Etaamb.openjustice.be
Wet van 21 december 2007
gepubliceerd op 31 december 2007

Wet betreffende de uitvoering van het interprofessioneel akkoord 2007-2008

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2007012809
pub.
31/12/2007
prom.
21/12/2007
ELI
eli/wet/2007/12/21/2007012809/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

21 DECEMBER 2007. - Wet betreffende de uitvoering van het interprofessioneel akkoord 2007-2008 (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet. HOOFDSTUK II. - Niet-recurrente resultaatsgebonden voordelen Afdeling I. - Algemene bepalingen

Art. 2.Onderhavig hoofdstuk is van toepassing op de werkgevers en de werknemers die onder het toepassingsgebied van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités ressorteren.

Art. 3.Voor de toepassing van onderhavig hoofdstuk, wordt met niet-recurrente resultaatsgebonden voordelen bedoeld : De voordelen gebonden aan de collectieve resultaten van een onderneming of van een groep van ondernemingen ofwel van een welomschreven groep van werknemers, op basis van objectieve criteria.

Deze voordelen hangen af van de verwezenlijking van duidelijk aflijnbare, transparante, definieerbare/meetbare en verifieerbare doelstellingen, met uitzondering van individuele doelstellingen en doelstellingen waarvan de verwezenlijking kennelijk zeker is op het ogenblik van de invoering van een systeem van resultaatsgebonden voordelen.

Art. 4.De niet-recurrente resultaatsgebonden voordelen worden ingevoerd in overeenstemming met de procedures, de modaliteiten en de voorwaarden die worden opgelegd door onderhavig hoofdstuk, alsook door een collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten in de schoot van de Nationale Arbeidsraad. (2)

Art. 5.In overeenstemming met de collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten in de schoot van de Nationale Arbeidsraad, kan elke werkgever het initiatief nemen om niet-recurrente resultaatsgebonden voordelen in te voeren, onverminderd een initiatief genomen in de schoot van het paritaire comité of het paritaire subcomité.

Op het niveau van de onderneming kunnen deze voordelen, in overeenstemming met de collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten in de schoot van de Nationale Arbeidsraad, worden ingevoerd via een collectieve arbeidsovereenkomst of, voor de werknemers voor wie er geen syndicale afvaardiging bestaat, naar keuze van de werkgever, ofwel via een collectieve arbeidsovereenkomst, ofwel via een toetredingsakte.

Het toekenningsplan van de niet-recurrente resultaatsgebonden voordelen wordt opgenomen in de collectieve arbeidsovereenkomst of als bijlage bij hoger vermelde toetredingsakte gevoegd.

Art. 6.§ 1. Voor de toepassing van onderhavig hoofdstuk mogen de niet-recurrente resultaatsgebonden voordelen niet worden ingevoerd ter vervanging of ter omzetting van loon, premies, voordelen in natura of enig ander voordeel of een aanvulling hierbij, voorzien in individuele of collectieve overeenkomsten, al dan niet bijdrageplichtig voor de sociale zekerheid. § 2. In afwijking van wat bepaald is in § 1 mogen de niet-recurrente resultaatsgebonden voordelen in de plaats komen van een bestaand stelsel van resultaatsgebonden voordelen die beantwoorden aan de volgende kenmerken : 1° het gaat om voordelen die gebonden zijn aan de collectieve resultaten van een onderneming of een groep van ondernemingen ofwel van een welomschreven groep van werknemers;2° deze voordelen zijn afhankelijk van het bereiken van collectieve doelstellingen, al dan niet samengaand met individuele doelstellingen. § 3. Voor de toepassing van § 2 is vereist dat de in artikel 5 bedoelde collectieve arbeidsovereenkomst of toetredingsakte uitdrukkelijk vermeldt dat het in de plaats komt van een bestaand stelsel en dat dit stelsel als bijlage wordt gevoegd bij de collectieve arbeidsovereenkomst of toetredingsakte. § 4. Van deze mogelijkheid kan enkel gebruik gemaakt worden indien het nieuwe stelsel conform is aan de bepalingen van onderhavig hoofdstuk en de collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in de schoot van de Nationale Arbeidsraad. Afdeling II. - Niet-recurrente resultaatsgebonden voordelen ingevoerd

via toetredingsakte Onderafdeling I. - Eerste fase van de procedure

Art. 7.§ 1. Wanneer, in overeenstemming met de collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in de schoot van de Nationale Arbeidsraad, niet-recurrente resultaatsgebonden voordelen via een toetredingsakte worden ingevoerd, wordt elk ontwerp van toetredingsakte opgesteld door de werkgever die het aan elke betrokken werknemer moet overhandigen, samen met het ontwerp van toekenningsplan dat als bijlage moet worden toegevoegd. § 2. De werkgever houdt gedurende een termijn van vijftien dagen die ingaat op de dag van overhandiging van het ontwerp van toetredingsakte en van het plan in bijlage aan elke betrokken werknemer, een register ter beschikking van de betrokken werknemers waarin ze hun opmerkingen individueel kunnen optekenen. § 3. Binnen diezelfde termijn van vijftien dagen kunnen de betrokken werknemers hun opmerkingen ook via naar behoren ondertekende brief meedelen aan de ambtenaar die belast is met het toezicht op de uitvoering van de wet van 8 april 1965 tot instelling van de arbeidsreglementen. Hun naam mag noch worden meegedeeld, noch worden onthuld. § 4. Na afloop van deze termijn stuurt de werkgever het register ter inzage naar hoger vermelde ambtenaar die hem de ontvangst daarvan onmiddellijk bevestigt. § 5. Indien hem geen enkele opmerking van de betrokken werknemers werd meegedeeld en het register geen enkele opmerking bevat, wordt de opmaakprocedure geacht te zijn afgelopen op de vijftiende dag volgend op deze van de overhandiging van het ontwerp van toetredingsakte aan de betrokken werknemers. § 6. Indien hem opmerkingen van de betrokken werknemers werden meegedeeld of indien het register opmerkingen van de betrokken werknemers bevat, deelt hij deze binnen de vier dagen mee aan de werkgever die ze aan de betrokken werknemers meedeelt. De ambtenaar probeert de uiteenlopende standpunten binnen een termijn van dertig dagen te verzoenen. § 7. Indien hij erin slaagt, wordt de opmaakprocedure van de toetredingsakte afgesloten op de achtste dag volgend op deze van de verzoening. § 8. Indien hij er niet in slaagt, stuurt deze ambtenaar onmiddellijk een afschrift van het proces-verbaal van niet-verzoening naar de voorzitter van het bevoegde paritaire comité. § 9. Het paritaire comité doet een laatste verzoeningspoging op zijn eerstvolgende vergadering. § 10. Indien het daarin niet slaagt, wordt het geschil door het paritair comité beslecht. Zijn beslissing is enkel geldig wanneer zij ten minste 75 pct. der stemmen door ieder der partijen uitgebracht, heeft bekomen. § 11. Indien het paritaire orgaan voor een bepaalde activiteitstak niet werkt, dan maakt de ambtenaar bedoeld in § 3 van dit artikel de zaak aanhangig bij de Nationale Arbeidsraad. § 12. Deze duidt het paritaire comité waaronder werkgevers met een gelijkaardige activiteit vallen, aan om zich over het geschil uit te spreken. § 13. De beslissing van het paritaire comité wordt binnen de acht dagen na de uitspraak door de secretaris aan de werkgever ter kennis gebracht.

Onderafdeling II. - Tweede fase

Art. 8.§ 1. De opmaakprocedure wordt geacht te zijn afgelopen op het ogenblik waarop de toetredingsakte, eventueel gewijzigd ten gevolge van een beslissing van het paritaire comité, bij de griffie van de Algemene Directie Collectieve Arbeidsbetrekkingen van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg is neergelegd. § 2. Zodra de eerste fase van de opmaakprocedure van de toetredingsakte afgelopen is, wordt deze toetredingsakte, waarbij een toekenningsplan van de niet-recurrente resultaatsgebonden voordelen als bijlage moet worden gevoegd, opgesteld in het kader van de collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in de schoot van de Nationale Arbeidsraad, en het ontvangstbewijs waarvan sprake in artikel 7, § 4, door de werkgever bij de griffie van de Algemene Directie Collectieve Arbeidsbetrekkingen van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg neergelegd. Indien de griffie vaststelt dat de opmaakprocedure niet werd gevolgd, is deze neerlegging niet ontvankelijk. § 3. Samen met de neerlegging bij de griffie van de Algemene Directie Collectieve Arbeidsbetrekkingen van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, deelt de werkgever via aanplakking van een bericht aan de werknemers mee dat een toetredingsakte met betrekking tot niet-recurrente resultaatsgebonden voordelen bij hoger vermelde griffie werd neergelegd. Dit bericht moet vermelden dat deze toetredingsakte bij hoger vermelde griffie werd neergelegd en aan het paritaire comité werd overgemaakt.

Art. 9.§ 1. Na de neerlegging van de toetredingsakte in overeenstemming met artikel 8, maakt de griffie van de Algemene Directie Collectieve Arbeidsbetrekkingen van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg de toetredingsakte en het toegevoegde toekenningsplan aan het bevoegde paritaire comité over met het oog op de uitoefening van de vorm- en marginale controle waarin voorzien is door de collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten in de schoot van de Nationale Arbeidsraad. § 2. Het bevoegde paritaire comité voert deze controles uit binnen de twee maanden na deze overdracht.

De beslissing van het paritaire comité is enkel geldig wanneer zij ten minste 75 pct. der stemmen door ieder der partijen uitgebracht, heeft bekomen.

Wanneer de beslissing van het paritaire comité positief is, dan zijn de toetredingsakte en het toegevoegde toekenningsplan goedgekeurd.

Wanneer de beslissing van het paritaire comité negatief is, dan zijn de toetredingsakte en het toegevoegde toekenningsplan niet goedgekeurd. De motivering van deze beslissing moet de tekortkomingen van de toetredingsakte of van het toegevoegde toekenningsplan nauwkeurig aanduiden.

De beslissing van het paritaire comité en desgevallend de motivering van deze beslissing, wordt meegedeeld aan de griffie van de Algemene Directie Collectieve Arbeidsbetrekkingen van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg die de werkgever en de door de minister aangeduide ambtenaar onmiddellijk inlicht. § 3. Binnen diezelfde termijn van twee maanden kan elk van de organisaties die in het paritaire comité vertegenwoordigd zijn, haar opmerkingen meedelen aan de griffie van de Algemene Directie Collectieve Arbeidsbetrekkingen van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg die deze simultaan overmaakt aan de door de Minister aangeduide ambtenaar en aan de Voorzitter van het paritaire comité. Deze licht de leden onmiddellijk in. § 4. Bij gebrek aan beslissing van het paritaire comité binnen de twee maanden na de overdracht van de toetredingsakte en het bijgevoegde plan voert de bevoegde ambtenaar de vorm- en marginale controles uit waarin voorzien is door de collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten in de schoot van de Nationale Arbeidsraad.

Wanneer de beslissing van de door de minister aangeduide ambtenaar positief is, worden de toetredingsakte en het toegevoegde plan beschouwd als zijnde goedgekeurd.

Wanneer de beslissing van de door de minister aangeduide ambtenaar negatief is, worden de toetredingsakte en het toegevoegde plan beschouwd als zijnde niet goedgekeurd. De motivering van deze beslissing moet de tekortkomingen van de toetredingsakte of van het toegevoegde toekenningsplan nauwkeurig aanduiden.

De beslissing van de door de minister aangeduide ambtenaar en desgevallend de motivering van deze beslissing, worden binnen de maand nadat de zaak aan deze ambtenaar werd voorgelegd, aan de werkgever en het bevoegde paritaire comité meegedeeld.

Indien de door de minister aangeduide ambtenaar geen uitspraak doet binnen de maand nadat de zaak aan hem werd voorgelegd, wordt zijn beslissing geacht positief te zijn. § 5. Wanneer de toetredingsakte en het toegevoegde toekenningsplan na afloop van onderhavige controleprocedure als goedgekeurd worden beschouwd, worden ze ook beschouwd als beantwoordend aan de voorwaarden inzake vorm- en marginale controle waarin voorzien is in §§ 1 en 4 van dit artikel.

Art. 10.Wanneer in overeenstemming met de collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten in de schoot van de Nationale Arbeidsraad, de te bereiken doelstellingen of niveaus waarin het toekenningsplan voorziet, worden gewijzigd, deelt de werkgever deze gewijzigde doelstellingen of niveaus mee aan de griffie van de Algemene Directie Collectieve Arbeidsbetrekkingen van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg. De griffie deelt deze ter informatie mee aan het bevoegde paritaire comité. Afdeling III. - Sociaalrechtelijke behandeling van de niet-recurrente

resultaatsgebonden voordelen

Art. 11.Aan de niet-recurrente resultaatsgebonden voordelen voorzien in overeenstemming met onderhavig hoofdstuk, kunnen geen rechten worden ontleend, ten belope van het grensbedrag bepaald in artikel 38, § 3novies, van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, met uitzondering van hun betaling door de werkgever. Een collectieve arbeidsovereenkomst kan voorzien in gunstiger bepalingen voor de werknemers, met uitzondering van rechten op het gebied van sociale zekerheid of jaarlijkse vakantie en zonder dat dit mag leiden tot een wijziging van de ten aanzien van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid te vervullen administratieve formaliteiten.

Art. 12.Op het ogenblik voorzien voor de betaling van de niet-recurrente resultaatsgebonden voordelen ontvangt de werknemer een informatiefiche zoals voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in de schoot van de Nationale Arbeidsraad.

Die informatiefiche wordt onderworpen aan de verplichtingen van het koninklijk besluit nr. 5 van 23 oktober 1978 betreffende het bijhouden van sociale documenten en de uitvoeringsbesluiten van dit koninklijk besluit met betrekking tot de individuele rekening.

Art. 13.Artikel 23, tweede lid, van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers wordt als volgt aangevuld : « De voordelen zoals bedoeld in hoofdstuk II, van de wet van 21 december 2007 betreffende de uitvoering van het interprofessioneel akkoord 2007-2008 zijn uitgesloten uit het loonbegrip ten belope van het in artikel 38, § 3novies, bepaalde bedrag. »

Art. 14.In artikel 14 van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, wordt een § 3 ingevoegd luidend als volgt : « De voordelen zoals bedoeld in hoofdstuk II, van de wet van 21 december 2007 betreffende de uitvoering van het interprofessioneel akkoord 2007-2008 zijn uitgesloten uit het loonbegrip ten belope van het bedrag bepaald in artikel 38, § 3novies, van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers. »

Art. 15.In artikel 38 van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers wordt een § 3novies, ingevoegd luidend als volgt : « § 3novies. De werkgever is een bijzondere bijdrage van 33 % verschuldigd op het bedrag van de niet-recurrente resultaatsgebonden voordelen die worden toegekend met toepassing van hoofdstuk II, van de wet van 21 december 2007 betreffende de uitvoering van het interprofessioneel akkoord 2007-2008 en dit ten belope van een plafond van 2.200 euro per kalenderjaar, per werknemer bij elke werkgever die hem in dienst heeft.

De Koning kan, bij in Ministerraad overlegd besluit genomen op unaniem en eensluidend advies van de Nationale Arbeidsraad, het in het vorige lid bedoelde bedrag van 2.200 euro aanpassen.

Het bedrag van 2.200 euro is gekoppeld aan de gezondheidsindex van de maand september 2007 (105,71). Vanaf 1 januari 2009 wordt dit bedrag jaarlijks op 1 januari aangepast volgens de volgende formule : het basisbedrag wordt vermenigvuldigd met de gezondheidsindex van de maand september van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin het nieuwe bedrag van toepassing zal zijn, en gedeeld door de gezondheidsindex van de maand september 2007. Het aldus berekende bedrag wordt op de hogere euro afgerond.

De bijdrage is jaarlijks verschuldigd op 31 december van het jaar waarin het voordeel wordt toegekend en wordt aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid betaald.

De opbrengst van de bijdrage wordt overgemaakt aan de RSZ-Globaal beheer, bedoeld in artikel 5, eerste lid, 2°, van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders.

De bepalingen van het algemene stelsel van de sociale zekerheid van werknemers, inzonderheid wat betreft de aangiften met verantwoording van de bijdragen, de termijnen inzake betaling, de toepassing van de burgerlijke sancties en van de strafbepalingen, het toezicht, de aanwijzing van de rechter bevoegd in geval van betwisting, de verjaring inzake rechtsvorderingen, het voorrecht en de mededeling van het bedrag van de schuldvordering van de Rijksdienst voor sociale zekerheid, zijn van toepassing. »

Art. 16.Er wordt een artikel 35bis ingevoegd in de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 : « Worden niet als loon beschouwd voor de toepassing van onderhavige wet : de niet-recurrente resultaatsgebonden voordelen die aan de werknemers worden toegekend met toepassing van hoofdstuk II, van de wet van 21 december 2007 betreffende de uitvoering van het interprofessioneel akkoord 2007-2008, ten belope het grensbedrag bepaald in artikel 38, § 3novies, van de wet van 29 juni 1981. » Afdeling IV. - Fiscale behandeling van de niet-recurrente

resultaatsgebonden voordelen

Art. 17.Artikel 38, § 1, eerste lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 wordt als volgt aangevuld : « 24° ten belope van een jaarbedrag dat niet meer mag bedragen dan het grensbedrag bepaald in artikel 38, § 3novies, van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers : de niet-recurrente resultaatsgebonden voordelen die worden betaald of toegekend met toepassing van hoofdstuk II van de wet van 21 december 2007 betreffende de uitvoering van het interprofessioneel akkoord 2007-2008 en die daadwerkelijk onderworpen zijn aan de bijzondere bijdrage van datzelfde artikel van hoger vermelde wet van 29 juni 1981. »

Art. 18.Artikel 52, 3°, van hetzelfde Wetboek wordt als volgt aangevuld : « d) de bijzondere bijdrage die verschuldigd is krachtens artikel 38, § 3novies , van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers. »

Art. 19.Artikel 52, 9°, van hetzelfde Wetboek wordt opnieuw ingevoegd onder deze vorm : « 9° de niet-recurrente resultaatsgebonden voordelen die worden betaald of toegekend met toepassing van hoofdstuk II van de wet van 21 december 2007 betreffende de uitvoering van het interprofessioneel akkoord 2007-2008 en die daadwerkelijk onderworpen zijn aan de bijzondere bijdrage die bepaald is in artikel 38, § 3novies , van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers. » Afdeling V. - Inwerkingtreding

Art. 20.Onderhavig hoofdstuk is van toepassing op de voordelen die vanaf 1 januari 2008 worden betaald of toegekend op basis van onderhavig hoofdstuk en in overeenstemming met de procedure, de modaliteiten en de voorwaarden die zijn vastgelegd bij collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten in de schoot van de Nationale Arbeidsraad. HOOFDSTUK III. - Brugpensioen na 40 jaar beroepsverleden

Art. 21.In artikel 4 van het koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot regeling van het conventioneel brugpensioen in het kader van het Generatiepact wordt een nieuwe § 7bis ingevoegd, luidend als volgt : « § 7bis. Voor de toepassing van art. 3, § 7, worden voor de berekening van het beroepsverleden gelijkgesteld met arbeidsdagen voor maximaal drie kalenderjaren : - de dagen van volledige werkloosheid; - de dagen van beroepsloopbaanonderbreking overeenkomstig de bepalingen van de herstelwet van 22 januari 1985 voorzover de werknemer onderbrekingsuitkeringen heeft genoten; - de periodes tijdens welke de werknemer zijn loondienst heeft onderbroken, zonder werkloosheidsuitkeringen of uitkeringen in het kader van een beroepsloopbaanonderbreking te hebben genoten, om een kind op te voeden dat de leeftijd van zes jaar niet heeft bereikt; - de arbeidsprestaties bedoeld in § 2, a) ; - de periode van actieve dienst als dienstplichtige in toepassing van de artikelen 2bis en 66 van de dienstplichtwetten gecoördineerd op 30 april 1962 en als gewetensbezwaarde in toepassing van de artikelen 18 en 19 van de wet houdende het statuut van de gewetensbezwaarden gecoördineerd op 20 februari 1980. »

Art. 22.Artikel 4, § 8, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : « Voor de toepassing van de §§ 4 tot 7bis worden de twee eerste jaren van volledige schorsing van de arbeidsovereenkomst die de werknemer genoten heeft in toepassing van art. 3, § 1, 1°, van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis van 19 december 2001 tot vervanging van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77 van 14 februari 2001 tot invoering van een stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomsten nr. 77ter van 10 juli 2002 en nr. 77quater van 30 maart 2007, en die zijn aangevat na 31 mei 2007, uitgesloten. »

Art. 23.De artikelen 21 en 22 kunnen worden opgeheven door de Koning bij besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, na advies van de Nationale Arbeidsraad.

Art. 24.Onderhavig hoofdstuk treedt in werking op 1 januari 2008. HOOFDSTUK IV. - Erkenning van werknemers met ernstige lichamelijke problemen voor het brugpensioen vanaf 58 jaar na 35 jaar loopbaan

Art. 25.Artikel 58, § 1, van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, vervangen door het koninklijk besluit nr. 530 van 31 maart 1987 en gewijzigd bij de wet van 29 december 1990, 29 april 1991, 30 maart 1994, het koninklijk besluit van 16 december 1996, de wet van 10 augustus 2001 en 13 juli 2006, wordt aangevuld als volgt : « 19° onder de voorwaarden en volgens de nadere regels bepaald door het Beheerscomité, erkennen dat de werknemers bedoeld in artikel 3, § 6 van het koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot regeling van het conventioneel brugpensioen in het kader van het Generatiepact, ernstige lichamelijke problemen hebben, geheel of gedeeltelijk veroorzaakt door hun beroepsactiviteit, die de verdere uitoefening van hun beroep significant bemoeilijken, volgens de voorwaarden en procedures bepaald in een collectieve arbeidsovereenkomst van de Nationale Arbeidsraad. De Koning kan nadere regels bepalen voor de uitoefening van deze bevoegdheid. »

Art. 26.Artikel 6 van de wetten betreffende de preventie van beroepsziekten en de vergoeding van de schade die uit die ziekten voortvloeit, gecoördineerd op 3 juni 1970, wordt als volgt aangevuld : « 11° onder de voorwaarden en volgens de nadere regels bepaald door het Beheerscomité, voor bepaalde werknemers, bedoeld in artikel 3, § 6, van het koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot regeling van het conventioneel brugpensioen in het kader van het Generatiepact, te erkennen dat ze beroepsmatig rechtstreeks werden blootgesteld aan asbest, volgens de voorwaarden en procedure bepaald in een collectieve arbeidsovereenkomst van de Nationale Arbeidsraad. De Koning kan nadere regels bepalen voor de uitoefening van deze bevoegdheid; » 12° onder de voorwaarden en volgens de nadere regels bepaald door het Beheerscomité, zijn medewerking te verlenen in de procedure voor de erkenning door het Fonds voor arbeidsongevallen van werknemers, bedoeld in artikel 58, § 1, 19°, van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971.De Koning kan nadere regels bepalen voor de uitoefening van deze bevoegdheid.

Art. 27.Onderhavig hoofdstuk treedt in werking op 1 januari 2008.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 21 december 2007.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, J. PIETTE Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, J. VANDEURZEN _______ Nota (1) Stukken van de Kamer van volksvertegenwoordigers : 52-594-2007 : Nr.1 : Wetsvoorstel.

Nr. 2 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de senaat.

Integraal verslag : 19 december 2007.

Stukken van de Senaat : Aanneming zonder amendering. (2) Collectieve arbeidsovereenkomst nr.90 van de Nationale Arbeidsraad, gesloten tijdens de zitting van donderdag 20 december 2007 betreffende de niet-recurrente resultaatsgebonden voordelen.

^