Etaamb.openjustice.be
Wet van 20 augustus 2000
gepubliceerd op 24 februari 2004

Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en de Regering van de Republiek Libanon inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen, gedaan te Brussel op 6 september 1999 (2) (3)

bron
federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking
numac
2004015028
pub.
24/02/2004
prom.
20/08/2000
ELI
eli/wet/2000/08/20/2004015028/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

20 AUGUSTUS 2000. - Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en de Regering van de Republiek Libanon inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen, gedaan te Brussel op 6 september 1999 (1) (2) (3)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2.De Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en de Regering van de Republiek Libanon inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen, gedaan te Brussel op 6 september 1999, zal volkomen gevolg hebben.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Nice, 20 augustus 2000.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken, L. MICHEL De Staatssecretaris voor Buitenlandse Handel, P. CHEVALIER Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN _______ Nota's (1) Zitting 1999-2000. Senaat Documenten. - Ontwerp van wet ingediend op 21 april 2000, nr. 2-414/1. - Verslag, nr. 2-414/2. - Tekst aangenomen door de Commissie, nr. 2-414/3.

Parlementaire Handelingen. - Bespreking. Vergadering van 21 juni 2000. - Stemming. Vergadering van 22 juni 2000.

Kamer Documenten. - Tekst overgezonden door de Senaar, nr. 50-742/1. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd, nr. 50-742/2.

Parlementaire Handelingen. - Bespreking. Vergadering van 6 juli 2000. - Stemming. Vergadering van 6 juli 2000. (1) Parlementaire referenties.(2) Zie Decreet van de Vlaamse gemeenschap/het Vlaams Gewest van 18 juli 2003 (Belgisch Staatsblad van 19 augustus 2003 - Ed.1), Decreet van het Waalse Gewest van 12 juli (Belgisch Staatsblad van 1 augustus 2001 - Ed. 2), Ordonnantie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 7 februari 2002 (Belgisch Staatsblad van 24 december 2002 - Ed. 1). (3) De uitwisseling van de bekrachtigingsoorkonden heeft plaats gevonden op 5 februari 2004.Overeenkomstig de bepalingen van zijn artikel 12, zal deze overeenkomst op 5 maart 2004 in werking treden.

Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en de Regering van de Republiek Libanon inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen Voor de Regering van het Koninkrijk België, Voor de Vlaamse regering, Voor de Waalse Regering, Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, en Voor de Regering van het Groothertogdom Luxemburg, enerzijds, en Voor de Regering van de Republiek Libanon, anderzijds, hierna te noemen "de Overeenkomstsluitende Partijen", verlangende hun economische samenwerking te versterken door voor investeringen door onderdanen van de ene Overeenkomstsluitende Partij gunstige investeringsvoorwaarden te scheppen op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij, zijn het volgende overeengekomen : ARTIKEL 1 Begripsomschrijvingen Voor de toepassing van deze Overeenkomst betekent de term : 1. "investeerder" met betrekking tot elk van beide Overeenkomstsluitende Partijen : a) de "onderdanen", met name elk natuurlijk persoon die volgens de wetgeving van het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg of van de Republiek Libanon wordt beschouwd als een onderdaan van het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg dan wel van de Republiek Libanon;b) de "ondernemingen", met name elke rechtspersoon die is opgericht in overeenstemming met de wetgeving van het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg of van de Republiek Libanon en waarvan de maatschappelijke zetel gevestigd is op het grondgebied van het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg dan wel van de Republiek Libanon.2. "investeringen" : alle soorten vermogensbestanddelen en elke rechtstreekse of onrechtstreekse inbreng in speciën, natura of diensten, die worden geïnvesteerd of geherinvesteerd in welke economische sector ook. Als investeringen in de zin van deze Overeenkomst gelden in het bijzonder, doch niet uitsluitend : a) roerende en onroerende goederen, alsmede andere zakelijke rechten zoals hypotheken, retentierechten, pandrechten, rechten van vruchtgebruik en soortgelijke rechten;b) aandelen, maatschappelijke aandelen en alle andere vormen van deelneming, met inbegrip van minderheidsdeelnemingen dan wel onrechtstreekse deelnemingen, in bedrijven die zijn opgericht op het grondgebied van een der Overeenkomstsluitende Partijen;c) obligaties, tegoeden en gelijk welke prestatie die economische waarde heeft;d) auteursrechten, rechten van industriële eigendom, technische werkwijzen, handelsnamen en goodwill;e) publiekrechtelijke of contractuele concessies, waaronder die tot het opsporen, ontwikkelen, winnen of exploiteren van natuurlijke rijkdommen. Veranderingen in de rechtsvorm waarin vermogensbestanddelen en kapitaal werden geïnvesteerd of geherinvesteerd doen geen afbreuk aan de omschrijving ervan als "investering" als bedoeld in deze Overeenkomst. 3. "opbrengst" : de bedragen die een investering oplevert, en met name, doch niet uitsluitend, winst, rente, vermogensaanwas, dividenden, royalty's, honoraria voor beheersdaden en het verlenen van technische bijstand dan wel andere honoraria, ongeacht de vorm waarin de opbrengst wordt uitgekeerd. 4. "grondgebied" : het grondgebied van het Koninkrijk België, het grondgebied van het Groothertogdom Luxemburg en het grondgebied van de Republiek Libanon evenals de zeegebieden, d.w.z. de gebieden op en onder zee die zich voorbij de territoriale wateren van de betreffende Staat uitstrekken en waarin deze, overeenkomstig het internationaal recht, soevereine rechten en rechtsmacht uitoefent met het oog op de opsporing, de winning en het behoud van de natuurlijke rijkdommen.

ARTIKEL 2 Bevordering van investeringen 1. Elke Overeenkomstsluitende Partij bevordert investeringen van investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij op haar grondgebied en laat zodanige investeringen toe in overeenstemming met haar wetgeving.2. Elke Overeenkomstsluitende Partij staat in overeenstemming met haar wetgeving in het bijzonder het sluiten en uitvoeren van licentieovereenkomsten en overeenkomsten inzake commerciële, administratieve of technische bijstand toe, voor zover deze activiteiten verband houden met zodanige investeringen. ARTIKEL 3 Bescherming van investeringen 1. Alle investeringen, zij het rechtstreekse of onrechtstreekse, door investeerders van een der Overeenkomstsluitende Partijen genieten op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij een eerlijke en rechtvaardige behandeling.2. Onder voorbehoud van maatregelen die noodzakelijk zijn voor de handhaving van de openbare orde, genieten deze investeringen een voortdurende bescherming en zekerheid, met uitsluiting van elke onredelijke of discriminatoire maatregel die, in rechte of in feite, het beheer, de instandhouding, het gebruik, het genot of de liquidatie van deze investeringen zou kunnen belemmeren.3. In alle aangelegenheden met betrekking tot de behandeling van investeringen, genieten de investeerders van elke Overeenkomstsluitende Partij de behandeling die de andere Overeenkomstsluitende Partij aan haar eigen onderdanen dan wel aan investeerders van een derde Staat toekent, naargelang van wat het gunstigst is.4. Deze behandeling en bescherming strekken zich evenwel niet uit tot de voorrechten die een Overeenkomstsluitende Partij toekent aan de investeerders van een derde Staat op grond van zijn lidmaatschap van of associatie met een vrijhandelszone, een douane-unie, een gemeenschappelijke markt of iedere andere vorm van regionale economische organisatie.Deze behandeling strekt zich ook niet uit tot de voordelen die een Overeenkomstsluitende Partij toekent aan investeerders van een derde Staat op grond van een overeenkomst ter vermijding van dubbele belasting of enige andere wederzijdse overeenkomst met betrekking tot belastingzaken dan wel, wat Libanon betreft, de behandeling die overeenkomstig Wetsbesluit nr. 11614 van 4 januari 1969 wordt toegekend aan investeerders die onderdaan zijn van een Arabisch land.

ARTIKEL 4 Ontneming en eigendomsbeperking 1. Elke Overeenkomstsluitende Partij verbindt zich geen enkele maatregel tot onteigening of nationalisatie noch enige andere maatregel te treffen die tot gevolg heeft dat aan de investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij rechtstreeks of onrechtstreeks de hun toebehorende investeringen op haar grondgebied worden ontnomen.2. Wanneer om redenen van openbaar nut, veiligheid of nationaal belang van het bepaalde in het eerste lid moet worden afgeweken, dienen de volgende voorwaarden te worden vervuld : a) de maatregelen worden genomen met inachtneming van een behoorlijke rechtsgang;b) de maatregelen zijn niet discriminatoir of in strijd met bijzondere verbintenissen;c) de maatregelen gaan vergezeld van voorzieningen voor de betaling van een billijke en reële schadeloosstelling.3. Het bedrag van de schadeloosstelling komt overeen met de marktwaarde van de investeringen op de dag voordat de maatregelen werden genomen of bekendgemaakt. De schadeloosstelling wordt uitgekeerd in de munt van de Staat waarvan de investeerder onderdaan is of in een andere omwisselbare munt. Ze moet zonder vertraging worden betaald en moet vrij kunnen worden overgemaakt. Ze levert rente op tegen een gewone commerciële rentevoet vanaf de datum van de vaststelling van het bedrag tot de datum van uitbetaling. 4. Het bepaalde in lid 2 van dit Artikel is eveneens van toepassing wanneer een Overeenkomstsluitende Partij overgaat tot onteigening van de vermogensbestanddelen van een onderneming die is opgericht op grond van de om het even waar op haar grondgebied geldende wetgeving en waarin investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij aandelen hebben.5. Aan investeerders van de ene Overeenkomstsluitende Partij die verliezen lijden met betrekking tot hun investeringen wegens oorlog of een ander gewapend conflict, revolutie, een nationale noodtoestand of opstand op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij, wordt door laatstgenoemde, wat de restitutie, schadevergoeding, schadeloosstelling of een andere regeling betreft, een behandeling toegekend die ten minste gelijk is aan die welke aan investeerders van de meest begunstigde natie wordt verleend.6. Voor de in dit Artikel behandelde kwesties verleent elke Overeenkomstsluitende Partij aan de investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij een behandeling die ten minste gelijk is aan die welke investeerders van de meest begunstigde natie op haar grondgebied genieten en die in elk geval niet minder gunstig is dan die waarin het internationaal recht voorziet. ARTIKEL 5 Overmakingen 1. Elke Overeenkomstsluitende Partij verleent de investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij de toelating om alle met een investering verband houdende uitkeringen vrij over te maken van en naar haar grondgebied.Deze omvatten in het bijzonder : a) bedragen bestemd om de investering tot stand te brengen, te behouden of uit te breiden;b) bedragen bestemd voor het nakomen van contractuele verbintenissen, met inbegrip van de bedragen die nodig zijn voor de terugbetaling van leningen, royalty's en andere betalingen voortvloeiend uit licenties, franchises, concessies en andere soortgelijke rechten, alsmede de bezoldiging van het geëxpatrieerd personeel;c) de opbrengst van investeringen;d) de opbrengst van de gehele of gedeeltelijke liquidatie van investeringen, met inbegrip van meerwaarden of verhogingen van het geïnvesteerd kapitaal;e) de in toepassing van Artikel 4 uitgekeerde schadeloosstelling.2. De onderdanen van elke Overeenkomstsluitende Partij die uit hoofde van een investering toelating hebben gekregen om op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij te werken, is het tevens toegestaan hun verdiensten over te maken naar hun land van herkomst.3. De overmakingen gebeuren in vrij inwisselbare munt, tegen de koers die op de datum van overmaking van toepassing is op contante transacties in de gebruikte munt.4. De in dit Artikel vermelde waarborgen zijn ten minste gelijk aan die welke worden toegestaan aan investeerders van de meest begunstigde natie. ARTIKEL 6 Subrogatie 1. Indien één der Overeenkomstsluitende Partijen of één van haar openbare instellingen een schadeloosstelling uitkeert aan haar eigen investeerders op grond van een voor een investering verleende waarborg, erkent de andere Overeenkomstsluitende Partij dat de eerstgenoemde Overeenkomstsluitende Partij of de desbetreffende openbare instelling in de rechten van de investeerders is getreden.2. In verband met de overgedragen rechten kan de andere Overeenkomstsluitende Partij jegens de verzekeraar die in de rechten van de schadeloosgestelde investeerders is getreden, de verplichtingen laten gelden die wettelijk of contractueel op de investeerders rusten. ARTIKEL 7 Toepasbare regels Wanneer een vraagstuk omtrent investeringen wordt geregeld bij deze Overeenkomst en bij de nationale wetgeving van de ene Overeenkomstsluitende Partij dan wel bij internationale overeenkomsten waarbij de Partijen partij zijn of op een later tijdstip kunnen worden, kunnen de investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij aanspraak maken op de bepalingen die voor hen het meest gunstig zijn.

ARTIKEL 8 Bijzondere overeenkomsten 1. Investeringen waarvoor een bijzondere overeenkomst is gesloten tussen de ene Overeenkomstsluitende Partij en investeerders van de andere Partij zijn onderworpen aan de bepalingen van deze Overeenkomst en aan die van de bijzondere overeenkomst.2. Elke Overeenkomstsluitende Partij verbindt zich de door haar aangegane verbintenissen ten aanzien van investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij te allen tijde na te komen. ARTIKEL 9 Regeling van investeringsgeschillen tussen een overeenkomstsluitende partij en een investeerder van de andere overeenkomstsluitende partij 1. Van elk investeringsgeschil tussen een investeerder van de ene Overeenkomstsluitende Partij en de andere Overeenkomstsluitende Partij wordt schriftelijk kennis gegeven door de eerste Partij die een vordering instelt.De kennisgeving gaat vergezeld van een behoorlijk toegelichte nota.

De Partijen dienen ernaar te streven geschillen in de mate van het mogelijke door onderhandeling te regelen, indien nodig door deskundig advies in te winnen van een derde partij of anders door middel van bemiddeling tussen de Overeenkomstsluitende Partijen langs diplomatieke weg. 2. Wanneer de bij het geschil betrokken partijen niet rechtstreeks tot een minnelijke schikking zijn gekomen of het geschil niet door bemiddeling langs diplomatieke weg hebben kunnen regelen binnen zes maanden na ontvangst van de kennisgeving, wordt het, naar keuze van de investeerder, voorgelegd aan hetzij de bevoegde rechtsmacht van de Staat waar de investering werd gedaan, hetzij aan internationale arbitrage. Elke Overeenkomstsluitende Partij geeft daartoe haar voorafgaande en onherroepelijke toestemming elk geschil aan zodanige arbitrage te onderwerpen. Deze toestemming houdt in dat beide Partijen afstand doen van het recht om de uitputting van alle nationale administratieve en rechtsmiddelen te verzoeken. 3. In geval van internationale arbitrage, wordt het geschil naar keuze van de investeerder voorgelegd aan één van de volgende instellingen : - een scheidsgerecht ad hoc, ingesteld volgens de arbitrage-regels van de Commissie van de Verenigde Naties voor Internationaal Handelsrecht (U.N.C.I.T.R.A.L.); - het Internationale Centrum voor Beslechting van Investeringsgeschillen (I.C.S.I.D.), dat is opgericht krachtens het Verdrag inzake de beslechting van geschillen met betrekking tot investeringen tussen Staten en onderdanen van andere Staten, dat op 18 maart 1965 te Washington voor ondertekening werd opengesteld, wanneer elke Staat die Partij is bij de onderhavige Overeenkomst partij is geworden bij bedoeld Verdrag.

Zolang niet aan deze voorwaarde is voldaan, stemt elke Overeenkomstsluitende Partij ermee in dat het geschil aan arbitrage wordt onderworpen overeenkomstig het bepaalde in de Aanvullende Voorziening van het I.C.S.I.D. - het Scheidsgerecht van de Internationale Kamer van Koophandel te Parijs; - het Instituut voor Arbitrage van de Kamer van Koophandel te Stockholm.

Indien wordt overgegaan tot de arbitrageprocedure op initiatief van een Overeenkomstsluitende Partij, verzoekt die Partij de betrokken investeerder schriftelijk het scheidsgerecht aan te wijzen waaraan het geschil zal worden voorgelegd. 4. Geen van de bij een geschil betrokken Overeenkomstsluitende Partijen, zal in enig stadium van de arbitrageprocedure of van de uitvoering van een scheidsrechterlijke uitspraak als verweer kunnen aanvoeren dat de investeerder die tegenpartij is bij het geschil, een vergoeding ter uitvoering van een verzekeringspolis of van de in Artikel 6 van deze Overeenkomst vermelde waarborg heeft ontvangen, die het geheel of een gedeelte van zijn verliezen dekt.5. Het scheidsgerecht beslist op grond van het nationale recht, met inbegrip van de regels inzake wetsconflicten, van de Overeenkomstsluitende Partij die partij is bij het geschil en op het grondgebied waarvan de investering werd gedaan alsmede op grond van de bepalingen van deze Overeenkomst, van de bepalingen van de met betrekking tot de investering eventueel gesloten bijzondere overeenkomst en van de beginselen van internationaal recht.6. De uitspraken van het scheidsgerecht zijn onherroepelijk en bindend voor de partijen bij het geschil.Elke Overeenkomstsluitende Partij verbindt zich ertoe ze uit te voeren overeenkomstig haar nationale wetgeving.

ARTIKEL 10 Geschillen tussen de overeenkomstsluitende partijen betreffende de uitlegging of toepassing van deze overeenkomst 1. Geschillen betreffende de uitlegging of toepassing van deze Overeenkomst worden zoveel mogelijk langs diplomatieke weg beslecht.2. Indien het geschil niet langs diplomatieke weg kan worden beslecht, wordt het voorgelegd aan een gemengde commissie bestaande uit vertegenwoordigers van beide Partijen;de commissie komt op verzoek van de meest gerede Partij en zonder onredelijke vertraging bijeen. 3. Indien het geschil niet door de gemengde commissie kan worden beslecht, wordt het, op verzoek van een van de Overeenkomstsluitende Partijen, voorgelegd aan een scheidsgerecht dat voor elk geval afzonderlijk op de volgende wijze wordt samengesteld : Elke Overeenkomstsluitende Partij benoemt een scheidsman binnen een tijdspanne van twee maanden vanaf de datum waarop een der Overeenkomstsluitende Partijen de andere Overeenkomstsluitende Partij in kennis heeft gesteld van haar voornemen het geschil aan arbitrage te onderwerpen.Binnen twee maanden na hun benoeming, benoemen de twee scheidsmannen in onderling overleg een onderdaan van een derde Staat tot voorzitter van het scheidsgerecht.

Indien deze termijnen worden overschreden, kan een der Overeenkomstsluitende Partijen de President van het Internationale Gerechtshof verzoeken de noodzakelijke benoeming(en) te verrichten.

Indien de Voorzitter van het Internationale Gerechtshof onderdaan is van een Overeenkomstsluitende Partij of van een Staat waarmee een der Overeenkomstsluitende Partijen geen diplomatieke banden heeft of indien hij om een andere reden verhinderd is genoemde functie uit te oefenen, wordt de Vice-President van het Internationale Gerechtshof verzocht de benoeming(en) te verrichten. 4. Het aldus samengesteld scheidsgerecht stelt zijn eigen procedureregels vast.Het doet uitspraak bij meerderheid van stemmen; de uitspraken zijn onherroepelijk en bindend voor de Overeenkomstsluitende Partijen. 5. Elke Overeenkomstsluitende Partij draagt de kosten van de door haar benoemde scheidsman.De kosten die voortvloeien uit de benoeming van de derde scheidsman en de ambtelijke kosten van het gerecht worden gelijkelijk door de Overeenkomstsluitende Partijen gedragen. 6. Het gerecht doet uitspraak met inachtneming van de algemeen erkende beginselen van het internationaal recht, het bepaalde in deze Overeenkomst alsmede de nationale wetgeving. ARTIKEL 11 Toepassing van de overeenkomst Deze Overeenkomst is eveneens van toepassing op investeringen die vóór de inwerkingtreding werden gedaan door investeerders van een Overeenkomstsluitende Partij op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij, in overeenstemming met de wetten en voorschriften van laatstgenoemde.

De Overeenkomst is evenwel niet van toepassing op geschillen die vóór de inwerkingtreding zijn ontstaan.

ARTIKEL 12 Inwerkingtreding en duur 1. Deze Overeenkomst treedt in werking een maand na de datum waarop de Overeenkomstsluitende Partijen de akten van bekrachtiging hebben uitgewisseld.Ze blijft van kracht gedurende een tijdvak van tien jaar.

Tenzij ten minste twaalf maanden vóór de datum van het verstrijken van de geldigheidsduur door een van beide Overeenkomstsluitende Partijen mededeling van beëindiging is gedaan, wordt deze Overeenkomst stilzwijgend verlengd voor een tijdvak van tien jaar, met dien verstande dat elke Overeenkomstsluitende Partij zich het recht voorbehoudt de Overeenkomst te beëindigen met inachtneming van een opzegtermijn van ten minste twaalf maanden vóór de datum van het verstrijken van de lopende termijn van geldigheid. 2. Ten aanzien van investeringen die vóór de datum van beëindiging van de Overeenkomst zijn gedaan, blijft deze van kracht gedurende een tijdvak van tien jaar vanaf de datum van beëindiging. Ten blijke waarvan de ondergetekende vertegenwoordigers, daartoe naar behoren gemachtigd door hun onderscheiden Regeringen, deze Overeenkomst hebben ondertekend.

Gedaan te Brussel, op 6 september 1999, in drie oorspronkelijke exemplaren in de Nederlandse, de Franse, de Arabische en de Engelse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek. In geval van verschil in uitlegging is de Engelse tekst doorslaggevend.

^