Etaamb.openjustice.be
Wet van 19 december 2003
gepubliceerd op 29 december 2003

Wet betreffende terroristische misdrijven

bron
federale overheidsdienst justitie
numac
2003009963
pub.
29/12/2003
prom.
19/12/2003
ELI
eli/wet/2003/12/19/2003009963/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

19 DECEMBER 2003. - Wet betreffende terroristische misdrijven


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2.In Boek II van het Strafwetboek wordt een Titel Iter ingevoegd, die de artikelen 137 tot 141ter omvat, met als opschrift : « Titel Iter . - Terroristische misdrijven ».

Art. 3.In Titel Iter van Boek II van hetzelfde Wetboek wordt een artikel 137 ingevoegd, luidende : «

Art. 137.§ 1. Als terroristisch misdrijf wordt aangemerkt het misdrijf bepaald in de §§ 2 en 3 dat door zijn aard of context een land of een internationale organisatie ernstig kan schaden en opzettelijk gepleegd is met het oogmerk om een bevolking ernstige vrees aan te jagen of om de overheid of een internationale organisatie op onrechtmatige wijze te dwingen tot het verrichten of het zich onthouden van een handeling, of om de politieke, constitutionele, economische of sociale basisstructuren van een land of een internationale organisatie ernstig te ontwrichten of te vernietigen. § 2. Als terroristisch misdrijf wordt onder de voorwaarden bepaald in § 1, aangemerkt : 1° het opzettelijk doden of opzettelijk toebrengen van slagen en verwondingen bedoeld in de artikelen 393 tot 404, 405bis, 405ter voor zover er naar de bovengenoemde artikelen wordt verwezen, 409, § 1, eerste lid, en §§ 2 tot 5, 410 voorzover er naar de bovengenoemde artikelen wordt verwezen, 417ter en 417quater ;2° de gijzelneming bedoeld in artikel 347bis ;3° de ontvoering bedoeld in de artikelen 428 tot 430 en 434 tot 437;4° de grootschalige vernieling of beschadiging bedoeld in de artikelen 521, eerste en derde lid, 522, 523, 525, 526, 550bis, § 3, 3°, in artikel 15 van de wet van 5 juni 1928 houdende herziening van het Tucht- en Strafwetboek voor de koopvaardij en de zeevisserij, en in artikel 114, § 4, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, waardoor mensenlevens in gevaar worden gebracht of aanzienlijke economische schade wordt aangericht;5° het kapen van vliegtuigen bedoeld in artikel 30, § 1, 2°, van de wet van 27 juni 1937 houdende herziening van de wet van 16 november 1919 betreffende de regeling der luchtvaart;6° het zich door bedrog, geweld of bedreiging jegens de kapitein meester maken van een schip, bedoeld in artikel 33 van de wet van 5 juni 1928 houdende herziening van het Tucht- en Strafwetboek voor de koopvaardij en de zeevisserij;7° de strafbare feiten bedoeld in het koninklijk besluit van 23 september 1958 houdende algemeen reglement betreffende het fabriceren, opslaan, onder zich houden, verkopen, vervoeren en gebruiken van springstoffen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 februari 2000, en die strafbaar zijn gesteld door de artikelen 5 tot 7 van de wet van 28 mei 1956 betreffende ontplofbare en voor de deflagratie vatbare stoffen en mengsels en de daarmee geladen tuigen;8° de strafbare feiten bedoeld in de artikelen 510 tot 513, 516 tot 518, 520, 547 tot 549, en in artikel 14 van de wet van 5 juni 1928 houdende herziening van het Tucht- en Strafwetboek voor de koopvaardij en de zeevisserij, waardoor mensenlevens in gevaar worden gebracht;9° de strafbare feiten bedoeld in de wet van 3 januari 1933 op de vervaardiging van, de handel in en het dragen van wapenen en op de handel in munitie;10° de strafbare feiten bedoeld in artikel 2, eerste lid, 2°, van de wet van 10 juli 1978 houdende goedkeuring van het Verdrag tot verbod van de ontwikkeling, de productie en de aanleg van voorraden van bacteriologische (biologische) en toxinewapens en inzake de vernietiging van deze wapens, opgemaakt te Londen, Moskou en Washington op 10 april 1972. § 3. Als terroristisch misdrijf wordt onder de voorwaarden bepaald in § 1 eveneens aangemerkt : 1° andere dan in § 2 bedoelde grootschalige vernieling of beschadiging, of het veroorzaken van een overstroming van een infrastructurele voorziening, een vervoerssysteem, een publiek of privaat eigendom, waardoor mensenlevens in gevaar worden gebracht of aanzienlijke economische schade wordt aangericht;2° het kapen van andere transportmiddelen dan bedoeld in het 5° en 6° van § 2;3° het vervaardigen, bezitten, verwerven, vervoeren, of leveren van kernwapens of chemische wapens, het gebruik van kernwapens, biologische of chemische wapens, alsmede het verrichten van onderzoek in en het ontwikkelen van chemische wapens;4° het laten ontsnappen van gevaarlijke stoffen waardoor mensenlevens in gevaar worden gebracht;5° het verstoren of onderbreken van de toevoer van water, elektriciteit of andere essentiële natuurlijke hulpbronnen waardoor mensenlevens in gevaar worden gebracht;6° de bedreiging met het plegen van één van de strafbare feiten bedoeld in § 2 of in deze paragraaf.»

Art. 4.In dezelfde Titel wordt een artikel 138 ingevoegd, luidende : «

Art. 138.§ 1. De straffen voor de misdrijven opgesomd in artikel 137, § 2, worden als volgt vervangen, indien die misdrijven worden aangemerkt als terroristische misdrijven : 1° geldboete, door gevangenisstraf van een jaar tot drie jaar;2° gevangenisstraf van niet meer dan zes maanden, door gevangenisstraf van niet meer dan drie jaar;3° gevangenisstraf van niet meer dan een jaar, door gevangenisstraf van niet meer dan drie jaar;4° gevangenisstraf van niet meer dan drie jaar, door gevangenisstraf van niet meer dan vijf jaar;5° gevangenisstraf van niet meer dan vijf jaar, door opsluiting van vijf jaar tot tien jaar;6° opsluiting van vijf jaar tot tien jaar, door opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar;7° opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar, door opsluiting van vijftien jaar tot twintig jaar;8° opsluiting van tien jaar tot twintig jaar door opsluiting van vijftien jaar tot twintig jaar;9° opsluiting van vijftien jaar tot twintig jaar, door opsluiting van twintig jaar tot dertig jaar;10° opsluiting van twintig jaar tot dertig jaar, door levenslange opsluiting. § 2. De terroristische misdrijven bedoeld in artikel 137, § 3, worden gestraft met : 1° in het geval bedoeld in het 6°, gevangenisstraf van drie maanden tot vijf jaar indien de bedreiging een misdrijf betreft strafbaar met een correctionele straf en opsluiting van vijf tot tien jaar indien de bedreiging een misdrijf betreft strafbaar met een criminele straf;2° opsluiting van vijftien jaar tot twintig jaar in de gevallen bedoeld in het 1°, 2° en 5°;3° levenslange opsluiting in de gevallen bedoeld in het 3° en 4°.»

Art. 5.In dezelfde Titel wordt een artikel 139 ingevoegd, luidende : «

Art. 139.Met terroristische groep wordt bedoeld iedere gestructureerde vereniging van meer dan twee personen die sinds enige tijd bestaat en die in onderling overleg optreedt om terroristische misdrijven te plegen, als bedoeld in artikel 137.

Een organisatie waarvan het feitelijk oogmerk uitsluitend politiek, vakorganisatorisch, menslievend, levensbeschouwelijk of godsdienstig is of die uitsluitend enig ander rechtmatig oogmerk nastreeft, kan als zodanig niet beschouwd worden als een terroristische groep in de zin van het eerste lid. »

Art. 6.In dezelfde Titel wordt een artikel 140 ingevoegd, luidende : «

Art. 140.§ 1. Iedere persoon die deelneemt aan enige activiteit van een terroristische groep, zij het ook door het verstrekken van gegevens of materiële middelen aan een terroristische groep of door het in enigerlei vorm financieren van enige activiteit van een terroristische groep, terwijl hij weet dat zijn deelname bijdraagt tot het plegen van een misdaad of wanbedrijf door de terroristische groep, wordt gestraft met opsluiting van vijf jaar tot tien jaar en met geldboete van honderd euro tot vijfduizend euro. § 2. Iedere leidende persoon van een terroristische groep wordt gestraft met opsluiting van vijftien jaar tot twintig jaar en met geldboete van duizend euro tot tweehonderdduizend euro. »

Art. 7.In dezelfde Titel wordt een artikel 141 ingevoegd, luidende : «

Art. 141.Iedere persoon die, behalve in de gevallen bedoeld in artikel 140, materiële middelen verstrekt, daaronder begrepen financiële hulp, met het oog op het plegen van een terroristisch misdrijf bedoeld in artikel 137, wordt gestraft met opsluiting van vijf jaar tot tien jaar en met geldboete van honderd euro tot vijfduizend euro. »

Art. 8.In dezelfde Titel wordt een artikel 141bis ingevoegd, luidende : «

Art. 141bis.Deze titel is niet van toepassing op handelingen van strijdkrachten tijdens een gewapend conflict als gedefinieerd in en onderworpen aan het internationaal humanitair recht, noch op de handelingen van de strijdkrachten van een Staat in het kader van de uitoefening van hun officiële taken, voorzover die handelingen onderworpen zijn aan andere bepalingen van internationaal recht. »

Art. 9.In dezelfde Titel wordt een artikel 141ter ingevoegd, luidende : « Art. 141ter . Geen enkele bepaling uit deze titel kan worden gelezen in die zin dat zij een beperking of een belemmering beoogt van rechten of fundamentele vrijheden, zoals het stakingsrecht, de vrijheid van vergadering, vereniging of meningsuiting, waaronder het recht om, voor de verdediging van de eigen belangen, samen met anderen vakbonden op te richten dan wel zich daarbij aan te sluiten, evenals het daarmee samenhangende recht van betoging, en zoals onder meer verankerd in de artikelen 8 tot 11 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. »

Art. 10.In Boek II, Titel II, van hetzelfde Wetboek wordt het opschrift « Hoofdstuk I. - Wanbedrijven betreffende de uitoefening van politieke rechten » opgeheven.

Art. 11.Het opschrift van Boek II, Titel II, Hoofdstuk II, van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : « Hoofdstuk I. -- Wanbedrijven betreffende de vrije uitoefening van de erediensten ».

Art. 12.Het opschrift van Boek II, Titel II, Hoofdstuk III, van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : « Hoofdstuk II. - Schending door openbare ambtenaren van rechten door de Grondwet gewaarborgd ».

Art. 13.In artikel 6 van de wet van 17 april 1878 houdende de Voorafgaande Titel van het Wetboek van Strafvordering, gewijzigd bij de wetten van 4 augustus 1914, 12 juli 1932, 4 april 2001 en 5 augustus 2003, wordt tussen 1°bis en 2°, een 1°ter ingevoegd, luidende : « 1°ter aan een terroristisch misdrijf bedoeld in Boek II, Titel Iter, van het Strafwetboek. »

Art. 14.Artikel 10ter van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 28 november 2000, wordt aangevuld als volgt : « 4° een van de misdrijven bepaald in de artikelen 137, 140 en 141 van het Strafwetboek die gepleegd zijn tegen een Belgische onderdaan of instelling, of tegen een instelling van de Europese Unie of van een orgaan opgericht overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap of het Verdrag betreffende de Europese Unie, die in het Rijk is gevestigd. »

Art. 15.In artikel 90ter, § 2, van het Wetboek van strafvordering, ingevoegd bij de wet van 30 juni 1994 en gewijzigd bij de wetten van 7 en 13 april 1995, 10 juni 1998, 28 november 2000, 29 november en 11 december 2001, 7 juni 2002, 6 januari en 5 augustus 2003, worden de punten 1°ter tot 1°septies vervangen als volgt : « 1°ter de artikelen 137, 140 en 141 van hetzelfde Wetboek; 1°quater artikel 210bis van hetzelfde Wetboek; 1°quinquies de artikelen 246, 247, 248, 249, 250 en 251 van hetzelfde Wetboek; 1°sexies artikel 259bis van hetzelfde Wetboek; 1°septies artikel 314bis van hetzelfde Wetboek; 1°octies de artikelen 324bis en 324ter van hetzelfde Wetboek. » Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands Zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 19 december 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Kamer van volksvertegenwoordigers. Parlementaire Bescheiden. - Wetsontwerp, 51-258, Nr. 1 - Amendementen, 51-258, Nr. 2 - Amendementen, 51-258, Nr. 3 - Verslag namens de commissie, 51-258, Nr. 4 - Tekst aangenomen door de commissie, 51-258, Nr. 5 - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat, 51-258, Nr. 6.

Parlementaire Handelingen. - Bespreking en aanneming. Vergadering van 13 november 2003.

Senaat.

Parlementaire Bescheiden. - Ontwerp geëvoceerd door de Senaat, 3-332, Nr. 1 - Amendementen, 3-332, Nr. 2 - Verslag namens de commissie, 3-332, Nr. 3 - Tekst geamendeerd door de commissie, 3-332, Nr. 4 - Tekst geamendeerd door de Senaat en teruggezonden naar de Kamer, 3-332, Nr. 5.

Parlementaire Handelingen. - Bespreking en aanneming. Vergadering van 5 december 2003.

Kamer van volksvertegenwoordigers.

Parlementaire Bescheiden. - Ontwerp geamendeerd door de Senaat, 51-258, Nr. 7 - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd, 51-258, Nr. 8.

Parlementaire Handelingen. - Bespreking en aanneming. Vergadering van 11 december 2003.

^