Etaamb.openjustice.be
Wet van 21 december 1998
gepubliceerd op 11 februari 1999

Wet betreffende de productnormen ter bevordering van duurzame productie- en consumptiepatronen en ter bescherming van het leefmilieu en de volksgezondheid

bron
ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu
numac
1998022861
pub.
11/02/1999
prom.
21/12/1998
ELI
eli/wet/1998/12/21/1998022861/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

21 DECEMBER 1998. - Wet betreffende de productnormen ter bevordering van duurzame productie- en consumptiepatronen en ter bescherming van het leefmilieu en de volksgezondheid


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Inleidende bepalingen

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2.Voor de toepassing van deze wet moet worden verstaan onder : 1° producten : lichamelijke roerende zaken, met inbegrip van stoffen, preparaten, biociden en verpakkingen, doch uitgezonderd afvalstoffen;2° productgroepen : producten die voor een zelfde gebruik bestemd zijn en op overeenkomstige wijze kunnen worden gebruikt;3° op de markt brengen : het binnenbrengen, de invoer of het bezit met het oog op de verkoop of het ter beschikking stellen aan derden, het te koop aanbieden, de verkoop, het huuraanbod, de verhuring, of de afstand onder bezwarende titel of gratis;4° stoffen : de chemische elementen en hun verbindingen, zoals zij voorkomen in natuurlijke toestand of bij de productie ontstaan, met inbegrip van alle additieven die nodig zijn voor het behoud van de stabiliteit van het product en alle onzuiverheden ten gevolge van het productieprocédé, doch met uitzondering van elk oplosmiddel dat kan worden afgescheiden zonder dat de stabiliteit van de stof wordt aangetast of de samenstelling ervan wordt gewijzigd;5° nieuwe stof : elke stof die niet vermeld staat in de EINECS inventaris (European Inventory of Existing Commercial Chemical Substances) zoals bedoeld in artikel 2, § 1, h), van richtlijn 67/548/EEG van 27 juni 1967, betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen;6° preparaten : de mengsels of oplossingen die bestaan uit twee of meer stoffen;7° gevaarlijke stoffen, gevaarlijke preparaten of gevaarlijke biociden : ontplofbare, oxyderende, zeer licht ontvlambare, licht ontvlambare, ontvlambare, zeer giftige, giftige, schadelijke, bijtende, irriterende, sensibiliserende, kankerverwekkende, mutagene, voor de voortplanting vergiftige of milieugevaarlijke stoffen, preparaten of biociden;8° biociden : de werkzame stoffen en preparaten, die, in de vorm waarin zij aan de gebruiker worden geleverd, een of meer werkzame stoffen bevatten, en bestemd zijn om een schadelijk organisme te vernietigen, af te schrikken, onschadelijk te maken, de effecten ervan te voorkomen of het op andere wijze langs chemische of biologische weg te bestrijden;de Koning kan het begrip biocide nader omschrijven in overeenstemming met de desbetreffende richtlijnen en verordeningen van de Europese Gemeenschap; 9° verpakkingen : alle producten, vervaardigd van materiaal van welke aard ook, die bestemd zijn voor het insluiten, beschermen, verladen, afleveren en aanbieden van goederen, van grondstoffen tot afgewerkte producten, over het gehele traject van producent tot gebruiker of consument;ook wegwerpartikelen die voor dit doel worden gebruikt, worden als verpakkingsmateriaal beschouwd.

Verpakking omvat uitsluitend : a) verkoop- of primaire verpakking, dit wil zeggen verpakking die zo is ontworpen dat zij voor de eindgebruiker of consument op het verkooppunt een verkoopeenheid vormt;b) verzamel- of secundaire verpakking, dit wil zeggen verpakking die zo is ontworpen dat zij op het verkooppunt een verzameling van een aantal verkoopeenheden vormt, ongeacht of deze als dusdanig aan de eindgebruiker of de consument wordt verkocht, dan wel alleen dient om de rekken op het verkooppunt bij te vullen;deze verpakking kan van het product worden verwijderd zonder dat dit de kenmerken ervan beïnvloedt; c) verzend- of tertiaire verpakking, dit wil zeggen verpakking die zo is ontworpen dat het verladen of het vervoer van een aantal verkoopeenheden of verzamelverpakkingen wordt vergemakkelijkt om fysieke schade door verlading of transport te voorkomen.Weg-, spoor-, scheeps- of vliegtuigcontainers worden niet als verzendverpakking beschouwd; 10° herbruikbare verpakking : iedere verpakking die is bestemd en ontworpen om binnen haar levensduur een minimum aantal omlopen te maken, opnieuw wordt gevuld of gebruikt voor hetzelfde doel als waarvoor zij is ontworpen, al dan niet met gebruikmaking van op de markt verkrijgbare producten met behulp waarvan de verpakking bijgevuld kan worden;dergelijke verpakking wordt verpakkingsafval wanneer zij niet langer herbruikt wordt; 11° nuttige toepassing : elk van de volgende handelingen : a) terugwinning van oplosmiddelen;b) recyclage of terugwinning van organische stoffen die niet als oplosmiddel worden gebruikt (met inbegrip van compostbemesting en bemesting met andere biologisch omgezette stoffen);c) recyclage of terugwinning van metalen of metaalverbindingen;d) recyclage of terugwinning van andere anorganische stoffen;e) terugwinning van zuren of basen;f) terugwinning van bestanddelen die worden gebruikt om vervuiling tegen te gaan;g) terugwinning van bestanddelen uit catalysatoren;h) herraffinage van olie of ander hergebruik van olie i) hoofdgebruik als brandstof of een andere wijze van energieopwekking;j) uitrijden voor landbouwkundige of ecologische verbetering;k) gebruik van afvalstoffen die bij één van de voornoemde behandelingen vrijkomen;l) uitwisseling van afvalstoffen voor één van de voornoemde behandelingen;m) opslag van afvalstoffen bestemd voor één van de voornoemde behandelingen, met uitsluiting van voorlopige opslag voorafgaand aan inzameling op de plaats van productie;12° recyclage : het in een productieproces opnieuw verwerken van afvalmaterialen voor het oorspronkelijke doel of voor andere doeleinden, met inbegrip van organische recyclage maar uitgezonderd terugwinning van energie;13° terugwinning van energie : het gebruik van brandbaar verpakkingsafval om energie op te wekken door directe verbranding met of zonder andere afvalstoffen maar met terugwinning van warmte;14° organische recyclage : aërobe behandeling (compostering) of anaërobe behandeling (biomethaanvorming), via micro-organismen en onder gecontroleerde omstandigheden, van de biologisch afbreekbare bestanddelen van verpakkingsafval, waarbij gestabiliseerde organische meststoffen of methaan tot stand komen;storten wordt niet als organische recyclage beschouwd; 15° verwijdering : elk van de volgende handelingen : a) storten op of in de bodem (bijvoorbeeld op een vuilstortplaats, enz.); b) uitrijden (bijvoorbeeld biodegradatie van vloeibaar of slibachtig afval in de bodem, enz.); c) injectie in de diepe ondergrond (bijvoorbeeld injectie van verpompbare afvalstoffen in putten, zoutkoepels of natuurlijk gevormde holten, enz.); d) opslag in waterbekkens (bijvoorbeeld het lozen van vloeibaar of slibachtig afval in putten, vijvers of lagunen, enz.); e) verwijdering op speciaal ingerichte locaties (bijvoorbeeld in afzonderlijk beklede, afgedekte cellen die onderling en van de omgeving afgeschermd zijn, enz.); f) lozen in wateren, behalve zeeën en oceanen;g) verwijdering in zeeën of oceanen, inclusief inbrengen in de zeebodem;h) verbranding op zee;i) verbranding op het land; j) permanente opslag (bijvoorbeeld het plaatsen van houders in mijnen, enz.); k) biologische behandeling op een hierboven niet aangegeven wijze, waardoor verbindingen of mengsels ontstaan die worden verwijderd volgens één van de voornoemde methodes; l) fysisch-chemische behandeling op een hierboven niet aangegeven wijze, waardoor verbindingen of mengsels ontstaan die worden verwijderd volgens één van de voornoemde methodes (bijvoorbeeld verdamping, droging, calcinatie, enz.); m) vermengen voor één van de voornoemde behandelingen;n) herverpakken voor één van de voornoemde behandelingen;o) opslag in afwachting van één van de voornoemde behandelingen, met uitsluiting van voorlopige opslag voorafgaand aan inzameling op de plaats van productie;16° herbruikbaar product : ieder product dat is bestemd en ontworpen om volledig of voor het grootste gedeelte opnieuw te worden gebruikt voor hetzelfde doel als waarvoor het is ontworpen;17° leefmilieu : de atmosfeer, de bodem, het water, de ecosystemen, het klimaat, de flora, de fauna en de overige organismen met uitzondering van de mens;18° verontreiniging : de door de mens veroorzaakte aanwezigheid van vaste stoffen, vloeistoffen, gassen, micro-organismen, thermische energie, niet-ioniserende stralingen, geluid of andere trillingen in de atmosfeer, de bodem of het water, die de mens of het leefmilieu op rechtstreekse of onrechtstreekse wijze nadelig beïnvloedt of kan beïnvloeden;19° de minister : naargelang het geval de minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid of het Leefmilieu behoort.

Art. 3.§ 1. Onverminderd de toepassing van andere wettelijke bepalingen heeft deze wet tot doel door middel van productnormen duurzame productie- en consumptiepatronen aan te moedigen en te bevorderen en inzonderheid : 1° het leefmilieu te beschermen tegen schadelijke effecten of risico's op schadelijke effecten van bepaalde producten die op de markt worden gebracht of die worden uitgevoerd naar landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap;2° de volksgezondheid te beschermen tegen schadelijke effecten of risico's op schadelijke effecten van bepaalde producten die op de markt worden gebracht of die worden uitgevoerd naar landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap;3° de uitvoering te verzekeren van de richtlijnen en verordeningen van de Europese Gemeenschap inzake productnormen ter bescherming van de volksgezondheid en het leefmilieu. Deze wet beoogt niet de bescherming van de werknemers noch de veiligheid van de consument. § 2. Deze wet is niet van toepassing op : 1° ontplofbare en voor deflagratie vatbare stoffen en de daarmee geladen tuigen zoals bedoeld in artikel 1 van de wet van 28 mei 1956 betreffende ontplofbare en voor deflagratie vatbare stoffen en de daarmee geladen tuigen;2° voor de landbouw nuttige huisdieren zoals bedoeld in artikel 1 van de wet van 20 juni 1956 betreffende de verbetering van de rassen van de voor de landbouw nuttige huisdieren;3° geneesmiddelen zoals bedoeld in artikel 1 van de wet van 25 maart 1964 op de geneesmiddelen;4° grondstoffen voor de landbouw, tuinbouw, bosbouw en veeteelt zoals bedoeld in artikel 1 van de wet van 11 juli 1969 betreffende de bestrijdingsmiddelen en de grondstoffen voor de landbouw, tuinbouw, bosbouw en veeteelt;5° planten en plantaardige producten zoals bedoeld in artikel 1 van de wet van 2 april 1971 betreffende de bestrijding van voor planten en plantaardige producten schadelijke organismen;6° de producten bedoeld in artikel 1 van de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijproducten;7° voedingsmiddelen zoals bedoeld in artikel 1, 1° van de wet van 24 januari 1977 betreffende de bescherming van de gezondheid van de verbruikers op het stuk van voedingsmiddelen en andere producten, alsmede de andere producten bedoeld in artikel 1, 2°, a), b), d), e), f) en h), van dezelfde wet;8° gemedicineerde voormengsels en gemedicineerde diervoeders zoals bedoeld in artikel 1, 2° en 3°, van de wet van 21 juni 1983 betreffende gemedicineerde diervoeders;9° dieren en dierlijke producten zoals bedoeld in artikel 1, 1 en 2, van de dierengezondheidswet van 24 maart 1987;10° apparaten, installaties en stoffen zoals bedoeld in artikel 3 van de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren. De bepalingen van hoofdstuk V van deze wet zijn echter wel van toepassing op de verpakkingen van de in deze paragraaf bedoelde producten in zoverre ze niet strijdig zijn met de bepalingen van de voormelde wetten. HOOFDSTUK II. - Algemene bepalingen betreffende de producten

Art. 4.Alle producten die op de markt worden gebracht, moeten zodanig ontworpen zijn dat hun fabricage, voorziene gebruik en verwijdering de volksgezondheid niet aantasten en niet of zo weinig mogelijk bijdragen tot een toename van de hoeveelheid en de mate van schadelijkheid van afvalstoffen en tot andere vormen van verontreiniging.

Art. 5.§ 1. Teneinde het leefmilieu of de volksgezondheid te beschermen en duurzame productie- en consumptiepatronen te bevorderen, kan de Koning maatregelen nemen om : 1° het op de markt brengen van een product te regelen, op te schorten of te verbieden;2° het op de markt brengen van een product afhankelijk te maken van een voorafgaande toelating, registratie of kennisgeving, alsook de voorwaarden te bepalen waaronder toelatingen of registraties kunnen worden verleend, opgeschort en ingetrokken;3° de eigenschappen, samenstelling, verpakking, presentatie en conditionering van een product met het oog op het op de markt brengen ervan, te reglementeren en de wijze te bepalen waarop bewezen of te kennen moet worden gegeven dat aan deze regels voldaan wordt;4° het op de markt brengen van herbruikbare producten aan te moedigen;5° de criteria te bepalen voor de analyse, het testen en de studie van een product of productgroep en zijn levenscyclus met het oog op het bepalen van de duurzaamheid en van de potentiële gevaren of risico's van het op de markt brengen ervan voor de volksgezondheid of het leefmilieu en analyses, testen of studies volgens deze modaliteiten op te leggen;6° de informatie, met uitzondering van de reclame als bedoeld in artikel 22 van de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument, te bepaIen die betreffende een product of productgroep voorafgaandelijk aan hun op de markt brengen of naar aanleiding ervan moet of kan worden verstrekt en aan wie en hoe deze informatie moet of kan worden verstrekt;7° de activiteiten van personen, betrokken bij het op de markt brengen van producten of productgroepen, te onderwerpen aan voorwaarden en aan een voorafgaande kennisgeving of toelating van de minister waarvan Hij de modaliteiten bepaalt alsook de voorwaarden te bepalen waaraan de kennisgeving dient te voldoen en waaronder de toelating kan worden verleend, opgeschort en ingetrokken;8° de uitvoer van producten naar landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap te verbieden of aan een al dan niet voorafgaande kennisgeving, toelating of aan voorwaarden te onderwerpen;9° producten met het oog op het regelen van het op de markt brengen ervan in te delen in categorieën naargelang hun effecten op de volksgezondheid of het leefmilieu;10° specifieke regels te bepalen inzake het etiketteren van een product of productgroep.Wanneer deze regels betrekking hebben op een product waarvoor krachtens artikel 14 van de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument etiketteringsvoorschriften werden uitgevaardigd, worden deze regels op gezamenlijke voordracht van de minister en van de minister tot wiens bevoegdheid het Verbruik behoort vastgesteld; 11° een aangifteplicht in te stellen van de op de markt gebrachte of uitgevoerde hoeveelheden producten en hun samenstelling;12° het op de markt brengen van een product of productgroep afhankelijk te maken van andere bijzondere voorwaarden;13° alle andere maatregelen nemen die nodig zijn om te voldoen aan de voorschriften van internationale verdragen en/of akten met betrekking tot het op de markt brengen van producten waardoor België gebonden is. De besluiten genomen ter uitvoering van de bepalingen sub 2°, 4°, 7°, 11° en 12° worden in Ministerraad overlegd. § 2. Teneinde de volksgezondheid te beschermen kan de Koning bovendien : 1° het gebruik van een product aan voorwaarden onderwerpen, opschorten of verbieden;2° het gebruik van een product afhankelijk maken van een voorafgaande toelating, registratie of kennisgeving alsook de voorwaarden bepalen waaronder toelatingen of registraties kunnen worden verleend, opgeschort en ingetrokken;3° de productie van een product aan voorwaarden onderwerpen, opschorten of verbieden;4° bepaalde producten uit de markt doen nemen;5° de activiteiten van personen, betrokken bij het gebruik van producten of productgroepen, onderwerpen aan voorwaarden en aan een voorafgaande kennisgeving of toelating van de minister alsook de voorwaarden bepalen waaraan de kennisgeving dient te voldoen en waaronder de toelating kan worden verleend, opgeschort en ingetrokken : 6° het gebruik van een product of productgroep afhankelijk maken van andere bijzondere voorwaarden. De besluiten genomen ter uitvoering van de bepalingen sub 2°, 3°, 4°, 5° en 6° worden in Ministerraad overlegd. § 3. Behalve in de gevallen waarin artikel 5 van de wet van 9 februari 1994 betreffende de veiligheid van de consumenten van toepassing is, kan de minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort, wanneer één of meerdere producten een ernstig en dringend gevaar betekenen voor de volksgezondheid, bij een met redenen omkleed besluit en zonder de in deze wet en zijn uitvoeringsbesluiten voorgeschreven adviezen in te winnen, voorlopige maatregelen nemen die beletten dat ze nog gebruikt worden, nog op de markt worden gebracht of blijven. § 4. Wanneer één of meerdere producten een ernstig en dringend gevaar betekenen voor het leefmilieu, kan de minister tot wiens bevoegdheid het Leefmilieu behoort, bij een met redenen omkleed besluit en zonder de in deze wet en zijn uitvoeringsbesluiten voorgeschreven adviezen in te winnen, voorlopige maatregelen nemen die beletten dat ze nog op de markt worden gebracht of blijven. § 5. De krachtens de paragrafen 3 en 4 genomen voorlopige maatregelen vervallen ten laatste bij het einde van de zesde maand die volgt op deze waarin zij in werking zijn getreden. Deze maatregelen kunnen voor een periode van hoogstens dezelfde duur worden verlengd.

Art. 6.§ 1. Teneinde de volksgezondheid of het leefmilieu te beschermen en duurzame productie- en consumptiepatronen te bevorderen, en in het bijzonder uitvoering te geven aan de bepalingen van artikel 4 van deze wet, kunnen sectorale overeenkomsten betreffende het op de markt brengen van een product of productgroep worden gesloten tussen de Staat en ondernemingen die betrokken zijn bij het op de markt brengen van een zelfde product of productgroep of organisaties van dergelijke ondernemingen.

De in het vorige lid bedoelde organisaties moeten aantonen dat zij : 1° rechtspersoonlijkheid bezitten;2° representatief zijn voor ondernemingen die tot een zelfde sector behoren en betrokken zijn bij het op de markt brengen van een zelfde product of productgroep;3° en statutair de bevoegdheid hebben om een dergelijke overeenkomst te sluiten of door minstens drie vierden van hun leden gemandateerd zijn om met de Staat een sectorale overeenkomst te sluiten en hen hierdoor te verbinden zoals bepaald in § 4, 1°, van dit artikel. Bij het sluiten van sectorale overeenkomsten zullen telkens de representatieve organisaties, waarvan leden deel uitmaken van de bijzondere commissies bedoeld in artikel 7 van de wet van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven, betrokken worden. § 2. Voor zover een onderneming of organisatie voldoet aan de voorwaarden bepaald in § 1 van dit artikel en mits toestemming van de Staat, kan zij toetreden tot een bestaande sectorale overeenkomst. § 3. Een sectorale overeenkomst kan de geldende wetgeving of reglementering noch vervangen, noch in minder strenge zin ervan afwijken.

Gedurende de geldingstermijn van een sectorale overeenkomst vaardigt de Koning krachtens deze wet geen reglementering uit die, met betrekking tot de in de sectorale overeenkomst bedoelde producten en behandelde aangelegenheden, strengere eisen stelt dan in deze overeenkomst bepaald, behalve in geval van dringende noodzaak of indien dit nodig zou zijn om te voldoen aan internationale verplichtingen. § 4. Sectorale overeenkomsten moeten voldoen aan bepaalde minimumvoorwaarden : 1° Een sectorale overeenkomst is juridisch bindend voor de partijen vanaf de ondertekening ervan door alle betrokken partijen. Naargelang hetgeen bepaald is in de sectorale overeenkomst, is zij tevens bindend voor al de leden van de organisatie of voor een in het algemeen omschreven groep ervan.

De ondernemingen die na het sluiten van de sectorale overeenkomst tot de organisatie toetreden en, in voorkomend geval, deel uitmaken van de in een sectorale overeenkomst in het algemeen omschreven groep leden ervan, worden van rechtswege verbonden.

De leden van de verbonden organisatie kunnen zich niet aan hun verplichtingen voortvloeiend uit de sectorale overeenkomst onttrekken door uit de organisatie te treden. 2° Een sectorale overeenkomst wordt gesloten voor een bepaalde termijn die in geen geval langer mag zijn dan tien jaar.Elke langere termijn wordt van rechtswege herleid tot tien jaar.

Een sectorale overeenkomst kan niet stilzwijgend verlengd worden. De Staat en één of meer verbonden organisaties kunnen overeenkomen een sectorale overeenkomst ongewijzigd te verlengen. 3° Een sectorale overeenkomst kan worden beëindigd : a) door het verstrijken van de termijn waarvoor ze werd aangegaan;b) door de opzegging ervan door één van de partijen;behoudens andersluidende bepaling in de overeenkomst bedraagt de opzeggingstermijn zes maanden; c) door een overeenkomst tussen partijen. § 5. De bepalingen van dit artikel zijn van openbare orde. Zij zijn van toepassing op de sectorale overeenkomsten die gesloten zullen worden na de inwerkingtreding van deze wet.

Sectorale overeenkomsten die gesloten werden voor het van kracht worden van deze wet, kunnen niet gewijzigd of verlengd worden, tenzij volgens de bepalingen van deze wet en zijn uitvoeringsbesluiten. Zij blijven maximum vijf jaar geldig na het van kracht worden van deze wet. § 6. Elke sectorale overeenkomst in uitvoering van deze wet gesloten, evenals elke wijziging aan, verlenging of opzegging van of toetreding tot een sectorale overeenkomst, moet worden bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. Dit is tevens het geval bij een voortijdige beëindiging van de sectorale overeenkomst door middel van een akkoord tussen partijen. § 7. Een samenvatting van het ontwerp van sectorale overeenkomst, evenals van elke wijziging, verlenging, opzegging of voortijdige beëindiging ervan, wordt, op initiatief van de minister, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad en in andere media die hiertoe door de Koning werden aangewezen. Het volledige ontwerp ligt gedurende dertig dagen ter inzage op de plaats in de bekendmaking bepaald. Het wordt ook ter kennis gebracht van de Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling en/of van de Hoge Gezondheidsraad, van de Raad voor het Verbruik, van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven en van de Gewestregeringen.

Binnen dertig dagen na de publicatie van de samenvatting in het Belgisch Staatsblad kan iedereen zijn bezwaren en opmerkingen schriftelijk ter kennis brengen van de bevoegde federale diensten, die daartoe aangewezen zijn in de bekendmaking. Binnen dezelfde termijn kunnen de Gewestregeringen en de Raden vermeld in het vorige lid een advies uitbrengen, dat zij meedelen aan de minister. De minister onderzoekt de adviezen, bezwaren en opmerkingen en stuurt ze ter informatie aan de betrokken organisaties of ondernemingen. HOOFDSTUK III Bijzondere bepalingen betreffende stoffen en preparaten

Art. 7.§ 1. Eénieder die een nieuwe stof, als zodanig of verwerkt in een preparaat, op de markt wil brengen, is gehouden daarvan kennis te geven aan de federale overheid, behalve in de door de Koning bepaalde gevallen waarin geen kennisgeving vereist is krachtens richtlijn 67/548/EEG van 27 juni 1967 betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen. § 2. De Koning bepaalt bij in Ministerraad overlegd besluit : 1° aan welke overheid de in § 1 bedoelde kennisgeving dient te gebeuren;2° de voorwaarden waaraan deze kennisgeving moet voldoen, en de procedure voor het onderzoek en de beoordeling ervan;3° in welke gevallen en onder welke voorwaarden deze kennisgeving onderworpen wordt aan het advies van een orgaan bestaande uit wetenschappelijke en technische deskundigen, waarvan Hij de samenstelling en de werkwijze regelt;4° de vereiste termijn tussen de kennisgeving en het op de markt brengen van de stoffen of preparaten;5° onder welke voorwaarden en voor welke elementen van het kennisgevingsdossier de indiener de behandeling als vertrouwelijk kan inroepen.Deze vertrouwelijkheid is in ieder geval uitgesloten voor informatie betreffende de risico's voor de veiligheid en gezondheid van de werknemers, de volksgezondheid en het leefmilieu en betreffende te nemen voorzorgsmaatregelen bij het gebruik van of het contact met deze producten, stoffen of preparaten; 6° de voorwaarden waaronder de sub 5° bedoelde gegevens kunnen worden meegedeeld aan de bevoegde instanties van de andere lidstaten van de Europese Unie en aan de Europese Commissie. § 3. De Koning kan bovendien : 1° maatregelen nemen om het gemeenschappelijk gebruik van testresultaten op te leggen;2° de gevallen waarin en de voorwaarden waaronder het advies van het in § 2, 3°, bedoelde orgaan door de minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondbeid, het Leefmilieu of de Arbeid behoort, kan worden gevraagd voor nieuwe stoffen waarvan in een andere lidstaat van de Europese Unie kennis is gegeven, bepalen. HOOFDSTUK IV. - Bijzondere bepalingen betreffende biociden

Art. 8.De Koning kan het op de markt brengen van biociden onderwerpen aan een voorafgaandelijke toelating of registratie verleend door de minister na advies van een orgaan bestaande uit wetenschappelijke en technische deskundigen, waarvan Hij, bij in Ministerraad overlegd besluit, de samenstelling en de werkwijze bepaalt.

De Koning kan de voorwaarden van de toelatings- of registratieaanvraag en haar onderzoek door dit orgaan bepalen. Hij kan eveneens de voorwaarden van toekenning, wijziging, opschorting en intrekking van de toelating of registratie bepalen.

Art. 9.Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk II, kan de Koning, in het belang van de volksgezondheid : 1° voorwaarden stellen inzake productie, verwerking, samenstelling, verpakking, presentatie, conditionering, hoeveelheid, oorsprong, kwaliteit, doeltreffendheid, verwerving, bezit, bewaring en gebruik van biociden;2° de maximale toegelaten hoeveelheden van residu's van werkzame stoffen bepalen welke de biociden en hun eventuele omzettingsproducten mogen achterlaten;3° de activiteiten van de personen die onder 1° bedoelde handelingen stellen, onderwerpen aan een voorafgaande machtiging of erkenning door de minister en de voorwaarden daartoe bepalen, alsook de voorwaarden waaronder de uitgereikte machtigingen of erkenningen kunnen worden opgeschort of ingetrokken;4° de merken, loodjes, verzegelingen, labels, etiketten, getuigschriften, attesten, bordjes, tekens, verpakkingen, benamingen of andere aanwijzingen waaruit het bestaan van de sub 1° bedoelde voorwaarden bewezen of te kennen worden gegeven, bepalen. De besluiten genomen ter uitvoering van de bepalingen sub 4° worden gezamenlijk voorgedragen door de minister en de ministers tot wier bevoegdheid de Economie en de Middenstand behoren. HOOFDSTUK V. - Bijzondere bepalingen betreffende verpakkingen

Art. 10.Het op de markt brengen van producten in verpakkingen die niet herbruikbaar zijn, noch vatbaar voor nuttige toepassing, met inbegrip van recyclage zoals bedoeld in artikel 2, 12°, is verboden.

Bij in Ministerraad overlegd besluit bepaalt de Koning de datum van inwerkingtreding van dit verbod en kan Hij afwijkingen van dit verbod toestaan in de gevallen waarin het op de markt brengen van dergelijke verpakkingen noodzakelijk is om te voldoen aan de wettelijke normen van hygiëne, veiligheid of bewaring van het verpakte product.

Art. 11.§ 1. Eénieder die verpakte producten op de markt brengt, dient ervoor te zorgen dat de verpakking van deze producten aan de volgende essentiële eisen voldoet : 1° De verpakking moet zodanig worden vervaardigd dat volume en gewicht van de verpakking worden beperkt tot de minimale hoeveelheid die nodig is om het vereiste niveau van veiligheid, hygiëne en aanvaardbaarheid zowel voor het verpakte product als voor de verbruiker te handhaven.2° De verpakking moet zodanig worden ontworpen, vervaardigd en op de markt gebracht, dat hergebruik of nuttige toepassing, met inbegrip van recyclage, mogelijk is en dat het milieueffect bij de inzameling, de nuttige toepassing en de verwijdering van de verpakkingsafval of van de reststoffen van deze verrichtingen zoveel mogelijk wordt beperkt.3° De verpakking moet zodanig worden vervaardigd dat de aanwezigheid van schadelijke en andere gevaarlijke stoffen en materialen als bestanddeel van het verpakkingsmateriaal of van de verpakkingscomponenten tot een minimum wordt beperkt in emissies, as of percolaat, wanneer verpakkingsafval of reststoffen van beheersoperaties van verpakkingsafval verbrand of gestort worden. § 2. Onverminderd de bepalingen van § 1, is éénieder die in niet-herbruikbare verpakkingen verpakte producten op de markt brengt, verplicht ervoor te zorgen dat, voor een zelfde verpakkingsmateriaal, de verhouding tussen het gewicht van de verpakking en het gewicht van het product dat in deze verpakking op de markt wordt gebracht, niet toeneemt ten opzichte van de verhouding die bestond op de datum van inwerkingtreding van deze wet.

De Koning kan afwijkingen van deze verplichting toestaan indien het meergewicht aan verpakking : 1° hetzij noodzakelijk is om te voldoen aan de wettelijke normen van hygiëne, veiligheid of bewaring;2° hetzij gecompenseerd wordt door een gelijktijdige gewichtsdaling bij de andere onderdelen van het verpakkingssysteem, verkoop-, verzamel- en verzendverpakking, waarvan de betrokken verpakking deel uitmaakt;3° hetzij veroorzaakt wordt door de overschakeling van éénmalige naar herbruikbare verpakkingen;4° hetzij veroorzaakt wordt door de opname van gerecycleerde materialen in de verpakking;5° hetzij bijdraagt tot een betere recycleerbaarheid.

Art. 12.Eenieder die producten in herbruikbare verpakkingen op de markt brengt, dient ervoor te zorgen dat deze verpakkingen gelijktijdig aan de volgende essentiële eisen voldoen : 1° De fysieke eigenschappen en kenmerken van de verpakking moeten onder normaal te verwachten gebruiksvoorwaarden een aantal omlopen mogelijk maken.2° De gebruikte verpakking moet kunnen worden behandeld in overeenstemming met de gezondheids- en veiligheidsvoorschriften voor arbeidskrachten.3° Er moet worden voldaan aan de specifieke eisen ten aanzien van nuttige toepassing van verpakkingen wanneer de verpakking niet langer wordt gebruikt en derhalve afval is geworden.

Art. 13.Eénieder die verpakte producten op de markt brengt in niet-herbruikbare verpakkingen, dient ervoor te zorgen dat deze verpakkingen aan de volgende essentiële eisen voldoen : 1° Wanneer de verpakking bestemd is om nuttig te worden toegepast in de vorm van recyclage van materialen moet deze verpakking zodanig worden vervaardigd dat een bepaald gewichtspercentage van de gebruikte materialen opnieuw kan worden toegevoegd aan het productieproces van verhandelbare producten, met inachtneming van de in de Europese Gemeenschap geldende regels.Dit percentage kan variëren naargelang het soort materiaal waaruit de verpakking bestaat. 2° Wanneer de verpakking bestemd is om nuttig te worden toegepast in de vorm van energieterugwinning dient zij met het oog op een optimale terugwinning op zijn minst een zekere calorische onderwaarde te hebben.3° Wanneer de verpakking bestemd is om nuttig te worden toegepast in de vorm van compostering moet zij zodanig biologisch afbreekbaar zijn dat zij de gescheiden inzameling en het composteringsproces of de composteringsactiviteit waarin zij wordt ingebracht, niet hindert en dat het grootste deel van de resulterende compost uiteindelijk uiteenvalt in kooldioxyde, biomassa en water.

Art. 14.De Koning kan de calorische onderwaarde bedoeld in artikel 13, 2° vaststellen en de andere essentiële eisen bedoeld in de artikelen 11, 12 en 13 specificeren door het uitvaardigen van bijzondere technische normen voor bepaalde categorieën van verpakkingen of verpakkingsmaterialen. HOOFDSTUK VI. - Toezicht en sancties

Art. 15.§ 1. Onverminderd de bevoegdheid van de officieren van gerechtelijke politie, houden de door de Koning aangewezen ambtenaren en beambten toezicht op de naleving van de bepalingen van deze wet, van de ter uitvoering daarvan genomen besluiten en van de verordeningen van de Europese Gemeenschap die opgenomen zijn in de bijlage bij deze wet. § 2. In de uitoefening van hun opdracht mogen de in § 1 bedoelde ambtenaren en beambten : 1° alle inrichtingen, gedeelten van inrichtingen, vervoermiddelen, lokalen of andere plaatsen, al dan niet in de open lucht gelegen en bestemd voor nijverheids-, handels-, landbouw-, ambachtelijke of wetenschappelijke aktiviteiten, betreden of binnentreden;2° wanneer deze deel uitmaken van of aanhorig zijn aan woongelegenheden de in het vorige lid aangegeven plaatsen slechts betreden tussen vijf uur 's morgens en negen uur 's avonds, tenzij zij in het bezit zijn van een voorafgaandelijke schriftelijke machtiging afgeleverd door een rechter in de politierechtbank;dergelijke machtiging is te allen tijde vereist voor het betreden van plaatsen die tot woning dienen; 3° zich alle inlichtingen en bescheiden doen verstrekken die zij tot het volbrengen van hun opdracht nodig achten, en overgaan tot alle nuttige vaststellingen;4° monsters nemen of onder hun toezicht laten nemen en deze laten analyseren. § 3. Op de gezamenlijke voordracht van de ministers die bevoegd zijn voor het Leefmilieu, de Volksgezondheid en de Economische Zaken, kan de Koning de regels volgens dewelke de monstername moet gebeuren, de analysemethoden die moeten worden toegepast, en de voorwaarden van erkenning van de laboratoria voor het uitvoeren van deze analyses bepalen. § 4. Op de gezamenlijke voordracht van de ministers die bevoegd zijn voor het Leefmilieu, de Volksgezondheid, de Economische Zaken en de Middenstand, kan de Koning de maximumtarieven van de in § 3 bedoelde analyses vaststellen. § 5. De door de Koning aangewezen ambtenaren en beambten stellen de overtreding van deze wet, van de in de bijlage opgesomde verordeningen en van de ten uitvoer genomen besluiten vast in processen-verbaal, die bewijskracht hebben behoudens tegenbewijs; een afschrift ervan wordt binnen de vijftien kalenderdagen na de vaststelling aan de overtreder toegezonden. § 6. In het kader van de handhaving van deze wet, van de ter uitvoering ervan genomen besluiten en van de verordeningen van de Europese Gemeenschap die opgenomen zijn in de bijlage bij deze wet, kan de Koning, op de gezamenlijke voordracht van de ministers die bevoegd zijn voor de Volksgezondheid, het Leefmilieu, de Economische Zaken en de Middenstand, de toepassing van controlerichtlijnen voorschrijven die aangenomen werden door erkende nationale of internationale instellingen.

Art. 16.§ 1. De ambtenaren en beambten, bedoeld in artikel 15, kunnen bij administratieve maatregel de producten waarvan zij vermoeden dat zij niet beantwoorden aan de bepalingen van een krachtens deze wet genomen besluit of een in de bijlage opgesomde verordening voorlopig in beslag nemen voor een termijn door de Koning bepaald, teneinde ze aan een controle te onderwerpen. Deze inbeslagneming wordt gelicht op bevel van de ambtenaar of beambte die het product in beslag heeft genomen, of ten gevolge van het verstrijken van de termijn.

Deze ambtenaren en beambten mogen de producten in beslag nemen die niet conform zijn met de in uitvoering van deze wet genomen besluiten of met de verordeningen van de Europese Gemeenschap die opgenomen zijn in de bijlage bij deze wet. § 2. Dezelfde ambtenaren en beambten mogen alle door de omstandigheden geboden noodmaatregelen treffen die nodig zijn bij dreigend gevaar voor de volksgezondheid of het leefmilieu.

Art. 17.§ 1. Wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot drie jaar en met een geldboete van honderd frank tot één miljoen frank of met één van die straffen alleen : 1° hij die de voorschriften, vastgesteld door of krachtens de artikelen 5, 7, 8 en 9 van deze wet overtreedt, wanneer ze van toepassing zijn op verboden producten of op stoffen, preparaten of biociden die als gevaarlijk zijn geklasseerd;2° hij die artikel 4, §§ 1, eerste lid, 3 of 4, of artikel 5, § 4, van Verordening (EEG) nr.2455/92 van de Raad van 23 juli 1992 betreffende de in- en uitvoer van bepaalde gevaarlijke chemische stoffen overtreedt; 3° hij die artikel 7, § 2, van Verordening (EEG) nr.793/93 van de Raad van 23 maart 1993 inzake de beoordeling en de beperking van de risico's van bestaande stoffen overtreedt; 4° hij die de artikelen 5, § 5, of 11 van Verordening (EG) nr.3093/94 van de Raad van 15 december 1994 betreffende stoffen die de ozonlaag afbreken, overtreedt; 5° hij die bewust onjuiste inlichtingen verschaft of documenten overmaakt;6° hij die zich verzet tegen bezoeken, inspecties, inbeslagnames, monsternames of de vraag naar inlichtingen of documenten door de ambtenaren aangeduid krachtens artikel 15 van deze wet. Wanneer de dader van de door het vorige lid strafbaar gestelde feiten weet dat deze feiten concreet gevaar opleveren voor de veiligheid of gezondheid van de mens, wordt de in het vorige lid bepaalde maximumstraf gebracht op respectievelijk vijf jaar en tien miljoen frank. § 2. Wordt gestraft met gevangenisstraf van vijf dagen tot één jaar en met een geldboete van twintig frank tot honderdduizend frank of met één van die straffen alleen : 1° hij die de voorschriften, vastgesteld door of krachtens de artikelen 5, 7, 8 en 9 van deze wet, overtreedt, wanneer ze van toepassing zijn op producten die niet onder § 1, 1°, van dit artikel vallen;2° hij die de bepalingen van de artikelen 10 tot 14 of van de besluiten tot uitvoering ervan genomen overtreedt;3° hij die artikel 7 van Verordening (EEG) nr.2455/92 van de Raad van 23 juli 1992 betreffende de in- en uitvoer van bepaalde gevaarlijke chemische stoffen overtreedt; 4° hij die de artikelen 3 of 4, § 1, artikel 6, §§ 1 of 2, artikel 7, § 1, artikel 9, artikel 10, § 5, of artikel 12 van Verordening (EEG) nr.793/93 van de Raad van 23 maart 1993 inzake de beoordeling en de beperking van de risico's van bestaande stoffen overtreedt; 5° hij die artikel 17, §§ 1 en 3, van Verordening (EG) nr.3093/94 van de Raad van 15 december 1994 betreffende stoffen die de ozonlaag afbreken overtreedt. § 3. De strafrechter kan bovendien volgende rechtstreekse maatregelen bevelen : 1° het verbod van invoer of uitvoer van het product dat het voorwerp is van de inbreuk;2° het uit de markt nemen van het product dat het voorwerp is van de inbreuk;3° de vernietiging van in beslag genomen producten op kosten van de veroordeelde;4° de openbaarmaking van het vonnis dat een veroordeling op basis van deze wet of diens uitvoeringsbesluiten uitspreekt, op de door hem bepaalde wijze en op kosten van de veroordeelde;5° de ontneming van een wederrechtelijk verkregen voordeel. § 4. In geval van herhaling kan de strafrechter bovendien de volgende rechtstreekse maatregelen bevelen : 1° de aanstelling van een bijzondere bewindvoerder;2° het tijdelijke of definitieve verbod om een bepaalde beroepsactiviteit uit te oefenen;3° de stillegging van een productie;4° de tijdelijke of definitieve sluiting van de inrichtingen waar de misdrijven zijn gepleegd. § 5. Alle bepalingen van boek I van het Strafwetboek, uitgezonderd hoofdstuk V maar met inbegrip van hoofdstuk VII en van artikel 85, zijn van toepassing op de bij deze wet en haar uitvoeringsbesluiten bepaalde misdrijven.

Art. 18.§ 1. De overtredingen van deze wet of van de besluiten tot uitvoering ervan, of van de verordeningen van de Europese Gemeenschap vermeld in de bijlage bij deze wet, die strafbaar gesteld zijn door artikel 17, §§ 1 en 2, kunnen het voorwerp uitmaken van strafrechtelijke vervolgingen of van een administratieve boete.

De verbaliserende ambtenaar stuurt het proces-verbaal dat het misdrijf vaststelt, aan de procureur des Konings alsook een afschrift ervan aan de door de Koning aangewezen ambtenaar. § 2. De procureur des Konings beslist of hij al dan niet strafrechtelijk vervolgt.

Strafvervolging sluit administratieve geldboete uit, ook wanneer de vervolging tot vrijspraak heeft geleid. § 3. De procureur des Konings beschikt over een termijn van drie maanden, te rekenen van de dag van ontvangst van het proces-verbaal, om van zijn beslissing kennis te geven aan de door de Koning aangewezen ambtenaar.

Ingeval de procureur des Konings van strafvervolging afziet of verzuimt binnen de gestelde termijn van zijn beslissing kennis te geven, beslist de door de Koning aangewezen ambtenaar overeenkomstig de modaliteiten en voorwaarden die Hij bepaalt, of wegens het misdrijf een administratieve geldboete moet worden voorgesteld, nadat de betrokkene de mogelijkheid geboden werd zijn verweermiddelen naar voor te brengen. § 4. De beslissing van de ambtenaar is met redenen omkleed en bepaalt het bedrag van de administratieve geldboete, die niet lager mag zijn dan het minimum van de geldboete bepaald door de overtreden wettelijke bepaling, noch hoger dan de helft van het maximum van deze boete.

Nochtans worden deze bedragen altijd vermeerderd met de opdecimen vastgesteld voor de strafrechtelijke geldboeten.

Bovendien worden de expertisekosten ten laste gelegd van de overtreder. § 5. Bij samenloop van verschillende misdrijven worden de bedragen van de administratieve geldboeten samengevoegd, zonder dat deze samen hoger mogen zijn dan het maximumbedrag bedoeld in artikel 17, § 1, tweede lid, van deze wet. § 6. De beslissing bedoeld in § 4 van dit artikel wordt aan de betrokkene bekendgemaakt bij een ter post aangetekende brief samen met een verzoek tot betaling van de boete binnen de door de Koning gestelde termijn. Deze kennisgeving doet de strafvordering vervallen; de betaling van de administratieve geldboete maakt een einde aan de vordering van de administratie. § 7. Blijft de betrokkene in gebreke om de geldboete en de expertisekosten binnen de gestelde termijn te betalen, dan vordert de ambtenaar de betaling van de geldboete en de expertisekosten voor de bevoegde rechtbank. De bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek, inzonderheid die van het vierde deel, boek II en boek III, zijn van toepassing. § 8. Geen administratieve geldboete kan worden opgelegd vijf jaar na het feit dat een bij deze wet bedoeld misdrijf oplevert.

De daden van onderzoek of van vervolging verricht binnen de in het eerste lid gestelde termijn stuiten de loop ervan.

Met die daden begint een nieuwe termijn van gelijke duur te lopen, zelfs ten aanzien van personen die daarbij niet betrokken waren. § 9. De Koning bepaalt, bij in Ministerraad overlegd besluit, de procedureregelen die toepasselijk zijn op de administratieve geldboeten. § 10. De rechtspersoon waarvan de overtreder orgaan of aangestelde is, is eveneens aansprakelijk voor de betaling van de administratieve geldboete. HOOFDSTUK VII Slot-, wijzigings-, opheffings- en overgangsbepalingen

Art. 19.Onverminderd de door artikel 6, § 4, 1°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instelingen voorgeschreven betrokkenheid van de Gewestregeringen, onderwerpt de Koning de maatregelen die Hij ter uitvoering van de artikelen 5, §§ 1 en 2, 9 en 14 van deze wet aan het advies van de Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling, de Hoge Gezondheidsraad, de Raad voor het Verbruik en de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven.

Hij kan de termijn bepalen waarbinnen het advies dient te worden verstrekt. Deze termijn mag niet korter zijn dan één maand. Wanneer binnen de vastgestelde termijn geen advies wordt verstrekt, is het advies niet langer vereist.

Art. 20.Personen of instellingen die geen administratieve overheden zijn en die naar aanleiding van deze wet, van de in de bijlage opgesomde verordeningen of van zijn uitvoeringsbesluiten kennis hebben genomen van vertrouwelijke gegevens in verband met een product, mogen deze gegevens niet aan derden bekendmaken, tenzij zij daartoe door bevoegde overheden gemachtigd zijn en binnen de perken van hun bevoegdheden. De Koning bepaalt welke gegevens als vertrouwelijk dienen te worden beschouwd en kan bijkomende maatregelen in verband met de vertrouwelijkheid van gegevens opleggen.

Art. 21.§ 1. In de wet van 11 juli 1969 betreffende de bestrijdingsmiddelen en de grondstoffen voor de landbouw, tuinbouw, bosbouw en veeteelt : 1° wordt, in artikel 2, § 1, tussen het woord « beschermen » en de woorden « kan de Koning » de zinsnede « alsook teneinde duurzame productiemethodes te bevorderen » ingevoegd;2° wordt het opschrift onder « Titel II » gewijzigd als volgt : « Maatregelen terzake van bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik »;3° wordt artikel 4 vervangen door de volgende bepaling : « Art.4. Onverminderd de toepassing van de wettelijke bepalingen betreffende geneesmiddelen, wordt voor de toepassing van deze wet onder bestrijdingsmiddelen verstaan de producten strekkende tot vernietiging of afwering van schadelijke dieren, planten, micro-organismen en virussen; deze bestrijdingsmiddelen omvatten de grondstoffen bedoeld bij artikel 1, 2°, van deze wet. Biociden als bedoeld in artikel 8 van de wet van 21 december 1998 betreffende productnormen ter bevordering van duurzame productie en consumptiepatronen en ter bescherming van het leefmilieu en de volksgezondheid zijn uitgesloten van het toepassingsgebied van deze wet. »; 4° wordt, in artikel 5, § 1 : a) in de inleidende zin, tussen het woord « volksgezondheid » en de woorden « kan de Koning », de zinsnede « en ter bevordering van duurzame productiemethodes » ingevoegd;b) de bepaling sub 7° opgeheven;c) de bepaling sub 8° vervangen door volgende bepaling : « 8° de activiteiten bedoeld onder 2° en 3° onderwerpen aan een eensluidend en gemotiveerd advies van de minister van Landbouw of zijn gemachtigde;»; 5° wordt artikel 5, § 2, opgeheven. § 2. In artikel 3, § 2, van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging worden de woorden « de invoer » en « de verkoop » geschrapt. § 3. In artikel 1, 3°, van de wet van 18 juli 1973 betreffende de bestrijding van de geluidshinder worden de woorden « de invoer », de woorden « de uitvoer, de doorvoer » en de zinsnede « het te koop aanbieden, de verkoop, het afstaan onder bezwarende titel of om niet, de wederverkoop » geschrapt. § 4. In artikel 3, § 1, van de wet van 12 juli 1985 betreffende de bescherming van de mens en het leefmilieu tegen schadelijke effecten en hinder veroorzaakt door niet-ioniserende stralingen, infrasonen en ultrasonen, worden de woorden « de invoer, » en « de doorvoer, » en de zinsnede « het te koop aanbieden, het onder bezwarende voorwaarden of kosteloos afstaan, » geschrapt.

Art. 22.De bestaande reglementaire bepalingen die onder het toepassingsgebied van deze wet vallen, blijven van kracht totdat ze worden gewijzigd, opgeheven of vervangen door besluiten genomen ter uitvoering van deze wet.

Overtredingen op de in het eerste lid bedoelde bestaande reglementaire bepalingen na het van kracht worden van deze wet worden gestraft met de straffen bij deze wet bepaald.

Notas (1) Zitting 1997-1998 Kamer van volksvertegenwoordigers Parlementaire stukken.- Ontwerp van wet, nr. 1673/1.

Zitting 1998-1999 Kamer van volksvertegenwoordigers Parlementaire stukken. - Amendementen, nr. 1673/2 en 3. - Verslag nr. 1673/4. - Tekst aangenomen door de Commissie voor de Volksgezondheid, het Leefmilieu en de Maatschappelijke Hernieuwing, nr. 1673/5. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat, nr. 1673/6.

Parlementaire Handelingen. - Bespreking. Vergadering van 25 november 1998. - Stemming.Vergadering van 26 november 1998.

Senaat : Parlementaire stukken. - Ontwerp overgezonden door de Kamer van volksvertegenwoordigers nr. 1-1172/1. - Niet-geëvoceerd ontwerp nr. 1-1172/2. (2) Verwijzingen - Richtlijn 91/156/EEG van de Raad van 18 maart 1991 tot wijziging van Richtlijn 75/442/EEG betreffende afvalstoffen, PB nr.L 78 van 26 maart 1991, p. 32. - Richtlijn 94/62/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 1994 betreffende verpakking en verpakkingsafval, PB nr. L 365 van 31 december 1994, p. 10. - Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden, PB nr.

L 123 van 24 april 1998, p. 1.

Bijlage Verordeningen van de Europese Gemeenschap waarop de sancties bepaald in artikelen 17 en 18 van deze wet van toepassing zijn Verordening (EEG) nr. 2455/92 van de Raad van 23 juli 1992 betreffende de in- en uitvoer van bepaalde gevaarlijke chemische stoffen, PB 1992, L 251/13, gewijzigd door Verordening (EEG) nr. 41/94 van de Commissie van 11 januari 1994 tot wijziging van bijlage II van Verordening (EEG) nr. 2455/92 van de Raad betreffende de in- en uitvoer van bepaalde gevaarlijke chemische stoffen, PB 1994, L 8/1.

Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad van 23 maart 1993 inzake de beoordeling en de beperking van de risico's van bestaande stoffen, PB 1993, L 84/1.

Verordening (EG) nr. 3093/94 van de Raad van 15 december 1994 betreffende stoffen die de ozonlaag afbreken.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 21 december 1998.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, E. DI RUPO De Minister van Landbouw en K.M.O., K. PINXTEN De Minister van Volksgezondheid, M. COLLA De Staatssecretaris voor Leefmilieu, J. PEETERS Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, T. VAN PARYS

^