Etaamb.openjustice.be
Wet van 18 februari 2014
gepubliceerd op 04 maart 2014

Wet van betreffende de invoering van een verzelfstandigd beheer voor de rechterlijke organisatie

bron
federale overheidsdienst justitie
numac
2014009085
pub.
04/03/2014
prom.
18/02/2014
ELI
eli/wet/2014/02/18/2014009085/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)Kamer (parl. doc.)Senaat (fiche)
Document Qrcode

18 FEBRUARI 2014. - Wet van betreffende de invoering van een verzelfstandigd beheer voor de rechterlijke organisatie (1)


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepaling

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet. HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van het Gerechtelijk Wetboek

Art. 2.Artikel 143ter van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd bij de wet van 4 maart 1997 en vervangen bij de wet van 25 april 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/04/2007 pub. 01/06/2007 numac 2007009412 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek inzonderheid met betrekking tot bepalingen inzake het gerechtspersoneel van het niveau A, de griffiers en de secretarissen en inzake de rechterlijke organisatie sluiten, wordt opgeheven.

Art. 3.In artikel 150bis, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 22 december 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/12/1998 pub. 02/02/1999 numac 1999009006 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van sommige bepalingen van deel II van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de Hoge Raad voor de Justitie, de benoeming en aanwijzing van magistraten en tot invoering van een evaluatiesysteem type wet prom. 22/12/1998 pub. 10/02/1999 numac 1999009059 bron ministerie van justitie Wet betreffende de verticale integratie van het openbaar ministerie, het federaal parket en de raad van de procureurs des Konings sluiten en gewijzigd bij de wet van 25 april 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/04/2007 pub. 01/06/2007 numac 2007009412 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek inzonderheid met betrekking tot bepalingen inzake het gerechtspersoneel van het niveau A, de griffiers en de secretarissen en inzake de rechterlijke organisatie sluiten, wordt tussen het woord "genoemd." en de woorden "De federale" de volgende zin ingevoegd : "De adjunct-procureur des Konings van Brussel maakt deel uit van deze raad.".

Art. 4.In artikel 152bis, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 12 april 2004Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/04/2004 pub. 07/05/2004 numac 2004009321 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende verticale integratie van het openbaar ministerie type wet prom. 12/04/2004 pub. 17/06/2004 numac 2004015082 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met het Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Republiek Slovenië inzake politiesamenwerking, ondertekend te Brussel op 22 januari 2001 (2) sluiten en gewijzigd bij de wet van 25 april 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/04/2007 pub. 01/06/2007 numac 2007009412 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek inzonderheid met betrekking tot bepalingen inzake het gerechtspersoneel van het niveau A, de griffiers en de secretarissen en inzake de rechterlijke organisatie sluiten, wordt tussen het woord "genoemd." en de woorden "De federale" de volgende zin ingevoegd : "De adjunct-arbeidsauditeur van Brussel maakt deel uit van deze raad.".

Art. 5.TITEL IV van het tweede deel, boek I, van hetzelfde Wetboek, opgeheven bij de wet van 25 april 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/04/2007 pub. 01/06/2007 numac 2007009412 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek inzonderheid met betrekking tot bepalingen inzake het gerechtspersoneel van het niveau A, de griffiers en de secretarissen en inzake de rechterlijke organisatie sluiten, wordt hersteld als volgt : "TITEL IV. - Beheer van de rechterlijke organisatie".

Art. 6.In titel IV, hersteld bij artikel 5, wordt hoofdstuk I, opgeheven bij de wet van 25 april 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/04/2007 pub. 01/06/2007 numac 2007009412 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek inzonderheid met betrekking tot bepalingen inzake het gerechtspersoneel van het niveau A, de griffiers en de secretarissen en inzake de rechterlijke organisatie sluiten, hersteld als volgt : "HOOFDSTUK I. - Algemene beginselen".

Art. 7.In hoofdstuk I, hersteld bij artikel 6, wordt artikel 180, opgeheven bij de wet van 25 april 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/04/2007 pub. 01/06/2007 numac 2007009412 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek inzonderheid met betrekking tot bepalingen inzake het gerechtspersoneel van het niveau A, de griffiers en de secretarissen en inzake de rechterlijke organisatie sluiten, hersteld als volgt : "

Art. 180.De gerechtelijke entiteiten van de rechterlijke organisatie zijn verantwoordelijk voor het beheer van de algemene werkingsmiddelen die hun ter beschikking worden gesteld.

De colleges bedoeld in deze titel, bieden steun bij en houden toezicht op het beheer.

Onder gerechtelijke entiteiten wordt verstaan : 1° de hoven van beroep, de arbeidshoven, de rechtbanken en de vredegerechten wat de zetel betreft;2° de parketten-generaal, de parketten van de procureur des Konings, de arbeidsauditoraten en het federaal parket wat het openbaar ministerie betreft. Het Hof van Cassatie en het parket bij dit Hof vormen samen een afzonderlijke gerechtelijke entiteit.".

Art. 8.In titel IV, hersteld bij artikel 5, wordt hoofdstuk II, opgeheven bij de wet van 25 april 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/04/2007 pub. 01/06/2007 numac 2007009412 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek inzonderheid met betrekking tot bepalingen inzake het gerechtspersoneel van het niveau A, de griffiers en de secretarissen en inzake de rechterlijke organisatie sluiten, hersteld als volgt : "HOOFDSTUK II. - Centraal beheer".

Art. 9.In hoofdstuk II, hersteld bij artikel 8, wordt een afdeling I ingevoegd, luidende "Het College van de hoven en rechtbanken".

Art. 10.In afdeling I, ingevoegd bij artikel 9, wordt artikel 181, opgeheven bij de wet van 10 juni 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/06/2006 pub. 29/06/2006 numac 2006011270 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet tot oprichting van een Raad voor de mededinging type wet prom. 10/06/2006 pub. 16/06/2006 numac 2006003297 bron federale overheidsdienst financien Wet betreffende de biobrandstoffen type wet prom. 10/06/2006 pub. 24/11/2006 numac 2006009638 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot herziening van de loopbanen en de bezoldiging van het personeel van de griffies en de parketsecretariaten type wet prom. 10/06/2006 pub. 27/06/2006 numac 2006003302 bron federale overheidsdienst financien Wet inzake de afzonderlijke belasting van de gewestelijke weerwerkpremies sluiten, hersteld als volgt : "Art 181. Er wordt een College van de hoven en rechtbanken opgericht dat instaat voor de goede algemene werking van de zetel. Het College, binnen deze bevoegdheid : 1° neemt maatregelen die een toegankelijke, onafhankelijke, tijdige en kwaliteitsvolle rechtsbedeling verzekeren door het organiseren van onder meer communicatie, kennisbeheer, een kwaliteitsbeleid, werkprocessen, de implementatie van informatisering, het strategisch personeelsbeleid, de statistieken, de werklastmeting en werklastverdeling;2° biedt ondersteuning aan het beheer binnen de hoven van beroep en arbeidshoven, rechtbanken en vredegerechten. Ter uitvoering van de bij dit artikel bepaalde taken en bevoegdheden geeft het College aanbevelingen en dwingende richtlijnen aan alle directiecomités van respectievelijk de hoven van beroep en arbeidshoven, rechtbanken en vredegerechten. De aanbevelingen en richtlijnen worden aan de minister van Justitie overgezonden.".

Art. 11.In dezelfde afdeling wordt artikel 182, opgeheven bij de wet van 10 juni 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/06/2006 pub. 29/06/2006 numac 2006011270 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet tot oprichting van een Raad voor de mededinging type wet prom. 10/06/2006 pub. 16/06/2006 numac 2006003297 bron federale overheidsdienst financien Wet betreffende de biobrandstoffen type wet prom. 10/06/2006 pub. 24/11/2006 numac 2006009638 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot herziening van de loopbanen en de bezoldiging van het personeel van de griffies en de parketsecretariaten type wet prom. 10/06/2006 pub. 27/06/2006 numac 2006003302 bron federale overheidsdienst financien Wet inzake de afzonderlijke belasting van de gewestelijke weerwerkpremies sluiten, hersteld als volgt : "Art 182. Het College bestaat uit drie eerste voorzitters van een hof van beroep, een eerste voorzitter van een arbeidshof, drie voorzitters van een rechtbank van eerste aanleg, een voorzitter van een rechtbank van koophandel, een voorzitter van een arbeidsrechtbank en een voorzitter van de vredegerechten en politierechtbanken. Het College wordt taalkundig paritair samengesteld. Indien een lid afkomstig is uit het arrondissement Eupen, wordt het meegeteld bij de taalgroep van zijn diploma van doctor, licentiaat of master in de rechten.

Het College kiest uit zijn leden een voorzitter voor een hernieuwbare periode van tweeënhalf jaar. Bij wijziging van voorzitter wordt een beurtwisseling van de taalstelsels in acht genomen. Er kan slechts eenmaal achtereenvolgens van deze beurtwisseling worden afgeweken, met instemming van alle leden van het College.

De leden van het College worden verkozen door de korpschefs van de hoven van beroep, van de arbeidshoven en van de rechtbanken voor een termijn van vijf jaar.

Een kiescollege van de eerste voorzitters kiest de vier vertegenwoordigers van de hoven, taalparitair verdeeld.

Een kiescollege van de voorzitters kiest de zes vertegenwoordigers van de rechtbanken en de vredegerechten, taalparitair verdeeld.

De Koning stelt de nadere regels vast voor de verkiezing.

Het College beslist bij meerderheid van stemmen, waaronder minstens één stem in elke taalgroep. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend. Het College keurt zijn huishoudelijk reglement goed en kan zich voorzien van een taalparitair bureau voor de voorbereiding en uitvoering van de beslissingen.

Het College van de hoven en rechtbanken vergadert minstens eenmaal per maand. De minister van Justitie of de voorzitter van het College van het openbaar ministerie kan eveneens het College van de hoven en rechtbanken op hun gemotiveerde vraag verzoeken bijeen te komen. Zij kunnen het College verzoeken een aanbeveling of richtlijn uit te vaardigen. Het College zal daarover beslissen. Op eigen initiatief of op vraag van de minister van Justitie vergaderen beide Colleges samen.

Ingeval een lid van het College afwezig of verhinderd is, wordt het lid vervangen door de overeenkomstig artikel 319 aangewezen vervanger.".

Art. 12.In dezelfde afdeling wordt artikel 183, opgeheven bij de wet van 10 juni 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/06/2006 pub. 29/06/2006 numac 2006011270 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet tot oprichting van een Raad voor de mededinging type wet prom. 10/06/2006 pub. 16/06/2006 numac 2006003297 bron federale overheidsdienst financien Wet betreffende de biobrandstoffen type wet prom. 10/06/2006 pub. 24/11/2006 numac 2006009638 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot herziening van de loopbanen en de bezoldiging van het personeel van de griffies en de parketsecretariaten type wet prom. 10/06/2006 pub. 27/06/2006 numac 2006003302 bron federale overheidsdienst financien Wet inzake de afzonderlijke belasting van de gewestelijke weerwerkpremies sluiten, hersteld als volgt : "

Art. 183.§ 1. Bij het College van de hoven en rechtbanken wordt een gemeenschappelijke steundienst ingericht. De steundienst staat onder het gezag van de voorzitter van het College van de hoven en rechtbanken.

De steundienst is belast met : 1° het verlenen van ondersteuning in de domeinen vernoemd in artikel 181;2° het verlenen van ondersteuning van de directiecomités, bedoeld in hoofdstuk III;3° het organiseren van een interne audit van het College en de gerechtelijke entiteiten. Een directeur is belast met de dagelijkse leiding. Hij wordt voor een hernieuwbare termijn van vijf jaar aangewezen door de Koning op voordracht van het College en op basis van een door de Koning op advies van het College vooraf bepaald profiel. De directeur neemt zitting in het College met raadgevende stem.

De directeur oefent zijn functie voltijds uit. Hij ontvangt de wedde van kamervoorzitter bij een hof van beroep. De artikelen 323bis, 327 en 330 zijn in voorkomend geval van toepassing. In geval van ongeschiktheid, langdurige ziekte of ernstig plichtsverzuim kan de Koning, op voorstel van het College, het mandaat van de directeur schorsen of vroegtijdig beëindigen. § 2. De Koning bepaalt op advies van het College de nadere regels betreffende de werking en de organisatie van de steundienst. Het personeel wordt opgenomen in een personeelsplan, dat jaarlijks wordt opgesteld door het College. Bij de aanwervingen wordt de taalpariteit verzekerd.

Het binnen de steundienst vastbenoemd personeel is onderworpen aan de wettelijke en statutaire regelen die van toepassing zijn op het in vast verband benoemde personeel van de rechterlijke organisatie.

Magistraten kunnen een opdracht krijgen in de steundienst overeenkomstig de artikelen 323bis en 327.

Ieder personeelslid van de rechterlijke organisatie kan, met zijn instemming en op verzoek van het College aan de minister van Justitie, in de steundienst van het College een opdracht krijgen overeenkomstig de artikelen 330, 330bis en 330ter.

Ieder vastbenoemd personeelslid van een federale overheidsdienst, een programmatorische federale overheidsdienst of van de Hoge Raad voor de Justitie kan, met zijn instemming en op verzoek van het College, al naargelang van het geval, aan de minister waaronder hij ressorteert of aan de Hoge Raad voor de Justitie, ter beschikking worden gesteld van de steundienst van het College. § 3. Aan de opdracht of aan de terbeschikkingstelling bedoeld in dit artikel kan een einde worden gemaakt : 1° op voorstel van het College, na de magistraat, het personeelslid of de ambtenaar vooraf te hebben gehoord;2° op verzoek van de betrokken magistraat, het betrokken personeelslid of de betrokken ambtenaar met inachtneming van een opzeggingstermijn van een maand. De personeelsleden en magistraten bedoeld in dit artikel zijn onderworpen aan het gezag van de directeur.

De personeelsleden bedoeld in dit artikel zijn onderworpen aan de evaluatieregeling, de tuchtregeling, de verlofregeling en de arbeidstijdregeling die van toepassing zijn op de personeelsleden bedoeld in § 2, tweede lid.

Het personeelsplan kan voorzien in de mogelijkheid om werknemers met een arbeidsovereenkomst in dienst te nemen overeenkomstig de bepalingen voorzien in artikel 178. § 4. De wedde van het door het College aangeworven personeel en van het personeel dat met een opdracht belast is of ter beschikking wordt gesteld, is ten laste van de begroting van het College.

Onverminderd de bepalingen van dit hoofdstuk behoudt ieder met een opdracht belast of ter beschikking gesteld personeelslid zijn eigen statuut. Ingeval het statuut van het personeel bedoeld in dit artikel voor een vergelijkbare opdracht evenwel voorziet in een hogere bezoldiging of in bijzondere voordelen, wordt ten laste van de begroting van het College een weddensupplement dat de bezoldiging van dat personeelslid op hetzelfde niveau brengt, evenals deze voordelen toegekend.".

Art. 13.In hoofdstuk II, hersteld bij artikel 8, wordt een afdeling II ingevoegd, luidende "Het College van het openbaar ministerie".

Art. 14.In afdeling II, ingevoegd bij artikel 13, wordt artikel 184 opgeheven bij de wet van 10 juni 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/06/2006 pub. 29/06/2006 numac 2006011270 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet tot oprichting van een Raad voor de mededinging type wet prom. 10/06/2006 pub. 16/06/2006 numac 2006003297 bron federale overheidsdienst financien Wet betreffende de biobrandstoffen type wet prom. 10/06/2006 pub. 24/11/2006 numac 2006009638 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot herziening van de loopbanen en de bezoldiging van het personeel van de griffies en de parketsecretariaten type wet prom. 10/06/2006 pub. 27/06/2006 numac 2006003302 bron federale overheidsdienst financien Wet inzake de afzonderlijke belasting van de gewestelijke weerwerkpremies sluiten, hersteld als volgt : "

Art. 184.§ 1. Er wordt een College van het openbaar ministerie opgericht dat binnen zijn bevoegdheden alle maatregelen neemt die nodig zijn voor een goed beheer van het openbaar ministerie : 1° ondersteuning bieden aan het beheer ter uitvoering van het strafrechtelijk beleid bepaald door het College van procureurs-generaal overeenkomstig artikel 143bis, § 2;2° het nastreven van de integrale kwaliteit op het vlak van onder meer communicatie, kennisbeheer, kwaliteitsbeleid, werkprocessen, implementatie van de informatisering, strategisch personeelsbeleid, statistiek, werklastmeting en werklastverdeling, teneinde bij te dragen aan een toegankelijke, onafhankelijke, tijdige en kwaliteitsvolle rechtsbedeling;3° ondersteuning bieden aan het beheer binnen de gerechtelijke entiteiten van het openbaar ministerie. Ter uitvoering van de taken en bevoegdheden bedoeld in dit artikel kan het College aanbevelingen en dwingende richtlijnen richten aan de directiecomités van de gerechtelijke entiteiten van het openbaar ministerie. De aanbevelingen en richtlijnen worden aan de minister van Justitie overgezonden. § 2. In het College van het openbaar ministerie nemen naast de vijf procureurs-generaal bij de hoven van beroep, drie leden van de Raad van procureurs des Konings, een lid van de Raad van de arbeidsauditeurs en de federale procureur plaats. De Raad van procureurs des Konings en de Raad van arbeidsauditeurs verkiezen hun vertegenwoordigers in het College voor een termijn van vijf jaar. De Koning stelt de nadere regels vast voor de verkiezing.

Het College van het openbaar ministerie wordt voorgezeten door de voorzitter van het College van procureurs-generaal. Het is taalparitair samengesteld. Indien een lid afkomstig is uit het arrondissement Eupen, wordt het meegeteld bij de taalgroep van zijn diploma van doctor, licentiaat of master in de rechten.

Het College beslist bij meerderheid van stemmen, waaronder minstens een stem in elke taalgroep. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend. Indien geen beslissing wordt genomen, neemt de minister van Justitie de noodzakelijke beheersmaatregelen.

Het College keurt zijn huishoudelijk reglement goed en kan zich voorzien van een taalparitair samengesteld bureau voor de voorbereiding en uitvoering van de beslissingen.

Het College van het openbaar ministerie vergadert minstens eenmaal per maand. De minister van Justitie of de voorzitter van het College van de hoven en rechtbanken kan eveneens het College van het openbaar ministerie verzoeken bijeen te komen op hun gemotiveerde vraag. Zij kunnen het College verzoeken een aanbeveling of richtlijn uit te vaardigen. Het College beslist over dat verzoek. Op eigen initiatief of op vraag van de minister van Justitie vergaderen beide Colleges samen.

Ingeval een lid van het College afwezig of verhinderd is, wordt het lid vervangen door de overeenkomstig artikel 319 aangewezen vervanger.".

Art. 15.In dezelfde afdeling wordt het artikel 185, opgeheven bij de wet van 10 juni 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/06/2006 pub. 29/06/2006 numac 2006011270 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet tot oprichting van een Raad voor de mededinging type wet prom. 10/06/2006 pub. 16/06/2006 numac 2006003297 bron federale overheidsdienst financien Wet betreffende de biobrandstoffen type wet prom. 10/06/2006 pub. 24/11/2006 numac 2006009638 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot herziening van de loopbanen en de bezoldiging van het personeel van de griffies en de parketsecretariaten type wet prom. 10/06/2006 pub. 27/06/2006 numac 2006003302 bron federale overheidsdienst financien Wet inzake de afzonderlijke belasting van de gewestelijke weerwerkpremies sluiten, hersteld als volgt : "Art 185. § 1. Bij het College van procureurs-generaal en het College van het openbaar ministerie wordt een gemeenschappelijke steundienst ingericht. De steundienst staat onder het gezag van de voorzitter van het College van het openbaar ministerie.

De steundienst is belast met : 1° het verlenen van ondersteuning bij de uitoefening van de bij de artikelen 143bis, §§ 2, 3, 4, 5 en 7, en 184, § 1, bepaalde opdrachten;2° het verlenen van ondersteuning van de directiecomités, bedoeld in hoofdstuk III;3° het organiseren van een interne audit van het College van het openbaar ministerie en van de gerechtelijke entiteiten. Een directeur is belast met de dagelijkse leiding. Hij wordt voor een hernieuwbare termijn van vijf jaar aangewezen door de Koning op voordracht van het College van het openbaar ministerie en op basis van een door de Koning op advies van het College vooraf bepaald profiel.

De directeur neemt zitting in het College met raadgevende stem.

De directeur oefent zijn functie voltijds uit. Hij ontvangt de wedde van eerste advocaat-generaal bij het hof van beroep. De artikelen 323bis, 327 en 330bis zijn in voorkomend geval van toepassing.

In geval van ongeschiktheid, langdurige ziekte of ernstig plichtsverzuim kan de Koning, op voorstel van het College het mandaat van de directeur en schorsen of vroegtijdig beëindigen. § 2. De Koning bepaalt, op advies van het College van het openbaar ministerie, de nadere regels betreffende de werking en de organisatie van de steundienst. Het personeel wordt opgenomen in een personeels plan, dat jaarlijks wordt opgesteld door het College. Bij de aanwervingen wordt de taalpariteit verzekerd.

Het binnen de steundienst vastbenoemd personeel is onderworpen aan de wettelijke en statutaire regelen die van toepassing zijn op het in vast verband benoemde personeel van de rechterlijke organisatie.

Magistraten kunnen een opdracht krijgen in de steundienst overeenkomstig de artikelen 323bis en 327.

Ieder personeelslid van de rechterlijke organisatie kan, met zijn instemming en op verzoek van het College aan de minister van Justitie, een opdracht krijgen in de steundienst van het College overeenkomstig de artikelen 330, 330bis en 330ter.

Ieder vastbenoemd personeelslid van een federale overheidsdienst, een programmatorische federale overheidsdienst of van de Hoge Raad voor de Justitie kan, met zijn instemming en op verzoek van het College, naargelang van het geval, aan de minister waaronder hij ressorteert of aan de Hoge Raad voor de Justitie, ter beschikking worden gesteld van de steundienst van het College. § 3. Aan de opdracht of aan de terbeschikkingstelling bedoeld in dit artikel kan een einde worden gemaakt : 1° op voorstel van het College na de magistraat, het personeelslid of de betrokken ambtenaar vooraf te hebben gehoord;2° op verzoek van de betrokken magistraat, het betrokken personeelslid of de betrokken ambtenaar, met inachtneming van een opzeggingstermijn van een maand. De personeelsleden en magistraten bedoeld in dit artikel zijn onderworpen aan het gezag van de directeur.

De personeelsleden bedoeld in dit artikel zijn onderworpen aan de evaluatieregeling, de tuchtregeling, de verlofregeling en de arbeidstijdregeling die van toepassing zijn op de personeelsleden bedoeld in § 2, tweede lid.

Het personeelsplan kan voorzien in de mogelijkheid om werknemers met een arbeidsovereenkomst in dienst te nemen overeenkomstig de nadere regels bepaald bij artikel 178. § 4. De wedde van het door het College aangeworven personeel en van het personeel dat met een opdracht belast is of ter beschikking wordt gesteld, is ten laste van de begroting van het College.

Onverminderd de bepalingen van dit hoofdstuk behoudt ieder met een opdracht belast of ter beschikking gesteld personeelslid zijn eigen statuut. Ingeval het statuut van het personeel bedoeld in dit artikel voor een vergelijkbare opdracht evenwel voorziet in een hogere bezoldiging of in bijzondere voordelen, dan wordt hen ten laste van de begroting van het College een weddensupplement dat de bezoldiging van dat personeelslid op hetzelfde niveau brengt, evenals deze voordelen toegekend.".

Art. 16.In hoofdstuk II, hersteld bij artikel 8, wordt een afdeling III ingevoegd, luidende "Het gemeenschappelijke beheer voor de Rechterlijke Orde".

Art. 17.In afdeling III, ingevoegd bij artikel 16, wordt een artikel 185/1 ingevoegd, luidende : "Art.185/1. Beheersaangelegenheden die als gemeenschappelijk worden aangewezen, worden samen beheerd hetzij door beide Colleges, hetzij door beide Colleges samen met de Federale Overheidsdienst Justitie. In het beheer zijn de Colleges en, in voorkomend geval, de Federale Overheidsdienst Justitie gelijk vertegenwoordigd en beslissen ze bij consensus.

Onder gemeenschappelijke beheersaangelegenheden wordt verstaan aangelegenheden waarvan de ingezette middelen gemeenschappelijk zijn, aangelegenheden waarin de zetel, het openbaar ministerie en, in de bvoorkomend geval, de Federale overheidsdienst Justitie dermate verbonden zijn dat die niet alleen door de zetel, het openbaar ministerie of de Federale Overheidsdienst Justitie kunnen beheerd worden of aangelegenheden waarover de zetel en het openbaar ministerie en, in voorkomend geval, de Federale Overheidsdienst Justitie van oordeel zijn dat zij deze omwille van de schaalgrootte of efficiëntiewinsten beter samen kunnen beheren.

De Koning bepaalt in een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, na advies van de Colleges en de Federale Overheidsdienst Justitie, de gemeenschappelijke beheersaangelegenheden en de nadere regels waarop die beheerd worden. Het Hof van Cassatie wordt betrokken voor de aangelegenheden die het aanbelangt.".

Art. 18.In titel IV, hersteld bij artikel 3, wordt hoofdstuk III, opgeheven bij de wet van 25 april 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/04/2007 pub. 01/06/2007 numac 2007009412 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek inzonderheid met betrekking tot bepalingen inzake het gerechtspersoneel van het niveau A, de griffiers en de secretarissen en inzake de rechterlijke organisatie sluiten, hersteld als volgt : "Hoofdstuk III. Beheerstructuur in de hoven, de rechtbanken en het openbaar ministerie".

Art. 19.In hoofdstuk III, hersteld bij artikel 18, wordt een artikel 185/2 ingevoegd, luidende : "Art 185/2. § 1. Elk hof, elke rechtbank en elk parket heeft een directiecomité dat wordt voorgezeten door de korpschef. § 2. Het directiecomité van het Hof van Cassatie wordt samengesteld uit de eerste voorzitter, de voorzitter, de procureur-generaal, de eerste advocaat-generaal, de hoofdgriffier en hoofdsecretaris. Het directiecomité wordt bijgestaan door een steundienst bedoeld in artikel 158, die onder het gemeenschappelijk gezag en toezicht staat van de korpschefs.

In de hoven wordt het directiecomité samengesteld uit de eerste voorzitter, twee kamervoorzitters en de hoofdgriffier, in de parketten-generaal uit de procureur-generaal, de eerste advocaat-generaal bij het hof van beroep, de eerste advocaat-generaal bij het arbeidshof en de hoofdsecretarissen.

Het directiecomité van het federaal parket wordt samengesteld uit de federale procureur, een federale magistraat van elke taalrol aangewezen door de federale procureur en de hoofdsecretaris. § 3. Het directiecomité van de rechtbank wordt samengesteld uit de voorzitter, de afdelingsvoorzitters en de hoofdgriffier.

In de parketten van de procureurs des Konings wordt het directiecomité samengesteld uit de procureur des Konings, de afdelingsprocureurs en de hoofdsecretaris, en in de arbeidsauditoraten uit de arbeidsauditeur, afdelingsauditeurs en hoofdsecretaris.

In de rechtbanken of parketten en arbeidsauditoraten zonder afdelingen wordt het directiecomité respectievelijk samengesteld uit de voorzitter, ten minste twee rechters aangewezen door de voorzitter en de hoofdgriffier, en uit de procureur des Konings of de arbeidsauditeur, twee substituten aangewezen door de korpschef en de hoofdsecretaris. De rechters en substituten worden gekozen uit die welke door hun kennis of hoedanigheid betrokken worden bij het beheer van de rechtbank of parket.

In het parket van de procureur des Konings en in het auditoraat van Brussel maken de adjunct-procureur des Konings en de adjunct-arbeidsauditeur deel uit van de directiecomités.

Voor de vredegerechten en de politierechtbanken wordt het arrondissementeel directiecomité samengesteld uit de voorzitter van de vrederechters en rechters in de politierechtbank, de ondervoorzitter en de hoofdgriffier. § 4. De korpschef kan het directiecomité uitbreiden met maximaal twee personen van zijn gerechtelijke entiteit die hij bekwaam acht wegens hun kennis inzake beheer.

De korpschef maakt de samenstelling van zijn directiecomité bekend in het werkingsverslag. § 5. Het directiecomité staat de korpschef bij in de algemene leiding, de organisatie en het beheer van de gerechtelijke entiteit. Het directiecomité van het Hof van Cassatie vervult dezelfde rol ten aanzien van de eerste voorzitter en de procureur-generaal.

Het directiecomité stelt het in artikel 185/6 bedoelde beheersplan op en staat in voor zijn uitvoering.

Het directiecomité beslist bij consensus. Bij gebrek aan consensus beslist de korpschef, behalve wat het directiecomité van het Hof van Cassatie betreft.

Bij de uitoefening van zijn bevoegdheden treedt het directiecomité niet op in de procesrechtelijke behandeling van de geschillen of individuele zaken. § 6. Voor gemeenschappelijke beheersaangelegenheden op lokaal niveau overleggen de directiecomités van de betrokken gerechtelijke entiteiten samen.".

Art. 20.In hetzelfde hoofdstuk III wordt een artikel 185/3 ingevoegd, luidende : "Art 185/3. Een College kan een beslissing van een directiecomité behorende tot zijn organisatie vernietigen indien het van oordeel is, na het directiecomité te hebben gehoord, dat deze beslissing strijdig is met een dwingende richtlijn of het in artikel 185/6 bedoelde beheersplan.".

Art. 21.In titel IV, hersteld bij artikel 5, wordt een hoofdstuk IV ingevoegd, luidende "Beheersovereenkomsten en beheersplannen".

Art. 22.In hoofdstuk IV, ingevoegd bij artikel 21, wordt een artikel 185/4 ingevoegd, luidende : "

Art. 185/4.§ 1. De minister van Justitie sluit met elk College een beheersovereenkomst voor het beheer van hun organisatie.

Een beheersovereenkomst wordt gesloten voor een periode van drie jaar.

De beheersovereenkomst bevat afspraken rond doelstellingen voor de rechterlijke organisatie en de middelen die daarvoor door de minister van Justitie aan de rechterlijke organisatie worden ter beschikking gesteld.

De doelstellingen houden verband met de beheersopdrachten van de Colleges teneinde de goede werking van de rechterlijke organisatie te verzekeren. § 2. De beheersovereenkomst tussen de minister van Justitie en elk College regelt de volgende aangelegenheden : 1° de omschrijving van de activiteiten die het College overeenkomstig artikel 181 of artikel 184, § 1, uitvoert;2° de doelstellingen die aan de toegekende middelen kunnen worden verbonden omtrent beheer en organisatie voor het geheel van de hoven en rechtbanken of het openbaar ministerie;3° de middelen die de overheid aan het geheel van de hoven en rechtbanken of het openbaar ministerie toekent voor hun werking;4° de middelen die aan elk College worden toegekend voor de eigen werking;5° de wijze waarop de realisatie van de beheersovereenkomst wordt gemeten en opgevolgd en de indicatoren die daarvoor worden gebruikt. § 3. Bij de onderhandelingen van de beheersovereenkomst kan de minister vertegenwoordigd worden door zijn afgevaardigde. De Colleges worden vertegenwoordigd door de voorzitter of zijn afgevaardigde en twee leden die elk van de Colleges onder zijn leden aanwijst. § 4. Het directiecomité van het Hof van Cassatie sluit zijn beheersovereenkomst met de minister van Justitie, voor een periode van drie jaar. De overeenkomst omvat de omschrijving van de voorgenomen activiteiten van de gerechtelijke entiteit voor die periode van de overeenkomst en de middelen vereist voor haar werking. Het Hof van Cassatie wordt vertegenwoordigd door de eerste voorzitter en de procureur-generaal bij het Hof van Cassatie. § 5. Drie maanden na het afsluiten van de beheersovereenkomsten worden de beheersovereenkomsten en de in artikel 185/6 bedoelde beheersplannen neergelegd in de Kamer van volksvertegenwoordigers.".

Art. 23.In hetzelfde hoofdstuk IV wordt een artikel 185/5 ingevoegd, luidende : "

Art. 185/5.De beheersovereenkomst is geen akte of reglement bedoeld in artikel 14 van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.

De Koning bepaalt in een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad de wijze waarop beheersovereenkomsten worden onderhandeld, afgesloten en zo nodig tussentijds worden aangepast.".

Art. 24.In hetzelfde hoofdstuk IV wordt een artikel 185/6 ingevoegd, luidende : "Art 185/6. De Colleges verdelen de middelen onder de gerechtelijke entiteiten van hun organisatie op basis van de beheersplannen van de gerechtelijke entiteiten.

Het beheersplan omvat de omschrijving van de voorgenomen activiteiten van de gerechtelijke entiteit voor de komende drie jaar en de middelen vereist voor haar werking. De personele middelen worden bepaald op grond van de resultaten van een uniforme regelmatige uitgevoerde werklastmeting met nationale normtijden zoals voorzien in artikel 352bis, eventueel aangevuld met andere objectieve criteria.

In het beheersplan worden aan de toegekende middelen doelstellingen verbonden in verband met het beheer en de werking van de gerechtelijke entiteiten.

Het beheersplan is geen akte of reglement bedoeld in artikel 14 van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.

Het beheersplan wordt definitief neergelegd na omstandig advies van het College.

De Koning bepaalt bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad de nadere regels waarop de beheersplannen worden opgesteld, neergelegd en zo nodig tussentijds worden aanpast.".

Art. 25.In hetzelfde hoofdstuk IV wordt een artikel 185/7 ingevoegd, luidende : "

Art. 185/7.Indien een beslissing van het College omtrent de verdeling van de middelen kennelijk de rechtsbedeling in een gerechtelijke entiteit in gevaar brengt, kan het betrokken directiecomité een beroep indienen bij de minister van Justitie. De minister beslist na beide partijen gehoord te hebben over de verdeling van de middelen.".

Art. 26.In titel IV, hersteld bij artikel 5, wordt een hoofdstuk V ingevoegd, luidende "Financieel beheer".

Art. 27.In hoofdstuk V, ingevoegd bij artikel 26, wordt een artikel 185/8 ingevoegd, luidende : "Art 185/8. De minister van Justitie kan via de beheersovereenkomsten een werkingsenveloppe overdragen aan elk College door middel van kredieten die hiervoor zijn ingeschreven op de administratieve begroting van de Federale Overheidsdienst Justitie voor, enerzijds, de eigen werking en, anderzijds, de werking van de gerechtelijke entiteiten.

Het Hof van Cassatie ontvangt zijn werkingsenveloppe rechtstreeks van de minister van Justitie.

Een wet bepaalt de nadere regels voor de financiering van de gerechtelijke entiteiten en de wijze waarop deze geldelijke middelen worden beheerd door de Colleges of door het directiecomité van het Hof van Cassatie."

Art. 28.In titel IV, hersteld bij artikel 5, wordt een hoofdstuk VI ingevoegd, luidende "Evaluatie en controle".

Art. 29.In hoofdstuk VI, ingevoegd bij artikel 28, wordt een afdeling I ingevoegd, luidende "Evaluatie".

Art. 30.In afdeling I, ingevoegd bij artikel 29, wordt een artikel 185/9 ingevoegd, luidende : "Art 185/9. Elke gerechtelijke entiteit, het Hof van Cassatie uitgezonderd, rapporteert in het werkingsverslag bedoeld in artikel 340, § 3, teneinde de Colleges in staat te stellen het gebruik van de middelen, de werkzaamheden en de realisatie van het beheersplan te evalueren. Het werkingsverslag wordt eveneens overgezonden aan het College van de hoven en rechtbanken of het College van het openbaar ministerie.

Elk College stelt jaarlijks een werkingsverslag op. In het werkingsverslag vermeldt elke College zijn activiteiten, zijn richtlijnen en aanbevelingen, de beslissingen van de directiecomités die het heeft vernietigd, op welke wijze de middelen die door middel van de beheersovereenkomst werden verleend, zijn gebruikt, de resultaten die elke organisatie op basis van deze middelen heeft behaald, alsook de indicatoren waaruit blijkt of de doelstellingen van de organisatie al dan niet zijn gerealiseerd.

Het in het tweede lid bedoelde werkingsverslag wordt voor 1 juli overgezonden aan de minister van Justitie en de federale Wetgevende Kamers. De minister van Justitie bepaalt na advies van het College het standaardformulier volgens hetwelk dit werkingsverslag wordt opgesteld.

Het Hof van Cassatie rapporteert in het werkingsverslag bedoeld in artikel 340, § 3, over het gebruik van de middelen, de werkzaamheden en de realisatie van het beheersplan. In het werkingsverslag wordt vermeld op welke wijze de middelen die door middel van de beheersovereenkomst werden verleend, zijn gebruikt, de resultaten die op basis van deze middelen zijn behaald, alsook de indicatoren voor de realisatie of de niet realisatie van doelstellingen van de organisatie.".

Art. 31.In hoofdstuk VI, ingevoegd bij artikel 28, wordt een afdeling II ingevoegd, luidende "Controle".

Art. 32.In afdeling II, ingevoegd bij artikel 31, wordt een artikel 185/10 ingevoegd, luidende : "

Art. 185/10.De colleges en het directiecomité van het Hof van Cassatie wat zijn rekening betreft, keuren elk jaar voor 1 juni de rekeningen van de gerechtelijke entiteiten goed van het voorbije dienstjaar en zenden ze toe aan de minister van Justitie en aan de minister van Begroting. De minister van Justitie zendt de rekeningen voor nazicht toe aan het Rekenhof.".

Art. 33.In dezelfde afdeling II wordt een artikel 185/11 ingevoegd, luidende : "

Art. 185/11.Het Rekenhof kan een toezicht ter plaatse organiseren op de boekhouding, de verrichtingen en de afsluiting van de rekeningen van de Colleges, van het Hof van Cassatie en de gerechtelijke entiteiten. Het Rekenhof kan de rekeningen van de Colleges en van het Hof van Cassatie in zijn boek met opmerkingen bekendmaken.".

Art. 34.In dezelfde afdeling II wordt een artikel 185/12 ingevoegd, luidende : "

Art. 185/12.§ 1. De colleges en het directiecomité van het Hof van Cassatie staan onder de controlebevoegdheid van de minister van Justitie en de minister van Begroting.

Deze controle wordt uitgeoefend door twee afgevaardigden van de minister, de ene aangewezen door de minister van Justitie en de andere door de minister van Begroting. De afgevaardigde van de minister van Begroting wordt gekozen uit de inspecteurs van financiën geaccrediteerd bij de Federale Overheidsdienst Justitie.

De afgevaardigden van de minister kunnen met raadgevende stem de vergaderingen van de colleges en van het directiecomité van het Hof van Cassatie bijwonen. § 2. Iedere afgevaardigde van de minister kan binnen een termijn van tien werkdagen beroep instellen tegen elke beheersbeslissing van het College of van het directiecomité van het Hof van Cassatie die hij met de wet of met de beheersovereenkomst strijdig acht. De afgevaardigde van de minister van Begroting kan dit slechts doen voor zover die beslissing financiële gevolgen heeft. Het beroep heeft schorsende kracht.

Deze termijn gaat in de dag volgend op de vergadering, waarop de beslissing genomen werd, voor zover de afgevaardigde daarop regelmatig uitgenodigd werd, en, in het tegenovergestelde geval, de dag waarop hij er kennis van heeft gekregen.

Deze afgevaardigden oefenen hun beroep uit bij de minister die hen heeft aangewezen.

De afgevaardigde informeert het College of het directiecomité van het Hof van Cassatie ervan. De voorzitter van het College of de eerste voorzitter wordt op zijn verzoek gehoord door de minister bij wie het beroep is ingesteld. § 3. De minister, bij wie het beroep werd ingesteld, beslist binnen een termijn van twintig werkdagen, die ingaat dezelfde dag als de in § 2 bedoelde termijn, na het advies van de andere betrokken minister te hebben ingewonnen. Indien de minister binnen die termijn de nietigverklaring niet heeft uitgesproken, wordt de beslissing van het College of het directiecomité definitief.

Bij een aan het College of aan het directiecomité van het Hof van Cassatie betekende beslissing van de minister, kan die termijn met tien dagen worden verlengd.

De nietigverklaring van de beslissing wordt aan het College of aan het directiecomité van het Hof van Cassatie meegedeeld door de minister die ze heeft uitgesproken.".

Art. 35.In titel IV, hersteld bij artikel 5, wordt een hoofdstuk VII ingevoegd, luidende "Evaluatie van het beheersmodel".

Art. 36.In hoofdstuk VII, ingevoegd bij artikel 35, wordt een artikel 185/13 ingevoegd, luidende : "Art 185/13. Het beheersmodel wordt tweejaarlijks geëvalueerd. Daartoe wordt een evaluatiecollege opgericht. Het College omvat de voorzitter van het directiecomité van de Federale Overheidsdienst Justitie, de directeur-generaal van het directoraat-generaal Rechterlijke Organisatie, de voorzitters van de Colleges en de minister van Justitie of zijn vertegenwoordiger. Het College zendt een rapport over aan de Koning, aan de Hoge Raad voor de Justitie en de voorzitters van de federale Wetgevende Kamers.".

Art. 37.In hoofdstuk IIIbis, van het tweede deel, boek II, titel II, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 10 juni 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/06/2006 pub. 29/06/2006 numac 2006011270 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet tot oprichting van een Raad voor de mededinging type wet prom. 10/06/2006 pub. 16/06/2006 numac 2006003297 bron federale overheidsdienst financien Wet betreffende de biobrandstoffen type wet prom. 10/06/2006 pub. 24/11/2006 numac 2006009638 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot herziening van de loopbanen en de bezoldiging van het personeel van de griffies en de parketsecretariaten type wet prom. 10/06/2006 pub. 27/06/2006 numac 2006003302 bron federale overheidsdienst financien Wet inzake de afzonderlijke belasting van de gewestelijke weerwerkpremies sluiten, wordt een artikel 330quinquies ingevoegd, luidende : "

Art. 330quinquies.Een magistraat die opgedragen wordt zijn ambt uit te oefenen in een ander arrondissement dan dat waarin hij in hoofdorde was benoemd of aangewezen, kan tegen die aanwijzing of opdracht beroep tot vernietiging aantekenen bij het directiecomité van het hof van beroep of van het arbeidshof wat magistraten van de arbeidsrechtbank betreft, of van het parket-generaal wat de magistraten van het openbaar ministerie betreft.

Het beroep heeft geen schorsende kracht.

Het directiecomité beslist binnen een maand bij meerderheid, nadat het de betrokkene heeft gehoord. Bij staking van stemmen is de stem van de korpschef doorslaggevend.".

Art. 38.In hetzelfde hoofdstuk IIIbis, wordt een artikel 330 sexies ingevoegd, luidende : "

Art. 330sexies.Het gerechtspersoneel dat door zijn gerechtelijke autoriteit opgedragen wordt zijn ambt uit te oefenen in een andere afdeling of rechtbank dan die waarin het in hoofdorde was benoemd of aangewezen, kan tegen die aanwijzing of opdracht beroep tot vernietiging aantekenen bij het directiecomité van het hof van beroep of van het arbeidshof wat de personeelsleden van de arbeidsrechtbank betreft, of het parket-generaal wat de personeelsleden van het openbaar ministerie betreft.

Het beroep heeft geen schorsende kracht.

Het directiecomité beslist binnen een maand bij meerderheid, nadat het de betrokkene heeft gehoord. Bij staking van stemmen is de stem van de korpschef doorslaggevend.".

Art. 39.In artikel 340, § 3, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 3 mei 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/05/2003 pub. 02/06/2003 numac 2003009444 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van sommige bepalingen van deel II van het Gerechtelijk Wetboek type wet prom. 03/05/2003 pub. 31/12/2003 numac 2003009448 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de wetgeving betreffende de bescherming van de goederen van personen die wegens hun lichaams- of geestestoestand geheel of gedeeltelijk onbekwaam zijn die te beheren sluiten en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 29 december 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden "per elektronische drager" ingevoegd tussen de woorden "opgesteld en" en het woord "overgezonden";2° In het tweede lid worden de woorden "op voorstel van de Hoge Raad voor de Justitie", vervangen door de woorden "na advies van de Hoge Raad voor de Justitie, het College van het openbaar ministerie en het College van de hoven en rechtbanken, elk voor wat hun organisatie betreft,";3° het derde lid wordt vervangen door wat volgt : "Ze behandelen met name de volgende punten met betrekking tot het afgelopen kalenderjaar : a) de evolutie van de personeelsformaties en de personeelsbezetting;b) de logistieke middelen;c) de organisatie;d) de overlegstructuren;e) de statistieken;f) de evolutie van de hangende zaken;g) de evolutie van de werklast;h) de evolutie van de gerechtelijke achterstand;i) de achterstand in het beraad;j) de evolutie van realisatie van het beheersplan en de doelstellingen;k) de wijze waarop de middelen worden ingezet;l) het kwaliteitsbeleid; m) de werking van de afdelingen.".

Art. 40.In artikel 352bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 29 november 2001Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/11/2001 pub. 08/12/2001 numac 2001009985 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van artikel 211 van het Gerechtelijk Wetboek en van de wet van 3 april 1953 betreffende de rechterlijke inrichting, voor wat de plaatsvervangende raadsheren betreft type wet prom. 29/11/2001 pub. 08/12/2001 numac 2001009986 bron ministerie van justitie Wet tot vaststelling van een tijdelijke personeelsformatie van raadsheren teneinde de gerechtelijke achterstand bij de hoven van beroep weg te werken sluiten, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden "de Hoge Raad voor de Justitie" worden vervangen door de woorden "het College van de hoven en rechtbanken of het College van het openbaar ministerie"; 2° het artikel wordt aangevuld met de volgende zin : "De werklastmeting gebeurt op basis van nationale normtijden voor elke categorie van rechtscollege en parket."; 3° het artikel wordt aangevuld met een lid, luidende : "De werklastmeting wordt om de vijf jaar gehouden voor elk type rechtscollege of parket.". HOOFDSTUK 3. - Overgangsmaatregelen

Art. 41.De Koning bepaalt bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerrraad de mate waarin, de fasering en de nadere regels waarop de bevoegdheden bedoeld in deze wet worden overdragen van de Federale Overheidsdienst Justitie aan de Colleges of aan het gemeenschappelijk beheer bedoeld in artikel 185/1 van het Gerechtelijk Wetboek.

Art. 42.In afwachting dat de beheersbevoegdheid en de verdeling van de middelen worden overgedragen aan de Colleges wordt bij de Federale Overheidsdienst Justitie een gemeenschappelijk beheerscomité ingesteld. Dit comité is samengesteld uit de leden van het directiecomité van de Federale Overheidsdienst Justitie en de voorzitters van de Colleges.

Onverminderd de bevoegdheid van de minister van Justitie, neemt dit gemeenschappelijk beheerscomité de beslissingen betreffende de opdracht van de Federale Overheidsdienst Justitie inzake de ondersteuning en begeleiding van de rechterlijke organisatie die aan het directiecomité van de Federale Overheidsdienst toekomen.

Art. 43.In afwachting dat de beheersbevoegdheid en de verdeling van de middelen worden overgedragen aan de Colleges en onverminderd de bevoegdheid van de Koning en de minister van Justitie terzake, wordt de directeur-generaal van het directoraat-generaal Rechterlijke Organisatie inzake het beheer van de rechterlijke orde bijgestaan door een magistraat van de zetel en een magistraat van het openbaar ministerie. Zij staan in voor de contacten tussen hun College en het directoraat-generaal.

De twee magistraten krijgen daartoe met hun instemming een opdracht door de minister van Justitie op grond van respectievelijk de artikelen 323bis en 327 van het Gerechtelijk Wetboek, en op voorstel van respectievelijk het College van de hoven en rechtbanken, en het College van het openbaar ministerie.

De twee magistraten oefenen hun functie voltijds uit. Zij behouden hun loon en ontvangen, in voorkomend geval, een weddebijslag dat het verschil uitmaakt tussen hun loon en dat van kamervoorzitter bij het hof van beroep.

De opdracht geldt voor een hernieuwbare periode van twee jaar.

Na afloop van elk mandaat beslist de minister van Justitie over de hernieuwing ervan.

Art. 44.In afwachting van de inwerkingtreding van artikel 27 ontvangen de Colleges voor hun eigen werking een werkingsenveloppe door middel van kredieten die zijn ingeschreven op de administratieve begroting van de Federale Overheidsdienst Justitie.

De Colleges keuren elk jaar voor 1 juni de rekeningen goed van het voorbije dienstjaar en zenden ze toe aan de minister van Justitie en aan de minister van Begroting. De minister van Justitie zendt de rekeningen voor nazicht toe aan het Rekenhof.

Art. 45.De resultaten van de eerste werklastmeting zullen ten laatste op 31 december 2015 aanleiding geven tot een evaluatie met het oog op een objectievere verdeling van de kaders onder de gerechtelijke entiteiten. Deze werklastmeting wordt vijfjaarlijks herhaald overeenkomstig artikel 352bis van het Gerechtelijk Wetboek. HOOFDSTUK 4. - Inwerkingtreding

Art. 46.Deze wet treedt in werking op 1 april 2014, met uitzondering van de artikelen 21 tot 27, die in werking treden op de door de Koning bepaalde datum.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 18 februari 2014.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Justitie, Mevr. A. TURTELBOOM Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. A. TURTELBOOM _______ Nota Kamer van volksvertegenwoordigers (www.dekamer.be) : Stukken : 53-3068 Integraal verslag : 12 december 2013 Senaat (www.senate.be) : Stukken : 5-2408 Handelingen van de Senaat : 6 februari 2014

^