Etaamb.openjustice.be
Wet van 17 november 1998
gepubliceerd op 11 december 1998

Wet houdende integratie van de zeevaartpolitie, de luchtvaartpolitie en de spoorwegpolitie in de rijkswacht

bron
ministerie van binnenlandse zaken
numac
1998000733
pub.
11/12/1998
prom.
17/11/1998
ELI
eli/wet/1998/11/17/1998000733/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

17 NOVEMBER 1998. - Wet houdende integratie van de zeevaartpolitie, de luchtvaartpolitie en de spoorwegpolitie in de rijkswacht


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet. HOOFDSTUK I. - Wijzigingen van de wet van 2 december 1957 op de rijkswacht

Art. 2.In artikel 11 van de wet van 2 december 1957 op de rijkswacht, gewijzigd bij de wetten van 18 juli 1991, 9 december 1994 en 20 december 1995, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1 wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 1.De rijkswacht omvat een operationeel korps en een administratief en logistiek korps.

Zij omvat eveneens een categorie bijzonder politiepersoneel. »; 2° § 2 wordt aangevuld als volgt : « Het operationeel korps omvat een personeelscategorie met bijzondere politiebevoegdheid.Ze is samengesteld uit de personeelsleden van de zeevaartpolitie, de luchtvaartpolitie en de spoorwegpolitie die op hun vraag en in een gelijkwaardige graad worden overgeplaatst naar dit korps. Deze personeelsleden worden, respectievelijk, belast met de opdrachten bedoeld in de artikelen 16bis, 16ter en 16quater, van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt.

De Koning bepaalt de nadere regels van de overplaatsing. Hij kan bijzondere voorwaarden bepalen waaronder de bedoelde personeelsleden kunnen bevorderen in de graad.

De politieambtenaren van de bijzondere politiediensten die overgaan naar het operationeel korps van de rijkswacht en die voor de overplaatsing de hoedanigheid hadden van officier van bestuurlijke politie, van officier van gerechtelijke politie of van officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings, behouden die hoedanigheid.

De Koning bepaalt eveneens, op voordracht van de Minister die bevoegd is voor de pensioenen, de nadere regels voor de tenlasteneming van de pensioenuitgaven die voortvloeien uit de in het tweede lid bedoelde overplaatsing. Vanaf de datum van hun overplaatsing naar het operationeel korps worden, voor de toepassing van de bepalingen inzake pensioenen, de diensten gepresteerd bij de bijzondere politiedienst beschouwd als bij de rijkswacht gepresteerde diensten.

De in het tweede lid bedoelde personeelsleden kunnen op hun verzoek overgaan naar de personeelscategorie met algemene politiebevoegdheid onder de voorwaarden bepaald door de Koning. »; 3° het artikel wordt aangevuld met de volgende paragraaf : « § 4.De categorie bijzonder politiepersoneel omvat de personeelsleden van de zeevaartpolitie en van de luchtvaartpolitie die worden overgeplaatst naar de rijkswacht. Zij worden belast met de opdrachten bedoeld in de artikelen 16bis en 16ter van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt.

De Koning bepaalt hun aantal en de nadere regels van de overplaatsing, zonder dat Hij daarbij een leeftijdsgrens mag invoeren.

De in het eerste lid bedoelde personeelsleden blijven onder de statutaire wetten en reglementen vallen die van toepassing zijn op het personeel van de zeevaartpolitie en van de luchtvaartpolitie op het door de Koning te bepalen tijdstip, met inachtneming van de beperkingen bepaald bij artikel 12bis. De bevoegdheden die deze wetten en reglementen toekennen aan de Minister die de betrokken politiedienst onder zijn bevoegdheid heeft, aan de personeelsleden van die politiedienst en, in voorkomend geval, aan andere overheden, worden uitgeoefend door de Minister van Binnenlandse Zaken of de door hem aangewezen rijkswachtoverheid. De wijzigingen die in die wetten en reglementen op algemene wijze worden aangebracht, zijn op deze personeelsleden toepasselijk. De wijzigingen die enkel betrekking hebben op een bijzondere personeelscategorie zijn op hen enkel toepasselijk indien dit uitdrukkelijk is bepaald. De Minister van Binnenlandse Zaken en de Minister van Vervoer lichten elkaar in over de voorontwerpen tot wijziging van voormelde teksten.

De wetten en reglementen die inzake de pensioenen van toepassing zijn op het personeel van de zeevaartpolitie en van de luchtvaartpolitie blijven van toepassing op de in het eerste lid bedoelde personeelsleden, met inbegrip van de wijzigingen die deze bepalingen na de in hetzelfde lid bedoelde overplaatsing ondergaan.

De in het eerste lid bedoelde personeelsleden kunnen op hun verzoek worden overgeplaatst naar de personeelscategorie met bijzondere bevoegdheid of deze met algemene bevoegdheid van het operationeel korps van de rijkswacht onder de voorwaarden bepaald door de Koning.

Vanaf de datum van deze overplaatsing is het derde lid niet meer van toepassing, maar de diensten die deze personeelsleden hebben gepresteerd bij de zeevaartpolitie en bij de luchtvaartpolitie worden, voor de toepassing van de bepalingen inzake de pensioenen, beschouwd als diensten bij de rijkswacht gepresteerd.

De Koning bepaalt, op voordracht van de Minister die bevoegd is voor de pensioenen, de nadere regels voor de tenlasteneming van de pensioenuitgaven die voortvloeien uit de in het eerste lid bedoelde overplaatsing. ».

Art. 3.Een artikel 11bis, luidend als volgt, wordt in dezelfde wet ingevoegd : «

Art. 11bis.Ongeacht hun statuut wordt het gezag van een personeelslid over een ander personeelslid uitgeoefend wegens het uitgeoefende ambt, de toegekende functie, de graad of de anciënniteit, binnen de perken van die functie en van de machtiging die het ontleent aan de wettelijke, contractuele of reglementaire bepalingen of aan permanente of tijdelijke orders. ».

Art. 4.Een artikel 12bis, luidend als volgt, wordt in dezelfde wet ingevoegd : «

Art. 12bis.Ongeacht hun statuut gelden voor alle leden van de categorie bijzonder politiepersoneel de volgende voorschriften : 1° de bepalingen vervat in de artikelen 24/9, 24/11 en 24/41 van de wet van 27 december 1973 betreffende het statuut van het personeel van het operationeel korps van de rijkswacht, zijn op hen van toepassing;2° de bepalingen betreffende de mobiliteit zoals voorzien in hun oorspronkelijk statuut, zijn niet op hen van toepassing.».

Art. 5.In artikel 13, § 1, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 18 juli 1991, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden « 14 600 personeelsleden » vervangen door de woorden « 14 773 personeelsleden »;2° tussen het tweede en het derde lid wordt het volgende lid ingevoegd : « De getalsterkte van de categorie bijzonder politiepersoneel omvat ten hoogste 222 personeelsleden.De maximale getalsterkte van de categorie bijzonder politiepersoneel wordt verminderd met het aantal personeelsleden dat deze categorie op enigerlei wijze verlaat alsmede met het verschil tussen het door de Koning, overeenkomstig artikel 11, § 4, tweede lid, vastgestelde aantal, en het reële aantal naar de rijkswacht overgeplaatste personeelsleden. De maximale getalsterkte van het operationeel korps wordt in dezelfde verhouding vermeerderd. ». HOOFDSTUK II. - Wijzigingen van de wet van 27 december 1973 betreffende het statuut van het personeel van het operationeel korps van de rijkswacht

Art. 6.In artikel 18, § 4, van de wet van 27 december 1973 betreffende het statuut van het operationeel korps van de rijkswacht wordt het woord « algemene » geschrapt.

Art. 7.Artikel 24/1, § 1, van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 24/1.§ 1. In afwijking van artikel 11bis van de wet van 2 december 1957 op de rijkswacht, heeft een personeelslid, wat het behoud van de algemene tucht betreft, gezag over een ander personeelslid wanneer het met een hogere graad is bekleed of wanneer het meer anciënniteit heeft in dezelfde graad. ». HOOFDSTUK III. - Wijzigingen van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt

Art. 8.In artikel 2 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden « , die algemene politiediensten zijn » geschrapt;2° in het tweede lid worden de woorden « , de zeevaartpolitie » geschrapt;3° in het tweede lid worden de woorden « en de luchtvaartpolitie » geschrapt;4° in het tweede lid worden de woorden « de spoorwegpolitie » geschrapt;5° het tweede lid wordt opgeheven.

Art. 9.Artikel 10, § 4, van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 4. De uitvoering van opdrachten van politie der luchtwegen, die een weerslag hebben op het beheer of de exploitatie van de luchthavens, maakt het voorwerp uit van een overleg georganiseerd op verzoek van de bevoegde overheden. De naar aanleiding van dit overleg aangegane verbintenissen worden opgenomen in een protocolakkoord.

De uitvoering van opdrachten van politie der spoorwegen, die een weerslag hebben op het beheer of de exploitatie van de spoorwegen, maakt het voorwerp uit van een overleg georganiseerd op verzoek van de bevoegde overheden. De naar aanleiding van dit overleg aangegane verbintenissen worden opgenomen in een protocolakkoord.

De uitvoering van opdrachten van politie der zeevaart en van politie der scheepvaart, die een weerslag hebben op het beheer of de exploitatie van de havens, maakt het voorwerp uit van een overleg georganiseerd op verzoek van de bevoegde overheden. De naar aanleiding van dit overleg aangegane verbintenissen worden opgenomen in een protocolakkoord. ».

Art. 10.Een artikel 16bis, luidend als volgt, wordt in dezelfde wet ingevoegd : «

Art. 16bis.De rijkswacht is belast met de uitoefening van de opdrachten inzake politie der zeevaart en politie der scheepvaart, zonder afbreuk te doen aan door de wet aan bepaalde agenten van de bevoegde openbare besturen toegekende politiebevoegdheden. ».

Art. 11.Een artikel 16ter, luidend als volgt, wordt in dezelfde wet ingevoegd : «

Art. 16ter.De rijkswacht is belast met de uitoefening van de opdrachten inzake politie der luchtwegen, zonder afbreuk te doen aan door de wet aan bepaalde agenten van de bevoegde openbare besturen toegekende politiebevoegdheden. ».

Art. 12.Een artikel 16quater, luidend als volgt, wordt in dezelfde wet ingevoegd : «

Art. 16quater.De rijkswacht is belast met de uitoefening van de opdrachten inzake politie der spoorwegen. ».

Art. 13.In artikel 17, eerste lid, van dezelfde wet worden de woorden « , de gemeentepolitie en de bijzondere politiediensten die op de getroffen plaats bevoegd zijn, » vervangen door de woorden « en de gemeentepolitie ».

Art. 14.In artikel 21, eerste lid, van dezelfde wet worden de woorden « , de gemeentepolitie en de zeevaartpolitie » vervangen door de woorden « en de gemeentepolitie ».

Art. 15.In artikel 27, eerste lid, van dezelfde wet worden de woorden « , van de gemeentepolitie en van de bijzondere politiediensten » vervangen door de woorden « en van de gemeentepolitie ».

Art. 16.Artikel 28, § 4, van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling : « Om de veiligheid van het internationaal vervoer te verzekeren, kunnen de bestuurlijke overheden, binnen de perken van hun bevoegdheden, veiligheidsfouilleringen voorschrijven, uit te voeren in de omstandigheden en volgens de nadere regels die zij bepalen. ».

Art. 17.Artikel 43, tweede lid, van dezelfde wet wordt opgeheven. HOOFDSTUK IV. - Wijziging van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel

Art. 18.In artikel 28 van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel, ingevoegd bij de wet van 22 juli 1993, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° tussen de woorden « toepasselijk verklaart » en « , op de burgerlijke leden van het vaste, stagedoende of tijdelijk personeel, » worden de woorden « op de personeelsleden van de categorie bijzonder politiepersoneel van de rijkswacht, » ingevoegd;2° tussen de woorden « ressorteren » en « de burgerlijke leden van dit korps en dit hulppersoneel » worden de woorden « leden van deze categorie, » ingevoegd. HOOFDSTUK V. - Wijziging van de wet van 10 april 1990 op de bewakingsondernemingen, de beveiligingsondernemingen en de interne bewakingsdiensten

Art. 19.In de wet van 10 april 1990 op de bewakingsondernemingen, de beveiligingsondernemingen en de interne bewakingsdiensten, gewijzigd bij de wetten van 19 juli 1991 en 18 juli 1997, wordt een artikel 21bis ingevoegd, luidend als volgt : « De in de artikelen 5, eerste lid, 6°, en 6, eerste lid, 6°, gestelde voorwaarden zijn niet van toepassing op de vroegere personeelsleden van de bijzondere politiediensten. ». HOOFDSTUK VI. - Overgangs- en slotbepalingen

Art. 20.Maximum 158 personeelsleden van de spoorwegpolitie worden, op hun vraag met het oog op hun latere overplaatsing naar het operationeel korps van de rijkswacht, door de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen ter beschikking van de rijkswacht gesteld voor een periode van drie maanden voor de datum van hun overplaatsing.

Gedurende die terbeschikkingstelling behouden deze personeelsleden hun oorspronkelijke rechtstoestand. Zij worden belast met de uitoefening van de opdrachten bepaald bij artikel 16quater van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt. Voor de uitoefening van hun opdrachten ressorteren zij onder het functioneel gezag van de rijkswachtoverheden.

Tijdens deze terbeschikkingstelling zijn de artikelen 24/9, 24/11 en 24/41 van de wet van 27 december 1973 betreffende het statuut van het personeel van het operationeel korps van de rijkswacht op hen toepasselijk.

Op het einde van de terbeschikkingstelling kan het personeelslid van de spoorwegpolitie worden overgeplaatst naar het operationeel korps van de rijkswacht, personeelscategorie met bijzondere politiebevoegdheid, onder de voorwaarden bedoeld in artikel 11, § 2, van de wet van 2 december 1957 op de rijkswacht.

De Koning kan, bij in Ministerraad overlegd besluit, het in het eerste lid vermelde aantal verhogen. De maximale getalsterkte van het operationeel korps wordt in dezelfde verhouding vermeerderd.

Art. 21.De Koning kan, bij in Ministerraad overlegd besluit, het aantal vermeld in artikel 5, 2° verhogen.

Art. 22.De Koning bepaalt, bij in Ministerraad overlegde besluiten, de datum van inwerkingtreding van de bepalingen van deze wet.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met `s Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 17 november 1998.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, L. VAN DEN BOSSCHE De Minister van Vervoer, M. DAERDEN De Minister van Ambtenarenzaken, A. FLAHAUT De Minister van Justitie, T. VAN PARYS Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, T. VAN PARYS _______ Nota (1) Zitting 1997-1998 : Kamer van volksvertegenwoordigers Parlementaire stukken.- Wetsontwerp, nr. 1618/1. - Amende-menten, nrs. 1618/2 en 3. - Verslag, nr. 1618/4. - Tekst aangenomen door de commissie, nr. 1618/5. - Amendementen, nrs. 1618/6 en 7. - Aanvullend verslag, nr. 1618/8. - Tekst aangenomen door de commissie, nr. 1618/9. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat, nr. 1618/10.

Parlementaire Handelingen : 21 en 22 oktober 1998.

Senaat Parlementaire stukken. - Ontwerp overgezonden door de Kamer van volksvertegenwoordigers, nr. 1-1126/1. - Ontwerp niet geëvoceerd door de Senaat, nr. 1-1126/2. - Beslissingen van de parlementaire overlegcommissie, nr. 1-82/34.

^