Etaamb.openjustice.be
Wet van 20 mei 1997
gepubliceerd op 03 juli 1997

Wet betreffende de internationale samenwerking inzake de tenuitvoerlegging van inbeslagnemingen en verbeurdverklaringen

bron
ministerie van justitie
numac
1997009518
pub.
03/07/1997
prom.
20/05/1997
ELI
eli/wet/1997/05/20/1997009518/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

20 MEI 1997. Wet betreffende de internationale samenwerking inzake de tenuitvoerlegging van inbeslagnemingen en verbeurdverklaringen (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt:

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet. HOOFDSTUK I. - Algemene beginselen van de samenwerking

Art. 2.De verzoeken tot tenuitvoerlegging in België van voorlopige maatregelen of inbeslagnemingen met het oog op verbeurdverklaring, en van beslissingen tot verbeurdverklaring uitgesproken in een vreemde Staat geven in België aanleiding tot uitvoering met toepassing van de verdragen en overeenkomsten die te dien einde tussen België en de betrokken Staten onder beding van wederkerigheid zijn gesloten, en wel onder de voorwaarden en volgens de procedures bepaald in deze wet..

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 3.1. De uitvoering van het verzoek wordt in geen geval toegestaan: 1° indien zulks de soevereiniteit, de veiligheid, de openbare orde of andere wezenlijke belangen van België zou kunnen schaden;2° indien redelijke gronden bestaan om te geloven dat het verzoek is ingegeven door overwegingen tegenstrijdig met artikel 14 van het Europees verdrag ter bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden;3° indien het strafbaar feit waarop het verzoek betrekking heeft, een politiek misdrijf is, onder voorbehoud van afwijkingen bepaald in de verdragen.2. De beslissing over de tenuitvoerlegging van de maatregelen bedoeld in het verzoek wordt uitgesteld indien deze maatregelen opsporingen of vervolgingen door de Belgische overheden zouden kunnen schaden. HOOFDSTUK II. - Tenuitvoerlegging van buitenlandse beslissingen tot verbeurdverklaring Afdeling 1. - Voorwaarden op het stuk van de tenuitvoerlegging

Art. 4.Een beslissing tot verbeurdverklaring uitgesproken door de rechterlijke autoriteiten van een vreemde Staat wordt in België ten uitvoer gelegd indien aan de volgende voorwaarden is voldaan: 1° de beslissing moet gegrond zijn op een vonnis van veroordeling van de betrokken persoon;2° het feit dat aan de beslissing ten grondslag ligt, moet ook volgens de Belgische wetgeving een strafbaar feit vormen;3° het veroordelend vonnis moet gewezen zijn met inachtneming van de rechten van de verdediging;4° de betrokken persoon mag in België voor hetzelfde feit nog niet zijn gevonnist;5° het veroordelend vonnis alsook de beslissing van verbeurdverklaring die eventueel na een afzonderlijke procedure is genomen, moeten definitief en uitvoerbaar zijn;6° de straf mag volgens de Belgische wetgeving niet zijn verjaard;7° de zaken waarop de verbeurdverklaring betrekking heeft, moeten zaken vormen die gediend hebben of bestemd waren voor het plegen van een misdrijf, in de zin van artikel 42, 1°, van het Strafwetboek, of die uit het misdrijf voortkomen, in de zin van artikel 42, 2°, van het Strafwetboek, of vermogensvoordelen die rechtstreeks uit het misdrijf verkregen zijn of goederen en waarden die in de plaats van het misdrijf zijn gesteld of inkomsten uit de belegde voordelen, in de zin van artikel 42, 3°, van het Strafwetboek.

Art. 5.Indien de verbeurdverklaring waarvan de tenuitvoerlegging wordt gevraagd, bestaat in de verplichting een geldbedrag te betalen dat overeenkomt met de waarde van de zaken bedoeld in artikel 42, 3°, van het Strafwetboek, wordt de verbeurdverklaring, in afwijking van artikel 4, 7°, ten uitvoer gelegd op voorwaarde dat: 1° het geldbedrag waarop de verbeurdverklaring betrekking heeft, niet hoger is dan de geldwaarde van de zaken, geraamd overeenkomstig artikel 43bis van het Strafwetboek;2° voornoemde zaken niet kunnen worden gevonden en op het grondgebied van de verzoekende Staat geen goederen bestaan waarop deze zijn schuldvordering kan innen, op verklaring van de verzoekende Staat.

Art. 6.Wanneer de tenuitvoerlegging wordt gevraagd van een verbeurdverklaring die slechts gedeeltelijk voldoet aan de voorwaarde gesteld in artikel 4, 7°, wordt de verbeurdverklaring, onverminderd de toepassing van artikel 5, gedeeltelijk uitgevoerd, te weten in de mate waarin aan voornoemde voorwaarde is voldaan. Afdeling 2. - Procedure

Art. 7.Wanneer de Belgische Staat wordt verzocht een beslissing tot verbeurdverklaring ten uitvoer te leggen, maakt de correctionele rechtbank van de plaats waar de goederen gelegen zijn waarop de verbeurdverklaring betrekking heeft, die beslissing uitvoerbaar na het openbaar ministerie en de veroordeelde persoon, in voorkomend geval door middel van een ambtelijke opdracht, of zijn raadsman te hebben gehoord, en na te hebben gecontroleerd dat de voorwaarden bedoeld in artikel 4 zijn vervuld en de weigeringsgronden bedoeld in artikel 3 niet van toepassing zijn.

De rechtbank is gebonden door de vaststelling van de feiten zoals die uitdrukkelijk in de buitenlandse beslissing zijn uiteengezet of impliciet daaruit blijken.

Bij toepassing van artikel 6 vermeldt de rechtbank de zaken of, wanneer artikel 5 wordt toegepast, het geldbedrag waarop de verbeurdverklaring betrekking heeft.

Het openbaar ministerie en de veroordeelde persoon kunnen tegen de beslissing van de rechtbank voorziening in cassatie instellen.

Art. 8.De verbeurdverklaring die overeenkomstig de procedure bedoeld in artikel 7 in België uitvoerbaar is gemaakt, wordt gelijkgesteld met de verbeurdverklaring uitgesproken krachtens de artikelen 42, 43 en 43bis van het Strafwetboek. HOOFDSTUK III. - Tenuitvoerlegging van buitenlandse verzoeken tot inbeslagneming Afdeling 1. - Voorwaarden op het stuk van de tenuitvoerlegging

Art. 9.De verzoeken tot het nemen van voorlopige maatregelen of tot inbeslagneming met het oog op verbeurdverklaring ingediend door een vreemde Staat, geven in België aanleiding tot tenuitvoerlegging indien aan de volgende voorwaarden is voldaan: 1° het verzoek moet uitgaan van een rechterlijke overheid;2° het feit waarop het verzoek betrekking heeft, moet volgens de Belgische wetgeving alsook volgens de wetgeving van de vreemde Staat een misdrijf vormen;3° de persoon waarop het verzoek betrekking heeft, mag in België voor hetzelfde feit nog niet gevonnist zijn;4° de maatregel waarom wordt verzocht, moet door de Belgische rechterlijke autoriteiten, krachtens het Belgisch recht, kunnen worden genomen, met het oog op opsporingen of vervolgingen, indien het om een analoge interne zaak gaat. Afdeling 2. - Procedure

Art. 10.Wanneer de Belgische Staat wordt verzocht een voorlopige maatregel of een inbeslagneming met het oog op verbeurdverklaring ten uitvoer te leggen, maakt de raadkamer van de rechtbank van eerste aanleg van de plaats waar de goederen waarop het verzoek betrekking heeft, gelegen zijn, de voorlopige maatregel of de inbeslagneming uitvoerbaar na te hebben gecontroleerd dat de voorwaarden bedoeld in artikel 9 zijn vervuld en de weigeringsgronden bedoeld in artikel 3 niet van toepassing zijn.

De raadkamer doet uitspraak ten laatste vijf dagen nadat het verzoek bij haar is ingediend.

De voorlopige maatregel met betrekking tot onroerende goederen uitgesproken door de raadkamer is bij overeenkomstige toepassing onderworpen aan dezelfde vormvoorschriften en heeft dezelfde gevolgen als voorzien in artikel 35bis van het Wetboek van Strafvordering.

Art. 11.In spoedeisende gevallen worden de voorlopige maatregelen, die onverwijld ten uitvoer moeten worden gelegd, genomen op beschikking van de onderzoeksrechter van de plaats waar de betrokken goederen gelegen zijn.

Die maatregelen worden niet gehandhaafd indien zij binnen vijf dagen te rekenen van de beschikking niet worden bevestigd door de raadkamer, die uitspraak doet overeenkomstig het bepaalde in artikel 10. HOOFDSTUK IV. - Wijzigingsbepalingen Afdeling 1. - Beslissingen tot verbeurdverklaring

uitgesproken in België

Art. 12.In het Strafwetboek wordt een artikel 43ter ingevoegd, luidend als volgt: «

Art. 43ter.De bijzondere verbeurdverklaring die van toepassing is op de zaken bedoeld in artikel 42, kan eveneens worden uitgesproken wanneer die zaken zich buiten het grondgebied van de Belgische Staat bevinden. »

Art. 13.Artikel 165 van het Wetboek van Strafvordering wordt aangevuld met een nieuw lid, luidend als volgt: « Indien het veroordelend vonnis de bijzondere verbeurdverklaring inhoudt van zaken die zich buiten het grondgebied van de Belgische Staat bevinden, stelt het openbaar ministerie de minister van Justitie daarvan in kennis en zendt het hem een afschrift van het strafdossier toe. »

Art. 14.Artikel 197 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd door de wet van 10 juli 1967, wordt aangevuld met een nieuw lid, luidend als volgt: « Indien het veroordelend vonnis de bijzondere verbeurdverklaring inhoudt van zaken die zich buiten het grondgebied van de Belgische Staat bevinden, stelt het openbaar ministerie de minister van Justitie daarvan in kennis en zendt het hem een afschrift van het strafdossier toe. »

Art. 15.Artikel 376 van hetzelfde Wetboek wordt aangevuld met een nieuw lid, luidend als volgt: « Indien het veroordelend arrest de bijzondere verbeurdverklaring inhoudt van zaken die zich buiten het grondgebied van de Belgische Staat bevinden, stelt het openbaar ministerie de minister van Justitie daarvan in kennis en zendt het hem een afschrift van het strafdossier toe. » Afdeling 2. - Voorlopige maatregelen genomen in België

Art. 16.De aanhef van artikel 35 van hetzelfde Wetboek luidt als volgt: «

Art. 35.De procureur des Konings neemt de voorwerpen bedoeld in artikel 42 van het Strafwetboek, de wapens en tevens alles in beslag wat een uit het misdrijf verkregen vermogensvoordeel schijnt te vormen; ».

Art. 17.In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 35bis ingevoegd, luidend als volgt: «

Art. 35bis.Indien de zaken die het uit het misdrijf verkregen vermogensvoordeel schijnen te vormen, onroerende goederen zijn, wordt bewarend beslag op onroerend goed gedaan, zulks bij deurwaardersexploot dat aan de eigenaar wordt betekend en op straffe van nietigheid een afschrift van de vordering van de procureur des Konings moet bevatten, alsmede de verschillende vermeldingen bedoeld in de artikelen 1432 en 1568 van het Gerechtelijk Wetboek, evenals de tekst van het derde lid van dit artikel.

Het beslagexploot moet op de dag zelf van de betekening ter overschrijving worden aangeboden op het kantoor der hypotheken van de plaats waar de goederen gelegen zijn. Als dagtekening van de overschrijving geldt de dag van afgifte van het exploot.

Het bewarend beslag op onroerend goed geldt gedurende vijf jaren met ingang van de dagtekening der overschrijving, behoudens vernieuwing voor dezelfde termijn op vertoon aan de bewaarder, vóór het verstrijken van de geldigheidsduur van de overschrijving, van een door de bevoegde procureur of onderzoeksrechter in dubbel opgemaakte vordering.

Het beslag wordt blijvend voor het verleden in stand gehouden door de beknopte melding op de kant van de overschrijving van het beslag, binnen haar geldigheidsduur, van de definitieve rechterlijke beslissing waarbij de verbeurdverklaring van het onroerend goed werd bevolen.

Doorhaling van het bewarend onroerend beslag kan verleend worden door de voormelde procureur of onderzoeksrechter, of desgevallend door de beneficiant van de verbeurdverklaring, of kan ook bij rechterlijke beslissing bevolen worden. »

Art. 18.In artikel 89 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd door de wet van 10 juli 1967, wordt tussen de cijfers « 35 » en « , 36 » het cijfer « , 35bis » ingevoegd.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 20 mei 1997.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, S. DE CLERCK Met 's Lands zegel gezegeld: De Minister van Justitie, S. DE CLERCK

^