Etaamb.openjustice.be
Wet van 22 december 1998
gepubliceerd op 06 maart 1999

Wet tot wijziging van het Wetboek van de Belgische nationaliteit wat de naturalisatieprocedure betreft

bron
ministerie van justitie
numac
1999009060
pub.
06/03/1999
prom.
22/12/1998
ELI
eli/wet/1998/12/22/1999009060/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

22 DECEMBER 1998. - Wet tot wijziging van het Wetboek van de Belgische nationaliteit wat de naturalisatieprocedure betreft (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : Artikel 1 Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2 In artikel 12bis van het Wetboek van de Belgische nationaliteit, ingevoegd bij de wet van 13 juni 1991, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 2, eerste lid, eerste zin, worden tussen de woorden « onmiddellijk » en « overgezonden » de woorden « voor advies » ingevoegd;2° in § 2 worden het tweede, derde en vierde lid vervangen door de volgende bepalingen : « De procureur des Konings kan, binnen twee maanden te rekenen vanaf de ontvangstmelding, een negatief advies uitbrengen inzake de verkrijging van de Belgische nationaliteit wanneer er een beletsel is wegens gewichtige feiten, eigen aan de persoon. Indien hij meent geen negatief advies te moeten uitbrengen, zendt hij een attest dat er geen negatief advies wordt uitgebracht aan de ambtenaar van de burgerlijke stand. De verklaring wordt onmiddellijk ingeschreven en vermeld zoals bepaald bij artikel 22, § 4.

Bij het verstrijken van de termijn van twee maanden en bij ontstentenis van een negatief advies of overzending van een attest dat er geen negatief advies wordt uitgebracht, wordt de verklaring ambtshalve ingeschreven en vermeld zoals bepaald bij artikel 22, § 4.

Van de inschrijving wordt door de ambtenaar van de burgerlijke stand kennis gegeven aan de belanghebbende.

De verklaring heeft gevolg vanaf de inschrijving. »; 3° de §§ 3 en 4 worden vervangen als volgt : « § 3.Het negatieve advies moet met redenen zijn omkleed. Het wordt aan de ambtenaar van de burgerlijke stand en, bij een ter post aangetekende brief, aan de belanghebbende betekend door toedoen van de procureur des Konings.

De procureur des Konings deelt aan de belanghebbende mee, tenzij deze de aanhangigmaking bij de rechtbank vraagt overeenkomstig § 4, dat zijn dossier door de ambtenaar van de burgerlijke stand zal worden overgezonden aan de Kamer van volksvertegenwoordigers, zodat de belanghebbende bij de griffie van de Kamer van volksvertegenwoordigers een memorie van antwoord kan indienen binnen een maand.

De ambtenaar van de burgerlijke stand zendt het dossier van de belanghebbende, alsook het negatieve advies van de procureur des Konings, over aan de Kamer van volksvertegenwoordigers of, bij toepassing van § 4, aan de rechtbank van eerste aanleg. De overzending aan de Kamer van volksvertegenwoordigers geldt als naturalisatieaanvraag waarover de Kamer van volksvertegenwoordigers beslist overeenkomstig artikel 21, § 4. § 4. Binnen vijftien dagen na de ontvangst van het negatieve advies bedoeld in § 3, kan de belanghebbende bij een ter post aangetekende brief aan de ambtenaar van de burgerlijke stand vragen zijn dossier over te zenden aan de rechtbank van eerste aanleg.

De rechtbank van eerste aanleg doet, na de belanghebbende te hebben gehoord of opgeroepen, uitspraak over de gegrondheid van het negatieve advies. De beslissing wordt met redenen omkleed.

De beslissing wordt aan de belanghebbende ter kennis gebracht door toedoen van de procureur des Konings. De belanghebbende en de procureur des Konings kunnen binnen vijftien dagen na de kennisgeving hoger beroep instellen tegen de beslissing, bij een aan het hof van beroep gericht verzoekschrift.

Dit hof doet uitspraak na het advies van de procureur-generaal te hebben ingewonnen en de belanghebbende te hebben gehoord of opgeroepen.

De dagvaardingen en kennisgevingen geschieden langs administratieve weg.

Het beschikkend gedeelte van de onherroepelijke beslissing waarbij het negatieve advies wordt opgeheven, wordt door toedoen van het openbaar ministerie aan de ambtenaar van de burgerlijke stand gezonden. De verklaring wordt onmiddellijk ingeschreven en vermeld zoals bepaald bij artikel 22, § 4. Paragraaf 2, vijfde en zesde lid is eveneens van toepassing. »; 4° paragraaf 5 wordt opgeheven. Art. 3 In artikel 15 van hetzelfde Wetboek, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1, eerste lid, wordt vervangen als volgt : « De verklaring van nationaliteitskeuze wordt afgelegd voor de ambtenaar van de burgerlijke stand van de plaats waar de belanghebbende zijn hoofdverblijfplaats heeft;een afschrift van de verklaring wordt door de ambtenaar van de burgerlijke stand voor advies overgezonden aan het parket van de rechtbank van eerste aanleg van het rechtsgebied. »; 2° in § 1, tweede lid, worden tussen de woorden « haar » en « over aan het parket » de woorden « voor advies » ingevoegd;3° paragraaf, 1, derde lid, wordt vervangen als volgt : « De procureur des Konings geeft hiervan onverwijld ontvangstmelding. » 4° de §§ 2 en 3 worden vervangen als volgt : « § 2.De procureur des Konings kan binnen vier maanden te rekenen vanaf de ontvangstmelding, een negatief advies uitbrengen inzake de inwilliging van de nationaliteitskeuze wanneer er een beletsel is wegens gewichtige feiten, eigen aan de persoon, die hij in de motivering van zijn advies dient te omschrijven, of als er redenen zijn, die hij eveneens dient te omschrijven, om te oordelen dat de integratiewil van de belanghebbende onvoldoende is, of als de grondvoorwaarden, die hij moet aanduiden, niet vervuld zijn.

Indien hij meent geen negatief advies te moeten uitbrengen, zendt hij een attest dat er geen negatief advies wordt uitgebracht aan de ambtenaar van de burgerlijke stand. De verklaring van nationaliteitskeuze wordt onmiddellijk ingeschreven en vermeld zoals bepaald bij artikel 22, § 4.

Bij het verstrijken van de termijn van vier maanden en bij ontstentenis van een negatief advies of overzending van een attest dat er geen negatief advies wordt uitgebracht, wordt de verklaring van nationaliteitskeuze ambtshalve ingeschreven en vermeld zoals bepaald bij artikel 22, § 4.

Van de inschrijving wordt door de ambtenaar van de burgerlijke stand kennis gegeven aan de belanghebbende.

De verklaring heeft gevolg vanaf de inschrijving. § 3. Het negatieve advies moet met redenen zijn omkleed. Het wordt aan de ambtenaar van de burgerlijke stand en bij een ter post aangetekende brief aan de belanghebbende betekend door toedoen van de procureur des Konings.

De procureur des Konings deelt aan de belanghebbende mee dat, tenzij de belanghebbende de aanhangigmaking bij de rechtbank vraagt overeenkomstig artikel 12bis, § 4, zijn dossier door de ambtenaar van de burgerlijke stand zal worden overgezonden aan de Kamer van volksvertegenwoordigers, zodat de belanghebbende bij de griffie van de Kamer van volksvertegenwoordigers een memorie van antwoord kan indienen binnen een maand.

De ambtenaar van de burgerlijke stand zendt het dossier van de belanghebbende alsook het negatieve advies van de procureur des Konings over aan de Kamer van volksvertegenwoordigers, of, met toepassing van artikel 12bis, § 4, aan de rechtbank van eerste aanleg.

De overzending aan de Kamer van volksvertegenwoordigers geldt als naturalisatieaanvraag, waarover de Kamer van volksvertegenwoordigers beslist overeenkomstig artikel 21, § 4. ».

Art. 4 In artikel 21 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 13 april 1995, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1, eerste lid, wordt vervangen als volgt : « Het verzoek om naturalisatie wordt gericht aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de plaats waar de belanghebbende zijn hoofdverblijfplaats heeft of aan de Kamer van volksvertegenwoordigers. »; 2° paragraaf 1 wordt aangevuld met het volgende lid : « Het aanvraagformulier wordt door de aanvrager ondertekend.De handtekening wordt voorafgegaan door de volgende, door de aanvrager met de hand geschreven vermelding « Ik verklaar Belgisch staatsburger te willen worden en de Grondwet en de wetten van het Belgische volk te zullen naleven. »; 3° de §§ 3 en 4 worden vervangen als volgt : « § 3.Indien het verzoek tot naturalisatie gericht is aan de ambtenaar van de burgerlijke stand, zendt deze het verzoek tot naturalisatie, alsook de stukken, bedoeld in § 1, derde lid, die hem zijn toegezonden, over aan de Kamer van volksvertegenwoordigers binnen een termijn van vijftien dagen vanaf de ontvangst van het verzoek tot naturalisatie.

Indien het dossier van de belanghebbende volledig is, zendt de Kamer van volksvertegenwoordigers het verzoek tot naturalisatie over aan het parket van de rechtbank van eerste aanleg waar de verzoeker zijn hoofdverblijfplaats heeft, aan de dienst Vreemdelingenzaken en aan de dienst Veiligheid van de Staat, om een advies te verstrekken binnen een termijn van vier maanden, met betrekking tot de in artikel 19 gestelde vereisten en de in artikel 15, § 2, bedoelde voorwaarden en omstandigheden alsook met betrekking tot ieder gegeven waarover de Kamer wenst te worden ingelicht. Heeft de belanghebbende zijn hoofdverblijfplaats in het buitenland, dan wordt het verzoek om advies gericht aan het parket van de rechtbank van eerste aanleg te Brussel.

De in het tweede lid bedoelde instanties geven hiervan onverwijld ontvangstmelding.

Zijn er geen opmerkingen binnen vier maanden vanaf de ontvangstmeldingen, dan wordt het advies geacht gunstig te zijn.

De Kamer van volksvertegenwoordigers beslist over het verlenen van de naturalisatie op de wijze bepaald in haar reglement. § 4. Heeft de aanvrager overeenkomstig de artikelen 12bis en 15 een nationaliteitsverklaring afgelegd waarover de procureur des Konings een negatief advies heeft gegeven, dan beslist de Kamer van volksvertegenwoordigers over het verlenen van de naturalisatie.

De Kamer van volksvertegenwoordigers kan de aanvrager verzoeken een memorie van antwoord op het negatieve advies in te dienen, zo hij dat al niet ambtshalve heeft gedaan. In dit geval kan de Kamer van volksvertegenwoordigers door de in § 3 bedoelde instanties een verder onderzoek laten uitvoeren binnen een termijn van twee maanden betreffende de redenen waarop het negatieve advies steunt en over de gegevens die de aanvrager in zijn memorie van antwoord heeft aangevoerd. Bij het verstrijken van de termijn van twee maanden of indien de aanvrager binnen dezelfde termijn geen memorie van antwoord heeft ingediend, wordt de procedure voortgezet. ».

Art. 5 Artikel 24, tweede lid, van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : « Indien deze laatste voorwaarde niet is vervuld of indien het verlies van de Belgische nationaliteit het gevolg is van afstand, kan de procureur des Konings toch menen geen negatief advies te moeten uitbrengen, nadat hij de omstandigheden heeft beoordeeld waarin de belanghebbende de Belgische nationaliteit heeft verloren, alsmede de redenen waarom hij die wil herkrijgen. ».

Art. 6 In hetzelfde Wetboek wordt een hoofdstuk Vbis ingevoegd met als opschrift « Adviesbevoegdheid van het parket » en houdende het artikel 24bis, luidend als volgt : «

Art. 24bis.- De Minister van Justitie legt de richtlijnen vast met betrekking tot de wijze waarop het parket bij de rechtbank van eerste aanleg het onderzoek verricht met het oog op het verlenen van een advies zoals bepaald in deze wet nadat hij het advies heeft ingewonnen van het college van procureurs-generaal. Deze richtlijnen zijn bindend voor alle leden van het openbaar ministerie. Voor de opdrachten die vervuld moeten worden teneinde de procureur des Konings in staat te stellen de vereiste adviezen te verstrekken, zijn de politiediensten onderworpen aan zijn gezag. Het college van procureurs-generaal houdt toezicht op de wijze waarop de parketten de opdrachten zoals beschreven in deze wet, uitvoeren. ».

Art. 7 Deze wet treedt in werking de eerste dag van de zesde maand volgend op die in de loop waarvan zij in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 22 december 1998.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, T. VAN PARYS Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, T. VAN PARYS _______ Nota (1) Gewone zitting 1997-1998. Kamer van volksvertegenwoordigers.

Parlementaire stukken. - Wetsvoorstel van 17 december 1997 ingediend door de heren Michel, Duquesne, Reynders en de Donnéa, nr. 1334/1. - Amendementen, nrs. 1334/2 tot 10.

Gewone zitting 1998-1999.

Kamer van volksvertegenwoordigers.

Parlementaire stukken. - Verslag van 21 oktober 1998 van de heer Vandeurzen, nr. 1334/11. - Tekst aangenomen door de commissie, nr. 1334/12. - Amendement, nr. 1334/13. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat, nr. 1334/14.

Parlementaire Handelingen. - Bespreking en aanneming. Vergaderingen van 27 en 29 oktober 1998.

Senaat.

Parlementaire stukken. - Ontwerp overgezonden door de Kamer van volksvertegenwoordigers, nr. 1-1130/1. - Amendement, nr. 1-1130/2. - Verslag van 27 november 1998 van de heer Vandenberghe, nr. 1-1130/3. - Tekst verbeterd door de commissie, nr. 1-1130/4. - Amendement, nr. 1-1130/5. - Beslissing om niet te amenderen, nr. 1-1130/6.

Parlementaire Handelingen. - Bespreking en aanneming. Vergaderingen van 9 en 10 december 1998.

^