Etaamb.openjustice.be
Wet van 21 juni 2006
gepubliceerd op 20 juli 2006

Wet tot wijziging van een aantal bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de balie en de tuchtprocedure voor haar leden

bron
federale overheidsdienst justitie
numac
2006009537
pub.
20/07/2006
prom.
21/06/2006
ELI
eli/wet/2006/06/21/2006009537/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

21 JUNI 2006. - Wet tot wijziging van een aantal bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de balie en de tuchtprocedure voor haar leden


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2.In het Gerechtelijk Wetboek wordt een artikel 432bis ingevoegd, luidende : «

Art. 432bis.De persoon die om inschrijving verzoekt of die het voorwerp is van een weglating kan tegen de beslissingen genomen door de raad van de Orde hoger beroep instellen bij de tuchtraad van beroep.

Het hoger beroep wordt aan de voorzitter van de tuchtraad van beroep ter kennis gebracht bij een ter post aangetekende brief gericht binnen vijftien dagen te rekenen van de kennisgeving van de beslissing. ».

Art. 3.Artikel 435 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : «

Art. 435.De raad van de Orde stelt de stageverplichtingen vast, onverminderd de bevoegdheid verleend aan de Orde van Vlaamse balies en aan de Ordre des barreaux francophones et germanophone krachtens artikel 495.

Behoudens vrijstelling verleend door de overheid van de Orde, mag de stage niet worden onderbroken of geschorst.

De raad van de Orde richt de opleiding met het oog op de vorming van de advocaten-stagiairs in. Hij waakt over het nakomen van alle verplichtingen van de stage, waarvan hij de duur eventueel kan verlengen, onverminderd het recht om de inschrijving op het tableau te weigeren.

Iedere stagiair die uiterlijk vijf jaar na zijn inschrijving op de lijst van de stagiairs niet doet blijken dat hij alle door zijn balie gestelde verplichtingen is nagekomen, kan uit de lijst worden weggelaten. »

Art. 4.In het tweede deel, boek III, titel I, hoofdstuk II van hetzelfde Wetboek wordt een artikel 446ter ingevoegd, luidende : «

Art. 446ter.De advocaten begroten hun ereloon met de bescheidenheid die van hun functie moet worden verwacht. Een beding daaromtrent dat uitsluitend verbonden is aan de uitslag van het geschil, is verboden.

Ingeval het ereloon niet met een billijke gematigdheid is vastgesteld, wordt het door de raad van de Orde verminderd, met inachtneming onder meer van de belangrijkheid van de zaak en van de aard van het werk, onder voorbehoud van de teruggave die hij beveelt, indien daartoe grond bestaat, dit alles onverminderd het recht van de partij om zich tot het gerecht te wenden indien de zaak niet aan een scheidsgerecht is onderworpen.

Wordt de zaak voor de rechtbank gebracht, dan wordt zij in openbare zitting behandeld, tenzij de partijen eenstemmig vragen dat zij in raadkamer wordt behandeld.

De rechtbank mag daarenboven, op verzoek van de meest gerede partij, bij een met redenen omklede beslissing gelasten dat de zaak in raadkamer wordt behandeld, gedurende de gehele rechtspleging of een gedeelte ervan, in het belang van de goede zeden of van de openbare orde, wanneer de belangen van minderjarigen of de bescherming van het privé-leven van partijen bij het proces dit vereisen of, in de mate dat dit door de rechtbank onder bepaalde omstandigheden strikt noodzakelijk wordt geoordeeld, wanneer de openbaarheid de belangen van de rechtsbedeling zou schaden. ».

Art. 5.Artikel 455 van hetzelfde Wetboek, opgeheven bij de wet van 23 november 1998, wordt hersteld in de volgende lezing : «

Art. 455.De raad van de Orde heeft de opdracht om de eer van de Orde van advocaten op te houden en de beginselen van waardigheid, rechtschapenheid en kiesheid die aan het beroep van advocaat ten grondslag liggen en een behoorlijke beroepsuitoefening moeten waarborgen, te handhaven. ».

Art. 6.In het tweede deel, boek III, titel I, hoofdstuk IV, van hetzelfde Wetboek, wordt na artikel 455, het volgende opschrift ingevoegd : « Afdeling I. Tuchtraden ».

Art. 7.Artikel 456 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : «

Art. 456.Bij de zetel van ieder hof van beroep wordt een tuchtraad ingesteld, die tot taak heeft de inbreuken op de eer van de Orde en op de beginselen van waardigheid, rechtschapenheid en kiesheid, die aan het beroep ten grondslag liggen en een behoorlijke beroepsuitoefening moeten waarborgen, alsook de inbreuken op de reglementen te bestraffen, onverminderd de bevoegdheid van de rechtbanken, indien daartoe grond bestaat. » In het rechtsgebied van het hof van beroep van Brussel worden twee tuchtraden ingesteld, één voor de Nederlandstalige Ordes en één voor de Franstalige Ordes.

Deze tuchtraden zijn bevoegd voor de advocaten behorend tot de Ordes van het rechtsgebied van het betrokken hof van beroep.

Ten aanzien van de voorzitter, de kamervoorzitters, de assessoren en de plaatsvervangende assessoren, de secretarissen en de plaatsvervangende secretarissen van de tuchtraad en de advocaten die lid zijn van de tuchtraad van beroep, en ten aanzien van de stafhouders en de leden van de raden van de Orde, behoort de tuchtrechtelijke procedure in eerste aanleg tot de bevoegdheid van de tuchtraad van een ander rechtsgebied, dat wordt aangewezen door de voorzitter van de tuchtraad van beroep. In dat geval wordt het tuchtrechtelijk onderzoek gevoerd door de stafhouder, of in voorkomend geval door de voorzitter van de tuchtraad van bedoeld rechtsgebied. ».

Art. 8.Art. 457 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : «

Art. 457.§ 1. De tuchtraad is samengesteld uit één of meer kamers. § 2. De tuchtraad heeft een voorzitter, die tot taak heeft de zaak bij de tuchtraad aanhangig te maken. De voorzitter heeft geen zitting in de tuchtraad.

De voorzitter van de tuchtraad wordt verkozen voor een periode van drie jaar door de stafhouders die lid zijn van de Orde van Vlaamse balies respectievelijk van de Ordre des barreaux francophones et germanophone. § 3. De tuchtraad heeft een secretaris en twee plaatsvervangende secretarissen. § 4. De raden van de Orde van elke balie die deel uitmaakt van het betrokken rechtsgebied, wijzen elk minstens twee effectieve leden en twee plaatsvervangers aan om in de tuchtraad zitting te hebben.

De voorzitter en de kamervoorzitters worden gekozen uit de gewezen stafhouders.

De assessoren worden gekozen uit de gewezen leden van de raden van de Orde.

Om de drie jaar, bij de aanvang van het gerechtelijk jaar, stellen de stafhouders van het rechtsgebied van het hof van beroep de lijst op van de effectieve en de plaatsvervangende kamervoorzitters en assessoren. Ze wijzen eveneens de secretaris en de secretarissen-plaatsvervangers aan.

De rang van de op de lijsten ingeschreven voorzitters en assessoren wordt bepaald met inachtneming van een billijk evenwicht tussen de balies van het rechtsgebied en van het aantal van hun leden.

De mandaten van voorzitter, kamervoorzitter, assessor en secretaris, evenals van hun plaatsvervangers, zijn hernieuwbaar. § 5. De tuchtraad houdt zitting met een kamervoorzitter, vier assessoren en een secretaris, die niet deelneemt aan de beraadslaging.

De tuchtraad bevat ten minste één lid van de balie waartoe de advocaat tegen wie de tuchtrechtelijke vervolging is ingesteld, behoort.

De tuchtraad bij het hof van beroep te Luik heeft een kamer die is samengesteld uit ten minste twee leden die de Duitse en de Franse taal kennen en die geen deel uitmaken van de balie van Eupen. § 6. De secretaris stelt de kamers samen. De voorzitter en de assessoren worden, buiten beletsel, in de orde van hun rang geroepen. »

Art. 9.In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 457bis ingevoegd, luidende : «

Art. 457bis.De rechtspleging voor de tuchtraad wordt gevoerd in de taal van de Orde waartoe de vervolgde advocaat behoort.

Onverminderd de toepassing van artikel 457, § 5, tweede lid, moeten alle leden van de zetel de taal van de rechtspleging kennen.

Wanneer de tuchtrechtelijke rechtspleging echter een Duitstalige advocaat betreft, mag deze zich in het Duits uitdrukken. »

Art. 10.Artikel 458 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : «

Art. 458.§ 1. De stafhouder ontvangt en onderzoekt de klachten tegen de advocaten van zijn Orde. Om ontvankelijk te zijn, moeten klachten schriftelijk worden ingediend, moeten ze ondertekend en gedateerd zijn, en moeten ze de volledige identiteit van de klager bevatten. De stafhouder kan eveneens ambtshalve of op schriftelijke aangifte door de procureur-generaal een onderzoek instellen.

De stafhouder leidt het onderzoek of stelt een onderzoeker aan, wiens taken en bevoegdheden hij omschrijft. De klager en de advocaat die het voorwerp uitmaakt van het onderzoek, worden van de instelling van het onderzoek schriftelijk op de hoogte gebracht.

De klager heeft het recht om tijdens het onderzoek gehoord te worden en kan, in voorkomend geval, bijkomende informatie en bewijsstukken verschaffen.

De verklaringen van de klager, van de advocaat en van de getuigen worden opgetekend in een proces-verbaal. De gehoorde personen ontvangen op hun verzoek een afschrift van het proces-verbaal van hun verklaringen.

De advocaat die het voorwerp uitmaakt van een tuchtonderzoek, kan zich tijdens het onderzoek laten bijstaan door de advocaat van zijn keuze, maar kan zich niet laten vertegenwoordigen. § 2. De stafhouder die na het onderzoek oordeelt dat er redenen bestaan om de advocaat te laten verschijnen voor de tuchtraad, zendt het dossier samen met zijn met redenen omklede beslissing over aan de voorzitter van de tuchtraad, zodat deze de tuchtraad kan samenroepen overeenkomstig de bepalingen van artikel 459. Hij brengt de advocaat en de klager hiervan op de hoogte.

Is de stafhouder van mening dat de klacht onontvankelijk, ongegrond of van onvoldoende gewicht is, dan brengt hij de klager en de advocaat hiervan schriftelijk op de hoogte. De klager kan de beslissing binnen drie maanden betwisten bij een ter post aangetekende brief gericht aan de voorzitter van de tuchtraad.

De advocaat of de klager kan zich eveneens tot laatstgenoemde richten binnen dezelfde termijn en op dezelfde wijze indien de stafhouder binnen een termijn van zes maanden na het indienen van de klacht geen beslissing tot buitenvervolgingstelling of tot vervolging heeft genomen. § 3. De voorzitter van de tuchtraad bij wie de zaak door de advocaat of de klager aanhangig wordt gemaakt, kan het volgende doen binnen een termijn van drie maanden te rekenen van die aanhangigmaking : 1 indien hij vaststelt dat het onderzoek van de stafhouder nog niet ingesteld is, nog loopt of niet volledig is, kan hij hetzij de stafhouder ertoe uitnodigen dit onderzoek te beëindigen binnen een door hem te bepalen termijn, hetzij de klacht zelf onderzoeken of een onderzoeker aanstellen wiens taken en bevoegdheden hij omschrijft. De stafhouder geeft in laatstgenoemd geval de zaak uit handen en zendt het dossier ervan dadelijk over aan de voorzitter van de tuchtraad; 2 hij kan bij een met redenen omklede en een schriftelijke beslissing, desgevallend na een onderzoek, weigeren gevolg te geven aan onontvankelijke klachten, ongegronde klachten of klachten van onvoldoende gewicht; 3 hij kan, in voorkomend geval na een onderzoek, beslissen dat de advocaat dient te verschijnen voor de tuchtraad, in welk geval artikel 459 toegepast wordt.

De stafhouder, de advocaat en de klager ontvangen in elk geval een afschrift van deze beslissing, waartegen geen rechtsmiddel openstaat. »

Art. 11.Artikel 459 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 19 november 1992, wordt vervangen als volgt : «

Art. 459.§ 1. De tuchtraad neemt kennis van de tuchtzaken door toedoen van de stafhouder van de betrokken advocaat of, in het geval bedoeld in artikel 458, § 3, eerste lid, 3, van de voorzitter van de tuchtraad.

De voorzitter van de tuchtraad roept, ambtshalve of op verzoek van de stafhouder, de advocaat bij een ter post aangetekende brief op om voor de tuchtraad te verschijnen. De oproeping vermeldt de feiten die de advocaat ten laste worden gelegd. Op straffe van nietigheid bedraagt de oproepingstermijn minstens vijftien dagen.

De voorzitter brengt de klager op de hoogte van de datum en de plaats van de zitting. § 2. De tuchtraad behandelt de zaak in openbare zitting, tenzij de betrokken advocaat de behandeling met gesloten deuren vraagt.

De tuchtraad kan eveneens met gesloten deuren zitting houden, gedurende de gehele rechtspleging of een deel daarvan, in het belang van de goede zeden of van de openbare orde, wanneer de belangen van minderjarigen of de bescherming van het privé-leven van de vervolgde advocaat dit vereisen, of in de mate dat dit door de tuchtraad onder bepaalde omstandigheden strikt noodzakelijk wordt geoordeeld, wanneer de openbaarheid de belangen van de rechtsbedeling zou schaden.

De klager wordt op zijn verzoek gehoord op de zitting en in voorkomend geval geconfronteerd met de betrokken advocaat.

De onderzoeker wordt ter zitting gehoord in zijn verslag. »

Art. 12.Artikel 460 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 22 november 2001, wordt vervangen als volgt : «

Art. 460.De tuchtraad kan bij een met redenen omklede beslissing, naar gelang van het geval, waarschuwen, berispen, schorsen voor een termijn van ten hoogste één jaar, schrappen van het tableau, van de lijst van advocaten die hun beroep uitoefenen onder de beroepstitel van een andere lidstaat van de Europese Unie of van de lijst van stagiairs.

Iedere advocaat die voor de tweede maal geschorst wordt, kan krachtens dezelfde beslissing worden geschrapt van het tableau, van de lijst van advocaten die hun beroep uitoefenen onder de beroepstitel van een andere lidstaat van de Europese Unie of van de lijst van stagiairs.

De tuchtraad kan bij de berisping of de schorsing bovendien het verbod opleggen om gedurende ten hoogste drie jaar in geval van berisping, en ten hoogste vijf jaar in geval van schorsing, deel te nemen aan de in artikel 450 bedoelde stemming, alsmede het verbod opleggen om gedurende deze periode te worden verkozen tot stafhouder of tot lid van de raad van de Orde of tot lid van de algemene vergadering of het bestuur van de Orde van Vlaamse balies of van de Ordre des barreaux francophones et germanophone.

De tuchtraad besluit, met opgave van redenen, of hij het dienstig acht om de schorsing of de schrapping bekend te maken en, in voorkomend geval, op welke wijze dit dient te gebeuren.

De tuchtraad kan, in voorkomend geval onder de bijzondere voorwaarden die hij bepaalt, de uitspraak van de veroordeling opschorten of de uitvoering van de tuchtsanctie uitstellen. Bij niet-naleving van de bepaalde voorwaarden, roept de voorzitter, ambtshalve of op verzoek van de stafhouder, de advocaat overeenkomstig artikel 459 op om op een zitting van de tuchtraad te verschijnen, met het oog op het horen uitspreken van een tuchtstraf of het horen opheffen van de opschorting.

De tuchtraad kan in zijn beslissing de kosten die voor het onderzoek en voor het onderzoek ter terechtzitting werden gemaakt ten laste leggen van de betrokken advocaat. »

Art. 13.Artikel 461 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 22 november 2001, wordt vervangen als volgt : «

Art. 461.§ 1. De schorsing of de schrapping wordt naast de naam van de betrokkene vermeld in een op het secretariaat van de balie en van de Orde van Vlaamse balies of van de Ordre des barreaux francophones et germanophone gehouden register, dat de advocaten kunnen inzien. § 2. Binnen acht dagen na de uitspraak ervan geeft de secretaris van de tuchtraad van iedere beslissing in tuchtzaken bij een ter post aangetekende brief kennis aan de advocaat, aan zijn stafhouder en aan de procureur-generaal.

De stafhouder of, in voorkomend geval wanneer hij de zaak aanhangig heeft gemaakt bij de tuchtraad, de voorzitter van deze raad, kan aan de klager, indien hij erom verzoekt, mondeling of schriftelijk de inlichtingen verschaffen die hij gepast acht betreffende de genomen beslissing en betreffende de rechtsmiddelen die ertegen worden aangewend.

Een afschrift van alle beslissingen wordt overgezonden aan de Orde van Vlaamse balies, of aan de Ordre des barreaux francophones et germanophone.

Zij kunnen, indien zij dit dienstig achten, de beslissingen geheel of gedeeltelijk bekendmaken, zonder vermelding van de naam van de betrokken advocaat. ».

Art. 14.Artikel 462 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 22 november 2001, wordt vervangen als volgt : «

Art. 462.Is de beslissing bij verstek gewezen, dan kan de advocaat ertegen verzet aantekenen binnen vijftien dagen, te rekenen van de kennisgeving.

Laattijdig verzet wordt niet ontvankelijk verklaard, tenzij de tuchtraad de verzetdoende advocaat van het verval ontheft, een beslissing waarover de tuchtraad soeverein oordeelt en waartegen geen rechtsmiddel openstaat.

Het verzet wordt bij een ter post aangetekende brief gezonden aan de voorzitter van de tuchtraad.

De voorzitter roept, in de vorm en binnen de termijn van de oorspronkelijke oproeping, de verzetdoende advocaat op om voor de tuchtraad te verschijnen. De tuchtraad doet uitspraak, zelfs in diens afwezigheid. De beslissing geldt in ieder geval als op tegenspraak gewezen. »

Art. 15.Artikel 463 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : «

Art. 463.Tegen de beslissingen gewezen door de tuchtraad kunnen de betrokken advocaat, de stafhouder van de balie van de betrokken advocaat of de procureur-generaal hoger beroep instellen.

Het hoger beroep wordt aan de voorzitter van de tuchtraad van beroep ter kennis gebracht bij een ter post aangetekende brief binnen vijftien dagen te rekenen van de kennisgeving van de beslissing.

De voorzitter van de tuchtraad van beroep geeft bij een ter post aangetekende brief kennis van het beroep aan de voorzitter van de tuchtraad en, naar gelang van het geval, aan de betrokken advocaat, aan de stafhouder van de Orde waartoe hij behoort of aan de procureur-generaal.

De procureur-generaal, de stafhouder en de advocaat kunnen bij een ter post aangetekende brief tegenberoep instellen binnen een termijn van één maand te rekenen van het hoofdberoep. »

Art. 16.In het tweede deel, boek III, titel I, hoofdstuk IV, van hetzelfde Wetboek, wordt na artikel 463, het volgende opschrift ingevoegd : « Afdeling II. Tuchtraden in beroep ».

Art. 17.Artikel 464 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : «

Art. 464.Het hoger beroep tegen de beslissingen van de Nederlandstalige tuchtraden wordt gebracht voor de Nederlandstalige tuchtraad van beroep.

Het hoger beroep tegen de beslissingen van de Franstalige en Duitstalige tuchtraden wordt gebracht voor de Franstalige en Duitstalige tuchtraad van beroep.

De zetel van de tuchtraden van beroep is gevestigd te Brussel. ».

Art. 18.Artikel 465 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 19 november 1992, wordt vervangen als volgt : «

Art. 465.§ 1. Elke tuchtraad van beroep is samengesteld uit één of meer kamers. Hij wordt voorgezeten door een eerste voorzitter van het hof van beroep. § 2. Iedere kamer houdt zitting met een voorzitter, vier assessoren-advocaten en een secretaris-advocaat. Het voorzitterschap wordt beurtelings waargenomen door de eerste voorzitters van de hoven van beroep of door de kamervoorzitter aangewezen door de eerste voorzitter. De eerste voorzitters van de hoven van beroep van Antwerpen, Brussel en Gent hebben zitting in de Nederlandstalige tuchtraad van beroep; de eerste voorzitters van de hoven van beroep van Brussel, Bergen en Luik hebben zitting in de Franstalige en Duitstalige tuchtraad van beroep.

Wanneer de tuchtprocedure een advocaat bij de balie van Eupen betreft, bestaat de beroepskamer van de tuchtraad uit ten minste twee leden die Duits en Frans kennen, en die geen lid zijn van de balie van Eupen. § 3. De procureur-generaal bij het hof van beroep van Brussel of een advocaat-generaal die hij aanwijst, oefent het ambt van het openbaar ministerie uit. § 4. Iedere Orde die deel uitmaakt van de Orde van Vlaamse balies of van de Ordre des barreaux francophones et germanophone duidt, uit de gewezen leden van de raad van de Orde, minimum twee assessoren en twee plaatsvervangende assessoren aan. De assessoren worden voorgedragen onder de gewezen leden van de raden van de Orde door de betrokken raden van de Orde. § 5. Om de drie jaar, bij de aanvang van het gerechtelijk jaar, stellen de bestuurders van de Orde van Vlaamse balies respectievelijk van de Ordre des barreaux francophones et germanophone, telkens onder het voorzitterschap van de eerste voorzitter van het hof van beroep van Brussel, de lijst op van de effectieve assessoren en de plaatsvervangende assessoren. Ze stellen eveneens de secretarissen en de plaatsvervangende secretarissen aan.

De rang van de op de lijsten ingeschreven advocaten wordt bepaald met inachtneming van een billijk evenwicht tussen de balies die de Orde van Vlaamse balies en de Ordre des barreaux francophones et germanophone vormen en van het aantal van hun leden. § 6. Het mandaat geldt voor drie jaar en is hernieuwbaar. § 7. De secretaris stelt de kamers samen, buiten beletsel, in de orde van voorrang die op de lijsten is vermeld. ».

Art. 19.Artikel 466 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : «

Art. 466.De rechtspleging voor de tuchtraad van beroep wordt gevoerd in de taal van de beslissing waartegen hoger beroep werd ingesteld. Onverminderd de toepassing van artikel 457, § 5, tweede lid, moeten alle leden van de zetel de taal van de rechtspleging kennen.

Wanneer de tuchtprocedure evenwel een Duitstalige advocaat betreft, mag laatstgenoemde Duits spreken. »

Art. 20.Artikel 467 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : «

Art. 467.De debatten voor de tuchtraad van beroep worden gehouden zoals voorgeschreven door artikel 459, § 2. »

Art. 21.Artikel 468 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 22 november 2001, wordt vervangen als volgt : «

Art. 468.§ 1. De secretaris geeft bij een ter post aangetekende brief kennis van de beslissing van de tuchtraad van beroep aan de betrokken advocaat, aan de stafhouder van de Orde waartoe hij behoort en aan de procureur-generaal. Hij stuurt een afschrift van de uitspraak naar de Orde van Vlaamse balies of naar de Ordre des barreaux francophones et germanophone. § 2. Het verzet van de advocaat tegen de bij verstek gewezen beslissingen van de tuchtraad van beroep gebeurt in dezelfde vorm en binnen dezelfde termijn als de akte van beroep. Het verzet wordt behandeld en berecht met inachtneming van de regels die in eerste aanleg zijn toegepast. § 3. De advocaat, de stafhouder van de Orde waartoe hij behoort en de procureur-generaal kunnen, binnen de termijn van één maand te rekenen van de kennisgeving, de beslissing van de tuchtraad van beroep aan het Hof van Cassatie voorleggen in de vormen van de voorzieningen in burgerlijke zaken.

Tenzij de beslissing anders luidt, heeft de voorziening schorsende kracht.

Wordt de beslissing vernietigd, dan verwijst het Hof van Cassatie de zaak naar de tuchtraad van beroep, anders samengesteld. ».

Art. 22.In het tweede deel, boek III, titel I, hoofdstuk IV, van hetzelfde Wetboek, wordt na artikel 468, het volgende opschrift ingevoegd : « Afdeling III. Diverse bepalingen ».

Art. 23.Artikel 469 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : «

Art. 469.De tuchtraad is bevoegd om uitspraak te doen over tuchtrechtelijke vervolgingen die ingesteld zijn wegens feiten gepleegd vóór de beslissing waarbij de advocaat van het tableau van de Orde, van de lijst van advocaten die hun beroep uitoefenen onder de beroepstitel van een andere lidstaat van de Europese Unie of de lijst van stagiairs is weggelaten, indien het onderzoek uiterlijk één jaar na die beslissing is ingesteld.

Indien een advocaat zijn inschrijving bij een andere Orde vraagt en bekomt, en deze inschrijving gepaard gaat met de weglating van de advocaat uit het eerste tableau of de lijst, dan wordt het onderzoek waarvan sprake is in artikel 458, § 1, geleid door de stafhouder van de Orde waar de advocaat laatst is ingeschreven, zonder dat met de datum of de lokalisatie van de aan de advocaat verweten feiten rekening wordt gehouden.

In dezelfde omstandigheden geeft de stafhouder, indien hij reeds een onderzoek leidt, de zaak uit handen en zendt het dossier over aan de stafhouder van de Orde waar de advocaat laatst is ingeschreven.

Indien de wijziging van Orde een wijziging van het rechtsgebied van het hof van beroep meebrengt, zijn dezelfde regels als hierboven van toepassing op de voorzitter van de tuchtraad.

Indien nochtans op het ogenblik van de wijziging van Orde, de advocaat reeds is opgeroepen overeenkomstig artikel 459, § 1, blijft de geadieerde tuchtraad bevoegd.

De tuchtraad die bevoegd is om kennis te nemen van de tuchtrechtelijke vordering tegen een advocaat die ingeschreven is bij een andere Orde dan die waartoe hij behoorde op het ogenblik dat de feiten die hem worden verweten, werden gepleegd, is deze waartoe de advocaat behoort op het ogenblik dat de beslissing wordt genomen om hem te verwijzen naar de tuchtraad. »

Art. 24.Artikel 469 bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 19 november 1992, wordt opgeheven.

Art. 25.Artikel 471 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : «

Art. 471.De geschorste advocaat moet zich tijdens de duur van zijn straf van iedere beroepswerkzaamheid onthouden. ».

Art. 26.In het tweede deel, boek III, titel I, van hetzelfde Wetboek wordt het opschrift « Hoofdstuk V. Tuchtraden van beroep » opgeheven.

Art. 27.Artikel 472 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : «

Artikel 472.§ 1. Een geschrapte advocaat kan niet worden ingeschreven op een tableau van de Orde, of op een lijst van advocaten die hun beroep uitoefenen onder de beroepstitel van een andere lidstaat van de Europese Unie, of op een lijst van stagiairs dan na het verstrijken van een termijn van tien jaar nadat de beslissing tot schrapping in kracht van gewijsde is gegaan en indien buitengewone omstandigheden het wettigen.

De inschrijving is niet geoorloofd dan na een met redenen omkleed advies van de raad van de Orde van de balie waartoe de advocaat behoorde.

De weigering tot inschrijving wordt met redenen omkleed. § 2. Een geschorste advocaat kan aan de tuchtraad of aan de tuchtraad van beroep die de schorsing heeft uitgesproken eerherstel vragen na een termijn van zes jaar te rekenen van de uitspraak. De weigering tot eerherstel moet met redenen worden omkleed. De beslissing is niet vatbaar voor hoger beroep. De aanvraag tot eerherstel kan om de zes jaar opnieuw worden ingediend. § 3. De lichtere tuchtstraffen worden van rechtswege uitgewist na een periode van zes jaar te rekenen van de uitspraak. § 4. De herinschrijving, het eerherstel of de uitwissing van de straf brengen de doorhaling van de vermeldingen bepaald in artikel 461, § 1, met zich. »

Art. 28.Artikel 473 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : «

Art. 473.Wanneer het wegens de aan een advocaat ten laste gelegde feiten te vrezen is dat zijn latere beroepswerkzaamheid nadeel kan toebrengen aan derden of aan de eer van de Orde, kan de stafhouder de bewarende maatregelen nemen die de voorzichtigheid eist en met name aan de advocaat verbieden het gerechtsgebouw te betreden gedurende ten hoogste drie maanden.

Deze termijn kan op verzoek van de stafhouder worden verlengd bij een met redenen omklede beslissing van de raad van de Orde, nadat de betrokken advocaat werd gehoord.

De betrokken advocaat kan tegen het verbod het gerechtsgebouw te betreden en tegen de verlenging van de termijn ervan, beslissingen die bij voorraad uitvoerbaar zijn, beroep aantekenen bij de tuchtraad van beroep.

Dit beroep wordt bij een ter post aangetekende brief ter kennis gebracht van de voorzitter van deze raad, die de raad onmiddellijk bijeenroept.

De tuchtraad van beroep neemt een beslissing na de stafhouder en de betrokken advocaat te hebben gehoord. ».

Art. 29.Artikel 474 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : «

Art. 474.Op straffe van verjaring wordt de tuchtprocedure ingesteld binnen twaalf maanden te rekenen van de kennisneming van de feiten door de tuchtrechtelijke autoriteit die bevoegd is om die procedure op gang te brengen. ».

Art. 30.Artikel 475 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : «

Art. 475.Alle oproepingen en kennisgevingen als bedoeld in deze titel worden geldig gedaan aan het kantoor van de advocaat of aan zijn woonplaats. ».

Art. 31.Artikel 476 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 19 november 1992, wordt opgeheven.

Art. 32.Artikel 477 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : «

Art. 477.In een strafrechtelijke, burgerrechtelijke of administratieve procedure mag geen melding worden gemaakt van een tuchtprocedure, noch van elementen daarvan. ».

Art. 33.In artikel 477quater van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 22 november 2001, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in § 1 worden de woorden « behalve de artikelen 458 en 471, en van hoofdstuk V » vervangen door de woorden « behalve artikel 472, § 1 »;b) in § 2 worden de woorden « raad van de Orde van de balie » vervangen door het woord « tuchtraad ».

Art. 34.In artikel 477septies, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 22 november 2001, worden de woorden « de stafhouder van de Orde waarbij zij zijn ingeschreven, » vervangen door de woorden « de stafhouder van de Orde waarbij zij zijn ingeschreven, of de voorzitter van de tuchtraad, »;

Art. 35.In artikel 499 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 4 juli 2001, wordt de laatste zin opgeheven.

Art. 36.In artikel 502, § 2, eerste lid, tweede streepje, van hetzelfde Wetboek, worden de woorden « artikel 456 » vervangen door de woorden « artikel 455 ».

Art. 37.In artikel 508/5, § 1, vierde lid, van hetzelfde Wetboek, worden de woorden « artikel 469bis » vervangen door de woorden « artikel 432bis ».

Art. 38.In artikel 508/5, § 4, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, worden de woorden « de artikelen 465 tot 469 » vervangen door de woorden « de artikelen 458 tot 463 ».

Art. 39.In artikel 508/7, vijfde lid, van hetzelfde Wetboek, worden de woorden « artikel 469bis » vervangen door de woorden « artikel 432bis ».

Art. 40.In artikel 508/8, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, worden de woorden « de artikelen 465 tot 469 » vervangen door de woorden « de artikelen 458 tot 463 ».

Art. 41.In artikel 508/22, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, worden de woorden « artikel 459 » vervangen door de woorden « artikel 446ter ».

Overgangsbepalingen

Art. 42.§ 1. De tuchtraden en de tuchtraden van beroep worden samengesteld binnen drie maanden te rekenen van de bekendmaking van deze wet. § 2. De tuchtzaken die voor de inwerkingtreding van de in artikel 43, § 2, bedoelde artikelen aanhangig zijn bij de raad van de Orde worden voortgezet volgens de op het ogenblik van de bekendmaking van deze wet geldende procedure.

Inwerkingtreding

Art. 43.§ 1. De artikelen 7, 8, 18, 42 en 43 treden in werking de dag waarop deze wet in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt. § 2. De overige artikelen treden in werking de eerste dag van de vierde maand na die waarin deze wet is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 21 juni 2006.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Zitting 2004-2005. Kamer van volksvertegenwoordigers Stukken. - Wetsvoorstel ingediend door de heren Marinower, Muls en Van Parys, 51-1724 - Nr. 1. - Amendement, 51-1724 - Nr. 2. - Verslag, 51-1724 - Nr. 3. - Tekst aangenomen door de commissie, 51-1724 - Nr. 4. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat, 51-1724 - Nr.5.

Zie ook : Integraal verslag. - 16 maart 2006.

Zitting 2005-2006.

Senaat Stukken. - Ontwerp overgezonden door de Kamer van volksvertegenwoordigers, 3-1626 - Nr. 1. - Amendementen, 3-1626 - Nr. 2. - Verslag, 3-1626 - Nr.3. -Tekst geamendeerd door de commissie, 3-1626 - Nr. 4. - Tekst geamendeerd door de Senaat en teruggezonden naar de Kamer van volksvertegenwoordigers, 3-1626 - Nr. 5.

Zie ook : Handelingen van de Senaat. - 11 mei 2006.

Kamer van volksvertegenwoordigers Stukken. - Ontwerp geamendeerd door de Senaat, 51-1724 - Nr. 6. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd, 51-1724 - Nr. 7.

Zie ook : Integraal verslag. - 8 juni 2006.

^