Etaamb.openjustice.be
Wet van 18 december 2002
gepubliceerd op 14 januari 2003

Wet tot wijziging van de wet van 8 april 1965 tot instelling van de arbeidsreglementen

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
2002013507
pub.
14/01/2003
prom.
18/12/2002
ELI
eli/wet/2002/12/18/2002013507/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

18 DECEMBER 2002. - Wet tot wijziging van de wet van 8 april 1965 tot instelling van de arbeidsreglementen (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Zij zet de richtlijn 91/533/EEG van de Raad van de Europese Unie van 14 oktober 1991 betreffende de verplichting van de werkgever de werknemer te informeren over de voorwaarden die op zijn arbeidsovereenkomst of -verhouding van toepassing zijn, om in het Belgische recht voor de volledige publieke sector.

Art. 2.Artikel 2, 1°, van de wet van 8 april 1965 tot instelling van de arbeidsreglementen wordt vervangen als volgt : « 1° de personeelsleden van Landsverdediging en de personeelsleden van de federale politie en van de korpsen van de lokale politie. »

Art. 3.Artikel 4 van dezelfde wet wordt aangevuld met het volgende lid : « De in het derde lid bedoelde afwijkingsmogelijkheid is niet van toepassing op de personen van wie de rechtspositie eenzijdig door de overheid is geregeld. »

Art. 4.In artikel 6 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 23 juni 1981, 22 januari 1985, 21 december 1994 en 12 augustus 2000, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° 1° wordt aangevuld met het volgende lid : « Met betrekking tot de werknemers tewerkgesteld in een overheidsdienst die niet onder de toepassing valt van Hoofdstuk III, afdelingen 1 en 2, van de arbeidswet van 16 maart 1971 : de in voorkomend geval geldende variabele uurroosters met vermelding van de vastgestelde grenzen in dit verband en met verwijzing naar de betrokken teksten.»; 2° de bestaande en door 1° gewijzigde tekst vormt § 1 en wordt aangevuld met een § 2, luidende : « § 2.Met betrekking tot de werknemers tewerkgesteld in een overheidsdienst kan, voor de toepassing van § 1, in voorkomend geval verwezen worden naar de teksten die van toepassing zijn. »

Art. 5.In artikel 15 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 22 januari 1985 en 26 juni 1996, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° Tussen het eerste en het tweede lid wordt het volgende lid ingevoegd : « Het bericht met opgave van de plaats waar de teksten waar het arbeidsreglement op basis van artikel 6, § 2 desgevallend naar verwijst kunnen worden geraadpleegd, moet worden aangeplakt op een zichtbare en toegankelijke plaats.»; 2° Tussen het derde en het vierde lid wordt het volgende lid ingevoegd : De werknemers tewerkgesteld in een overheidsdienst moeten op een gemakkelijk toegankelijke plaats inzage kunnen hebben van de teksten waar het arbeidsreglement op basis van artikel 6, § 2 desgevallend naar verwijst.»

Art. 6.Hoofdstuk IIIbis van dezelfde wet, bestaande uit de artikelen 15bis tot 15quinquies, ingevoegd door het koninklijk besluit van 13 februari 1998, wordt vervangen door de volgende bepalingen : « Hoofdstuk IIIbis. Bijzondere regeling voor de overheidsdiensten waarop de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel van toepassing is.

Art. 15bis.§ 1. Dit hoofdstuk is van toepassing op de personen tewerkgesteld in de overheidsdiensten als bedoeld in artikel 1, 3°, van het koninklijk besluit van 28 september 1984. § 2. In dit hoofdstuk dient te worden verstaan onder : 1° "de wet van 19 december 1974" : de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel;2° "het koninklijk besluit van 28 september 1984 : het koninklijk besluit van 28 september 1984 tot uitvoering van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel;3° "het gemeenschappelijk comité voor alle overheidsdiensten : het comité bedoeld in artikel 3, § 1, 3°, van de wet van 19 december 1974;4° "het bevoegde onderhandelingscomité" : één van de onderhandelingscomités als bedoeld in artikel 5, § 1, van de wet van 19 december 1974;5° "het bevoegde overlegcomité" : één van de overlegcomités opgericht krachtens artikel 10 van de wet van 19 december 1974.

Art. 15ter.Voor de toepassing van artikel 3, eerste lid, 2°, geldt het protocol opgesteld na onderhandelingen in het bevoegde onderhandelingscomité als het voorstel van de bevoegde paritaire comités en het advies van de Nationale Arbeidsraad.

Art. 15quater.§ 1. Om de bevoegdheid uit te oefenen bedoeld in artikel 7, eerste lid, wint de Koning, in afwijking van artikel 7, tweede lid, het met redenen omkleed advies in van het bevoegde overlegcomité. § 2. In afwijking van artikel 7, derde lid, wordt dit advies echter gegeven door het gemeenschappelijk comité voor alle overheidsdiensten wanneer de regelingen uitsluitend betrekking hebben op personeel ressorterende onder ten minste twee sectorcomités, ten minste twee bijzondere comités of één of meer sectorcomités en één of meer bijzondere comités.

Art. 15quinquies.§ 1. Voor de toepassing van hoofdstuk II, afdeling III, gelden de onderhandelings- en overlegprocedures als bedoeld in de wet van 19 december 1974 en haar uitvoeringsbesluiten als de procedures welke doorlopen worden in de paritaire comités en in de ondernemingsraden of in samenwerking met de vakbondsafgevaardigden.

De aangelegenheden die niet onderworpen zijn aan de in het eerste lid vermelde onderhandelings- of overlegprocedures en die in het arbeidsreglement moeten worden opgenomen, worden onderworpen aan de overlegprocedure. Die procedure wordt doorlopen in het bevoegde overlegcomité. § 2. Bij gebrek aan een eenparig gemotiveerd advies in het bevoegde overlegcomité over de bepalingen van het reglement, wordt het geschil uiterlijk vijftien dagen na de dag waarop de notulen definitief geworden zijn, door de voorzitter ter kennis gebracht van de ambtenaar door de Koning aangewezen krachtens artikel 21. Deze tracht binnen een termijn van dertig dagen de uiteenlopende standpunten te verzoenen.

Indien hij daarin niet slaagt, wordt het geschil binnen vijftien dagen na het proces-verbaal van niet-verzoening onderworpen aan de onderhandelingsprocedure. Die procedure verloopt, naar gelang het geval, in één van de onderafdelingen bedoeld in artikel 17, § 2bis en § 2ter, van het koninklijk besluit van 28 september 1984 of in het bevoegde sectorcomité. Nadat het protocol van die onderhandelingen definitief is geworden, stelt de overheid het arbeidsreglement vast of brengt de wijzigingen in het arbeidsreglement aan.

Art. 15sexies.In de gevallen bedoeld in artikel 15, zevende lid, tweede zin, wordt de verzending van een afschrift aan de voorzitter van het paritair comité vervangen door de verzending van een afschrift aan de voorzitter van het bevoegde onderhandelingscomité. »

Art. 7.In dezelfde wet wordt een hoofdstuk IlIter ingevoegd, luidende : « Hoofdstuk IIIter. Bijzondere regeling voor de overheidsdiensten waarop de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel niet van toepassing is.

Art. 15septies.De Koning stelt, voor de overheidsdiensten die niet onder het toepassingsgebied vallen van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel en die geen ondernemingsraad hebben of die zich in dit kader niet op een wettelijk geregelde procedure kunnen beroepen, vast welke procedure in het kader van deze wet moet worden gevolgd. »

Art. 8.In dezelfde wet wordt een artikel 19bis ingevoegd, luidende : « De artikelen 16 tot 19 van deze wet zijn niet van toepassing op de openbare diensten die, voor de inwerkingtreding van deze bepaling, niet onder het toepassingsgebied van deze wet vielen. »

Art. 9.De werkgevers tot wie de voorliggende wet de toepassing van de wet van 8 april 1965 uitbreidt, zijn gemachtigd om de bij artikel 6 van de wet van 8 april 1965 voorziene vermeldingen in het arbeidsreglement op te nemen zonder hierbij de bij de artikelen 6 en 7 van voorliggende wet bepaalde procedures te respecteren, wanneer het teksten betreft die van kracht zijn op het moment van de inwerkingtreding van voorliggende wet.

Art. 10.Deze wet treedt in werking op de eerste dag van de zesde maand na die waarin ze is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad .

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 18 december 2002.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN _______ Nota (1) Verwijzingen naar de parlementaire werkzaamheden te vermelden bij de publicatie van de wet in het Belgisch Staatsblad . Kamer van volksvertegenwoordigers.

Stukken : Doc 50 2031 - 2001/2002 : 001 : Wetsontwerp.

Doc 50 2031- 2002/2003 : 002 : Verslag. 003 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat.

Integraal verslag : 6 en 7 november 2002.

Senaat.

Stukken : 2 - 1341 2002/2003 : Nr. 1 : Ontwerp niet geëvoceerd door de Senaat.

^