Etaamb.openjustice.be
Wet van 17 september 2005
gepubliceerd op 25 juli 2007

Wet houdende instemming met het samenwerkingsakkoord van 30 april 2004 tussen de Federale Staat, de Gewesten en de Gemeenschappen betreffende de actieve begeleiding en opvolging van werklozen

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2006012616
pub.
25/07/2007
prom.
17/09/2005
ELI
eli/wet/2005/09/17/2006012616/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

17 SEPTEMBER 2005. - Wet houdende instemming met het samenwerkingsakkoord van 30 april 2004 tussen de Federale Staat, de Gewesten en de Gemeenschappen betreffende de actieve begeleiding en opvolging van werklozen


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : Onze Minister van Werk is ermee belast het ontwerp van wet, waarvan de tekst hierna volgt, in Onze Naam aan de Wetgevende Kamers voor te leggen :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2.Instemming wordt betuigd met het samenwerkingsakkoord van 30 april 2004 tussen de Federale Staat, de Gewesten en de Gemeenschappen betreffende de actieve begeleiding en opvolging van werklozen.

Art. 3.Artikel 7, § 1, derde lid, u, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, toegevoegd bij de programmawet van 9 juli 2004, wordt aangevuld als volgt : «, en van de actieve begeleiding en opvolging van werklozen, zoals bedoeld in het samenwerkingsakkoord van 30 april 2004 tussen de Federale Staat, de Gewesten en de Gemeenschappen betreffende de actieve begeleiding en opvolging van werklozen. »

Art. 4.Artikel 255 van de programmawet van 9 juli 2004 wordt aangevuld als volgt : «, en van de actieve begeleiding en opvolging van werklozen, zoals bedoeld in het samenwerkingsakkoord van 30 april 2004 tussen de Federale Staat, de Gewesten en de Gemeenschappen betreffende de actieve begeleiding en opvolging van werklozen. » Gegeven te Brussel, 17 september 2005.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE

Samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, de Gewesten en de gemeenschappen betreffende de actieve begeleiding en opvolging van werklozen Gelet op de artikelen 1, 39, 127 tot 130 en 134 van de Grondwet;

Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op de artikelen 4, 6 en 92bis, § 1, gewijzigd bij de wet van 8 augustus 1988;

Gelet op de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap, inzonderheid op artikel 55bis, ingevoegd bij de wet van 18 juli 1990;

Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, inzonderheid op artikel 42;

Gelet op het samenwerkingsakkoord van 31 augustus 2001 tussen de Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten betreffende het inschakelingsparcours van werkzoekenden naar de startbaanovereenkomst;

Overwegende dat dit samenwerkingsakkoord als doelstelling heeft de actieve begeleiding en opvolging van werklozen te versterken teneinde de werkloosheid te bestrijden, en inzonderheid de langdurige werkloosheid te voorkomen;

Overwegende dat de federale Staat, de Gewesten en de Gemeenschappen, elk op hun bevoegdheidsterrein, doch op een gecoördineerde wijze, zich inspannen om de rechten en plichtenbenadering van de werklozen te realiseren;

Overwegende dat de Gewesten en de Duitstalige Gemeenschap alles in het werk stellen om de werklozen in een vroeg stadium begeleiding aan te bieden zodanig dat op termijn voor alle werklozen een recht op een begeleiding ontstaat, gekoppeld aan de plicht om hier actief aan mee te werken;

Overwegende dat de Gewesten en de Gemeenschappen zich engageren om de trajecten efficiënt te organiseren zodanig dat de beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt en het vinden van werk wordt gemaximaliseerd;

Overwegende dat de federale Staat het recht op een werkloosheidsuitkering koppelt aan de plicht voor werklozen om actief te zoeken naar werk en mee te werken aan alle acties die hun arbeidsmarktpositie kunnen versterken;

Overwegende dat de federale Staat, de Gewesten en de Gemeenschappen, elk voor wat hun bevoegdheden betreft, dit samenwerkingsakkoord en de aanpak die erin ontwikkeld wordt beschouwen als een belangrijke stap vooruit in het actief beheer van de arbeidsmarkt en het werkloosheidsstelsel, De Federale Staat, vertegenwoordigd door de Minister van Werk en Pensioenen;

De Vlaamse Gemeenschap, vertegenwoordigd door haar Regering, in de persoon van de Minister-president van de Vlaamse Regering en de Minister vice-president van de Vlaamse regering en de Vlaams minister van Werkgelegenheid en Toerisme;

Het Waals Gewest, vertegenwoordigd door haar Regering, in de persoon van de Minister-President en van de Minister van Tewerkstelling en Vorming;

Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, vertegenwoordigd door haar Regering, in de persoon van de Minister-Voorzitter en van de Minister van Tewerkstelling, Economie, Energie en Huisvesting;

De Duitstalige Gemeenschap, vertegenwoordigd door haar Regering, in de persoon van de Minister-President, Minister van Werkgelegenheid, Gehandicaptenbeleid, Media en Sport De Franse Gemeenschapscommissie, vertegenwoordigd door haar College, in de persoon van de Minister-Voorzitter, bevoegd voor Onderwijs, Beroepsomscholing en Bijscholing, Leerlingenvervoer, Cohabitatie met de plaatselijke leefgemeenschappen, de Betrekkingen met de Franse Gemeenschap en het Waalse Gewest, alsook voor Internationale Betrekkingen;

Zijn het volgende overeengekomen : HOOFDSTUK 1. - Definities Afdeling 1. - Werkloze

Artikel 1.Onder werkloze wordt verstaan de werkloze die behoort tot de doelgroep zoals bepaald in artikel 6. Afdeling 2. - Begeleidingsactie

Artikel 2.Voor toepassing van dit samenwerkingsakkoord wordt onder begeleidingsactie verstaan de actie, uitgaande van de Gewesten of de Duitstalige Gemeenschap, waarbij een nieuwe start geboden wordt aan de werklozen door een individuele beroepskeuzebegeleiding, met het oog op effectieve integratie op de arbeidsmarkt. Afdeling 3. - Intensieve begeleidingsactie

Artikel 3.Voor toepassing van dit samenwerkingsakkoord wordt onder een intensieve begeleidingsactie verstaan, een begeleidingsactie door de bevoegde diensten van de Gewesten of de Duitstalige Gemeenschap die minstens 1 actie of contact per maand omvat.

Vanaf de maand volgend op de maand waarin er geen actie of contact plaatsvond, wordt de begeleidingsactie niet meer beschouwd als intensieve begeleidingsactie. Afdeling 4. - Intensieve opleidings-, werkervarings- of

inschakelingsactie

Artikel 4.Voor toepassing van dit samenwerkingsakkoord wordt onder intensieve opleidings, werkervarings- of inschakelingsactie verstaan, elke module die aangeboden wordt door de bevoegde diensten van de Gewesten of Gemeenschappen die een aanwezigheid van de werkloze overdag vereist van minimaal 3 dagen per week.

In afwijking van het eerste lid kan de intensieve opleidings-, werkervarings- of inschakelingsactie ook s avonds plaatsvinden op voorwaarde dat ze past in een begeleidingsactie zoals vermeld in artikel 2 en 3. Afdeling 5. - Opvolging van de werkloze

Artikel 5.Voor toepassing van dit samenwerkingsakkoord wordt onder opvolging van de werkloze verstaan het geheel van acties, ondernomen door de bevoegde dienst van de federale Staat, ten opzichte van de werkloze, waarbij de inzet van deze werkloze met het oog op de effectieve integratie op de arbeidsmarkt geëvalueerd wordt met als doel na te gaan of de werkloze nog steeds voldoet aan de voorwaarden voor het genot van werkloosheidsuitkeringen of wachtuitkeringen. HOOFDSTUK 2. - De doelgroep

Artikel 6.Behoren tot de doelgroep voor toepassing van dit samenwerkingsakkoord, de personen die cumulatief voldoen aan de volgende voorwaarden : 1° volledig werkloos zijn;2° verplicht ingeschreven zijn als werkzoekende overeenkomstig de werkloosheidsreglementering;3° een bepaalde werkloosheidsduur bereikt hebben, waarbij : a) de teller voor de berekening van de werkloosheidsduur terug op nul wordt gezet telkens wanneer de werkloze in een kalenderperiode van 15 maanden minstens 12 maanden voltijds werkt;b) als werkloosheidsduur wordt meegerekend, alle vergoede dagen van volledige werkloosheid, alsook, voor wat de jongeren betreft die zich inschrijven als werkzoekende na het einde van hun studies, alle dagen van inschrijving als werkzoekende die meetellen voor de wachttijd voor het bekomen van wachtuitkeringen;4° niet in hoge mate arbeidsongeschikt zijn, waaronder wordt verstaan de werkloze die op basis van een medisch onderzoek uitgevoerd door de geneesheer aangewezen door de bevoegde dienst van de federale Staat : a) erkend werd als hebbende een blijvende graad van fysieke arbeidsongeschiktheid van minstens 33 % b) erkend werd als hebbende een langdurige graad van fysieke arbeidsongeschiktheid van minstens 33 % voor een periode van minstens 2 jaar;

Artikel 7.§ 1. De implementatie van de begeleiding en opvolging van de werklozen, zal geleidelijk gebeuren, rekening houdend met de mogelijkheden van de Gewesten en Gemeenschappen inzake begeleiding en opleiding enerzijds, en rekening houdend anderzijds met de mogelijkheden van de federale Staat om vanuit de optiek van het recht op werkloosheidsuitkeringen het actief zoekgedrag van de werklozen op een individuele, objectieve en diepgaande manier te onderzoeken en te evalueren. § 2. Rekening houdend met de bepalingen in artikel 12 zal het plan als volgt worden opgestart : 1° In de eerste 12 maanden na de datum van inwerkingtreding van het samenwerkingsakkoord zal gestart worden met de werklozen van minder dan 30 jaar.2° In de 12 daaropvolgende maanden wordt het plan uitgebreid tot de werklozen van minder dan 40 jaar.3° In de 12 daaropvolgende maanden wordt het plan uitgebreid tot de werklozen van minder dan 50 jaar. § 3. In afwijking van het vorige lid is de bijlage 2 bij dit samenwerkingsakkoord van bij de inwerkingtreding van het samenwerkingsakkoord onmiddellijk van toepassing rekening houdend met de planning van operationalisering zoals vermeld in artikel 20. HOOFDSTUK 3. - Verbintenissen vanwege de Federale Staat Afdeling 1. - Informatie aan de Gewesten en Duitstalige Gemeenschap

betreffende de toepassing van de procedure inzake de toetsing van de actieve inzet van de werklozen.

Artikel 8.De federale Staat verbindt zich ertoe aan de bevoegde diensten van de Gewesten en Duitstalige Gemeenschap alle nodige gegevens te bezorgen betreffende de werklozen die door de bevoegde dienst van de federale Staat gecontacteerd worden in het kader van de toetsing van hun actieve inzet.

Het betreft inzonderheid de periodieke mededeling van : de identiteitsgegevens van de werklozen die door de bevoegde dienst van de federale Staat opgenomen werden in de doelgroep; alle contacten betreffende de procedure voor de toetsing van het actief zoekgedrag tussen de werkloze en de bevoegde dienst van de federale Staat zoals voorzien in de werkloosheidsreglementering en zoals nader gespecificeerd in hoofdstuk 5 en bijlage 2; de identificatiegegevens van de werklozen voor wie de teller van de werkloosheidsduur opnieuw op nul wordt gezet.

Het in artikel 23 bedoeld College van Leidende Ambtenaren zal een voorstel uitwerken met betrekking tot wat dient verstaan onder « periodieke mededeling ». Afdeling 2. - Informatie aan de Gewesten en Gemeenschappen betreffende

de uitstroom van de werklozen

Artikel 9.Onverminderd de toepassing van artikel 8 verbindt de federale Staat er zich toe de nodige gegevens betreffende de werklozen, voor zover deze beschikbaar zijn binnen het netwerk van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid, ter beschikking te stellen van de bevoegde diensten van de Gewesten en de Gemeenschappen.

Worden inzonderheid als nodige gegevens beschouwd, de gegevens betreffende de tewerkstelling van de werkloze.

Het in artikel 23 bedoeld College van Leidende Ambtenaren zal een voorstel uitwerken met betrekking tot deze gegevens. Afdeling 3. - Bijdrage in de financiering van de acties van de

Gewesten en Gemeenschappen

Artikel 10.De federale Staat verbindt zich tot een financiële tussenkomst ten behoeve van de bevoegde diensten van de Gemeenschappen en Gewesten in het kader van hun opdracht met betrekking tot de in artikel 2 en 3 bedoelde begeleidingsacties en de in artikel 4 bedoelde intensieve opleidings-, werkervarings- of inschakelingsacties voor werklozen.

Deze financiële tussenkomst is beperkt tot een jaarlijks globaal bedrag van 24.789.352 euro, dat in deelenveloppes over de in het eerste lid bedoelde diensten verdeeld wordt volgens de modaliteiten, vermeld in bijlage 1.

Voor de periode, gelegen tussen de datum van inwerkingtreding van dit samenwerkingsakkoord en 1 januari 2005, maakt de in het eerste lid bedoelde financiële tussenkomst deel uit van het bedrag dat jaarlijks door de federale Staat ter beschikking gesteld wordt van het inschakelingsparcours, zoals bedoeld in het samenwerkingsakkoord van 31 augustus 2001 tussen de Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten betreffende het inschakelingsparcours van werkzoekenden naar de startbaanovereenkomst.

Artikel 11.De financiële tussenkomst van de federale Staat gebeurt middels jaarlijkse voorschotten en jaarlijkse afrekeningen, overeenkomstig de modaliteiten, vermeld in bijlage 1.

In afwijking van het vorig lid gebeurt de financiële tussenkomst van de federale Staat voor de periode, gelegen tussen de datum van inwerkingtreding van dit samenwerkingsakkoord en 1 januari 2005, volgens de financieringsmodaliteiten die van toepassing zijn op het inschakelingsparcours, zoals bedoeld in het samenwerkingsakkoord van 31 augustus 2001 tussen de Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten betreffende het inschakelingsparcours van werkzoekenden naar de startbaanovereenkomst, en overeenkomstig het koninklijk besluit van 27 mei 2003 tot financiering van de inschakeling van werkzoekenden naar startbanen. Afdeling 4. - Afstemmen van de federale actie van opvolging van de

werklozen op de begeleidingsacties van de Gewesten en de Duitstalige Gemeenschap.

Artikel 12.Om te voorkomen dat de federale acties tot opvolging van de werklozen de acties van de Gewesten en de Duitstalige Gemeenschap inzake begeleiding van de werklozen zouden verstoren, verbindt de federale Staat er zich toe de werklozen niet uit te nodigen voor een gesprek in het kader van deze federale opvolgingsprocedure : a) in de twaalf maanden na de werkelijke aanvang van een begeleidingsactie van de bevoegde dienst van het Gewest of de Duitstalige Gemeenschap, voor zover deze begeleidingsactie startte voordat ze zes maanden werkloos zijn voor wat de jongeren van minder dan 25 jaar betreft en voordat ze twaalf maanden werkloos zijn voor wat de andere werklozen betreft waarbij als startpunt van deze werkloosheidsperiode de eerste inschrijving als werkloze wordt genomen of het nulpunt bedoeld in artikel 6, 3°, a), indien dit later ligt;b) voor de werklozen die reeds langer werkloos zijn op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit akkoord dan de termijn bedoeld onder a), tijdens de duur van een intensieve begeleidingsactie zoals bedoeld in artikel 3 en de daaropvolgende 4 maanden, voor zover deze intensieve begeleidingsactie startte voor het einde van de tweede maand volgend op de tussentijdse verwittigingsbrief van de bevoegde dienst van de federale Staat.Voor toepassing van deze bepaling wordt geen rekening gehouden met dit deel van de intensieve begeleiding dat gelegen is buiten de zes maanden vanaf de werkelijke aanvang van de intensieve begeleiding; c) voor de werklozen die minder lang werkloos zijn op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit akkoord dan de termijn bedoeld onder a), maar die toch geen begeleidingsaanbod ontvingen in de werkloosheidsperiode bedoeld onder a), tijdens de duur van een intensieve begeleidingsactie zoals bedoeld in artikel 3 en de daaropvolgende 4 maanden, voor zover deze intensieve begeleidingsactie startte voor het einde van de tweede maand volgend op de tussentijdse verwittigingsbrief van de bevoegde dienst van de federale Staat.Voor toepassing van deze bepaling wordt geen rekening gehouden met dit deel van de intensieve begeleiding dat gelegen is buiten de zes maanden vanaf de werkelijke aanvang van de intensieve begeleiding; d) voor alle werklozen, tijdens de duur van een intensieve opleiding, werkervaring of inschakeling zoals bedoeld in artikel 4 en de vier daaropvolgende maanden. In afwijking van het vorige lid kan de werkloze bedoeld in het vorige lid, a), b) en c) toch opgeroepen worden voor een gesprek in het kader van de federale opvolgingsprocedure indien de begeleiding bedoeld in a) of de intensieve begeleiding bedoeld in b) en c), aanvangt binnen de termijn van 24 maanden te rekenen vanaf de einddatum van een vorige begeleidingsactie of intensieve begeleidingsactie of binnen de 24 maanden na de einddatum van een intensieve opleiding, werkervaring of inschakeling. De toepassing van het eerste lid is afhankelijk van de voorwaarde dat de bevoegde dienst van het Gewest of de Gemeenschap, overeenkomstig de in dit samenwerkingsakkoord en zijn bijlage 2 voorziene procedure van gegevensuitwisseling, de overeengekomen gegevens overmaakte aan de bevoegde dienst van de federale Staat.

In afwijking van het eerste lid, d), kan de bevoegde dienst van de federale Staat de werkloze toch oproepen in het kader van deze opvolgingsprocedure, na voorafgaandelijk advies van de bevoegde dienst van het Gewest of de Duitstalige Gemeenschap, indien korte periodes van intensieve opleidings-, werkervarings- of inschakelingsacties elkaar opvolgen met tussenliggende periodes van minder dan 5 maanden zonder actie. HOOFDSTUK 4. - Verbintenissen vanwege de Gewesten en de Duitstalige Gemeenschap

Artikel 13.De Gewesten en de Duitstalige Gemeenschap verbinden zich ertoe zich maximaal in te spannen om een begeleidingsactie aan te bieden aan de werklozen : voor wat de jongeren van minder dan 25 jaar betreft, voordat ze 6 maanden werkloos zijn; voor wat de andere werklozen betreft, voordat ze 12 maanden werkloos zijn; waarbij als startpunt van deze werkloosheidsperiode de eerste inschrijving als werkzoekende wordt genomen of het nulpunt bedoeld in artikel 4, 3°, a), indien dit later ligt.

De Gewesten en de Duitstalige Gemeenschap verbinden er zich toe de werklozen die reeds langer werkloos zijn op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit akkoord dan de termijn bedoeld in het eerste lid, zo snel mogelijk een intensieve begeleidingsactie aan te bieden, voor zover dit opportuun geacht wordt door de bevoegde dienst van het Gewest of de Duitstalige Gemeenschap.

Artikel 14.Voor werklozen aan wie geen begeleiding werd aangeboden binnen de termijn bedoeld in artikel 12, eerste lid, verbinden de Gewesten en Duitstalige Gemeenschap zich ertoe zich maximaal in te spannen om deze werklozen alsnog een intensieve begeleiding aan te bieden binnen de twee maanden nadat deze werklozen vanwege de bevoegde dienst van de federale Staat een verwittigingsbrief ontvingen dat ze verder zullen opgevolgd worden.

Artikel 15.Onverminderd de opdracht die toevertrouwd wordt aan de uitbetalingsinstellingen, verbinden de Gewesten en Duitstalige Gemeenschap er zich toe, om bij de eerste inschrijving als werkzoekende bij de bemiddelingsdienst, algemene informatie te bezorgen aangaande zijn of haar rechten en plichten en de procedure van opvolging in het bijzonder. HOOFDSTUK 5. - Uitwisseling van gegevens

Artikel 16.Tussen de bevoegde diensten van de Gewesten en Gemeenschappen enerzijds en de bevoegde dienst van de federale Staat anderzijds zal een betere uitwisseling van informatie tot stand worden gebracht, met als dubbel doel : a) de werkloze zelf zo veel mogelijk ontlasten van administratieve verplichtingen ten aanzien van de genoemde diensten;b) de werking van de genoemde diensten te optimaliseren door de beschikbare informatie overeenkomstig vastgelegde procedures ter beschikking te stellen van de andere genoemde diensten.

Artikel 17.Deze uitwisseling van informatie heeft minstens betrekking op de gegevens opgenomen in bijlage 2, die geacht wordt integraal deel uit te maken van dit samenwerkingsakkoord.

Artikel 18.De gegevensuitwisseling bedoeld in deel 1 van bijlage 2 gebeurt langs elektronische weg.

De gegevens die ter beschikking worden gesteld door de bevoegde diensten van de Gewesten en de Duitstalige Gemeenschap en die opgenomen zijn in deel 2 van bijlage 2 kan voorlopig langs niet-elektronische weg aan de bevoegde dienst van de federale Staat worden bezorgd.

Artikel 19.De elektronische uitwisseling van informatie zal op permanente wijze via de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid verlopen.

Daarbij gelden de volgende principes : - het netwerk van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid wordt gebruikt voor de elektronische uitwisseling van gegevens tussen de betrokken instellingen; - de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid slaat zelf geen inhoudelijke gegevens op maar stelt zijn netwerk ter beschikking en organiseert de gegevensuitwisseling tussen de federale diensten en de diensten van de Gewesten en Duitstalige Gemeenschap; - de gegevensuitwisseling wordt onderworpen aan de machtiging van het Sectoraal comité van de sociale zekerheid; de gegevens in bijlage 2 worden daarbij in elk geval als noodzakelijk en niet overmatig beschouwd voor het bereiken van de doelstellingen vervat in het samenwerkingsakkoord; - de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid zorgt er voor dat de toegang tot de gegevens beperkt is tot die waarvoor de machtiging van het Sectoraal comité van de sociale zekerheid geldt.

Artikel 20.De planning van de operationalisering van de in de artikelen 17 tot 19 en van de in de bijlage 2 van dit samenwerkingsakkoord bedoelde gegevensuitwisseling wordt uitgewerkt in een werkgroep van het in artikel 23 bedoeld College van Leidende Ambtenaren, aangevuld met één of meer vertegenwoordigers van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid, binnen de termijn van één maand na ondertekening van dit samenwerkingsakkoord. Bij de operationalisering van de gegevensuitwisseling wordt voorrang verleend aan de basisgegevens bedoeld in deel 1 van bijlage 2, en aan de gegevens die verstrekt worden door de bevoegde dienst van de federale Staat bedoeld in deel 3 van bijlage 2.

Het in het vorig lid bedoelde voorstel van planning van de operationalisering wordt vervolgens goedgekeurd op de interministeriële conferentie, binnen een termijn van 2 maanden na ondertekening van dit samenwerkingsakkoord.

Artikel 21.Het in artikel 23 bedoeld College van Leidende Ambtenaren kan bij middel van een gemotiveerd advies voorstellen doen tot aanpassing, wijziging en aanvulling van zowel de in bijlage 2 opgenomen gegevens die dienen medegedeeld te worden als wat de procedure voor deze mededeling betreft, zoals vermeld in artikel 19 en artikel 20. Voor de uitoefening van deze opdracht kan het in artikel 23 bedoeld College van Leidende Ambtenaren een beroep doen op één of meer vertegenwoordigers van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid.

Dit advies wordt door elk van de betrokken Leidende Ambtenaren overgemaakt aan de minister die de voogdij uitoefent over zijn dienst.

Deze ministers kunnen gezamenlijk beslissen de in bijlage 2 voorziene regelingen aan te passen en voor te leggen voor machtiging van het sectoraal comité van de sociale zekerheid. HOOFDSTUK 6. - Slotbepalingen

Artikel 22.De uitvoering van dit samenwerkingsakkoord wordt elke zes maanden geëvalueerd door een evaluatiecomité samengesteld uit vertegenwoordigers aangeduid door de ondertekenende partijen en de vertegenwoordigers van de werkgevers- en werknemersorganisaties die vertegenwoordigd zijn in de Nationale Arbeidsraad.

De vergaderingen van dit comité worden voorafgegaan door een voorbereidende vergadering van het in artikel 23 bedoeld College van Leidende Ambtenaren.

Het in artikel 23 bedoeld College van Leidende Ambtenaren kan naast de evaluatie vermeld in het eerste lid te allen tijde een gemotiveerd advies uitwerken met voorstellen tot aanpassing, wijziging en aanvulling, die de uitvoering van dit akkoord kunnen verbeteren.

In het kader van het Nationaal Actieplan als bijdrage tot de Europese richtsnoeren wordt deze aanpak en haar effect op de werking van de arbeidsmarkt jaarlijks opgevolgd. Deze evaluatie wordt jaarlijks toegevoegd aan de evaluatie van het samenwerkingsakkoord.

Artikel 23.Het College van Leidende Ambtenaren opgericht krachtens het protocol van 22 december 1988 tot regeling van de betrekkingen tussen de instellingen ontstaan uit de herstructurering van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, zal voor de materies voorzien in dit samenwerkingsakkoord bestaan uit een vertegenwoordiger van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding, de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling, de « Office wallon de la Formation professionnelle et de l'Emploi », het « Arbeitsamt der Deutschsprachigen Gemeinschaft » en het « Institut bruxellois francophone pour la Formation professionnelle ».

Artikel 24.Overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 7 tot 9 van het koninklijk besluit van 5 december 1969 betreffende de aangifte van collectieve afdankingen en de kennisgeving van vacante betrekkingen, maakt de werkgever die met toepassing van titel II, hoofdstuk VIII van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid verplicht is jongeren aan te werven in het kader van een startbaanovereenkomst, de vacante startbanen bekend aan de arbeidsbureaus van de plaats van tewerkstelling.

Aldus wordt de openbare dienst voor arbeidsvoorziening van een Gewest of van de Duitstalige gemeenschap in kennis gesteld van de vacante startbaanovereenkomsten die op het rechtsgebied ervan worden afgesloten, zoals bepaald bij besluit door de bevoegde overheid.

Artikel 25.De federale staat zal, na advies van het College van Leidende Ambtenaren, de vrijstellingsregeling voor het volgen van studies en opleidingen van toepassing in het kader van de werkloosheidsreglementering, aanpassen. Daarbij zal de rol van de publieke bemiddelingsdiensten inzake de beoordeling van de mate waarin de studies en opleidingen nuttig en nodig zijn om de inzetbaarheid van de werkzoekende te vergroten, worden gevaloriseerd.

Artikel 26.Dit samenwerkingsakkoord treedt in werking op 1 juli 2004.

In afwijking van het vorige lid treden de artikelen 10, eerste lid, en 11, eerste lid, alsook de bijlage 1, §§ 1 en 2 bij dit samenwerkingsakkoord slechts in werking op 1 januari 2005. De ter beschikking gestelde financiële middelen zoals vermeld in artikelen 10 en 11 vloeien voort uit de werkgeversbijdrage van 0,05 % die verschuldigd is op de loonmassa.

Dit samenwerkingsakkoord vervangt het samenwerkingsakkoord van 31 augustus 2001 tussen de Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten betreffende het inschakelingsparcours van werkzoekenden naar de startbaanovereenkomst.

In afwijking van het vorig lid blijven de modaliteiten van voornoemd samenwerkingsakkoord van 31 augustus 2001 en van het koninklijk besluit van 27 mei 2003 tot financiering van de inschakeling van werkzoekenden naar startbanen van toepassing 1° op de financiering door de federale Staat van de in artikel 2 en 3 bedoelde begeleidingsacties en de in artikel 4 bedoelde intensieve opleidings-, werkervaring of inschakelingsacties die plaatsvinden tussen de datum van inwerkingtreding van dit samenwerkingsakkoord en 1 januari 2005, en 2° op de financiering door de federale Staat van de acties van de Gemeenschappen en Gewesten in het kader van het inschakelingsparcours die vóór de datum van inwerkingtreding van dit samenwerkingsakkoord gerealiseerd werden, en 3° op de financiering van de kosten die in het kader van het inschakelingsparcours door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening gemaakt werden vóór 1 januari 2005. Opgemaakt te Brussel, op 30 april 2004 in 3 originele exemplaren (Nederlands, Frans, Duits).

Voor de Federale Staat : F. VANDENBROUCKE, Minister van Werk en Pensioenen Voor de Vlaamse Gemeenschap : B. SOMERS, Minister-president van de Vlaamse Regering R. LANDUYT, Minister vice-president van de Vlaamse Regering en Vlaams minister van Werkgelegenheid en Toerisme Voor het Waals Gewest : J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE, Minister-President Ph. COURARD, Minister van Tewerkstelling en Vorming Voor het Brussels Hoofdstedelijke Gewest : J. SIMONET, Minister-Voorzitter E. TOMAS, Minister van Tewerkstelling, Economie, Energie en Huisvesting Voor de Franse Gemeenschapscommissie : E. TOMAS, Minister-Voorzitter van het College van de Franse Gemeenschapscommissie, bevoegd voor Onderwijs, Beroepsomscholing en Bijscholing, Leerlingenvervoer, Cohabitatie met de plaatselijke leefgemeenschappen, de Betrekkingen met de Franse Gemeenschap en het Waalse Gewest, alsook voor Internationale Betrekkingen.

Voor de Duitstalige Gemeenschap : K.-H. LAMBERTZ, Minister-President, en Minister van Tewerkstelling, Gehandicaptenbeleid, Media en Sport.

BIJLAGE 1 : Financiering § 1 Bedragen en verdeling, zoals bedoeld in artikel 10 van het samenwerkingsakkoord : Per burgerlijk jaar wordt voor de tussenkomst van de federale Staat een maximumbedrag van 24.789.352 euro voorzien, dat tussen de bevoegde diensten van de Gemeenschappen en Gewesten verdeeld wordt volgens de volgende verdeelsleutels : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Wordt verstaan onder : - Arbeitsamt : het « Arbeitsamt der Deutschsprachigen Gemeinschaft »; - BGDA : de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling; - FOREm : de « Office wallon de la Formation professionnelle et de l'Emploi »; - IBFFP : het « Institut bruxellois francophone pour la Formation professionnelle »; - VDAB : de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding. § 2. Algemene modaliteiten : Per burgerlijk jaar krijgt elk van de in punt 1 genoemde diensten in de loop van het eerste kwartaal een voorschot ten bedrage van 75 % van zijn maximum-deelenveloppe.

In de loop van het vierde kwartaal wordt aan elke dienst het resterend saldo van 25 % uitbetaald, op voorwaarde dat hij een rapport voorlegt waaruit blijkt dat dit samenwerkingsakkoord in de loop van de drie voorgaande kwartalen uitgevoerd werd. § 3. Overgangsbepaling : De federale Staat zal het nodige doen om het organiek begrotingsfonds met betrekking tot het tewerkstellingsfonds onderbrengen op de begroting van de RVA. In overleg met de Minister van Begroting zal in de mate van het mogelijke vanaf juli 2004 en in elk geval binnen de begroting van 2004 de betalingsachterstand worden geliquideerd in uitvoering van het Samenwerkingsakkoord van 31 augustus 2001 betreffende het inschakelingsparcours van werkzoekenden naar de startbaanovereenkomst en het Samenwerkingsakkoord van 30 maart 2000 betreffende de inschakeling van werkzoekenden naar de startbanen.

BIJLAGE 2 : Uitwisseling van de gegevens tussen VDAB, FOREm, BGDA, Arbeitsamt, IBFFP en de Federale Parastatalen Deel 1. - Basisgegevens over te maken door de Bemiddelingsdiensten VDAB, FOREm, BGDA, Arbeitsamt en IBFFP aan de RVA. Deze gegevens dienen langs elektronische weg ter beschikking gesteld, overeenkomstig de modaliteiten vastgesteld in toepassing van Hoofdstuk 5 van het samenwerkingsakkoord. 1.1. In geval van een diagnosegesprek van de consulent met de werkloze wordt de datum van het gesprek medegedeeld. Indien de werkloze zich niet aanmeldt voor dit gesprek dient dit eveneens medegedeeld, aangevuld met, indien gekend, de reden van afwezigheid. Komt hij wel, doch weigert hij elke medewerking, dan wordt dit eveneens medegedeeld. 1.2. In geval van een trajectvoorstel worden aan de RVA de start- en einddatum medegedeeld alsmede een opgave van de voorziene acties of modules en de voorziene planning van deze acties of modules. Wanneer de werkelijke acties of modules en/of de datum ervan afwijken van de opgegeven voorziene acties of modules, wordt dit eveneens medegedeeld.

De Gewesten en Gemeenschappen bezorgen de RVA een beschrijving van de diverse acties en modules die deel kunnen uitmaken van een trajectvoorstel, waarbij inzonderheid de intensiteit van de actie of module wordt toegelicht, zodat kan uitgemaakt worden of het gaat om een intensieve begeleiding in de zin van artikel 3 van dit samenwerkingsakkoord of een intensieve opleiding, werkervaring of inschakeling in de zin van artikel 4 van dit samenwerkingsakkoord.

Telkens in een individueel trajectvoorstel acties of modules zijn opgenomen waarvoor de RVA geen beschrijving ontving, of waarvoor in het individueel geval werd afgeweken van de aangegeven beschrijving van de actie of module, wordt een beschrijving van de specifieke actie of module meegedeeld aan de RVA. In voorkomend geval worden voor het trajectvoorstel eveneens medegedeeld aan de RVA : - de afwezigheden van de werkloze op acties of modules van het traject, aangevuld met, indien gekend, de reden van afwezigheid; - de weigering van de werkloze om aan het traject, een actie of module deel te nemen, aangevuld met, indien gekend, de reden van weigering; - de vroegtijdige beëindiging van het traject, een actie of een module, aangevuld met, indien gekend, de reden van vroegtijdige beëindiging.

Wordt eveneens meegedeeld aan de RVA, de datum van elk opvolgingsgesprek in het kader van het trajectvoorstel. Indien de werkloze zich niet aanmeldt voor dit gesprek, wordt dit eveneens medegedeeld, aangevuld met, indien gekend, de reden van afwezigheid. 1.3. Indien de actie bestaat uit een beroepsopleiding, een vooropleiding, een sollicitatietraining, een persoonsgerichte vorming, een individuele beroepsopleiding in een onderneming, een stage op de werkvloer of een werkervaring, worden de volgende gegevens meegedeeld aan de RVA : - de aard van de actie; - de datum van de aanvraag indien het initiatief uitgaat van de werkloze zelf; - de startdatum van de actie; - gegevens betreffende het voltijds of deeltijds karakter van de actie, inzonderheid teneinde te kunnen bepalen of het om een intensieve actie gaat zoals bedoeld in artikel 3 van het samenwerkingsakkoord; - het tijdstip van de opleiding, inzonderheid of dit tijdens de normale werkuren, dan wel 's avonds of gedurende het weekend doorgaat; - de voorziene einddatum van de actie; - de werkelijke einddatum van de actie indien die later gelegen is dan de meegedeelde voorziene einddatum.

In voorkomend geval worden voor de acties bedoeld in het vorige lid eveneens medegedeeld aan de RVA : - de afwezigheden van de werkloze op acties, aangevuld met, indien gekend, de reden van afwezigheid; - de weigering van de werkloze om aan een actie deel te nemen, aangevuld met, indien gekend, de reden van weigering; - de vroegtijdige beëindiging van de actie, aangevuld met, indien gekend, de reden van vroegtijdige beëindiging. 1.4. In geval van een werkaanbod door de publieke bemiddelingsdienst, wordt meegedeeld aan de RVA : - de datum waarop het werkaanbod aan de werkloze werd meegedeeld; - de identiteitsgegevens van de werkgever; - indien gekend, de vermelding of het een reguliere baan betreft, dan wel één die behoort tot een bijzonder arbeidscircuit; - indien gekend, het arbeidsregime van de betrekking (voltijds/deeltijds); - indien gekend, de datum van aanbieding bij de werkgever en de resultaten van de sollicitatie.

In voorkomend geval worden voor het werkaanbod bedoeld in het vorige lid eveneens medegedeeld aan de RVA : - de afwezigheden van de werkloze op de uitnodiging van de bemiddelingsdienst, aangevuld met, indien gekend, de reden van afwezigheid; - de weigering van de werkloze om zich aan te bieden bij de werkgever, aangevuld met, indien gekend, de reden van weigering. 1.5. Gaat het om een collectieve informatiesessie, dan wordt de datum van deze sessie medegedeeld.

In voorkomend geval worden voor de collectieve informatiesessie bedoeld in het vorige lid, eveneens medegedeeld aan de RVA : - de afwezigheden van de werkloze op de uitnodiging van de bemiddelingsdienst, aangevuld met, indien gekend, de reden van afwezigheid; - de weigering van de werkloze om deel te nemen aan deze collectieve informatiesessie, aangevuld met, indien gekend, de reden van weigering. 1.6. De Gewesten en Duitstalige Gemeenschap verbinden zich ertoe periodiek alle nodige gegevens met betrekking tot de eerste inschrijving als werkloze aan de RVA mee te delen.

Deel 2. Gegevens over te maken door de bemiddelingsdiensten aan de RVA Deze gegevens betreffende de acties worden aan de RVA meegedeeld voor zover de Gewesten of Duitstalige Gemeenschap over deze informatie beschikken. Deze mededeling gebeurt geval per geval bij middel van papieren afprint in afwachting van de transmissie via elektronische weg.

Het betreft de volgende acties : - een onderhoud, op initiatief van de werkloze, met de bemiddelings- en/of de opleidingsdienst, - een spontaan bezoek aan de lokale werkwinkel; - een spontaan bezoek aan het competentiecentrum en/of de "carrefour de formation", - het spontaan consulteren van vacatures in de lokale werkmarkt of "la maison d'emploi"; - het spontaan consulteren van vacatures via website; - het spontaan consulteren van de opleidingsdatabank.

In de gevallen bedoeld in het vorige lid wordt, indien beschikbaar, de data van het onderhoud of het bezoek medegedeeld, alsmede de vermelding van de eventuele actie als gevolg ervan.

Deel 3. Gegevens ter beschikking gesteld door de RVA aan de VDAB, FOREm, BGDA en Arbeitsamt, naargelang het geval 3.1. Telkens de RVA aan een werkloze behorende tot de doelgroep een brief stuurt, zal de RVA de bevoegde instelling hiervan verwittigen.

Dit geldt met name voor : a) de brief met de tussentijdse informatie voor de werkloze behorende tot de doelgroep, die verstuurd wordt tussen de aanvang van de werkloosheid en de uitnodiging voor het eerste opvolgingsgesprek bij de RVA. Deze tussentijdse verwittigingsbrief wordt in principe verstuurd : voor wat de werkloze van minder dan 25 jaar betreft, na de zesde maand werkloosheid vanaf het nulpunt; voor wat de andere werklozen betreft, na de twaalfde maand werkloosheid vanaf het nulpunt.

Voor werklozen behorend tot de doelgroep die de in het vorig lid bedoelde werkloosheidsduur reeds overschreden hadden bij de inwerkingtreding van dit samenwerkingsakkoord, en voor werklozen die opgenomen worden in de doelgroep op een ogenblik waarop zij deze werkloosheidsduur reeds overschreden hadden, wordt deze tussentijdse verwittigingsbrief hen minstens 3 maanden vóór de datum van het eerste gesprek bezorgd worden.

Aan de bevoegde dienst van het Gewest of de Duitstalige Gemeenschap wordt minstens medegedeeld, de in aanmerking genomen startdag van de werkloosheid en vroegste datum voor het eerste opvolgingsgesprek; b) aangaande het eerste opvolgingsgesprek wordt medegedeeld aan de bevoegde dienst van het Gewest of de Gemeenschap : de datum van uitnodiging voor dit eerste gesprek en de voorziene datum voor het gesprek; in voorkomend geval, de afwezigheid van de werkloze op dit eerste gesprek en de daarop gebaseerde administratieve beslissing; de weerhouden beslissing na dit eerste gesprek, zijnde : ofwel de vaststelling dat er voldoende inspanningen waren en de mededeling van de vroegste datum voor een eerstvolgend eerste gesprek; ofwel de vaststelling dat er onvoldoende inspanningen waren, en de voorziene datum voor het tweede gesprek; c) aangaande het eventuele tweede opvolgingsgesprek wordt medegedeeld aan de bevoegde dienst van het Gewest of de Duitstalige Gemeenschap : de datum van uitnodiging voor dit tweede gesprek en de voorziene datum voor het gesprek; in voorkomend geval, de afwezigheid van de werkloze op dit tweede gesprek en de daarop gebaseerde administratieve beslissing; de weerhouden beslissing na dit tweede gesprek, zijnde : ofwel de vaststelling dat er voldoende inspanningen waren en de mededeling van de vroegste datum voor een eerstvolgend eerste gesprek; ofwel de vaststelling dat er onvoldoende inspanningen waren, de voorziene datum voor het derde gesprek en de administratieve beslissing die genomen werd na afloop van dit tweede gesprek. d) aangaande het eventuele derde opvolgingsgesprek wordt medegedeeld aan de bevoegde dienst van het Gewest of de Duitstalige Gemeenschap : de datum van uitnodiging voor dit derde gesprek en de voorziene datum voor het gesprek; in voorkomend geval, de afwezigheid van de werkloze op dit derde gesprek en de daarop gebaseerde administratieve beslissing; de weerhouden beslissing na dit derde gesprek, zijnde : ofwel de vaststelling dat er voldoende inspanningen waren en de mededeling van de vroegste datum voor een eerstvolgend eerste gesprek; ofwel de vaststelling dat er onvoldoende inspanningen waren en de administratieve beslissing die genomen werd na afloop van dit derde gesprek. 3.2. Alle door de directeur van het werkloosheidsbureau aan de werkloze toegekende vrijstellingen van inschrijving als werkloze op basis van de werkloosheidsreglementering worden eveneens medegedeeld met vermelding van de reden voor de vrijstelling en de voorziene duur.

In geval van verlenging van een bestaande vrijstelling dient dit opnieuw medegedeeld aan de betrokken bemiddelingsdienst. 3.3. Aan de bevoegde dienst van de Gewesten of de Duitstalige Gemeenschap wordt op periodieke basis de gegevens bezorgd van de werklozen aan wie in het voorbije kwartaal een « werkkaart » of een « startbaankaart » werd overhandigd door de RVA.; 3.4. Aan de bevoegde dienst van de Gewesten of de Duitstalige Gemeenschap worden de identiteitsgegevens bezorgd van de werkloze die op basis van een medisch onderzoek uitgevoerd door de geneesheer aangewezen door de federale overheid : a) erkend werd als hebbende een blijvende graad van fysische arbeidsongeschiktheid van minstens 33 % b) erkend werd als hebbende een langdurige graad van fysische arbeidsongeschiktheid van minstens 33 % voor een periode van minstens 2 jaar. 3.5. Aan de bevoegde dienst van de Gewesten of de Duitstalige Gemeenschap wordt voor elke werkloze de datum meegedeeld waarop de teller van de werkloosheidsduur terug op nul wordt gezet. 3.6. Wanneer na een positieve beoordeling een nieuwe datum, voor een nieuw eerste gesprek wordt vastgesteld, wordt tenminste zes maand voor dit nieuwe eerste gesprek de werkloze opnieuw geïnformeerd over het verdere verloop van de procedure. Deze informatie wordt overgemaakt aan de bevoegde dienst van de Gewesten of de Duitstalige Gemeenschap.

Zusammenarbeitsabkommen zwischen dem Föderalstaat, den Regionen und Gemeinschaften bezüglich der aktiven Begleitung und Betreuung von Arbeitslosen Aufgrund der Artikel 1, 39, 127 bis 130 und 134 der Verfassung;

Aufgrund des Sondergesetzes vom 8. August 1980 zur Reform der Institutionen, insbesondere der Artikel 4, 6 und 92bis, § 1er, abgeändert durch das Gesetz vom 8. August 1988;

Aufgrund des Gesetzes vom 31. Dezember 1983 über die institutionellen Reformen für die Deutschsprachige Gemeinschaft, insbesondere des Artikels 55bis, eingeführt durch das Gesetz vom 18. Juli 1990, Aufgrund des Sondergesetzes vom 12. Januar 1989 über die Brüsseler Institutionen, insbesondere Artikel 42;

Aufgrund des Zusammenarbeitsabkommens vom 31. August 2001 zwischen dem Staat, den Gemeinschaften und Regionen über den Eingliederungsparcours von Arbeitssuchenden in die Vereinbarung zum ersten Arbeitsplatz.

In der Erwägung, dass das vorliegende Zusammenarbeitsabkommen zum Ziel hat, die aktive Begleitung und Betreuung der Arbeitslosen zu verstärken, um die Arbeitslosigkeit zu bekämpfen und insbesondere die Langzeitarbeitslosigkeit vorzubeugen;

In der Erwägung, dass der Föderalstaat, die Regionen und Gemeinschaften jeweils in ihren Zuständigkeitsbereichen aber auf koordinierte Weise versuchen, einen gemeinsamen Ansatz der Rechte und Pflichten der Arbeitslosen zu schaffen;

In der Erwägung, dass die Regionen und Gemeinschaften alles tun, um eine frühzeitige Begleitung für die Arbeitslosen anzubieten, damit langfristig allen Arbeitslosen das Recht auf Begleitung geschaffen wird, verbunden mit der Pflicht, sich aktiv daran zu beteiligen.

In der Erwägung, dass die Regionen und Gemeinschaften sich verpflichten, den Parcours auf effiziente Weise zu gestalten, damit ihre Verfügbarkeit für den Arbeitsmarkt und die Arbeitssuche so hoch wie möglich ist.

In der Erwägung, dass der Föderalstaat das Recht auf Arbeitslosenunterstützung mit der Pflicht des Arbeitslosen verbindet, aktiv eine Arbeit zu suchen und sich an allen Aktionen zu beteiligen, die seine Stellung auf dem Arbeitsmarkt verbessern können;

In der Erwägung, dass der Föderalstaat, die Regionen und Gemeinschaften jeweils in ihren Zuständigkeitsbereichen das vorliegende Zusammenarbeitsabkommen und den darin entwickelten Ansatz als einen bedeutenden Schritt in der aktiven Verwaltung des Arbeitsmarktes und des Arbeitslosensystems betrachten.

Haben Wir beschlossen und erlassen Wir: Der Föderalstaat, vertreten durch seinen Minister der Beschäftigung und der Pensionen;

Die Flämische Gemeinschaft, vertreten durch ihre Regierung, in der Person des Minister-Präsidenten und in der Person des Ministers Vize-Präsidenten und flämischen Beschäftigungsministers und des Fremdenverkehrs.

Die Wallonische Region, vertreten durch ihre Regierung, in der Person des Minister-Präsidenten und in der Person des Ministers für Beschäftigung und Ausbildung;

Die Region Brüssel-Hauptstadt, vertreten durch ihre Regierung, in der Person ihres Minister-Präsidenten und in der Person des Ministers der Beschäftigung, der Wirtschaft, der Energie und des Wohnungswesens;

Die Deutschsprachige Gemeinschaft, vertreten durch ihre Regierung, in der Person ihres Minister-Präsidenten, Minister der Beschäftigung, Behindertenpolitik, Medien und Sport;

Die Französische Gemeinschaft, vertreten durch ihr Kollegium, in der Person des Minister-Präsidenten, beauftragt mit dem Unterricht, der Berufsumschulung, dem Schultransporte, der Kohabitation der lokalen Gemeinschaften sowie den Internationalen Beziehungen, das folgende vereinbart: KAPITEL 1 - Begriffsbestimmungen Abteilung 1 - Arbeitslose

Artikel 1.Unter Arbeitssuchenden versteht man die Arbeitslosen, die zu der in Artikel 6 definierten Zielgruppe gehören.

Abteilung 2 - Begleitaktion

Artikel 2.Für die Anwendung des vorliegenden Zusammenarbeitsabkommens versteht man unter Begleitaktion die Aktion, ausgehend von den Regionen oder der Deutschsprachigen Gemeinschaft, mit der den Arbeitslosen ein neuer Start in Form einer individuellen Begleitung bei der Berufsausrichtung zur effektiven Eingliederung auf den Arbeitsmarkt geboten wird.

Abteilung 3 - Intensive Begleitaktion

Artikel 3.Für die Anwendung des vorliegenden Zusammenarbeitsabkommens versteht man unter intensiven Begleitung eine Begleitung, die von den zuständigen Dienststellen der Regionen und der Deutschsprachigen Gemeinschaft angeboten wird und die mindestens eine Aktion oder einen Kontakt pro Monat umfasst.

Ab dem Monat nach dem Monat, während dessen es keinen Kontakt oder keine Aktion mehr gegeben hat, wird die Begleitaktion nicht mehr als intensive Begleitaktion betrachtet.

Abteilung 4 - Intensive Aktion der Ausbildung, der Berufserfahrung oder der Eingliederung

Artikel 4.Für die Anwendung des vorliegenden Zusammenarbeitsabkommens versteht man unter intensiven Aktion der Ausbildung, der Berufserfahrung oder der Eingliederung jedes von den zuständigen Dienststellen der Regionen oder der Deutschsprachigen Gemeinschaft angebotene Programm, das im Laufe des Tages eine Anwesenheit des Arbeitslosen mindestens 3 Tage die Woche erfordert.

In Abweichung von Absatz 1 kann die Ausbildungs-, Berufserfahrungs- oder Eingliederungsaktion auch abends stattfinden, wenn sie sich in den Rahmen einer Begleitaktion laut Artikel 2 oder 3 einträgt.

Abteilung 5 - Begleitung der Arbeitslosen

Artikel 5.Für die Anwendung des vorliegenden Zusammenarbeitsabkommens versteht man unter Begleitung des Arbeitslosen alle von den zuständigen Dienststellen des Föderalstaates unternommenen Aktionen für die Arbeitslosen, die zur Zielgruppe gehören, wobei die Anstrengungen des Arbeitslosen im Hinblick auf seine effektive Eingliederung auf den Arbeitsmarkt untersucht werden, damit geprüft werden kann, ob der Arbeitslose die Bedingungen zum Erhalt des Arbeitslosen- oder Wartegeldes noch stets erfüllt.

KAPITEL 2 - Die zielgruppe Artikel 6 Für die Anwendung des vorliegenden Zusammenarbeitsabkommens gehören zur Zielgruppe die Personen, die kumulativ folgende Bedingungen erfüllen: 1° vollständig Arbeitsloser sein 2° verpflichtet als Arbeitssuchender laut der Arbeitslosengesetzgebung eingetragen sein;3° eine gewisse Dauer der Arbeitslosigkeit erreicht haben: a) der Zähler für die Berechung der Arbeitslosendauer wird jedes Mal auf Null zurückgestellt, wenn der Arbeitslose während eines Kalenderzeitraums von 15 Monaten mindestens 12 Monate in einer Vollzeitbeschäftigung arbeitet;b) als Arbeitslosendauer werden dabei alle Tage der vollständig entschädigten Arbeitslosigkeit gezählt, sowie für Jugendliche, die sich nach dem Ende ihres Studiums als Arbeitssuchende eintragen, alle Eintragungstage als Arbeitssuchende, die während der Wartezeit gelten, um ein Wartegeld zu erhalten;4° nicht in hohem Masse unter einer Arbeitsunfähigkeit leiden; darunter wird der Arbeitslose verstanden, der auf der Grundlage einer von einem Arzt, der von der zuständigen Dienststelle des Föderalstaates ernannt wird, durchgeführten ärztlichen Untersuchung: a) anerkannt wird, als unter einer ständigen körperlichen Arbeitsunfähigkeit von mindestens 33% zu leiden b) anerkannt wird, als unter einer körperlichen Arbeitsunfähigkeit langer Dauer von mindestens 33% für eine Zeit von mindestens 2 Jahren zu leiden; Artikel 7, § 1er. Die Umsetzung der Begleitung und Betreuung der Arbeitslosen erfolgt auf progressive Weise, wobei die Möglichkeiten der Regionen und Gemeinschaften im Bereich der Begleitung und Ausbildung einerseits und die Möglichkeiten des Föderalstaates andererseits, auf individuelle, objektive und vertiefte Weise das aktive Suchverhalten der Arbeitslosen im Hinblick auf das Anrecht auf Arbeitslosengeld zu prüfen und bewerten, berücksichtigt werden müssen. § 2. Unter Berücksichtigung der Bestimmungen von Artikel 12 wird der Plan folgendermassen erweitert: 1° Innerhalb der 12 ersten Monate nach Inkrafttreten des Plans wird mit den Arbeitslosen unter 30 Jahren begonnen.2° In den 12 folgenden Monaten wird der Plan auf die Arbeitslosen unter 40 Jahren ausgeweitet.3° In den 12 nächsten Monaten wird der Plan auf die Arbeitslosen unter 50 Jahren ausgeweitet. § 3. In Abweichung von vorherigem Absatz gilt die Anlage 2 des vorliegenden Zusammenarbeitsabkommens sofort nach Inkrafttreten des Zusammenarbeitsabkommens, unter Berücksichtigung der Durchführung laut Artikel 20.

KAPITEL 3 - Verpflichtungen des Föderalstaates Abteilung 1 - Information an die Regionen und die Deutschsprachige Gemeinschaft hinsichtlich der Anwendung der Verfahren der Kontrolle über die aktive Beteiligung der Arbeitslosen

Artikel 8.Der Föderalstaat verpflichtet sich, den zuständigen Dienststellen der Regionen und der Deutschsprachigen Gemeinschaft alle notwendigen Angaben über die Arbeitslosen, die von der zuständigen Dienststelle des Föderalstaates im Rahmen der Kontrolle ihrer aktiven Begleitung kontaktiert wurden, zur Verfügung zu stellen.

Es geht dabei insbesondere darum, regelmässig folgende Angaben mitzuteilen: die Angaben über die Identität der Arbeitslosen, die von der zuständigen Dienststelle des Föderalstaates zur Zielgruppe gezählt werden; alle Kontakte hinsichtlich des Kontrollverfahrens des Verhaltens der aktiven Suche zwischen dem Arbeitslosen und der zuständigen Dienststelle des Föderalstaates laut Arbeitlosengesetzgebung und laut Kapitel 5 und Anlage 2; die Angaben der Identität der Arbeitslosen, für welche der Zähler der Dauer der Arbeitslosigkeit auf Null zurückgesetzt worden ist.

Das in Artikel 23 genannte Kollegium der leitenden Beamten wird einen Vorschlag aufstellen, was man unter « regelmässig mitteilen » verstehen muss.

Abteilung 2 - Informationen an die Regionen und Gemeinschaften über den Austritt der Arbeitslosen

Artikel 9.Ungeschadet Artikel 8 verpflichtet der Föderalstaat sich dazu, den zuständigen Dienststellen der Regionen und Gemeinschaften die Angaben zur Verfügung zu stellen, welche die Stellenvermittlungsämter hinsichtlich der Arbeitslosen benötigen, insofern diese Angaben im Netz der Umschlag-Datenbank der Sozialsicherheit zur Verfügung stehen.

Als notwendig werden die Angaben über die Beschäftigung des Arbeitslosen betrachtet.

Das in Artikel 23 genannte Kollegium der leitenden Beamten wird einen Vorschlag zu diesen Angaben aufstellen.

Abteilung 3 - Beiträge in der Finanzierung der Aktionen der Regionen und der Gemeinschaften

Artikel 10.Der Föderalstaat verpflichtet sich, eine finanzielle Hilfe zugunsten der zuständigen Dienststellen der Regionen und Gemeinschaften im Rahmen ihrer Aufgaben der Begleitaktionen laut Artikel 2 und 3 und der intensiven Ausbildungs-, Berufserfahrungs- und Eingliederungsaktionen für Arbeitslose laut Artikel 4 zu leisten.

Diese Finanzhilfe ist auf einen jährlichen Gesamtbetrag von 24.789.352 Euro beschränkt, der auf die verschiedenen Dienststellen laut Absatz 1 unter Einhaltung der in Anlage 1 genannten Modalitäten verteilt wird.

Für den Zeitraum zwischen dem Datum des Inkrafttretens des vorliegenden Zusammenarbeitsabkommens und dem 1. Januar 2005 gehört die in Absatz 1 genannte Finanzhilfe zu dem Betrag, den der Föderalstaat jedes Jahr dem Eingliederungsparcours laut dem Zusammenarbeitsabkommens vom 31. August 2001 zwischen dem Staat, den Gemeinschaften und den Regionen über den Eingliederungsparcours von Arbeitssuchenden in die Vereinbarung des Ersten Arbeitsplatzes zur Verfügung stellt.

Artikel 11.Die Finanzhilfe des Föderalstaates erfolgt in Form von jährlichen Anzahlungen und jährlichen Abrechnungen laut der in Anlage 1 genannten Modalitäten.

In Abweichung des vorhergehenden Absatzes erfolgt die Finanzhilfe des Föderalstaates zwischen dem Datum des Inkrafttretens des vorliegenden Zusammenarbeitsabkommens und dem 1. Januar 2005 laut den Finanzierungsmodalitäten, die für den Eingliederungsparcours laut dem Zusammenarbeitsabkommens vom 31. August 2001 zwischen dem Staat, den Gemeinschaften und den Regionen über den Eingliederungsparcours von Arbeitssuchenden in die Vereinbarung des Ersten Arbeitsplatzes und laut dem Königlichen Erlass vom 27. Mai 2003 über die Finanzierung der Eingliederung von Arbeitssuchenden zur Vereinbarung des Ersten Arbeitsplatzes.

Abteilung 4 - Abstimmung der föderalen Aktion der Begleitung von Arbeitslosen mit den Begleitaktionen der Regionen und der Deutschsprachigen Gemeinschaft.

Artikel 12.Um zu vermeiden, dass die föderalen Aktionen der Begleitung der Arbeitslosen die Aktionen der Regionen und der Deutschsprachigen Gemeinschaft im Bereich der Arbeitslosenbegleitung stören, verpflichtet der Föderalstaat sich dazu, die Arbeitslosen nicht auf ein Gespräch im Rahmen dieser Begleitung auf Föderalebene vorzuladen: a) innerhalb von zwölf Monaten nach dem wirklichen Beginn der Begleitaktion der zuständigen Dienststelle der Region oder der Deutschsprachigen Gemeinschaft, insofern diese Begleitaktion begonnen wurde, bevor der Arbeitslose eine Arbeitslosigkeitsdauer von sechs Monaten für Jugendliche unter 25 Jahren und von zwölf Monaten für die anderen Arbeitslosen erreicht hat, wobei als Ausgangspunkt dieses Zeitraums die erste Eintragung des Arbeitslosen oder der Punkt Null laut Artikel 6, 3°, a), wenn dies später ist, berücksichtigt wird.b) für die Arbeitslosen, die bei Inkrafttreten des vorliegenden Zusammenarbeitsabkommens seit einer längeren Zeit als unter a) arbeitslos sind, während der Dauer einer intensiven Begleitaktion laut Artikel 3 und in den vier darauffolgenden Monaten, insofern diese intensive Begleitaktion vor dem Ende des 2.Monats nach dem zwischenzeitlichen Mahnschreiben der zuständigen Dienststelle des Föderalstaates begonnen wurde. Für die Anwendung dieser Bestimmung wird der Teil der intensiven Begleitung ausserhalb der 6 Monate nach dem wirklichen Beginn der intensiven Begleitung nicht berücksichtigt. c) für die Arbeitslosen, die zum Zeitpunkt des Inkrafttretens des vorliegenden Zusammenarbeitsabkommens seit einem längeren Zeitraum als unter a) arbeitslos sind, die aber kein Begleitangebot während des Zeitraums der Arbeitslosigkeit unter a) erhalten haben, während der Dauer einer intensiven Begleitaktion laut Artikel 3 und in den vier nächsten Monaten, insofern diese intensive Begleitaktion vor dem Ende des 2.Monats nach dem zwischenzeitlichen Mahnschreiben der zuständigen Dienststelle des Föderalstaates begonnen wurde. Für die Anwendung dieser Bestimmung wird der Teil der intensiven Begleitung ausserhalb der 6 Monate nach dem wirklichen Beginn der intensiven Begleitung nicht berücksichtigt. d) für die Arbeitslosen während der Dauer einer intensiven Ausbildung, Berufserfahrung oder Eingliederung laut Artikel 4 und in den vier darauffolgenden Monaten. In Abweichung von vorherigem Absatz kann der Arbeitlose, der in den Absätzen a), b) und c) oben genannt wird, trotzdem für ein Gespräch im Rahmen der föderalen Begleitung vorgeladen werden, wenn die unter a) genannte Begleitung oder die intensive Begleitung unter b) und c) innerhalb einer Frist von 24 Monaten nach dem Datum der vorherigen Begleitaktion oder der intensiven Begleitung oder innerhalb von 24 Monten nach dem Ende einer intensiven Ausbildung, Berufserfahrung oder Eingliederung beginnt.

Absatz 1 gilt unter der Bedingung, dass die zuständige Dienststelle der Region oder der Gemeinschaft die vereinbarten Angaben an die zuständige Dienststelle des Föderalstaates entsprechend des Verfahrens zum Austausch von Daten laut des vorliegenden Zusammenarbeitsabkommens und seiner Anlage 2 übermittelt hat.

In Abweichung von Absatz 1, d) kann die zuständige Dienststelle des Föderalstaates jedoch den Arbeitslosen im Rahmen dieses Betreuungsverfahrens vorladen, nach vorheriger Stellungnahme der zuständigen Dienststelle der Region oder der deutschsprachigen Gemeinschaft, wenn kurze Zeiträume der intensiven Ausbildungs-, Berufserfahrungs- oder Eingliederungsaktionen aufeinander folgen, mit dazwischen liegenden Zeiträumen von mindestens 5 Monaten ohne Aktion.

KAPITEL 4 - Verpflichtungen der regionen und Gemeinschaften

Artikel 13.Die Regionen und die deutschsprachige Gemeinschaft verpflichten sich, eine maximale Anstrengung zu liefern, um den Arbeitslosen eine Begleitaktion anzubieten. für Jugendliche unter 25 Jahren bevor sie eine Arbeitslosigkeitsdauer von sechs Monaten erreicht haben; für die anderen Arbeitslosen bevor sie eine Arbeitslosigkeitsdauer von 12 Monaten erreicht haben; wobei als Ausgangspunkt dieser Arbeitslosigkeitsdauer die erste Eintragung als Arbeitssuchender oder der Punkt Null laut Artikel 4, 3°, a), wenn dies früher ist, berücksichtigt wird.

Die Regionen und die Deutschsprachige Gemeinschaft verpflichten sich, den Arbeitslosen, die zum Zeitpunkt des Inkrafttretens des vorliegenden Zusammenarbeitsabkommens seit einer längeren Zeit als die Dauer laut Absatz eins arbeitslos sind, so schnell wie möglich eine intensive Begleitaktion anzubieten, insofern die zuständige Dienststelle der Regionen oder der Deutschsprachigen Gemeinschaft es als angebracht betrachtet.

Artikel 14.Für die Arbeitslosen, denen keine Begleitaktion innerhalb der laut Artikel 12, Absatz 1, genannten Frist angeboten wurde, verpflichten die Regionen und die Deutschsprachige Gemeinschaft sich, die höchsten Anstrengungen zu liefern, um ihnen eine Begleitung innerhalb von 2 Monaten, nachdem diese Arbeitslosen von der zuständigen Dienststelle des Föderalstaates einen Brief erhalten haben, dass sie weiter betreut werden, anzubieten.

Artikel 15.Ungeschadet der Aufgabe, die den Zahlungsorganen anvertraut wird verpflichten die Regionen und die Deutschsprachige Gemeinschaft sich, dem Arbeitslosen bei seiner ersten Eintragung in dieser Eigenschaft bei den Stellenvermittlungsämtern die allgemeinen Informationen über seine Rechte und Pflichten und insbesondere über die Betreuungsverfahren mitzuteilen.

KAPITEL 5 - Austausch von Angaben

Artikel 16.Zwischen den zuständigen Dienststellen der Regionen und der Deutschsprachigen Gemeinschaft einerseits und den zuständigen Dienststellen des Föderalstaates andererseits wird ein besserer Informationsaustausch organisiert, wobei zwei Ziele verfolgt werden: a) den Arbeitslosen so weit wie möglich von den Verwaltungspflichten gegenüber diesen Dienststellen zu entlasten;b) die Funktionsweise der genannten Dienststellen zu verbessern, indem die verfügbare Information den anderen genannten Dienststellen laut den festgehaltenen Verfahren zur Verfügung gestellt werden.

Artikel 17.Dieser Informationsaustausch betrifft zumindest die Angaben laut Anlage 2, die als vollständiger Teil des vorliegenden Zusammenarbeitsabkommens gilt.

Artikel 18.Der Austausch der Daten laut Teil 1 der Anlage 2 erfolgt auf elektronischem Weg.

Die von den zuständigen Dienststellen der Regionen und der Deutschsprachigen Gemeinschaft zur Verfügung gestellten Daten, die im Teil 2 der Anlage 2 genannt werden, können vorläufig auf nicht elektronischem Weg den zuständigen Dienststellen des Föderalstaates übermittelt werden.

Artikel 19.Der elektronische Datenaustausch erfolgt ständig über die Umschlag-Datenbank der Sozialsicherheit.

Folgende Grundsätze werden dabei beachtet: - Das Netz der Umschlag-Datenbank der Sozialsicherheit wird für den elektronischen Datenaustausch zwischen den betroffenen Institutionen benutzt; - Die Umschlag-Datenbank der Sozialsicherheit wird ihrerseits keinerlei Daten über den Inhalt speichern; ihr Netz wird jedoch den Datenaustausch zwischen den Föderaldiensten und den Dienststellen der Regionen und der Deutschsprachigen Gemeinschaft organisieren; - der Datenaustausch untersteht der Genehmigung des Sektorenausschusses der Sozialsicherheit; die in der Anlage 2 genannten Angaben werden dabei als notwendig und nicht übertrieben betrachtet, um die im Zusammenarbeitsabkommen genannten Ziele zu erreichen; - Die Umschlag-Datenbank der Sozialsicherheit wird alles tun, damit der Zugang zu den Daten sich auf die Daten beschränkt, für welche die Genehmigung des Sektorenausschusses der Sozialsicherheit gilt.

Artikel 20.Die Planung der in den Artikel 17 bis 19 und in der Anlage 2 des vorliegenden Zusammenarbeitsabkommens genannten Umsetzung des Austauschs von Daten wird in der Arbeitsgruppe des in Artikel 23 genannten Kollegiums der leitenden Beamten umgesetzt, denen von einem oder mehreren Vertretern der Umschlag-Datenbank für Sozialsicherheit geholfen wird, und zwar innerhalb eines Monats nach der Unterzeichnung des vorliegenden Zusammenarbeitsabkommens. Im Laufe der Umsetzung des Austauschs der Daten werden die Datenbank, die im Teil 1 der Anlage 2 genannt werden, sowie die von der zuständigen Dienststelle des Föderalstaates erteilten Daten laut Teil 3 der Anlage 2 vorrangig behandelt.

Der Umsetzungsvorschlag laut dem vorherigen Absatz wird anschliessend von der Ministerkonferenz innerhalb einer Frist von 2 Monaten nach der Unterzeichnung des vorliegenden Zusammenarbeitsabkommens gebilligt.

Artikel 21.Das in Artikel 23 genannte Kollegium der leitenden Beamten kann, anhand einer begründeten Stellungnahme, die Anpassung, die Veränderung und die Vervollständigung sowohl der Angaben laut Anlage 2, die mitgeteilt werden müssen, als auch des Verfahrens dieser Kommunikation laut Artikel 19 und 20 vorschlagen. Um diese Aufgabe zu erfüllen kann das in Artikel 23 genannte Kollegium der leitenden Beamten sich auf einen oder mehrere Vertreter der Umschlag-Datenbank der Sozialsicherheit berufen.

Diese Stellungnahme wird von jedem der betroffenen leitenden Beamten an das Ministerium, das für seine Dienststelle verantwortlich ist, übermittelt. Diese Ministerien können gemeinsam beschliessen, die in der Anlage 2 genannten Regeln anzupassen und können sie der Genehmigung des Sektorenausschusses der Sozialsicherheit vorlegen.

KAPITEL 6 - Schlussbestimmungen

Artikel 22.Die Umsetzung des vorliegenden Zusammenarbeitsabkommens wird alle 6 Monate von einem Bewertungsausschuss bestehend aus den Vertretern, die von den Unterzeichnerparteien ernannt werden, und aus den Vertretern der Arbeitgeber- und Arbeitnehmerorganisationen, die im Landesrat für Arbeit vertreten sind, geprüft.

Vor den Sitzungen dieses Ausschusses findet eine Vorbereitungssitzung des in Artikel 23 genannten Kollegiums der leitenden Beamten der Dienststellen des Föderalstaates statt.

Das in Artikel 23 genannte Kollegium der leitenden Beamten kann, neben der im Absatz 1 genannten Bewertung, jederzeit eine begründete Stellungnahme über die Vorschläge zur Anpassung, Veränderung und Vervollständigung, welche die Umsetzung des vorliegenden Abkommens verbessern können, abgeben.

Im Rahmen des Nationalen Aktionsplans als Beitrag zu den europäischen Leitlinien werden der heutige Ansatz und seine Auswirkungen auf die Funktionsweise des Arbeitsmarktes jedes Jahr geprüft. Diese Bewertung wird einmal pro Jahr zur Bewertung des Zusammenarbeitsabkommens gegeben.

Artikel 23.Das Kollegium der leitenden Beamten, das kraft des Protokolls vom 22. Dezember 1988 zur Bestimmung der Beziehungen zwischen den Institutionen, die sich aus der Umstrukturierung des Landesamtes für Arbeitsbeschaffung ergeben haben, gegründet worden ist, wird für die im vorliegenden Zusammenarbeitsabkommens genannten Themen von einem Vertreter des Landesamtes für Arbeitsbeschaffung, des « Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding, des Office Régional bruxellois de l'Emploi, des Office wallon de la Formation professionnelle et de l'Emploi, des Arbeitsamtes der Deutschsprachigen Gemeinschaft und des Institut Bruxellois francophone pour la Formation professionnelle » zusammengesetzt.

Artikel 24.Laut der Bestimmungen der Artikel 7 bis 9 des Königlichen Erlasses vom 5. Dezember 1969 über die Erklärung der Massenentlassungen und der Mitteilung von freien Stellen teilt der Arbeitgeber, der verpflichtet ist, Jugendliche im Rahmen einer Konvention zum ersten Arbeitsplatz einzustellen, den öffentlichen Stellen kraft Titel II, Kapitel VIII des Gesetzes vom 24. Dezember 1999 zur Förderung der Beschäftigung die freien Stellen für den ersten Arbeitsplatz mit.

So werden dem öffentlichen Arbeitsamt einer Region oder der Deutschsprachigen Gemeinschaft die Konventionen mitgeteilt, die auf seinem Gebiet durchgeführt werden müssen, laut den durch Erlass der zuständigen Regierung festgehaltenen Bestimmungen.

Artikel 25.Der Föderalstaat wird nach Stellungnahme des Kollegiums der leitenden Beamten das System der Freistellung bei Studium oder Anwendungsausbildung im Rahmen der Arbeitslosenregelung anpassen. In diesem Zusammenhang wird die Rolle der öffentlichen Stellenvermittlungsämter hinsichtlich der Bewertung, inwiefern das Studium und die Ausbildung notwendig und nützlich sind, um Die Beschäftigungsfähigkeit des Arbeitssuchenden zu verbessern, aufgewertet.

Artikel 26.Das vorliegende Zusammenarbeitsabkommen tritt am 1. Juli 2004 in Kraft.

In Abweichung von vorherigem Absatz treten die Artikel 10, Absatz 1, und 11, Absatz 1, sowie die Anlage 1, §§ 1 und 2 des vorliegenden Zusammenarbeitsabkommens erst am 1. Januar 2005 in Kraft. Die in Artikel 10 und 11 genannten zur Verfügung gestellten Finanzmittel ergeben sich aus den 0,05 % der Arbeitgeberbeiträge, die auf die Lohnmasse geschuldet werden.

Das vorliegende Zusammenarbeitsabkommen ersetzt das Zusammenarbeitsabkommen vom 31. August 2001 zwischen dem Staat, den Gemeinschaften und den Regionen über den Eingliederungsparcours von Arbeitssuchenden in die Vereinbarung des Ersten Arbeitsplatzes In Abweichung des vorhergehenden Absatzes, bleiben die Modalitäten des oben genannten Zusammenarbeitsabkommens vom 31. August 2001 und des Königlichen Erlasses vom 27. Mai 2003 über die Finanzierung der Eingliederung von Arbeitssuchenden in die Vereinbarung des Ersten Arbeitsplatzes gültig für: 1° die Finanzierung durch den Föderalstaat der in den Artikel 2 und 3 genannten Begleitaktionen und den intensiven Ausbildungs-, Berufserfahrungs- oder Eingliederungsaktionen laut Artikel 4, die zwischen dem Datum des Inkrafttretens des vorliegenden Zusammenarbeitsabkommens und dem 1.Januar 2005 durchgeführt werden und 2° die Finanzierung durch den Föderalstaat der Aktionen und Gemeinschaften und Regionen im Rahmen des Eingliederungsparcours, die vor dem Datum des Inkrafttretens des vorliegenden Zusammenarbeitsabkommens durchgeführt worden sind, und 3° die Finanzierung der Kosten, die das Landesamt für Arbeitsbeschaffung im Rahmen des Eingliederungsparcours vor dem 1. Januar 2005 gemacht hat.

Aufgestellt in Brüssel, am 30. April in 3 Originalexemplaren (Niederländisch, Französisch, Deutsch).

Für den Föderalstaat: F. VANDENBROUCKE, Minister der Beschäftigung und der Pensionen Für die Flämische Gemeinschaft: B. SOMERS, Minister-Präsident R. LANDUYT, Minister Vize-Präsident und flämischer Minister der Beschäftigung und des Fremdenverkehrs Für die Wallonische Region: J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE, Minister-Präsident Ph. COURARD, Minister der Beschäftigung und Ausbildung Für die Region Brüssel-Hauptstadt: J. SIMONET, Minister-Präsident E. TOMAS, Minister der Beschäftigung, der Wirtschaft, der Energie und des Wohnungsbaus Für die Deutschsprachige Gemeinschaft: K.-H. LAMBERTZ, Minister-Präsident und Minister für Beschäftigung, Behindertenpolitik, Medien und Sport Für die Französische Gemeinschaft: E. TOMAS, Ministerium des Kollegiums der französischen Gemeinschaftskommission, beauftragt mit dem Unterricht, der Berufsumschulung, des Schultransportes, der Kohabitation der lokalen Gemeinschaften, der Beziehungen mit der französischen Gemeinschaft und der wallonischen Region, sowie der Internationalen Beziehungen ANLAGE 1: FINANZIERUNG 1. Beträge und Verteilung laut Artikel 10 des Zusammenarbeitsabkommens: Pro Kalenderjahr wird ein Höchstbetrag von 24.789.352 Euro als Beitrag des Föderalstaates vorgesehen; dieser Betrag wird auf die zuständigen Dienststellen der Gemeinschaften und Regionen laut folgendem Verteilerschlüssel verteilt: Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Dabei werden folgende Begriffe folgendermassen definiert: - Arbeitsamt: das Arbeitsamt der Deutschsprachigen Gemeinschaft - ORBEm: das "Office régional bruxellois de l'emploi" - FOREm: das "'Office wallon de la Formation professionnelle et de l'Emploi"; - IBFFP: das "Institut bruxellois francophone pour la Formation professionnelle"; - VDAB: der « Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding ». 2. Allgemeine Bestimmungen: Pro Kalenderjahr erhält jeder unter Punkt 1 genannte Dienst im Laufe des ersten Quartals eine Anzahlung von 75% des Gesamtbetrages. Im Laufe des vierten Quartals erhält jede Dienststelle den Restbetrag von 25%, unter der Bedingung, dass er einen Bericht vorgelegt hat, in dem bewiesen wird, dass das Zusammenarbeitsabkommen während der letzten drei Quartale umgesetzt worden ist. 3. Übergangsbestimmung Für die zuständigen Dienststellen wird die Föderalregierung den organischen Haushaltsfonds bzgl.der Fonds für Beschäftigung auf den Haushalt des Landesamtes für Arbeitsbeschaffung verrechnen. In Rücksprache mit dem Haushaltsminister und insofern dies möglich ist ab Juli 2004 im Rahmen der Haushaltslinien 2004 werden die Rückstände zur Umsetzung des Zusammenarbeitsabkommens liquidiert.

ANLAGE 2 - DATENAUSTAUSCH ZWISCHEN FOREm, VDAB, ORBEm, ARBEITSAMT UND DEN FÖDERALEN DIENSTSTELLEN 1. Teil.Unbedingt notwendige Daten, die der zuständigen Dienststelle des Föderalstaates von den zuständigen Dienststellen der Gemeinschaften und Regionen übermittelt werden müssen.

Diese Daten werden laut der in Anwendung des Kapitels 5 des vorliegenden Zusammenarbeitsabkommens definierten Modalitäten auf elektronischem Wege mitgeteilt. 1.1. Im Rahmen eines Diagnosegespräches zwischen Berater und Arbeitslosem wird das Datum des Gespräches mitgeteilt. Auch die eventuelle Abwesenheit des Arbeitslosen bei diesem Gespräch wird mitgeteilt, sowie der Grund für diese Abwesenheit, wenn er bekannt ist. Es wird auch mitgeteilt, wenn der Arbeitslose beim Gespräch anwesend war, aber jede Zusammenarbeit ablehnt. 1.2 Im Rahmen eines Parcoursvorschlags werden die Daten des Beginns und des Endes der zuständigen Dienststelle des Föderalstaates mitgeteilt, sowie ein Auszug der vorgesehenen Aktionen oder Programme sowie die zur Umsetzung vorgesehene Planung. Wenn die effektiven Aktionen oder Programme und/oder ihr Umsetzungsdatum nicht mit den in diesem Auszug genannten Aktionen oder Programmen übereinstimmen, wird dieser Unterschied auch mitgeteilt.

Die zuständigen Dienststellen der Regionen und der Gemeinschaften übermitteln der zuständigen Dienststelle des Föderalstaates eine Beschreibung der Aktionen und Programme, die in einen Parcoursvorschlag eingeführt werden können, wobei insbesondere die Intensität der Aktion oder des Programms beschrieben wird, damit festgestellt werden kann, ob es sich um eine intensive Begleitung im Sinne des Artikels 3 des vorliegenden Zusammenarbeitsabkommens oder um eine intensive Ausbildungs-, Berufserfahrungs- oder Eingliederungsaktion im Sinne von Artikel 4 des vorliegenden Zusammenarbeitsabkommens handelt.

Jedes Mal, wenn ein Parcoursvorschlag Aktionen oder Programme enthält, für die die zuständige Dienststelle des Föderalstaates keine Beschreibung erhalten hat oder für die der individuelle Fall von der für die Aktion oder das Pogramm erteilten Beschreibung abweicht, wird der zuständigen Dienststelle des Föderalstaates eine Beschreibung der spezifischen Aktion oder des Programms mitgeteilt.

Wenn es sich um Parcoursvorschläge handelt werden folgende Informationen gegebenenfalls der zuständigen Dienststelle des Föderalstaates mitgeteilt: - die Abwesenheit des Arbeitslosen bei den Aktionen oder Programmen des Parcours sowie den Grund für diese Abwesenheit, wenn er bekannt ist; - die Verweigerung des Arbeitslosen, sich am Parcours, an einer Aktion oder einem Programm zu beteiligen, sowie der Grund für diese Verweigerung, wenn er bekannt ist. - die frühzeitige Aufgabe des Parcours, einer Aktion oder eines Programms, sowie den Grund für diese Aufgabe, wenn er bekannt ist.

Auch das Datum jedes Betreuungsgespräches, das im Rahmen des Parcoursvorschlages geführt wird, wird der zuständigen Dienststelle des Föderalstaates mitgeteilt. Die eventuelle Abwesenheit des Arbeitslosen bei diesen Gesprächen wird auch mitgeteilt, genau wie der Grund dieser Abwesenheit, wenn er bekannt ist. 1.3. Wenn die Aktion aus einer Berufsausbildung, einer vorbereitenden Ausbildung, einer Hilfe bei der Arbeitssuche, einer persönlichen Ausbildung, einer individuellen Berufsausbildung im Unternehmen, einem Praktikum auf dem Arbeitsplatz oder einer Berufserfahrung besteht, werden folgende Angaben der zuständigen Dienststelle des Föderalstaates mitgeteilt: - die Art der Aktion; - das Datum des Antrages, wenn die Initiative vom Arbeitslosen selbst ausgeht; - das Datum des Beginns der Aktion; - die Informationen über die Dauer (Vollzeit- oder Teilzeit) der Aktion, um zu bestimmen, ob es sich um eine intensive Aktion laut Artikel 3 des vorliegenden Zusammenarbeitsabkommens handelt; - der Zeitpunkt der Aktion (tagsüber, abends oder am Wochenende) - das vorgesehene Datum des Endes der Aktion; - das effektive Datum des Endes der Aktion, wenn dies später ist als das vorgesehene, mitgeteilte Ende der Aktion.

Wenn es sich um in vorherigem Absatz genannte Aktionen handelt werden auch folgende Informationen gegebenenfalls der zuständigen Dienststelle des Föderalstaates mitgeteilt: - die Abwesenheit des Arbeitslosen bei den Aktionen sowie den Grund für diese Abwesenheit, wenn er bekannt ist; - die Verweigerung des Arbeitslosen, sich an einer Aktion zu beteiligen, sowie der Grund für diese Verweigerung, wenn er bekannt ist. - die frühzeitige Aufgabe einer Aktion oder eines Programms, sowie den Grund für diese Aufgabe, wenn er bekannt ist. 1.4. Im Fall eines Stellenangebotes, das vom Stellenvermittlungsamt eingereicht wird, werden folgende Informationen der zuständigen Dienststelle des Föderalstaates mitgeteilt: - das Datum, an dem der Arbeitslose das Stellenangebot erhalten hat; - die Identifizierungsangaben des Arbeitgebers; - die Art der Einstellung (normal oder spezial) wenn bekannt; - die vorgeschlagene Arbeitszeitregelung (Vollzeit oder Teilzeit), wenn bekannt; - das Datum und das Ergebnis des Einstellungsgespräches beim Arbeitgeber, wenn bekannt.

Wenn es sich um ein in vorherigem Absatz genanntes Stellenangebot handelt werden auch folgende Informationen gegebenenfalls der zuständigen Dienststelle des Föderalstaates mitgeteilt: - die Abwesenheit des Arbeitslosen bei der Einladung des Stellenvermittlungsamtes sowie den Grund für diese Abwesenheit, wenn er bekannt ist - die Verweigerung des Arbeitslosen, beim Arbeitgeber vorstellig zu werden, sowie den Grund dieser Verweigerung, wenn er bekannt ist. 1.5. Im Rahmen einer kollektiven Informationssitzung wird das Datum dieser Sitzung mitgeteilt.

Wenn es sich um eine in vorherigem Absatz genannte Informationssitzung handelt, werden ebenfalls folgende Informationen der zuständigen Dienststelle des Föderalstaates mitgeteilt. - die Abwesenheit des Arbeitslosen bei der Einladung des Stellenvermittlungsamtes, sowie den Grund für diese Abwesenheit, wenn er bekannt ist. - die Verweigerung des Arbeitslosen, an der Informationssitzung teilzunehmen, sowie den Grund dieser Verweigerung, wenn er bekannt ist. 1.6. Die Regionen und Deutschsprachigen Gemeinschaft verpflichten sich, der zuständigen Dienststelle des Föderalstaates regelmässig alle nützlichen Angaben mitzuteilen, die sich auf die erste Eintragung als Arbeitloser beziehen.

Teil 2. Fakultative Angaben, welche die zuständigen Dienststellen der Gemeinschaften und der Regionen der zuständigen Dienststelle des Föderalstaates übermitteln muss Diese mit den Aktionen zusammenhängenden Angaben werden der zuständigen Dienststelle des Föderalstaates mitgeteilt, wenn die zuständigen Dienststellen der Regionen oder der Deutschsprachigen Gemeinschaft darüber verfügen. Diese Kommunikation erfolgt von Fall zu Fall vorzugsweise per elektronischem Weg oder anderenfalls auf Papier.

Es geht um folgende Aktionen: - ein Gespräch auf Initiative des Arbeitslosen mit dem Stellenvermittlungsamt und/oder dem Dienst für Ausbildung; - ein spontaner Besuch im Kompetenzzentrum und/oder im Ausbildungsumschlagplatz; - eine spontane Einsicht in die Stellenangebote auf dem lokalen Arbeitsmarkt oder auf Ebene des Beschäftigungshauses; - die spontane Einsicht in die Stellenangebote über Internet; - die spontane Einsicht der Ausbildungsdatenbank.

In den oben genannten Fällen wird das Datum des Gespräches oder des Besuchs mitgeteilt, sobald es bekannt ist; die eventuell sich daraus ergebende Aktion wird erwähnt.

Teil 3. Angaben, die den zuständigen Dienststellen der Gemeinschaften und der Regionen von der zuständigen Dienststelle des Föderalstaates je nach Fall zur Verfügung gestellt werden 3.1. Jedes Mal, wenn die zuständige Dienststelle des Föderalstaates einem Arbeitslosen einen Brief zukommen lässt, teilt die zuständige Dienststelle des Föderalstaates dies der zuständigen Dienststelle der Region oder der Deutschsprachigen Gemeinschaft mit.

Dies gilt insbesondere für folgende Fälle: a) ein Brief mit Zwischeninformationen für den Arbeitslosen der Zielgruppe, der zu Beginn der Arbeitslosigkeit gesandt wird, und die Einladung zum ersten Betreuungsgespräch mit der zuständigen Dienststelle des Föderalstaates. Dieses Zwischenmahnschreiben wird im Grunde gesandt: für den Arbeitslosen unter 25 Jahren, im siebten Monat der Arbeitslosigkeit nach dem Punkt Null; für die anderen Arbeitslosen im dreizehnten Monat der Arbeitslosigkeit nach dem Punkt Null.

Die Arbeitslosen, die ihre Arbeitslosigkeitsdauer laut dem vorherigen Absatz bei Inkrafttreten der vorliegenden Zusammenarbeitsabkommens bereits überschritten haben und die Arbeitslosen, die an dem Zeitpunkt, an dem sie bereits diese Dauer überschritten haben, zur Zielgruppe gezählt werden, erhalten dieses Zwischenmahnschreiben mindestens 3 Monate vor dem ersten Betreuungsgespräch.

Den zuständigen Dienststellen der Regionen und der Deutschsprachigen Gemeinschaft werden zumindest der Tag des Beginns der Arbeitslosigkeit, der berücksichtigt werden muss, sowie das für das erste Betreuungsgespräch vorgesehene Datum mitgeteilt. b) hinsichtlich des ersten Betreuungsgesprächs werden den zuständigen Dienststellen der Region oder der Deutschsprachigen Gemeinschaft folgende Informationen mitgeteilt: das Datum der Einladung auf dieses erste Betreuungsgespräch und das für das Gespräch vorgesehene Datum: gegebenenfalls die Abwesenheit des Arbeitslosen bei diesem ersten Gespräch und die begründete Verwaltungsentscheidung; die Entscheidung, die nach diesem ersten Gespräch gefällt wurde, d.h.: entweder die Feststellung, dass die Anstrengungen ausreichend waren, und das naheliegendeste Datum für ein folgendes erstes Gespräch; oder die Feststellung, dass die Anstrengungen nicht ausreichend waren, und das Datum für ein zweites Gespräch. c) hinsichtlich des eventuellen zweiten Betreuungsgespräches werden den zuständigen Dienststellen der Region oder der Deutschsprachigen Gemeinschaft folgende Informationen mitgeteilt: das Datum der Einladung auf dieses zweite Betreuungsgespräch und das für das Gespräch vorgesehene Datum: gegebenenfalls die Abwesenheit des Arbeitslosen bei diesem zweiten Gespräch und die begründete Verwaltungsentscheidung; die Entscheidung, die nach diesem zweiten Gespräch gefällt wurde, d.h.: entweder die Feststellung, dass die Anstrengungen ausreichend waren, und das naheliegendeste Datum für ein folgendes erstes Gespräch; oder die Feststellung, dass die Anstrengungen nicht ausreichend waren, das vorgesehene Datum für ein drittes Gespräch und die Verwaltungsentscheidung, die nach diesem zweiten Gespräch getroffen wurde. d) hinsichtlich des eventuellen dritten Betreuungsgespräches werden den zuständigen Dienststellen der Region oder der Deutschsprachigen Gemeinschaft folgende Informationen mitgeteilt: das Datum der Einladung auf dieses dritte Betreuungsgespräch und das für das Gespräch vorgesehene Datum: gegebenenfalls die Abwesenheit des Arbeitslosen bei diesem dritten Gespräch und die begründete Verwaltungsentscheidung; die Entscheidung, die nach diesem zweiten Gespräch gefällt wurde, d.h.: entweder die Feststellung, dass die Anstrengungen ausreichend waren, und das naheliegendeste Datum für ein folgendes erstes Gespräch; oder die Feststellung, dass die Anstrengungen nicht ausreichend waren, und die Verwaltungsentscheidung, die nach diesem zweiten Gespräch getroffen wurde 3.2. Jede vom Direktor des Arbeitslosenamtes auf der Grundlage der Gesetzgebung über Arbeitslosigkeit dem Arbeitslosen anerkannten Freistellung von der Eintragung wird ebenfalls mit der Mitteilung des Grundes für die Freistellung und der vorgesehenen Dauer mitgeteilt.

Jede Verlängerung einer bestehenden Freistellung muss dem betroffenen Stellenvermittlungsamt erneut mitgeteilt werden. 3.3. Die zuständigen Dienststellen der Regionen und der Deutschsprachigen Gemeinschaft erhalten einmal pro Quartal die Angaben des Arbeitslosen, der im letzten Quartal eine "Arbeitskarte" oder eine "Karte der ersten Arbeit" von der zuständigen Dienststelle des Föderalstaates erhalten hat. 3.4. Die zuständigen Dienststellen der Regionen und der Deutschsprachigen Gemeinschaft erhalten die Angaben der Identität des Arbeitslosen, der auf der Grundlage einer von einem von den Föderalbehörden ernannten Arztes aufgestellten ärztlichen Bestätigung anerkannt wurde, a) eine ständige körperliche Arbeitsunfähigkeit von mindestens 33% aufzuweisen b) eine chronische körperlich Arbeitsunfähigkeit von mindestens 33% für einen Zeitraum von mindestens 2 Jahren aufzuweisen. 3.5. Den zuständigen Dienstellen der Regionen und der Deutschsprachigen Gemeinschaft wird das Datum für jeden Arbeitslosen mitgeteilt, an dem sein Zähler der Arbeitslosigkeitsdauer auf Null gestellt wird. 3.6. Wenn nach einer positiven Bewertung ein neues Datum nach einem neuen ersten Gespräch festgehalten wurde, wird dem Arbeitslosen mindestens sechs Monate vor diesem neuen ersten Gespräch das folgende Verfahren mitgeteilt. Diese Information wird auch den zuständigen Dienststellen der Regionen und der Deutschsprachigen Gemeinschaft mitgeteilt.

^