Etaamb.openjustice.be
Wet van 22 december 2009
gepubliceerd op 31 december 2009

Wet houdende fiscale en diverse bepalingen

bron
federale overheidsdienst financien
numac
2009003483
pub.
31/12/2009
prom.
22/12/2009
ELI
eli/wet/2009/12/22/2009003483/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)Kamer (parl. doc.)Senaat (fiche)
Document Qrcode

22 DECEMBER 2009. - Wet houdende fiscale en diverse bepalingen (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : TITEL 1. - Algemene bepaling

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

TITEL 2. - Inkomstenbelastingen HOOFDSTUK 1. - Wijzigingen met betrekking tot natuurlijke personen

Art. 2.In artikel 7, § 1, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, gewijzigd bij de wetten van 30 maart 1994 en 6 april 1995, bij het koninklijk besluit van 20 december 1996, en bij de wetten van 6 juli 1997 en 27 december 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in de bepaling onder 1°, a, eerste streepje, worden de woorden « , materieel en outillage die van nature of door hun bestemming onroerend zijn, » ingevoegd tussen de woorden « ongebouwde onroerende goederen » en de woorden « of de in artikel 12, § 3, vermelde woning;»; b) in de bepaling onder 2°, a, eerste streepje, worden de woorden « of materieel en outillage die van nature of door hun bestemming onroerend zijn, » ingevoegd tussen de woorden « ongebouwde onroerende goederen » en het woord « betreft;»; c) in de bepaling onder 2°, c, worden de woorden « of materieel en outillage die van nature of door hun bestemming onroerend zijn, » ingevoegd tussen de woorden « andere in België gelegen ongebouwde onroerende goederen » en de woorden « betreft, of het kadastraal inkomen verhoogd met 40 pct.».

Art. 3.In artikel 18, eerste lid, 2°, van hetzelfde Wetboek, worden de woorden « overeenkomstig de voorschriften van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen » vervangen door de woorden « overeenkomstig de bepalingen van het Wetboek van vennootschappen ».

Art. 4.In artikel 22, § 1, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 24 december 1993, 30 maart 1994 en 24 december 2002, worden de woorden « artikel 171, 2°, f en 2°bis tot 3°bis, » vervangen door de woorden « artikel 171, 2°, f, 2°bis tot 3°bis, en 3°quater, ».

Art. 5.In artikel 38 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 mei 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de inleidende zin van paragraaf 1, eerste lid, 11°, worden de woorden « in artikel 30 vermelde » vervangen door de woorden « in artikel 30, 1° en 2°, bedoelde »;2° paragraaf 1, eerste lid, wordt aangevuld met een bepaling onder 25° die luidt als volgt : « 25° de voordelen die bestaan uit de tussenkomst van de werkgever of de onderneming in de maaltijdcheques, de sport/cultuurcheques of de eco-cheques die beantwoorden aan de in artikel 38/1 vermelde voorwaarden.»; 3° in paragraaf 3 worden de woorden « en met het zegel gelijkgestelde taksen » vervangen door de woorden « en inzake diverse rechten en taksen ».

Art. 6.A. In titel II, Hoofdstuk II, afdeling IV, onderafdeling II, onderdeel A - Sociale en culturele vrijstellingen, van hetzelfde Wetboek, wordt een artikel 38/1 ingevoegd dat luidt als volgt : «

Art. 38/1.§ 1. De volgende voordelen vormen een voordeel als bedoeld in artikel 38, § 1, eerste lid, 25°, voor zover ze niet zijn verleend ter vervanging van de bezoldiging, premies, voordelen van alle aard of van enig andere vergoeding : 1° de tussenkomst van de werkgever of de onderneming in de maaltijdcheques die beantwoorden aan de in paragraaf 2 bepaalde voorwaarden;2° de tussenkomst van de werkgever of de onderneming in de sport/cultuurcheques die beantwoorden aan de in paragraaf 3 bepaalde voorwaarden;3° de tussenkomst van de werkgever of de onderneming in de eco-cheques die beantwoorden aan de in paragraaf 4 bepaalde voorwaarden. § 2. Opdat de tussenkomst van de werkgever of de onderneming in de maaltijdcheques als een voordeel als bedoeld in artikel 38, § 1, eerste lid, 25°, kan worden beschouwd, moeten de maaltijdcheques terzelfder tijd aan alle volgende voorwaarden voldoen : 1° de toekenning van de maaltijdcheque moet vervat zijn in een collectieve arbeidsovereenkomst op sectorieel vlak of op ondernemingsvlak, of, wanneer het afsluiten van een collectieve overeenkomst niet mogelijk is, in een geschreven individuele overeenkomst met dien verstande dat in een onderneming met werknemers voor bedrijfsleiders dezelfde regeling moet gelden als voor werknemers;2° het aantal toegekende maaltijdcheques moet gelijk zijn aan het aantal werkelijke arbeidsdagen van de werknemer of bedrijfsleider;3° de maaltijdcheque wordt op naam van de werknemer of bedrijfsleider afgeleverd;4° de maaltijdcheque vermeldt duidelijk dat zijn geldigheidsduur beperkt is tot drie maanden en dat hij slechts mag worden gebruikt ter betaling van een eetmaal of voor de aankoop van verbruiksklare voeding;5° de tussenkomst van de werkgever of de onderneming in het bedrag van de maaltijdcheque mag ten hoogste 5,91 euro per maaltijdcheque bedragen;6° de tussenkomst van de werknemer of de bedrijfsleider bedraagt ten minste 1,09 euro. § 3. Opdat de tussenkomst van de werkgever of de onderneming in de sport/cultuurcheques als een voordeel als bedoeld in artikel 38, § 1, eerste lid, 25°, kan worden beschouwd, moeten de sport/cultuurcheques terzelfder tijd aan alle volgende voorwaarden voldoen : 1° de toekenning van de sport/cultuurcheque moet vervat zijn in een collectieve arbeidsovereenkomst op sectorieel vlak of op ondernemingsvlak of, wanneer het afsluiten van een collectieve overeenkomst niet mogelijk is, in een geschreven individuele overeenkomst met dien verstande dat in een onderneming met werknemers voor bedrijfsleiders dezelfde regeling moet gelden als voor werknemers;2° de sport/cultuurcheque wordt op naam van de werknemer of de bedrijfsleider afgeleverd;3° op de sport/cultuurcheque staat duidelijk vermeld dat zijn geldigheid tot 15 maanden beperkt is, van 1 juli van het jaar tot 30 september van het volgende jaar;4° het totale bedrag van de sport/cultuurcheques toegekend door de werkgever of de onderneming mag per werknemer of bedrijfsleider niet groter zijn dan 100 euro per jaar;5° de sport/cultuurcheques kunnen geheel noch gedeeltelijk voor geld worden omgeruild. § 4. Opdat de tussenkomst van de werkgever of de onderneming in de eco-cheques als een voordeel als bedoeld in artikel 38, § 1, eerste lid, 25°, kan worden beschouwd, moeten de eco-cheques terzelfder tijd aan alle volgende voorwaarden voldoen : 1° de toekenning van de eco-cheque moet vervat zijn in een collectieve arbeidsovereenkomst op sectorieel vlak of op ondernemingsvlak of, wanneer het afsluiten van een collectieve overeenkomst niet mogelijk is, in een geschreven individuele overeenkomst met dien verstande dat in een onderneming met werknemers voor bedrijfsleiders dezelfde regeling moet gelden als voor werknemers;2° de collectieve arbeidsovereenkomst of individuele overeenkomst bepaalt de hoogste nominale waarde van de eco-cheque, met een maximum van 10 euro per eco-cheque, evenals de frequentie van toekenning ervan gedurende een kalenderjaar;3° de eco-cheque wordt op naam van de werknemer of de bedrijfsleider afgeleverd;4° op de eco-cheque staat duidelijk vermeld dat zijn geldigheid tot 24 maanden beperkt is, vanaf de datum van zijn terbeschikkingstelling aan de werknemer of de bedrijfsleider en dat hij slechts mag worden aangewend voor de aankoop van producten en diensten met een ecologisch karakter als bedoeld in een collectieve arbeidsovereenkomst die is afgesloten in de Nationale Arbeidsraad;5° de eco-cheques kunnen geheel noch gedeeltelijk voor geld worden omgeruild;6° het totale bedrag van de eco-cheques toegekend door de werkgever of de onderneming mag per werknemer of bedrijfsleider niet groter zijn dan 125 euro per jaar. § 5. De Koning bepaalt de toepassingsmodaliteiten van dit artikel. » B. In artikel 38/1, § 4, 6°, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij deze wet, worden de woorden « 125 euro » vervangen door de woorden « 250 euro ».

Art. 7.In artikel 39, § 2, 4°, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 28 december 1992 en gewijzigd bij de wet van 19 juli 2000, worden de woorden « in titel XIII van het Wetboek der met het zegel gelijkgestelde taksen » vervangen door de woorden « in Boek II, titel VIII van het Wetboek diverse rechten en taksen ».

Art. 8.In artikel 40, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 28 april 2003, worden de woorden « in artikel 183bis van het Wetboek der met het zegel gelijkgestelde taksen, » vervangen door de woorden « in artikel 183bis van het Wetboek diverse rechten en taksen, ».

Art. 9.Artikel 53, 14°, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 27 maart 2009, wordt vervangen als volgt : « 14° in artikel 38, § 1, eerste lid, 11° en 25°, bedoelde voordelen met uitzondering van de in voorkomend geval tot 1 euro per maaltijdcheque beperkte tussenkomst van de werkgever of de onderneming in de maaltijdcheques wanneer die tussenkomst voldoet aan de in artikel 38/1 gestelde voorwaarden; ».

Art. 10.Artikel 59, § 1, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 28 april 2003 en gewijzigd bij de wet van 27 december 2006, wordt aangevuld als volgt : « Om na te gaan of de in het eerste lid, 2° en 3°, bedoelde begrenzingen in acht genomen zijn, moeten de aldaar bedoelde uitkeringen die in kapitaal worden uitgekeerd, in rente worden omgezet met de gegevens van de door de Koning vastgelegde tabel die, zonder rekening te houden met overdraagbaarheid of de indexering van de uitgestelde rente binnen de grens van 2 pct. per jaar te rekenen vanaf hun aanvang, voor onderscheiden leeftijden bij aanvang van de rente, het nodig geachte kapitaal vermeldt voor een per twaalfden na vervallen termijn betaalbare rente van 1 euro. Zo nodig, mogen de gegevens van de tabel worden aangepast om rekening te houden met de overdraagbaarheid of de indexering van de uitgestelde rente binnen de grens van 2 pct. per jaar te rekenen vanaf hun aanvang.

De uitkeringen die overeenkomen met reeds gepresteerde dienstjaren, kunnen worden gefinancierd onder de vorm van één of meerdere bijdragen of premies. De dienstjaren die buiten de onderneming werden gepresteerd, worden maximaal slechts ten beloop van 10 daadwerkelijk gepresteerde jaren in aanmerking genomen. Uitkeringen die slaan op maximaal 5 jaar van een tot de normale pensioenleeftijd nog uit te oefenen beroepswerkzaamheid kunnen eveneens worden gefinancierd onder de vorm van één of meerdere bijdragen of premies. »

Art. 11.Artikel 69, § 1, eerste lid, 3°, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 27 december 2004 en gewijzigd bij de wetten van 25 april 2007 en 6 mei 2009, wordt aangevuld met de woorden « en van de in artikel 44bis, § 1, derde lid, bedoelde bedrijfsvoertuigen ».

Art. 12.In artikel 102 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 10 augustus 2001, worden de woorden « gerevaloriseerd overeenkomstig artikel 2, 7°. » vervangen door de woorden « gerevaloriseerd overeenkomstig artikel 2, § 1, 7°. »

Art. 13.In artikel 104 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 22 december 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in de bepaling onder 3°, a, worden de woorden « of aan de erkende universitaire ziekenhuizen » vervangen door de woorden « , aan de erkende universitaire ziekenhuizen of aan gelijkwaardige instellingen uit een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte »;b) in de bepaling onder 3°, b, worden de woorden « of aan gelijkwaardige instellingen uit een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte die op een vergelijkbare wijze zijn erkend, » ingevoegd tussen de woorden « de programmatie inzake wetenschap behoren, » en de woorden « uitgezonderd de instellingen die rechtstreeks verbonden zijn met een politieke partij of lijst;»; c) de bepaling opgenomen onder 3°, d, wordt vervangen als volgt : d) aan door de Koning erkende culturele instellingen die in België zijn gevestigd en waarvan het invloedsgebied één van de gemeenschappen of het gehele land bestrijkt, of aan culturele instellingen die in een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte gevestigd zijn, waarvan het invloedsgebied een deelstaat of een gewest van de betrokken Staat of het gehele land bestrijkt en die op een vergelijkbare wijze zijn erkend;»; d) de bepaling onder 3°, e, wordt aangevuld met de woorden « of aan gelijkwaardige instellingen uit een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte die op een vergelijkbare wijze zijn erkend »;e) de bepaling onder 3°, f, wordt vervangen als volgt : f) aan het Rode Kruis van België of aan een nationale afdeling van het Rode Kruis in een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte, en aan de Koning Boudewijnstichting, aan het Europees Centrum voor Vermiste en Seksueel Uitgebuite Kinderen - België - Stichting naar Belgisch recht, aan het Paleis voor Schone Kunsten en aan de Koninklijke Muntschouwburg;»; f) de bepalingen onder 3°, g tot j, l en 4°, worden telkens aangevuld met woorden « of aan gelijkwaardige instellingen uit een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte die op een vergelijkbare wijze zijn erkend »;g) de bepaling onder 3°, k, wordt aangevuld met de woorden « of aan gelijkwaardige verenigingen uit een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte die op een vergelijkbare wijze zijn erkend »;h) de bepaling onder 4°bis, wordt aangevuld met de woorden « of aan gelijkwaardige verenigingen of instellingen uit een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte die op een vergelijkbare wijze zijn erkend »;i) in de bepaling onder 8° worden de woorden « of volgens een gelijkaardige wetgeving in een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte » ingevoegd tussen de woorden « de wetgeving op het behoud van Monumenten en Landschappen » en de woorden « , heeft gedaan ».

Art. 14.Artikel 108 van hetzelfde Wetboek, hersteld bij de wet van 22 december 1998, wordt aangevuld met een lid, luidende : « Wat de giften bedoeld in artikel 104, 3° tot 4°bis aan verenigingen of instellingen uit een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte betreft, moet de belastingplichtige het bewijs ter beschikking houden van de administratie dat de vereniging of instelling uit een andere lidstaat gelijkwaardig is aan een in hetzelfde artikel bedoelde Belgische vereniging of instelling en, in voorkomend geval, dat de vereniging of instelling uit een andere lidstaat op vergelijkbare wijze is erkend, dit wil zeggen volgens dezelfde voorwaarden als de in artikel 110, eerste en tweede lid, bedoelde voorwaarden. »

Art. 15.Artikel 110 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 22 februari 1995 en gewijzigd bij de wetten van 14 juli 1997, 22 december 1998, 22 december 2003 en 16 november 2004, wordt vervangen als volgt : «

Art. 110.De Koning bepaalt de voorwaarden en de wijze waarop de in artikel 104, 3°, b, d, e, g, i tot l, 4° en 4°bis, vermelde verenigingen en instellingen die in België zijn gevestigd, worden erkend.

Wanneer een vereniging of instelling meer dan één van de in de voornoemde bepalingen vermelde activiteiten uitoefent, moet zij, voor elk van die activiteiten, voldoen aan de voorwaarden om te kunnen worden erkend.

Wanneer de vereniging of instelling binnen haar activiteiten één activiteit uitoefent die wordt vermeld in artikel 104, 3°, d of j, moet zij door de Koning worden erkend. »

Art. 16.In artikel 127, 2°, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 10 augustus 2001, worden de woorden « in artikel 90, 1° tot 4°; » vervangen door de woorden « in artikel 90, 1° tot 4°, en 12°; ».

Art. 17.Het opschrift van titel II, Hoofdstuk III, afdeling I, onderafdeling IIquater, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 21 december 1994 en gewijzigd bij de wet van 20 juli 2001, wordt aangevuld met de woorden « andere dan sociale dienstencheques ».

Art. 18.In artikel 14521 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 21 december 1994 en gewijzigd bij de wet van 7 april 1999, de koninklijke besluiten van 20 juli 2000 en 13 juli 2001, de wet van 20 juli 2001 en de programmawet van 22 december 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt aangevuld met de woorden « bedoeld in de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen, andere dan sociale dienstencheques.»; 2° in het derde lid worden de woorden « de in het eerste lid bedoelde » ingevoegd tussen de woorden « betaald met » en het woord « dienstencheques »;3° in het vierde lid worden de woorden « de dienstencheques bedoeld in de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen » vervangen door de woorden « de in het eerste lid bedoelde dienstencheques ».

Art. 19.Het opschrift van titel II, Hoofdstuk III, afdeling 1, onderafdeling IInonies, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 9 juli 2004 en gewijzigd bij de wet van 27 december 2006, wordt vervangen als volgt : « Onderafdeling IInonies. Vermindering voor de uitgaven met het oog op de verwerving van een elektrisch voertuig »

Art. 20.Artikel 14528 van hetzelfde Wetboek, opgeheven bij de wet van 27 april 2007, wordt hersteld als volgt : «

Art. 14528.§ 1. Er wordt een belastingvermindering verleend voor de uitgaven die werkelijk zijn betaald gedurende het belastbaar tijdperk met het oog op de verwerving in nieuwe staat van een motorfiets, driewieler of vierwieler zoals omschreven in de reglementering inzake inschrijving van motorvoertuigen op voorwaarde dat : a) ze uitsluitend worden aangedreven door een elektrische motor;b) ze geschikt zijn voor het vervoer van tenminste twee personen;c) voor de besturing ervan het bezit van een Belgisch rijbewijs geldig voor voertuigen van categorie A of B of een gelijkwaardig Europees of buitenlands rijbewijs vereist is. De belastingvermindering is niet van toepassing op de uitgaven die in aanmerking komen voor de toepassing van de korting op factuur bedoeld in artikel 147 van de programmawet van 27 april 2007.

De belastingvermindering is gelijk aan 15 pct. van de aanschaffingswaarde met een maximum van : - 3.280 euro in geval van aanschaffing van een vierwieler; - 2.000 euro in geval van aanschaffing van een motorfiets of een driewieler. § 2. De Koning bepaalt de toepassingsmodaliteiten van de belastingvermindering, evenals de wijze waarop het bewijs wordt geleverd dat het voertuig voldoet aan de hiervoor vermelde voorwaarden.

Art. 21.In artikel 14530, tweede lid, a, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de programmawet (I) van 27 december 2006, worden de woorden « genomen zijn » vervangen door de woorden « in aanmerking genomen zijn ».

Art. 22.In artikel 14531, tweede lid, a, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de programmawet (I) van 27 december 2006, worden de woorden « genomen zijn » vervangen door de woorden « in aanmerking genomen zijn ».

Art. 23.In artikel 147 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 10 augustus 2001 en gewijzigd bij de wetten van 23 december 2005, 20 juli 2006, 27 december 2006, 17 mei 2007 en 27 maart 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in het eerste lid worden de bepalingen onder 5° en 6° opgeheven; b) in het eerste lid wordt de bepaling onder 7° vervangen als volgt : 7° als het netto-inkomen uitsluitend uit werkloosheidsuitkeringen bestaat : 1.344,57 euro; c) in het eerste lid worden in de bepaling onder 8° de woorden « werkloosheidsuitkeringen, met uitsluiting van de in 5° bedoelde werkloosheidsuitkeringen », telkens vervangen door het woord « werkloosheidsuitkeringen » en worden de woorden « van de in 7° vermelde bedragen, » vervangen door de woorden « van het in 7° bedoelde bedrag, »;d) het derde lid wordt opgeheven.

Art. 24.In artikel 150 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 10 augustus 2001 en gewijzigd bij de wetten van 23 december 2005 en 27 maart 2009, worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden, « met uitzondering van de vermindering voor werkloosheidsuitkeringen als bedoeld in artikel 147, eerste lid, 7° en 8° », opgeheven;2° het tweede en derde lid worden opgeheven.

Art. 25.In artikel 151 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 10 augustus 2001 en gewijzigd bij de wet van 27 maart 2009, worden de woorden « bedoeld in artikel 147, eerste lid, 5° tot 8° » opgeheven.

Art. 26.Artikel 155, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 10 augustus 2001 en 27 december 2005, wordt vervangen als volgt : « Dit is eveneens het geval voor : - inkomsten vrijgesteld krachtens andere internationale verdragen of akkoorden, voor zover zij een clausule van progressievoorbehoud bevatten; - beroepsinkomsten betaald of toegekend aan leden en voormalige leden van het Europees Parlement of hun rechthebbenden en die worden onderworpen aan de Europese Gemeenschapsbelasting. »

Art. 27.In artikel 158 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 20 december 1995, het koninklijk besluit van 20 december 1996 en de programmawet van 24 december 2002, worden de woorden « het belastingkrediet » vervangen door de woorden « de belastingkredieten ».

Art. 28.In artikel 171 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 22 december 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de inleidende zin van de bepaling onder 1°, i, wordt als volgt vervangen : « i) de beroepsinkomsten, met uitzondering van de bezoldigingen van bedrijfsleiders, voor een maximumbedrag van 12.300 euro bruto per belastbaar tijdperk die worden betaald of toegekend aan : »; 2° in de bepaling onder 1°, i, worden de woorden « uit hoofde van » telkens vervangen door het woord « voor »;3° in de bepaling onder 1°, i, in fine, worden de woorden « uit hun voornoemde activiteit als sportbeoefenaar, scheidsrechter, opleider, trainer of begeleider.» vervangen door de woorden « uit het geheel van hun voornoemde activiteiten in de sportsector. »; 4° in de bepaling onder 4°, j, worden de woorden « de bezoldigingen » vervangen door de woorden « de in artikel 30, 1°, bedoelde bezoldigingen » en de woorden « een maximumbedrag van 12.300 euro » door de woorden « een maximumbedrag van 12.300 euro bruto ».

Art. 29.Artikel 172 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 28 december 1992, wordt aangevuld met een lid, luidende : « Wanneer de inkomsten bedoeld in artikel 171, 1°, i, en 4°, j, uit verschillende bestanddelen bestaan, wordt elk van die bestanddelen verhoudingsgewijs aangerekend op het bruto bedrag van 12.300 euro en vervolgens wordt het niet aangerekende saldo belast overeenkomstig het fiscaal regime dat op elk van deze bestanddelen van toepassing is. ».

Art. 30.In artikel 178, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 8 juni 2008, wordt paragraaf 5 vervangen als volgt : « § 5. In afwijking van paragraaf 1, worden de volgende bedragen niet geïndexeerd : 1° de in artikel 38/1 vermelde bedragen;2° het in artikel 53, 14°, vermelde bedrag;3° de bedragen van het brutodag- of uurloon bedoeld in artikel 67ter, § 1.»

Art. 31.In artikel 228, § 2, van het hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 28 juli 1992, 6 juli 1994 en 30 januari 1996, bij het koninklijk besluit van 20 december 1996 en bij de wetten van 22 december 1998, 15 december 2004, 25 april 2006, 25 april 2007, 11 december 2008 en 22 december 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de aanhef van de bepaling onder 6°, worden de woorden « in artikel 23, § 1, 4° en 5°, vermelde bezoldigingen, pensioenen, renten en toelagen, » vervangen door de woorden « in artikel 23, § 1, 4°, vermelde bezoldigingen »;2° er wordt een bepaling onder 7°bis ingevoegd, die luidt als volgt : « 7°bis de in artikel 23, § 1, 5°, bedoelde pensioenen, renten en toelagen die worden betaald of toegekend door : a) een rijksinwoner;b) een binnenlandse vennootschap of een vereniging, instelling of lichaam met maatschappelijke zetel, voornaamste inrichting of zetel van bestuur of beheer in België;c) de Belgische Staat, gemeenschappen, gewesten, provincies, agglomeraties, federaties van gemeenten en gemeenten;d) een inrichting waarover een in artikel 227 bedoelde niet-inwoner in België beschikt;e) een andere dan de voorvermelde schuldenaars, wanneer : - de bijdragen of premies voor het pensioen, de rente of de toelage aanleiding hebben gegeven tot enigfiscaal voordeel in de inkomstenbelasting in hoofde van de schuldenaar van die bijdragen of premies of; - de beroepsactiviteit uit hoofde waarvan het pensioen, de rente of de toelage wordt betaald of toegekend, geheel of gedeeltelijk in België werd uitgeoefend; ».

Art. 32.In artikel 232, eerste lid, 2°, b, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 28 juli 1992, 25 april 2007 en 22 december 2008, worden de woorden « 7° en 9°, h ; » vervangen door de woorden « 7°, 7°bis en 9°, h ; ».

Art. 33.In artikel 243 van hetzelfde Wetboek, laatst gewijzigd bij de wet van 27 maart 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het tweede lid worden in de bepaling onder 1° de woorden « de in artikel 147, eerste lid, 1°, 5° en 7°, bedoelde bedragen » vervangen door de woorden « de in artikel 147, eerste lid, 1° en 7°, bedoelde bedragen »;2° het derde lid wordt opgeheven.

Art. 34.A. Artikel 248, § 1, tweede lid, 1°, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 22 december 2008, wordt vervangen als volgt : « 1° in afwijking van artikel 232 : a) op de winst of de baten behaald of verkregen door vennoten of leden van een burgerlijke vennootschap of een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid als bedoeld in artikel 229, § 3;b) op de bezoldigingen verkregen uit hoofde van een werkzaamheid uitgeoefend aan boord van een Belgisch koopvaardijschip door een zeeman die niet is ingeschreven in de Pool van de zeelieden ter koopvaardij;».

B. In artikel 248, § 1, tweede lid, 1°, b, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij deze wet, worden de woorden « in de Pool van de zeelieden ter koopvaardij » vervangen door de woorden « op de lijst bedoeld in artikel 1°bis, eerste lid, 1°, van de besluitwet van 7 februari 1945 betreffende de maatschappelijke veiligheid van de zeelieden ter koopvaardij. »

Art. 35.Artikel 16 heeft uitwerking vanaf aanslagjaar 2009.

Artikel 28, 2°, is van toepassing op de inkomsten die zijn betaald of toegekend vanaf 1 januari 2008.

Artikel 5, 1° en 2°, is van toepassing op de voordelen die vanaf 1 januari 2009 worden verkregen.

De artikelen 13 en 14 zijn van toepassing op de giften die werkelijk zijn betaald vanaf 1januari 2009.

Artikel 15 heeft uitwerking met ingang van 1januari 2009.

De artikelen 17 en 18 zijn van toepassing op de uitgaven die werkelijk zijn betaald vanaf 1januari 2009.

De artikelen 28, 1°, 3° en 4°, 29, 31, 32 en 34, A, zijn van toepassing op de inkomsten die vanaf 1 januari 2009 worden betaald of toegekend.

Artikel 34, B heeft uitwerking met ingang van 1 juli 2009.

De artikelen 2, 4, 6, A, 9, 10, 23, tot 26, 30 en 33 zijn van toepassing vanaf aanslagjaar 2010, met dien verstande dat de wijziging die door artikel 9 van deze wet aan artikel 53, 14°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 wordt aangebracht, waardoor 1 euro per maaltijdcheque als beroepskost aftrekbaar wordt, slechts uitwerking heeft op 1 februari 2009.

Artikel 11 is van toepassing op de vaste activa die zijn verkregen of tot stand gebracht tijdens een belastbaar tijdperk dat is verbonden aan aanslagjaar 2010 of een later aanslagjaar.

De artikelen 19 en 20 zijn vanaf 1 januari 2010 van toepassing in geval van verwerving van een elektrisch voertuig als bedoeld in artikel 14528 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, zoals het is hersteld door artikel 20 van deze wet.

Artikel 6, B, is van toepassing vanaf aanslagjaar 2011. HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen met betrekking tot rechtspersonen Afdeling 1. - Intercommunales, samenwerkingsverbanden

en projectverenigingen

Art. 36.In artikel 180 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, laatstelijk gewijzigd bij koninklijk besluit van 28 september 2008, wordt de bepaling onder 1° aangevuld met de woorden « betreffende de intercommunales, alsmede intercommunales beheerst door het decreet van het Waalse Gewest van 5 december 1996 betreffende de Waalse intercommunales, samenwerkingsverbanden, met uitzondering van interlokale verenigingen, beheerst door het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking, en de projectverenigingen beheerst door het decreet van het Waalse Gewest van 19 juli 2006 tot wijziging van Boek V van het eerste deel van het Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie en betreffende de wijzen van samenwerking tussen gemeenten ».

Art. 37.In artikel 202, § 2, vierde lid, 2°, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 24 december 2002, worden de woorden « intercommunales beheerst door de wet van 22december 1986 » vervangen door de woorden « de in artikel 180, 1°, bedoelde intercommunales, samenwerkingsverbanden en projectverenigingen ».

Art. 38.In artikel 203, § 2, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij het koninklijk besluit van 20 december 1996, worden de woorden « intercommunales beheerst door de wet van 22 december 1986 » vervangen door de woorden « de in artikel 180, 1°, bedoelde intercommunales, samenwerkingsverbanden en projectverenigingen ».

Art. 39.In de Franstalige tekst van artikel 220, 1°, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 6 juli 1994, worden de woorden « les centres publics d'aide sociale » vervangen door de woorden « les centres publics d'action sociale ».

Art. 40.In artikel 224 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 6 juli 1994, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt vervangen als volgt : « De in artikel 180, 1°, bedoelde intercommunales, samenwerkingsverbanden en projectverenigingen zijn eveneens belastbaar op het totale bedrag van de sommen toegekend als dividenden aan enige vennootschap of andere rechtspersoon, met uitzondering van die toegekend aan de Staat, de gemeenschappen, de gewesten, de provincies, de agglomeraties, de federaties van gemeenten, de gemeenten en de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, alsmede aan andere hierboven beschreven intercommunales, samenwerkingsverbanden of projectverenigingen.»; 2° in het tweede lid worden de woorden « , samenwerkingsverbanden of projectverenigingen » ingevoegd tussen de woorden « betrokken intercommunales » en de woorden « toegekende dividenden »;3° in het tweede lid worden de woorden « die onderworpen zijn aan de bijzondere aanslag als vermeld in artikel 35 van de wet van 28 december 1990 of » opgeheven.

Art. 41.In de Franstalige tekst van artikel 255, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 6 juli 1994, worden de woorden « aux centres publics d'aide sociale » vervangen door de woorden « aux centres publics d'action sociale ».

Art. 42.In artikel 264, eerste lid, 1° van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 6 juli 1994, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de bepaling onder a worden de woorden « intercommunales beheerst door de wet van 22 december 1986 » vervangen door de woorden « in artikel 180, 1°, bedoelde intercommunales, samenwerkingsverbanden en projectverenigingen »;2° in de Franstalige tekst van de bepaling onder a, worden de woorden « aux centres publics d'aide sociale » telkens vervangen door de woorden « aux centres publics d'action sociale »;3° de bepaling onder b wordt vervangen als volgt : « b) door een in artikel 180, 1°, bedoelde intercommunale, samenwerkingsverband of projectvereniging aan een andere hierboven beschreven intercommunale, samenwerkingsverband of projectvereniging; ».

Art. 43.De artikelen 36 tot 38, 40, 1° en 2°, en 42, 1° en 3°, hebben uitwerking met ingang van 17 februari 1997 wat de aanpassingen betreft inzake intercommunales als bedoeld in het decreet van het Waalse Gewest van 5 december 1996 betreffende de Waalse intercommunales, met ingang van 10 november 2001 wat de aanpassingen betreft inzake samenwerkingsverbanden als bedoeld in het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking en met ingang van 23 augustus 2006 wat de aanpassingen betreft inzake projectverenigingen als bedoeld in het decreet van het Waalse Gewest van 19 juli 2006 tot wijziging van Boek V van het eerste deel van het Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie en betreffende de wijzen van samenwerking tussen gemeenten.

Artikel 40, 3°, heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2001. Afdeling 2. - Maatregelen voor kleine vennootschappen

Art. 44.In artikel 185quater van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, ingevoegd bij de wet van 8 juni 2008, worden de woorden « op grond van de in artikel 15, § 1, van het Wetboek van vennootschappen bepaalde criteria als kleine vennootschappen worden aangemerkt » vervangen door de woorden « op grond van artikel 15 van het Wetboek van vennootschappen als kleine vennootschappen worden aangemerkt ».

Art. 45.Artikel 194quater, § 1, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 24 december 2002, wordt vervangen als volgt : « § 1. De investeringsreserve die bij het verstrijken van een belastbaar tijdperk is aangelegd door vennootschappen die op grond van artikel 15 van het Wetboek van vennootschappen, als kleine vennootschappen worden aangemerkt voor het aanslagjaar dat verbonden is aan dat belastbare tijdperk, wordt niet als winst aangemerkt binnen de grenzen en onder de hierna gestelde voorwaarden. ».

Art. 46.In artikel 196, § 2, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 24 december 2002 en vervangen bij de wet van 31 juli 2004, worden de woorden « de in artikel 15, § 1, van het Wetboek van vennootschappen bepaalde criteria niet als kleine vennootschappen worden aangemerkt » vervangen door de woorden « artikel 15 van het Wetboek van vennootschappen niet als kleine vennootschappen worden aangemerkt ».

Art. 47.In artikel 201, vierde lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 8 april 2003 en vervangen bij de wet van 27 december 2004, worden de woorden « op grond van de in artikel 15, § 1, van het Wetboek van vennootschappen bepaalde criteria als kleine vennootschappen worden aangemerkt » vervangen door de woorden « op grond van artikel 15 van het Wetboek van vennootschappen als kleine vennootschappen worden aangemerkt ».

Art. 48.In artikel 205quater, § 6, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 22 juni 2005, worden de woorden « de in artikel 15, § 1, van het Wetboek van vennootschappen bepaalde criteria » vervangen door de woorden « artikel 15 van het Wetboek van vennootschappen ».

Art. 49.Artikel 218, § 2, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 24 december 2002, wordt vervangen als volgt : « § 2. Ten name van een vennootschap die op grond van artikel 15 van het Wetboek van vennootschappen als kleine vennootschap wordt aangemerkt, is geen vermeerdering verschuldigd op de belasting die betrekking heeft op de eerste drie boekjaren vanaf haar oprichting. »

Art. 50.De artikelen 44 tot 49 zijn van toepassing vanaf aanslagjaar 2010.

Elke wijziging die vanaf 1 januari 2009 aan de datum van afsluiting van de jaarrekening wordt aangebracht, is zonder uitwerking voor de toepassing van de artikelen 44 tot 49. Afdeling 3. - Aanpassingen betreffende de reorganisatie

van ondernemingen

Art. 51.In artikel 229, § 4, vijfde lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, ingevoegd bij de wet van 11 december 2008, worden de woorden « belastingkredieten voor onderzoek en ontwikkeling, aftrekken voor risicokapitaal, » ingevoegd tussen het woord « investeringsaftrekken, » en het woord « kapitaalsubsidies, ».

Art. 52.In artikel 231 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 28 juli 1992, 21 december 1994, 30 januari 1996, 16 april 1997, 22 december 1998, 14 januari 2003, 27 december 2004, 25 april 2007 en 11 december 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 2, eerste lid, 2°, wordt vervangen als volgt : « 2° blijft belastingheffing voor het overige achterwege voor zover de inbrengen worden vergoed met nieuwe aandelen, of voor zover, ingeval van fusie, splitsing of gelijkgestelde verrichting, de vóór de verrichting binnen de Belgische inrichting van de overgenomen of gesplitste vennootschap aanwezige vrijgestelde reserves worden overgenomen door de overnemende of verkrijgende binnenlandse vennootschap of binnen een Belgische inrichting van de overnemende of verkrijgende intra-Europese vennootschap.»; 2° in paragraaf 2, tweede lid, worden de woorden « een binnenlandse vennootschap of » ingevoegd tussen de woorden « die aangewend worden binnen » en de woorden « een Belgische inrichting »;3° paragraaf 2, vijfde lid, wordt vervangen als volgt : « In het in het eerste lid bedoelde geval, worden bij de verkrijgende of overnemende binnenlandse vennootschap of Belgische inrichting van de verkrijgende of overnemende intra-Europese vennootschap de afschrijvingen, investeringsaftrekken, belastingkredieten voor onderzoek en ontwikkeling, aftrekken voor risicokapitaal, minderwaarden of meerwaarden bepaald alsof die verrichting niet had plaatsgevonden.»; 4° paragraaf 3, derde lid, wordt vervangen als volgt : « Ten name van de binnenlandse vennootschap worden de afschrijvingen, investeringsaftrekken, belastingkredieten voor onderzoek en ontwikkeling, aftrekken voor risicokapitaal, minderwaarden of meerwaarden bepaald alsof de inbrengverrichting niet had plaatsgevonden.»

Art. 53.Artikel 51 heeft uitwerking met ingang van 12 januari 2009.

Wat de voltooide verrichtingen betreft, heeft artikel 52, 1°, 2° en 3°, uitwerking met ingang van 12 januari 2009.

Wat de belastingkredieten voor onderzoek en ontwikkeling en de aftrekken voor risicokapitaal betreft, is artikel 52, 4°, van toepassing vanaf aanslagjaar 2007. Afdeling 4. - Wijziging van de deelnemingsvoorwaarde

Art. 54.Artikel 202, § 2, vijfde lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, ingevoegd bij de wet van 24 december 2002, wordt opgeheven.

Art. 55.Artikel 54 is van toepassing vanaf aanslagjaar 2010.

Elke wijziging die vanaf 1 januari 2009 aan de datum van afsluiting van de jaarrekening wordt aangebracht, is zonder uitwerking voor de toepassing van artikel 54. Afdeling 5. - Diverse wijzigingen

Art. 56.In artikel 186, tweede lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de inleidende zin worden de woorden « of de invereffeningstelling » opgeheven en worden de woorden « in de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen » vervangen door de woorden « in het Wetboek van vennootschappen »;2° in de bepaling onder 4°, worden de woorden « of de invereffeningstelling » opgeheven.

Art. 57.In artikel 192, § 1, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 11 december 2008, worden de woorden « , of vastgesteld bij de verdeling van het vermogen van een ontbonden vennootschap, » ingevoegd tussen het woord « verwezenlijkt » en de woorden « op aandelen ».

Art. 58.In artikel 198, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, laatst gewijzigd bij de wet van 25 april 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de bepaling onder 4° worden de woorden « in artikel 183bis van het Wetboek der met het zegel gelijkgestelde taksen » vervangen door de woorden « in artikel 183bis van het Wetboek diverse rechten en taksen »;2° in de bepaling onder 6° worden de woorden « in de artikelen 2013 tot 2019 van het Wetboek der met het zegel gelijkgestelde taksen » vervangen door de woorden « in de artikelen 2013 tot 2019 van het Wetboek diverse rechten en taksen »;3° in de bepaling onder 8° worden de woorden « in artikel 183duodecies van het Wetboek der met het zegel gelijkgestelde taksen » vervangen door de woorden « in artikel 183duodecies van het Wetboek diverse rechten en taksen »;4° de bepaling onder 9° wordt opgeheven.

Art. 59.In artikel 205ter, § 4, 2° en 3°, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 22 juni 2005, worden de woorden « de boekwaarde » telkens vervangen door de woorden « de netto boekwaarde ».

Art. 60.In artikel 205quinquies van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 22 juni 2005, wordt het woord « jaren » vervangen door de woorden « belastbare tijdperken ».

Art. 61.In artikel 205novies van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 22 juni 2005, worden de woorden « wordt de in artikel 205quinquies vermelde periode van zeven jaren verlengd met het aantal volle jaren » vervangen door de woorden « wordt de in artikel 205quinquies vermelde duurtijd van de overdracht van zeven volgende belastbare tijdperken verlengd met het aantal belastbare tijdperken ». HOOFDSTUK 3. - Begrip « beurs voor roerende waarden » inzake roerende voorheffing

Art. 62.Artikel 269, derde lid, d, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, ingevoegd bij de wet van 10 februari 1998, wordt aangevuld met twee leden, luidende : « Onder beurs voor roerende waarden moet, vanaf het in werking treden van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, worden verstaan een gereglementeerde markt bedoeld in artikel 2, eerste lid, 5° en 6°, van deze wet.

Wordt gelijk gesteld met een gereglementeerde markt voor roerende waarden, een multilaterale handelsfaciliteit in de zin van artikel 2, eerste lid, 4°, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 27 april 2007 tot omzetting van de Europese richtlijn 2004/39/CE betreffende de markten voor financiële instrumenten wanneer deze faciliteit wordt geëxploiteerd door een marktonderneming in de zin van artikel 2, eerste lid, 7°, van dezelfde wet. »

Art. 63.Wat de gelijkstelling bedoeld in artikel 269, derde lid, d, laatste lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 betreft, heeft artikel 62 uitwerking met ingang van 1 november 2007. HOOFDSTUK 4. - Diverse wijzigingen met betrekking tot de vestiging en de invordering van de belastingen

Art. 64.In artikel 2756 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, ingevoegd bij de wet van 4 mei 2007 en gewijzigd bij de wet van 22 december 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste en tweede lid wordt het woord « bezoldigingen » telkens vervangen door de woorden « bezoldigingen als bedoeld in artikel 30, 1°, »;2° het derde lid wordt aangevuld met de volgende zin : « De bestede bedragen mogen slechts voor de helft bestaan uit de betaling of de toekenning van lonen aan jonge sportbeoefenaars.»; 3° het vierde lid wordt vervangen als volgt : « Bij het verstrijken van de voormelde termijn, moeten de niet overeenkomstig het tweede en derde lid bestede bedragen in de Schatkist worden gestort, verhoogd met nalatigheidsinteresten berekend overeenkomstig artikel 414.»

Art. 65.In artikel 298, § 2, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 5 december 2001 en gewijzigd bij de programmawet van 20 juli 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het derde lid worden de woorden « op de roerende voorheffing en » ingevoegd tussen de woorden « niet van toepassing » en « op de bedrijfsvoorheffing »;2° paragraaf 2 wordt aangevuld met een lid dat luidt als volgt : « Het tweede lid is evenmin van toepassing op de in artikel 1 van het Wetboek van de met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen vermelde belastingen bij gebrek aan betaling ervan binnen de in artikel 413 bedoelde termijn.»

Art. 66.In artikel 304 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 10 augustus 2001, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, derde lid, worden de woorden « en 248, eerste lid, » vervangen door de woorden « en 248, § 1, »;2° in paragraaf 2 wordt het eerste lid vervangen als volgt : « § 2.Voor rijksinwoners wordt het eventuele overschot van de in de artikelen 134, § 3, en 156bis, bedoelde belastingkredieten, van de in de artikelen 157 tot 168 en 175 tot 177 bedoelde voorafbetalingen, van de in de artikelen 270 tot 272 bedoelde bedrijfsvoorheffingen, van de in de artikelen 279 en 284 bedoelde werkelijke of fictieve roerende voorheffingen en van het in artikel 289ter bedoelde belastingkrediet, in voorkomend geval, verrekend met de aanvullende belastingen op de personenbelasting en wordt het saldo teruggegeven indien het ten minste 2,50 euro bedraagt. »

Art. 67.In artikel 376, § 3, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 15 maart 1999 en gewijzigd bij de wet van 10 augustus 2001, wordt de bepaling onder 1° vervangen als volgt : « 1° van het overschot van de belastingkredieten, de voorheffingen en de voorafbetalingen bedoeld in artikel 304, § 2, voor zover dit overschot door de administratie werd vastgesteld of door de belastingschuldige of door zijn echtgenoot op wiens goederen de aanslag wordt ingevorderd, aan de administratie werd bekendgemaakt binnen vijf jaar vanaf 1 januari van het aanslagjaar waartoe de belasting behoort waarmee die belastingkredieten, die voorheffingen en die voorafbetalingen zijn te verrekenen; ».

Art. 68.In artikel 442bis, § 4, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 22 december 1998, worden de woorden « van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen. » vervangen door de woorden « van het Wetboek van vennootschappen. »

Art. 69.In artikel 466 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 20 december 1995 en 10 augustus 2001, wordt de bepaling onder het eerste streepje vervangen als volgt : « - vóór verrekening van de in de artikelen 134, § 3, en 156bis, bedoelde belastingkredieten, van de in de artikelen 157 tot 168 en 175 tot 177 bedoelde voorafbetalingen en van de voorheffingen, het forfaitair gedeelte van buitenlandse belasting en de belastingkredieten bedoeld in de artikelen 277 tot 296; ».

Art. 70.Artikel 64 treedt in werking op 1 juli 2010. HOOFDSTUK 5. - Wijziging inzake de vaststelling van het kadastraal inkomen

Art. 71.In artikel 475, 2°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, worden de woorden « alsmede van de landmeters-experten in de wettelijke uitoefening van hun beschermde activiteiten, » ingevoegd tussen de woorden « artikel 327, § 1, » en de woorden « eisen dat ». HOOFDSTUK 6. - Bekrachtiging van diverse besluiten

Art. 72.Bekrachtigd worden met ingang van hun respectieve dag van inwerkingtreding : 1° het koninklijk besluit van 18 maart 2008 tot wijziging van het koninklijk besluit/WIB 92, op het stuk van de bedrijfsvoorheffing;2° het koninklijk besluit van 8 april 2008 tot toekenning van een aanvullende vermindering van de bedrijfsvoorheffing voor beroepsinkomsten;3° het koninklijk besluit van 18 juni 2008 tot wijziging van het koninklijk besluit/WIB 92, op het stuk van de bedrijfsvoorheffing;4° het koninklijk besluit van 16 juli 2008 tot wijziging van het koninklijk besluit van 7 december 2007 tot wijziging van het koninklijk besluit/WIB 92, op het stuk van de bedrijfsvoorheffing en de Vlaamse forfaitaire vermindering van de bedrijfsvoorheffing;5° het koninklijk besluit van 9 september 2008 tot wijziging van het koninklijk besluit/WIB 92, op het stuk van de bedrijfsvoorheffing;6° het koninklijk besluit van 5 december 2008 tot wijziging van het koninklijk besluit/WIB 92, op het stuk van de bedrijfsvoorheffing;7° het koninklijk besluit van 11 januari 2009 tot toekenning van de Vlaamse forfaitaire vermindering op het stuk van de bedrijfsvoorheffing;8° het koninklijk besluit van 2 februari 2009 tot wijziging van het koninklijk besluit/WIB 92, op het stuk van de bedrijfsvoorheffing;9° het koninklijk besluit van 6 april 2009 tot uitvoering van de wet van 26 november 2006 houdende wijziging van artikel 51 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992;10° het koninklijk besluit van 6 april 2009 tot toekenning van een aanvullende vermindering van de bedrijfsvoorheffing voor beroepsinkomsten;11° het koninklijk besluit van 14 april 2009 tot wijziging van het koninklijk besluit/WIB 92, op het stuk van de bedrijfsvoorheffing.

Art. 73.Artikel 72 treedt in werking de dag waarop deze wet in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

TITEL 3. - Belasting over de toegevoegde waarde ENIG HOOFDSTUK. - Bekrachtiging van een koninklijk besluit genomen ter uitvoering van artikel 109, derde lid, van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde

Art. 74.Het koninklijk besluit van 12 oktober 2008 tot wijziging van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, wordt bekrachtigd met ingang van 1 januari 2009, de dag van zijn inwerkingtreding.

TITEL 4. - Wijzigingen van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten en aan de hypotheekwet van 16december 1851 HOOFDSTUK 1. - Wijzigingen van het Wetboek der registratie-hypotheek- en griffierechten

Art. 75.In artikel 2 van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, gewijzigd bij de programmawet (I) van 27 december 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden « , kopieën die met de hand of via elektronische handtekening ondertekend zijn, » opgeheven;2° het tweede lid wordt aangevuld met de woorden « , en kunnen de akten bedoeld in artikel 19, 3°, worden geregistreerd op een kopie op voorwaarde dat de onroerende goederen bestemd zijn tot huisvesting van een gezin of van één persoon.»; 3° het artikel wordt aangevuld met de volgende leden : « De Koning kan voor de door Hem aangewezen categorieën van akten, geschriften en verklaringen die aan de formaliteit van de registratie onderworpen zijn, bepalen dat zij onder de vorm van de minuut, een afschrift of een kopie en al dan niet op gedematerialiseerde wijze, ter registratie kunnen of moeten worden aangeboden.Voor de aldus aangewezen categorieën van akten, geschriften en verklaringen bepaalt Hij de modaliteiten van de aanbieding ter formaliteit en van de uitvoering van de formaliteit alsook de voorschriften die voor de juiste heffing van de verschuldigde rechten nodig zijn. Hij kan daarbij afwijken van de bepalingen van de artikelen 8, 9, 26, 39, 40, 171 en 172 van dit Wetboek. Hij kan echter geen geldboete opleggen met een bedrag hoger dan 25 euro in geval van overtreding van de door hem in afwijking van de artikelen 171 en 172 vastgestelde regels.

De Koning kan bepalen dat wanneer de aanbieding ter registratie van akten of van bepaalde categorieën van akten op gedematerialiseerde wijze geschiedt, de aanbieding vergezeld moet gaan van gestructureerde metagegevens betreffende de akte. »

Art. 76.In artikel 5 van hetzelfde Wetboek wordt het volgende lid ingevoegd tussen het eerste en het tweede lid : « De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, bepalen dat voor authentieke akten of bepaalde categorieën van authentieke akten de betaling van de in het eerste lid bedoelde rechten en boeten kan geschieden na de registratie van de akte. In voorkomend geval bepaalt hij de termijn en de modaliteiten van de betaling. »

Art. 77.Artikel 211 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij het besluit van de Secretaris-generaal van 7 oktober 1942, bij koninklijk besluit van 12 december 1996 en bij de wet van 22 december 1998, wordt vervangen als volgt : «

Art. 211.Wanneer een onderhandse of in het buitenland verleden akte, als bedoeld in artikel 19, 2°, ter registratie wordt aangeboden, neemt de ontvanger een kopie van de akte, behalve wanneer het gaat om een akte welke onder de minuten van een notaris in België berust of bij zijn minuten is gevoegd.

Dat geldt ook wanneer een onderhandse of in het buitenland verleden akte, als bedoeld in artikel 19, 3°, op een papieren drager ter registratie wordt aangeboden.

De kopie blijft berusten op het registratiekantoor, tenzij de administratie de bewaring van de inhoud van de akte op een andere wijze verzekert. »

Art. 78.In artikel 41 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 14 augustus 1947, 19 juni 1986 en 22 december 1989 en bij het koninklijk besluit van 20 juli 2000, wordt de bepaling onder 1° vervangen als volgt : « 1° de personen die binnen de voorgeschreven termijnen, de akten of verklaringen niet hebben doen registreren welke zij gehouden zijn aan de formaliteit te onderwerpen of de in artikel 5, tweede lid, bedoelde betaling niet hebben gedaan; ».

Art. 79.In artikel 55, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 23 december 1958, wordt de bepaling onder 1° opgeheven.

Art. 80.In artikel 83 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 13 augustus 1947, 23 december 1958 en 22 december 1998, wordt het tweede lid vervangen als volgt : « Contracten tot vestiging van erfpacht- of opstalrecht en overdrachten daarvan worden met huurcontracten en -overdrachten gelijkgesteld, voor de toepassing van dit wetboek, behalve voor de toepassing van artikel 161, 12°. »

Art. 81.Art. 161, 12°, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de programmawet (I) van 27 december 2006, wordt vervangen als volgt : « 12° a) de in artikel 19, 1°, bedoelde akten houdende verhuring, onderverhuring of overdracht van huur van in België gelegen onroerende goederen of gedeelten van onroerende goederen, die uitsluitend bestemd zijn tot huisvesting van een gezin of van één persoon; b) de in artikel 19, 3°, a, bedoelde akten van verhuring, onderverhuring of overdracht van huur;c) de plaatsbeschrijvingen opgemaakt naar aanleiding van een onder a of b bedoelde akte;d) de documenten die krachtens de artikelen 2 en 11bis van boek III, titel VIII, Hoofdstuk II, afdeling 2, van het Burgerlijk Wetboek gevoegd zijn bij een onder a of b bedoelde akte op het ogenblik dat zij ter registratie wordt aangeboden.»

Art. 82.Artikel 179 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 12 juli 1960 en 5 juli 1963, wordt vervangen als volgt : «

Art. 179.De in artikel 176 bedoelde repertoria die moeten worden gehouden door de notarissen, mogen overeenkomstig artikel 29 van de wet van 16 maart 1803 tot regeling van het notarisambt hetzij op papier, hetzij op een gedematerialiseerde wijze die is vastgesteld door de Nationale Kamer van notarissen in een door de Koning goedgekeurd reglement, worden gehouden.

De Koning kan bepalen dat de repertoria die door de gerechtsdeurwaarders moeten worden gehouden, mogen worden gehouden op een gedematerialiseerde wijze die vastgesteld is door de Nationale Kamer van gerechtsdeurwaarders in een door de Koning goedgekeurd reglement. »

Art. 83.Artikel 180 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 14 augustus 1947, 12 juli 1960 en 22 december 1989 en bij het koninklijk besluit van 20 juli 2000, wordt vervangen als volgt : «

Art. 180.De in artikel 176 aangeduide personen zijn er toe gehouden, om de drie maand, hun repertorium voor te leggen aan de ontvanger van het kantoor aangeduid in artikel 39, die het viseert en in zijn visum het aantal ingeschreven akten vermeldt.

Deze voorlegging geschiedt binnen de eerste tien dagen van de maanden januari, april, juli en oktober van elk jaar.

De Koning kan voor de op gedematerialiseerde wijze gehouden repertoria bijzondere regels vaststellen wat de modaliteiten van de voorlegging en het visum van het repertorium betreft.

Bij laattijdige voorlegging van het repertorium wordt een boete verbeurd van 25 euro per week vertraging. »

Art. 84.Artikel 75, 1°, treedt in werking op de datum van de inwerkingtreding van het koninklijk besluit dat ter uitvoering van artikel 2, tweede lid, van het Wetboek der registratie-, hypotheek en griffierechten de gedematerialiseerde aanbieding van de huurcontracten regelt.

Artikelen 75, 2°, en 77 alsook artikel 161, 12°, a, van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, zoals gewijzigd bij artikel 81 van deze wet, hebben uitwerking met ingang van 1 januari 2007.

Artikel 161, 12°, c en d, van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, zoals gewijzigd bij artikel 81 van deze wet, heeft uitwerking met ingang van 18 mei 2007. HOOFDSTUK 2. - Wijziging van de hypotheekwet van 16 december 1851

Art. 85.In de hypotheekwet van 16 december 1851 wordt een artikel 2bis ingevoegd, dat luidt als volgt : «

Art. 2bis.De Koning kan de in artikel 2 bepaalde termijnen op vijftien dagen brengen voor notariële akten of bepaalde door hem aangewezen categorieën van notariële akten, voor zover deze op een gedematerialiseerde wijze worden aangeboden. Hetzelfde geldt voor de akten verleden voor de agenten van de Aankoopcomités van de federale Overheid. » TITEL 5. - Diverse bepalingen HOOFDSTUK 1. - Codificatie van in België uitgegeven financiële instrumenten

Art. 86.In de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten wordt in Hoofdstuk II, een afdeling 5bis ingevoegd met als opschrift « Codificatie van in België uitgegeven financiële instrumenten », dat een artikel 21bis bevat luidende : «

Art. 21bis.De Minister van Financiën duidt de instelling aan die ermee wordt belast de codificatie van de in België uitgegeven financiële instrumenten te verzekeren.

Elke wettelijke of reglementaire bepaling die rechtstreeks of onrechtstreeks verwijst naar de instelling die ermee wordt belast de codificatie van de in België uitgegeven financiële instrumenten te verzekeren, moet worden verstaan als verwijzend naar de in het vorige lid bedoelde instelling. Deze instelling volgt van rechtswege elke andere instelling op waarnaar eventueel wordt verwezen. » HOOFDSTUK 2. - Financiële bepalingen Afdeling 1. - Wijziging van de wet van 22 juli 1991

betreffende de thesauriebewijzen en de depositobewijzen

Art. 87.Artikel 7, § 1, van de wet van 22 juli 1991 betreffende de thesauriebewijzen en de depositobewijzen, gewijzigd bij wet van 14 december 2005, wordt vervangen als volgt : « § 1. De artikelen 3 tot 13bis van de wet van 2 januari 1991 betreffende de markt van de effecten van de overheidsschuld en het monetaire beleidsinstrumentarium zijn van toepassing op de thesauriebewijzen en de depositobewijzen uitgegeven in gedematerialiseerde vorm, met uitzondering van artikel 6, tweede lid, en artikel 12, tweede lid.

In artikel 11, tweede lid, van de wet van 2 januari 1991 worden de woorden « liberatoir voor de Staat » vervangen door « liberatoir voor de emittent ». » Afdeling 2. - Wijziging van de wet van 22 februari 1998

tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België

Art. 88.Artikel 7, tweede lid, van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, gewijzigd bij de wetten van 20 juli 2006 en 15 oktober 2008, wordt aangevuld met de volgende zin : « Het heeft voorrang op de rechten bedoeld in de artikelen 8, derde lid, van de wet van 2 januari 1991 betreffende de markt van de effecten van de overheidsschuld en het monetair beleidsinstrumentarium, 12, vierde lid, en 13, vierde lid, van het koninklijk besluit nr. 62 betreffende de bewaargeving van vervangbare financiële instrumenten en de vereffening van transacties op deze instrumenten, gecoördineerd door het koninklijk besluit van 27 januari 2004, en 471, vierde lid, van het Wetboek van vennootschappen. » Afdeling 3. - Wijzigingen van de wet van 2 augustus 2002 betreffende

het toezicht op de financiële sectoren de financiële diensten

Art. 89.In artikel 25, § 2, derde lid, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 24 augustus 2005, worden de woorden « door de Amortisatiekas voor de Staatsschuld, » opgeheven.

Art. 90.In artikel 144 van dezelfde wet, wordt paragraaf 1 vervangen als volgt : « § 1. De naamloze vennootschap Euronext Brussels wordt van rechtswege erkend als marktonderneming waarvan de Staat van herkomst België is.

Zij dient binnen zes maanden vanaf de inwerkingtreding van artikel 140, § 3, 1°, haar statuten en de regels van de markten die zij inricht, aan te passen teneinde deze in overeenstemming te brengen met de bepalingen van Hoofdstuk II van deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan. » Afdeling 4. - Wijziging van de wet van 22 december 2008

houdende diverse bepalingen (I)

Art. 91.In titel 15 van de wet van 22 december 2008 houdende diverse bepalingen (I) wordt Hoofdstuk 4, dat de artikelen 176 tot en met 182 bevat, ingetrokken. Afdeling 5. - Inwerkingtreding

Art. 92.De artikelen 87 tot 89 treden in werking de dag waarop ze in het Belgisch Staatsblad worden bekendgemaakt.

Artikel 90 heeft uitwerking met ingang van 30 december 2005.

Artikel 91 heeft uitwerking met ingang van 28 november 2003. HOOFDSTUK 3. - Participatiefonds

Art. 93.Artikel 74, § 1, lid 1, van de wet van 28 juli 1992 houdende fiscale en financiële bepalingen wordt aangevuld met een bepaling onder 10°, luidende : « 10° voor rekening van de Staat het operationele beheer te verzekeren van de waarborg met betrekking tot de aanvullende dekking, genaamd « Belgacap », bij de door de kredietverzekeraars verstrekte kredietverzekering. De financiële betrokkenheid van het Fonds is beperkt tot de eventuele prefinanciering van de uitbetalingen van schadegevallen. »

Art. 94.Een staatswaarborg wordt toegekend aan de aanvullende verzekering Belgacap en heeft betrekking op een totaalbedrag van uitstaande dekkingen van ten hoogste 300 miljoen euro.

De kredietverzekeraars kunnen de dekking Belgacap verlenen gedurende een periode van ten hoogste zes maanden vanaf de inwerkingtreding van dit artikel.

De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, het bovengenoemde grensbedrag verhogen en de toekenningsperiode van de dekking Belgacap verlengen. HOOFDSTUK 4. - Wijziging van de wet van 6 mei 2009 houdende diverse bepalingen (I)

Art. 95.In de Franstalige tekst van artikel 44, eerste lid, van de wet van 6 mei 2009 houdende diverse bepalingen (I), worden de woorden « de base » ingevoegd tussen de woorden « 21 % du prix d'achat, hors T.V.A., du paquet » en de woorden « agréé tel que défini par le Roi ».

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 22 december 2009.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, D. REYNDERS Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, S. DE CLERCK Nota (1) Nota Stukken van de Kamer van volksvertegenwoordigers : Doc 52-2170/ (2008/2009) : 001 : Wetsontwerp.- 002 : Amendement. - 003 : Verslag. - 004 : Tekst aangenomen door de commissie. - 005 : Amendement plenum. - 006 : Aanvullend verslag. - 007 : Tekst aangenomen door de commissie. - 008 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat. - 009 : Ontwerp geamendeerd door de Senaat. - Integraal verslag, 22 oktober 2009.

Stukken van de Senaat : 4-1469- 2009/2010 : Nr. 1 : Ontwerp geëvoceerd door de Senaat. - Nr. 2 : Amendementen. - Nr. 3 : Verslag. - Nr. 4 : Tekst aangenomen door de commissie. - Nr. 5 : Tekst geamendeerd door de Senaat en teruggezonden naar de Kamer van volksvertegenwoordigers.

Handelingen van de Senaat 3 december 2009.

^