Etaamb.openjustice.be
Wet van 22 december 1998
gepubliceerd op 15 januari 1999

Wet tot wijziging van de wet van 28 december 1983 betreffende het verstrekken van sterke drank en betreffende het vergunningsrecht

bron
ministerie van financien
numac
1999003011
pub.
15/01/1999
prom.
22/12/1998
ELI
eli/wet/1998/12/22/1999003011/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

22 DECEMBER 1998. - Wet tot wijziging van de wet van 28 december 1983 betreffende het verstrekken van sterke drank en betreffende het vergunningsrecht (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2.In artikel 1 van de wet van 28 december 1983 betreffende het verstrekken van sterke drank en betreffende het vergunningsrecht, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 27 november 1996, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) de bepaling onder 7° wordt vervangen door de volgende bepaling : « 7° grondslag van de belasting : het gedeelte van het kadastraal inkomen van de plaatsen en lokaliteiten bestemd als drankgelegenheid, vastgesteld door de bevoegde ambtenaar van de Administratie van het kadaster en jaarlijks op 1 januari aangepast aan het indexcijfer van de consumptieprijzen overeenkomstig artikel 518, tweede lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992;»; b) de bepaling onder 8° wordt vervangen door de volgende bepaling : « 8° kadastraal inkomen : het kadastraal inkomen vastgesteld met toepassing van titel IX van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992.».

Art. 3.Artikel 3, § 1, van dezelfde wet wordt vervangen door volgende bepaling : «

Art. 3.§ 1. Om de vergunning te verkrijgen, moet de uitbater van een drankgelegenheid ten minste vijftien dagen vóór hij met zijn bedrijf begint daartoe een aanvraag doen door middel van een aangifte bij de dienst aangewezen door de minister van Financiën.

Deze aangifte moet de tot de drankgelegenheid bestemde plaatsen en lokaliteiten nauwkeurig vermelden alsmede het kadastraal inkomen of het afgesplitste gedeelte van het kadastraal inkomen van deze plaatsen en lokaliteiten, zoals dit werd vastgesteld door de bevoegde ambtenaar van het kadaster.

Op verzoek van de aangever, betekent de Administratie van het kadaster hem het afgesplitste gedeelte van het kadastraal inkomen dat zal dienen als heffingsgrondslag van de belasting voor de vaststelling van het vergunningsrecht. Deze betekening wordt hem in tweevoud overhandigd.

De aangifte moet vergezeld gaan van : 1° een door de aangever gedagtekend en ondertekend plan van de drankgelegenheid;2° een afschrift van de vergunning afgegeven door de Algemene Eetwareninspectie van het ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu overeenkomstig het koninklijk besluit van 4 december 1995 tot onderwerping aan vergunning van plaatsen waar voedingsmiddelen gefabriceerd of in de handel gebracht worden of met het oog op de uitvoer behandeld worden;3° een verklaring van zedelijkheid, afgegeven door het gemeentebestuur van de woonplaats van de uitbater van de drankgelegenheid en van de bij hem inwonende of in de inrichting wonende personen die aan de exploitatie van de drankgelegenheid zouden kunnen deelnemen, waaruit blijkt dat die personen zich niet bevinden, wat de uitbater betreft, in één van de gevallen van uitsluiting bepaald in artikel 11, § 1, of, wat de andere personen betreft, in één van de gevallen van uitsluiting bepaald in artikel 11, § 3;4° het in het derde lid bedoelde document van de Administratie van het kadaster, waarin de grondslag van de belasting wordt vastgesteld. Het plan en de kopie van de vergunning afgegeven door de Algemene Eetwareninspectie zijn niet vereist voor een reizende drankgelegenheid of een occasionele drankgelegenheid. ».

Art. 4.Artikel 6 van dezelfde wet wordt vervangen door volgende bepaling : «

Art. 6.Onverminderd de toepassing van artikel 473 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, moet elke verandering aan de drankgelegenheid die de grondslag van de belasting kan wijzigen, worden aangegeven aan de door de minister van Financiën aangewezen dienst, binnen dertig dagen na de voltooiing van de verandering. ».

Art. 5.Artikel 10 van dezelfde wet wordt opgeheven.

Art. 6.In artikel 11, § 1, van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : A) de bepaling onder 6° wordt vervangen als volgt : « 6° zij die tot een gevangenisstraf werden veroordeeld wegens fraude van rechten of taksen op alcohol of andere sterke drank, ingevoerd, binnengebracht uit een andere lidstaat of hier te lande vervaardigd, in het bijzonder wegens geheime vervaardiging van alcohol of een daarmee gelijkgesteld delict evenals wegens sluikinvoer, onregelmatig bezit of vervoer van alcohol of andere sterke drank; »;

B) in het 7°, worden de woorden « of een inrichting voor geheime prostitutie » weggelaten;

C) de bepaling onder 9° wordt vervangen als volgt : « 9° de onbekwamen; dit verbod geldt niet wanneer de drankgelegenheid feitelijk wordt geëxploiteerd door een persoon die de onbekwame vertegenwoordigt. ».

Art. 7.Artikel 14 van dezelfde wet, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 27 november 1996, wordt vervangen door volgende bepaling : «

Art. 14.De vergunning voor het verstrekken van sterke drank voor gebruik ter plaatse wordt afgegeven tegen betaling van een jaarlijks en ondeelbaar recht, vastgesteld per kalenderjaar op 10 % van de geïndexeerde heffingsgrondslag van de belasting.

In afwijking van het bepaalde in het eerste lid is het vergunningsrecht, naargelang van het geval, slechts voor de drie vierden, de helft of een vierde verschuldigd, wanneer de uitbater van een drankgelegenheid de exploitatie van zijn drankgelegenheid voor het eerst aanvangt in de loop van het tweede, het derde of het vierde kwartaal van een kalenderjaar.

Het vergunningsrecht is forfaitair vastgesteld op : 1° vijfduizend frank per kalenderjaar voor de reizende drankgelegenheden;2° vijfhonderd frank per exploitatiedag voor de occasionele drankgelegenheden.Het dekt de exploitatie gedurende een ononderbroken periode van 24 uren, te rekenen van de opening van de drankgelegenheid, en is geheel verschuldigd voor iedere begonnen periode.

Degene die in de loop van het jaar de exploitatie overneemt van een drankgelegenheid waarvoor het vergunningsrecht regelmatig werd betaald door de overlater is vrijgesteld van de betaling van dat recht voor het jaar van overname. ».

Art. 8.In artikel 15, eerste lid, van dezelfde wet worden de woorden « van de nieuwe werkelijke of vermoedelijke huurwaarde » vervangen door de woorden « van de nieuwe heffingsgrondslag van de belasting » en worden de woorden « de veranderingswerken werden voltooid » vervangen door de woorden « de verandering werd voltooid ».

Art. 9.Artikel 16 van dezelfde wet wordt vervangen door volgende bepaling : «

Art. 16.De aangifte tot het verkrijgen van een vergunning en de aangifte van verandering aan de drankgelegenheid worden door de ontvanger der accijnzen van het gebied geverifieerd. Hij gaat na of de aangegeven heffingsgrondslag van de belasting overeenstemt met het afgesplitste gedeelte van het kadastraal inkomen vermeld in het door de Administratie van het kadaster afgegeven attest. ».

Art. 10.In artikel 17, tweede lid, van dezelfde wet, worden de woorden « de huurwaarde door de hoofdcontroleur der accijnzen » vervangen door de woorden « het nieuwe gedeelte van het geïndexeerde kadastraal inkomen » en de woorden « de schatting door de hoofdcontroleur der accijnzen » door de woorden « de vaststelling van het nieuwe gedeelte van het geïndexeerde kadastraal inkomen ».

Art. 11.Artikel 18 van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 18.Elk bezwaar inzake vergunningsrecht moet schriftelijk worden toegezonden aan de gewestelijke directeur der douane en accijnzen van het gebied waar de drankgelegenheid is gevestigd. Op straffe van verval moet het bezwaarschrift toekomen binnen drie maanden na de datum van de opvorderbaarheid van het recht.

Indien het bezwaar betrekking heeft op de heffingsgrondslag van de belasting, moet de belastingplichtige het per aangetekend schrijven eveneens toezenden aan de ambtenaar van de controle van het kadaster die hem het bedrag heeft betekend, binnen twee maanden na de betekening, en er de heffingsgrondslag van de belasting in vermelden die naar zijn mening als grondslag voor de heffing moet dienen.

De eventuele wijziging van het kadastraal inkomen ingevolge een regelmatig bezwaarschrift tegen dat kadastraal inkomen heeft uitwerking ten opzichte van het vergunningsrecht wanneer het betrekking had op het afgesplitste gedeelte van dit inkomen. In dat geval, betekent de Administratie van het kadaster de nieuwe heffingsgrondslag van de belasting zoals bepaald in artikel 3, § 1, vierde lid, 4°. ».

Art. 12.Artikel 21, § 1, van dezelfde wet wordt aangevuld met een tweede lid luidend als volgt : « De bepalingen van artikel 476 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 blijven van strikte toepassing voor de visitaties door de ambtenaren van de Administratie van het kadaster. ».

Art. 13.Artikel 23 van dezelfde wet wordt vervangen door volgende bepaling : «

Art. 23.Onverminderd de bevoegdheden van de officieren van de gerechtelijke politie zijn de ambtenaren van de Administratie der douane en accijnzen, van de Administratie van het kadaster, alsmede de leden van de rijkswacht en van de gemeentelijke politie bevoegd om, alleen, alle overtredingen van deze wet op te sporen en vast te stellen. ».

Art. 14.In artikel 31 van dezelfde wet, worden de woorden « betreffende de invordering » vervangen door de woorden « , die betrekking hebben op de dadelijke uitwinning ».

Art. 15.Als overgangsmaatregel, voor het jaar 1999, betreffende de op 1 januari bestaande drankgelegenheden, zal het vergunningsrecht worden berekend op de werkelijke of vermoedelijke huurwaarde, zoals deze werd bepaald door artikel 1, 7° en 8°, van de wet van 28 december 1983 betreffende het verstrekken van sterke drank en betreffende het vergunningsrecht, vóór de wijziging ervan door artikel 2 van deze wet.

De aldus betaalde belasting zal het voorwerp uitmaken van een regularisatie van ambtswege in de loop van het jaar 1999. Deze regularisatie geeft geen aanleiding tot het toekennen van een moratoire rente.

De Koning bepaalt de modaliteiten van de inning en de invordering van het als overgangsmaatregel verschuldigde vergunningsrecht en van de regularisatie ervan.

Art. 16.Deze wet treedt in werking op 1 januari 1999.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 22 december 1998.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Financiën, J.-J. VISEUR Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, T. VAN PARYS _______ Nota (1) Zitting 1997-1998. Kamer van volksvertegenwoordigers : Parlementaire documenten - 1639 - nr. 1 : Wetsontwerp. - 1639 - nr. 2 : Amendement. - 1639 - nr. 3 : Verslag. - 1639 - nr. 4 : Tekst aangenomen door de commissie : artikel 78 van de Grondwet. - nr. 5 : Tekst aangenomen door de commissie : artikel 77 van de Grondwet. - 1639 - nr. 6 tot 8 : Amendementen. - 1639 - nr. 9 : Artikelen aangenomen in plenaire vergadering. - 1639 - nr. 10 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat.

Handelingen. - 18 en 19 november 1998.

Zitting 1998-1999 : Senaat : Parlementaire documenten. - 1825 - nr. 1 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat.

^