ».

Art. 21.In artikel 20bis van dezelfde wet, vervangen bij het koninklijk besluit nr. 280 van 30 maart 1984, worden de woorden "De renten en de kapitalen" vervangen door de woorden "De renten, de bijslagen en de kapitalen".

Art. 22.Artikel 20quater van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 20 december 1995 en vernummerd tot artikel 2 ter bij de wet van 19 oktober 1998, wordt hersteld in de volgende lezing : «

Art. 20quater.Wanneer de instantie die bevoegd is voor het vaststellen van de datum van consolidatie van de lichamelijke letsels ingevolge een arbeidsongeval die datum met terugwerkende kracht vaststelt, mag die terugwerkende kracht het slachtoffer niet benadelen, noch verplichtingen met zich meebrengen ten laste van het slachtoffer. ».

Art. 23.Artikel 20sexies, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 22 maart 1999, wordt aangevuld met het volgende lid : « De elektronische uitwisseling van sociale gegevens met betrekking tot de arbeidsongevallen en met het oog op de toepassing van de sociale zekerheid gebeurt overeenkomstig de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid, door tussenkomst van het Fonds voor Arbeidsongevallen als beheersinstelling van een secundair netwerk. ».

Art. 24.In dezelfde wet wordt een hoofdstuk IVbis ingevoegd dat de artikelen 20septies tot 20novies omvat, luidende : « Hoofdstuk IVbis. Toezicht

Art. 20septies.De sociaal inspecteurs, de sociaal controleurs en de geneesheren van het Fonds voor arbeidsongevallen, bedoeld in artikel 87 van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, houden toezicht op de naleving van deze wet alsook van haar uitvoeringsbesluiten en -reglementen.

Zij oefenen dit toezicht uit overeenkomstig de bepalingen van de wet van 16 november 1972 betreffende de arbeidsinspectie.

Art. 20octies.Wanneer de overheid die door de Koning werd aangeduid voor de aangiften van ongevallen weigert om het ongeval als een arbeidsongeval te erkennen, informeert zij daarover tegelijkertijd het Fonds voor arbeidsongevallen en het slachtoffer of zijn rechthebbenden.

Het Fonds voor arbeidsongevallen kan een onderzoek naar de oorzaken en omstandigheden van het ongeval uitvoeren; in voorkomend geval kan een proces-verbaal worden opgesteld.

Een kopie van het proces-verbaal wordt naar de dienst en naar het slachtoffer of zijn rechthebbenden gestuurd, en in de gevallen bedoeld in artikel 2bis, naar de verzekeringsinstelling waarbij het slachtoffer aangesloten of ingeschreven is overeenkomstig de wetgeving op de verplichte verzekering tegen ziekte en invaliditeit.

Art. 20novies.Als er een geschil betreffende de erkenning van het arbeidsongeval blijft tussen de overheid en de sociaal inspecteurs en sociaal controleurs, bedoeld in artikel 20septies, bezorgen zij de overheid, bij aangetekende brief, hun gemotiveerd advies. Dat advies wordt door de overheid neergelegd bij de griffie van de bevoegde rechtbank wanneer bij deze een betwisting betreffende de erkenning van het arbeidsongeval aanhangig wordt gemaakt. ». HOOFDSTUK III. - Wijziging aan de arbeidsongevallen wet van 10 april 1971

Art. 25.In artikel 58, § 1, 9°, van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, vervangen door de wet van 10 augustus 2001, worden de woorden "de verrichtingen van de verzekeringsondernemingen in verband met de wet van 3 juli 1967 houdende de preventie en de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor de beroepsziekten in de overheidssector" vervangen door de woorden "de wet van 3 juli 1967 betreffende de preventie van of de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor de beroepsziekten in de overheidssector, met inbegrip van de verrichtingen van de verzekeringsondernemingen in verband met deze wet". HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen

Art. 26.Voor elke verergering na de herzieningstermijn en vóór de inwerkingtreding van deze wet, is de verergeringsbijslag verschuldigd ten vroegste vanaf 1 januari 2006.

De in artikel 5 bedoelde overlijdensbijslag is verschuldigd voor elk overlijden dat gebeurd is na 31 december 2005.

Art. 27.Artikel 7, 1°, is van toepassing op de renten die verschuldigd zijn vanaf 1 januari 2005.

Art. 28.Deze wet treedt in werking de eerste dag van de maand na die waarin zij is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad, met uitzondering van : 1° artikel 2, 1°, dat uitwerking heeft met ingang van 23 april 2003;2° artikel 2, 3°, dat uitwerking heeft met ingang van 1 maart 1996;3° artikel 6, 1°, dat uitwerking heeft met ingang van 1 juli 2004;4° artikel 7, 1°, dat uitwerking heeft met ingang van 1 januari 2005. Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 17 mei 2007.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Ambtenarenzaken, C. DUPONT De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justite, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota's (1) Stukken van de Kamer van volksvertegenwoordigers : 51-2917-2006/2007 Nr.1 : Wetsontwerp. Nr. 2 : Amendementen. Nr. 3 : Verslag namens de commissie. Nr. 4 : Tekst aangenomen door de commissie. Nr. 5 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat.

Integraal verslag : 29 maart 2007.

Stukken van de Senaat : 3-2361-2006/2007 Nr. 1 : Ontwerp geëvoceerd door de Senaat. - Nr. 2 : Verslag namens de commissie. Nr. 3 : Beslissing om niet te amenderen. - Handelingen van de Senaat : 19 april 2007.

^