Etaamb.openjustice.be
Wet van 22 december 2003
gepubliceerd op 31 december 2003

Wet houdende diverse bepalingen

bron
federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister
numac
2003021247
pub.
31/12/2003
prom.
22/12/2003
ELI
eli/wet/2003/12/22/2003021247/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

22 DECEMBER 2003. - Wet houdende diverse bepalingen (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : TITEL I. - Algemene bepaling

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

TITEL II. - Wijzigingen van het Gerechtelijk Wetboek HOOFDSTUK 1. - Wijziging van artikel 80 van het Gerechtelijk Wetboek

Art. 2.In artikel 80, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek, vervangen bij de wet van 22 december 1998, worden de woorden "gedurende een termijn van ten hoogste een jaar" vervangen door de woorden "gedurende een termijn van ten hoogste twee jaar".

Art. 3.De totale duur van de aanwijzingen van een werkend rechter in een bijzonder mandaat bedoeld in artikel 80 van het Gerechtelijk Wetboek, die lopend zijn op het ogenblik van de inwerkingtreding van deze wet, kan zes jaar niet overschrijden. HOOFDSTUK 2. - Wijziging van de artikelen 156 ter en 206 ter van het Gerechtelijk Wetboek

Art. 4.In artikel 156ter, derde lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd door de wet van 24 maart 1999, worden de woorden "25 %" vervangen door de woorden "35 %" en wordt dit lid in fine aangevuld met de woorden ", onverminderd artikel 286 en dit binnen de budgettaire middelen.".

Art. 5.In artikel 206ter, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 24 maart 1999, vervallen de woorden "na advies van de betrokken algemene vergadering,". HOOFDSTUK 3. - Wijziging van artikel 191 van het Gerechtelijk Wetboek

Art. 6.Artikel 191 van hetzelfde Wetboek, opgeheven bij de wet van 3 mei 2003, wordt hersteld in de volgende lezing : «

Art. 191.Om tot rechter of toegevoegd rechter als bedoeld in artikel 190 te worden benoemd, moet het lid van het openbaar ministerie dat de bij artikel 259octies, § 3, voorgeschreven stage heeft doorgemaakt, ten minste vijf jaar het ambt van magistraat van het openbaar ministerie hebben vervuld. ».

Art. 7.Artikel 6 is alleen van toepassing op de vacatures die in het Belgisch Staatsblad worden bekendgemaakt na de inwerkingtreding van dit artikel. HOOFDSTUK 4. - Wijziging van de artikelen 202 en 204 van het Gerechtelijk Wetboek

Art. 8.In artikel 202 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 6 mei 1982, wordt het derde lid opgeheven.

Art. 9.In artikel 204 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 6 mei 1982, wordt het tweede lid opgeheven. HOOFDSTUK 5. - Wijziging van artikel 216 bis van het Gerechtelijk Wetboek

Art. 10.Artikel 216bis, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd door de wet van 3 mei 2003, wordt aangevuld als volgt : « Zij is evenmin van toepassing op de toegevoegde rechter, op de toegevoegde substituut-procureur des Konings en de toegevoegde substituut-arbeidsauditeur die slaagde in een taalexamen bepaald in de wet van 15 juni 1935 over het gebruik der talen in rechtszaken, en die zich kandidaat stelt voor een nieuwe functie in het rechtscollege waar hij zijn bevoegdheden uitoefent. ». HOOFDSTUK 6. - Wijziging van artikel 259 octies van het Gerechtelijk Wetboek

Art. 11.Artikel 259octies, § 6, laatste lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 22 december 1998, wordt aangevuld als volgt : « Gedurende deze periodes, kan de stagiair een rechter vervangen. ». HOOFDSTUK 7. - Wijziging van artikel 287 van het Gerechtelijk Wetboek

Art. 12.In artikel 287 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 18 juli 1991 en gewijzigd bij de wetten van 17 februari 1997, 22 december 1998, 12 april 1999 en 3 mei 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1) in het tweede lid vervalt het punt c);2) tussen het derde en het vierde lid wordt het volgende lid ingevoegd : « Het beleidsplan, bedoeld in artikel 259quater, § 2, derde lid, moet, op straffe van verval, in tweevoud, bij een ter post aangetekend schrijven aan de minister van Justitie worden gericht binnen een termijn van zestig dagen na de bekendmaking van de vacature in het Belgisch Staatsblad .».

Art. 13.Artikel 12 is alleen van toepassing op de vacatures die in het Belgisch Staatsblad worden bekendgemaakt na de inwerkingtreding van dit artikel. HOOFDSTUK 8. - Wijziging van artikel 316 van het Gerechtelijk Wetboek

Art. 14.Artikel 316, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 17 juli 1984, wordt aangevuld als volgt : « Zij kan worden aangepast als de behoeften van de dienst het rechtvaardigen. ». HOOFDSTUK 9. - Wijziging van artikel 340 en 346 van het Gerechtelijk Wetboek

Art. 15.In artikel 340, § 3, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 22 december 1998 en gewijzigd bij de wet van 3 mei 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1) in het eerste lid worden de woorden "1 maart" en "30 april" respectievelijk vervangen door de woorden "1 april" en "31 mei";2) het vierde en vijfde lid worden vervangen als volgt : « Ze behandelen met name de volgende punten met betrekking tot het afgelopen kalenderjaar : a) de evolutie van de personeelsformaties en de personeelsbezetting;b) de logistieke middelen;c) de organisatie;d) de overlegstructuren;e) de statistieken;f) de evolutie van de hangende zaken;g) de evolutie van de werklast;h) de evolutie van de gerechtelijke achterstand.».

Art. 16.In artikel 346, § 2, 2°, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 3 mei 2003, worden de woorden "1 maart" en "30 april" respectievelijk vervangen door de woorden "1 april" en "31 mei". HOOFDSTUK 1 0. - Wijziging van artikel 390 van het Gerechtelijk Wetboek

Art. 17.In artikel 390 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 22 december 1998 en gewijzigd bij de wetten van 17 juli 2000 en 3 mei 2003, worden de woorden "de artikelen 383, § 2, en" vervangen door het woord "artikel". HOOFDSTUK 1 1. - Wijziging van de artikelen 497, 498, 501, 502 en 505 van het Gerechtelijk Wetboek

Art. 18.Artikel 497 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 4 juli 2001, wordt vervangen als volgt : «

Art. 497.De reglementen bedoeld in artikel 496 worden in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt zodra ze volgens de geldende regels zijn aangenomen. ».

Art. 19.In artikel 498 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 4 juli 2001, worden de woorden "zijn bindend voor" vervangen door de woorden "zijn van toepassing op".

Art. 20.Artikel 501 van hetzelfde Wetboek, vernietigd bij arrest nr. 16/2003 van het Arbitragehof van 28 januari 2003, wordt vervangen als volgt : «

Art. 501.§ 1. De in artikel 611 bedoelde vordering wordt binnen drie maanden na de in artikel 497 bedoelde bekendmaking ingesteld door de procureur-generaal bij het Hof van Cassatie.

Zij wordt ter kennis gebracht aan de Orde van Vlaamse Balies en aan de "Ordre des Barreaux francophones et germanophone".

Dezelfde vordering kan eveneens worden ingesteld, binnen de termijn voorzien in het eerste lid, door een advocaat van de Orde van Vlaamse Balies of van de "Ordre des Barreaux francophones et germanophone" of door iedere persoon die de hoedanigheid en het belang heeft om te vorderen in de zin van de artikelen 17 en 18. In dit geval wordt de vordering ingeleid bij verzoekschrift bij ter post aangetekende brief aan de griffie van het Hof van Cassatie of neergelegd ter griffie. Op straffe van nietigheid bevat het verzoekschrift de middelen en is het ondertekend door een advocaat bij het Hof van Cassatie. De vordering wordt vooraf bij ter post aangetekende brief ter kennis gebracht aan de Orde van Vlaamse Balies en aan de "Ordre des Barreaux francophones et germanophone". Het bewijs van deze kennisgeving wordt op straffe van nietigheid aan het verzoekschrift toegevoegd. § 2. Tijdens de in § 1 bedoelde termijn en, indien de procureur-generaal bij het Hof van Cassatie de vordering instelt bedoeld in artikel 611, tot de uitspraak van het arrest worden de toepassing van een reglement en van de in artikel 502, § 1, eerste lid, bedoelde termijn voor het instellen van de vordering geschorst. § 3. Wanneer de in § 1 bedoelde vordering is ingesteld, kunnen de Orde van Vlaamse Balies en de "Ordre des Barreaux francophones et germanophone" in de procedure tussenkomen door middel van een verzoekschrift, overeenkomstig artikel 813. Deze tussenkomst moet binnen twee maanden na de in § 1, tweede of derde lid, bedoelde kennisgeving plaatsvinden.

In dat geval, kunnen de Orde van Vlaamse Balies en de "Ordre des Barreaux francophones et germanophone" nieuwe middelen aanvoeren gegrond op een bevoegdheidsoverschrijding, de strijdigheid met de wetten of de onregelmatige aanneming van het bestreden reglement. ».

Art. 21.Artikel 502 van hetzelfde Wetboek, vernietigd bij arrest nr. 16/2003 van het Aribragehof van 28 januari 2003, wordt vervangen als volgt : «

Art. 502.§ 1. Onverminderd het bij artikel 505 verplicht gestelde voorafgaande overleg, kunnen de Orde van Vlaamse Balies en de "Ordre des Barreaux francophones et germanophone" een vordering tot nietigverklaring instellen tegen alle reglementen die, overeenkomstig artikel 496, werden aangenomen. Die vordering wordt ingesteld bij een scheidsgerecht samengesteld uit zeven leden van wie er drie voor een duur van twee jaar worden aangewezen door de Orde van Vlaamse Balies, en drie, voor een duur van twee jaar, door de "Ordre des Barreaux francophones et germanophone". Zij wijzen in onderlinge overeenstemming een zevende lid aan, dat het voorzitterschap zal waarnemen. Indien er geen overeenstemming wordt bereikt, wordt het scheidsgerecht voorgezeten door de pro-stafhouder van de Orde van Advocaten bij het Hof van Cassatie of, zo die verhinderd is, door diens voorganger.

Als een arbiter dient te worden vervangen, wordt zijn opvolger slechts aangewezen om het oorspronkelijke mandaat te voltooien.

Het mandaat van arbiter staat open voor advocaten die sedert ten minste vijftien jaar lid zijn van de balie of die gedurende ten minste drie jaar stafhouder of lid zijn geweest van de Raad van de orde van een balie, of die lid zijn geweest van de Raad van de Orde van Advocaten bij het Hof van Cassatie. De arbiters mogen niet betrokken zijn geweest bij de totstandkoming van de betwiste beslissing. § 2. De in § 1 bedoelde vordering kan worden ingesteld tegen alle reglementen die : - zouden neerkomen op een bevoegdheidsoverschrijding, strijdig zouden zijn met de wetten of op onregelmatige wijze zouden zijn aangenomen; - een gevaar zouden betekenen voor de eer van de Orde van Advocaten en voor de handhaving van de beginselen van waardigheid, rechtschapenheid en kiesheid die aan het beroep van advocaat ten grondslag liggen, zoals omschreven in artikel 456, eerste lid, en in de internationale deontologische voorschriften.

Als de in artikel 611 bedoelde vordering wordt ingesteld, mag het scheidsgerecht zich niet uitspreken over middelen geput uit een bevoegdheidsoverschrijding, de niet-naleving van de wetten of het onregelmatige aannemen van het aangevochten reglement. § 3. Het scheidsgerecht doet uitspraak in eerste en in laatste aanleg.

Het kan een aangevochten reglement slechts geheel of gedeeltelijk vernietigen voor zover vijf leden zich voor de vernietiging uitspreken; bij de arbitrale uitspraak kan een minderheidsnota worden gevoegd. § 4. Voor alles wat niet uitdrukkelijk wordt geregeld door dit boek, zijn de bepalingen van het zesde deel van dit Wetboek van overeenkomstige toepassing op de procedure. § 5. De vordering wordt betekend aan de procureur-generaal bij het Hof van Cassatie en aan de andere Orde. ».

Art. 22.In artikel 505, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 4 juli 2001, worden de woorden "binnen twee maanden vanaf de in artikel 497 bedoelde kennisgeving" vervangen door de woorden "binnen drie maanden vanaf de in artikel 497 bedoelde bekendmaking".

Art. 23.De artikelen 18 tot 22 zijn van toepassing op de reglementen die de Orde van Vlaamse Balies en de "Ordre des barreaux francophones et germanophone" na de inwerkingtreding van deze wet aannemen overeenkomstig artikel 496 van hetzelfde Wetboek. HOOFDSTUK 1 2. - Wijziging van het Gerechtelijk Wetboek en van de wet van 7 juli 2002 tot wijziging van deel II, boek II, titel V, van het Gerechtelijk Wetboek betreffende de tucht en tot intrekking van de wet van 7 mei 1999 tot wijziging, wat het tuchtrecht voor leden van de Rechterlijke Orde betreft, van het Gerechtelijk Wetboek

Art. 24.In artikel 409 van het Gerechtelijk Wetboek gewijzigd bij de wet van 7 juli 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1) in § 3, derde lid, worden de woorden "en hun plaatsvervangers worden" vervangen door de woorden "als effectief of plaatsvervangend lid worden voor vier jaar";2) § 3, vijfde lid, wordt vervangen als volgt : « De magistraten die het bewijs hebben geleverd van de kennis van de Duitse taal en die overeenkomstig het eerste lid werden verkozen maar die niet door loting werden aangewezen als vast lid of als plaatsvervanger, worden opgenomen in een reserve in toepassing van § 5, eerste lid.»; 3) in § 4 wordt tussen het tweede en het derde lid het volgende lid ingevoegd : « Het effectief of plaatsvervangend lid dat advies heeft verstrekt, hetzij in de hangende tuchtprocedure, hetzij in het kader van een in dit Wetboek bepaalde evaluatieprocedure, en zulks voor de aanhangigmaking bij de Nationale Tuchtraad van een zaak over de persoon wiens dossier werd toegestuurd aan de Nationale Tuchtraad, moet zich van de zaak onthouden.».

Art. 25.In artikel 35 van de wet van 7 juli 2002 tot wijziging van deel II, boek II, titel V, van het Gerechtelijk Wetboek betreffende de tucht en tot intrekking van de wet van 7 mei 1999 tot wijziging, wat het tuchtrecht van de leden van de Rechterlijke Orde betreft, van het Gerechtelijk Wetboek, worden de woorden "18 maanden" vervangen door de woorden "30 maanden".

TITEL III. - Wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen

Art. 26.Artikel 55 van dezelfde wet, opgeheven bij de wet van 15 juli 1996, wordt hersteld in de volgende lezing : «

Art. 55.§ 1. De verklaring of de aanvraag bedoeld in de artikelen 50, 50bis en 51, afgelegd door een vreemdeling die gemachtigd werd tot een verblijf voor onbeperkte tijd, wordt, wanneer zij nog in behandeling is bij de minister of zijn gemachtigde, bij de Commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen of bij de Vaste Beroepscommissie voor vluchtelingen, ambtshalve zonder voorwerp verklaard, tenzij de vreemdeling, binnen een termijn van zestig dagen te rekenen vanaf het inwerkingtreden van deze bepaling of vanaf de overhandiging van de titel waaruit het onbeperkt verblijf blijkt, bij een ter post aangetekende brief aan de instantie waarbij zijn verklaring of aanvraag in behandeling is, de voortzetting van de behandeling vraagt. § 2. De Raad van State verklaart het beroep dat werd ingesteld tegen een beslissing genomen ingevolge een verklaring of een aanvraag overeenkomstig de artikelen 50, 50bis of 51 zonder voorwerp, wanneer de verzoeker gemachtigd werd tot een verblijf van onbeperkte duur, op voorwaarde dat hij binnen de termijn zoals voorzien in § 1 geen voortzetting van de procedure vroeg. § 3. De vreemdeling van wie de asielaanvraag zonder voorwerp werd verklaard overeenkomstig § 1, kan slechts van het grondgebied verwijderd worden overeenkomstig de artikelen 20 en 21 na eensluidend advies van de Commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen over de overeenstemming van de verwijderingsmaatregel met artikel 3 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, ondertekend te Rome op 4 november 1950. ».

Art. 27.In artikel 65 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt § 1;2° een § 2 wordt toegevoegd, luidende : « § 2.De minister of diens gemachtigde verklaart het verzoek tot herziening niet ontvankelijk indien het wordt ingediend na de in § 1 voorziene termijn of indien het verzoek tot herziening gericht is tegen een andere beslissing dan de in artikelen 44, 44bis en 64 voorziene beslissingen. ».

Art. 28.Artikel 69, derde lid, van dezelfde wet, vervangen door de wet van 10 juli 1996, wordt vervangen als volgt : « In dit geval wordt het onderzoek van het beroep tot nietigverklaring opgeschort totdat de minister of diens gemachtigde een beslissing heeft genomen over de ontvankelijkheid van de aanvraag. ».

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands Zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 22 december 2003.

ALBERT Van Koningswege : Voor de Eerste Minister, afwezig : De Vice-Eerste Minister en Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL Met 's Lands Zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Kamer van volksvertegenwoordigers. Parlementaire Stukken : DOC 51 0474/ (2003/2004) : 001 : Wetsontwerp. 002 tot 003 : Amendementen. 004 : Tekst aangenomen door de commissies. 005 : Amendementen. 006 en 007 : Verslagen. 008 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan overgezonden aan de Senaat.

Parlementaire Handelingen.

Integraal verslag : 10, 11 en 12 december 2003.

Senaat.

Parlementaire Stukken. 3-425 - 2003/2004 : Nr. 1 : Ontwerp overgezonden door de Kamer van volksvertegenwoordigers.

Nr. 2 : Amendementen.

Nrs. 3 en 4 : Verslagen.

Nr. 5 : Amendementen.

Nr. 6 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd.

Parlementaire Handelingen.

Handelingen van de Senaat : 18 en 19 december 2003.

^