Etaamb.openjustice.be
Wet van 22 juli 2009
gepubliceerd op 03 augustus 2009

Wet houdende verplichting tot bijmenging van biobrandstof in de tot verbruik uitgeslagen fossiele motorbrandstoffen

bron
federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie
numac
2009011330
pub.
03/08/2009
prom.
22/07/2009
ELI
eli/wet/2009/07/22/2009011330/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)Kamer (parl. doc.)Senaat (fiche)
Document Qrcode

22 JULI 2009. - Wet houdende verplichting tot bijmenging van biobrandstof in de tot verbruik uitgeslagen fossiele motorbrandstoffen


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2.Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder : 1°« geregistreerde aardoliemaatschappij » : elke natuurlijke of rechtspersoon die voor eigen rekening, voor rekening van derden of voor eigen behoeften benzineproducten en/of dieselproducten produceert, aankoopt, invoert of binnenbrengt, uitslaat, raffineert, in opslag houdt, verwerkt, aanwendt, verdeelt, te koop aanbiedt, verkoopt, levert of vervoert en die deze producten tot verbruik uitslaat; 2° « benzineproducten » : ongelode benzine van de GN-codes 2710 11 49 met een laag zwavelgehalte en aromatische verbindingen en van de GN-codes 2710 11 41 en 2710 11 45 gebruikt als motorbrandstof die niet van accijnzen is vrijgesteld;3° « dieselproducten » : gasolie van de GN-code 2710 19 41 met een zwavelgehalte van niet meer dan 10 mg/kg gebruikt als motorbrandstof die niet van accijnzen is vrijgesteld;4° « biobrandstof » : FAME, bio-ethanol en bio-ETBE zoals ze gedefinieerd worden in de punten 5°, 6° en 7°;5° « FAME » : fatty acid methyl ester van de GN-code 3824 90 99 en dat beantwoordt aan de specificaties van de norm NBN-EN 14214;6° « bio-ethanol » : ethanol geproduceerd uit biomassa en/of uit de biologisch afbreekbare fractie van afval van de GN-code 2207 10 00 met een alcoholvolumegehalte van ten minste 99 % vol en dat beantwoordt aan de specificaties van de norm NBN-EN 15376;7° « bio-ETBE » : ethyl-tertiair-butylether van de GN-code 2909 19 00 die niet van synthetische oorsprong is en die 47 % van het volume bio-ethanol bevat;8° « duurzame biobrandstoffen » : biobrandstoffen geproduceerd in de Europese Gemeenschap (EG) die aan volgende duurzaamheidscriteria voldoen : - de grondstoffen moeten uit de landbouw afkomstig zijn.Deze grondstoffen moeten geteeld worden met gebruikmaking van zo weinig mogelijk meststoffen en pesticiden en de productie moet minimaal voldoen aan de uit de regelgeving voortvloeiende beheerseisen die vermeld worden on de titel « Milieu » van het punt A en onder punt 9 van bijlage II, en de beheerseisen voortvloeiende uit de goede landbouw- en milieuconditie van bijlage III van verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad van 19 januari 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, tot wijziging van verordeningen (EG) nr. 1290/2005, (EG) nr. 247/2006, (EG) nr. 378/2007 en tot intrekking van verordening (EG) nr. 1782/2003; - de grondstoffen mogen niet afkomstig zijn van landbouwareaal buiten de EG die onlangs voorwerp is geweest van ontbossing; - de geproduceerde biobrandstoffen moeten een substantiële reductie van CO2-emissie bewerkstelligen; - de productie van de biobrandstoffen moeten voldoen aan de door de EU opgelegde technische specificaties voor de naleving van de sociale en milieuregelgeving.

De Koning stelt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de bewijsmiddelen en, in voorkomend geval, de kalender en de methode van berekening vast van de hierboven vermelde criteria; 9° « uitslag tot verbruik » : het in verbruik stellen van benzineproducten en/of dieselproducten, in de betekenis van de artikelen 6, 7, 10 en 11 van de wet van 10 juni 1997 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben, en het verkeer daarvan en de controles daarop;10° « erkende productie-eenheid » : erkende productie-eenheid in de zin van de wet van 10 juni 2006 betreffende de biobrandstoffen; 11° « Algemene Directie Energie » : de Algemene Directie Energie van de FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie.

Art. 3.§ 1. De in deze wet vervatte verwijzingen naar codes van de gecombineerde nomenclatuur zijn deze bedoeld in artikel 414, § 2, van de programmawet van 27 december 2004. § 2. De productnormen waarnaar verwezen wordt in deze wet zijn de laatste versies van de normen vastgesteld door het CEN (Comité européen de Normalisation). HOOFDSTUK 2. - Verplichting van bijmenging van biobrandstof in de fossiele motorbrandstoffen

Art. 4.§ 1. Elke geregistreerde aardoliemaatschappij die benzineproducten en/of dieselproducten uitslaat tot verbruik, is verplicht in hetzelfde kalenderjaar eveneens een hoeveelheid duurzame biobrandstoffen in verbruik te stellen, als volgt : - FAME ten belope van minstens 4 v/v % van de tot verbruik uitgeslagen hoeveelheid dieselproducten; - bio-ethanol, zuiver of in de vorm van bio-ETBE, ten belope van minstens 4 v/v % van de tot verbruik uitgeslagen hoeveelheid benzineproducten. § 2. De verplichting bedoeld in § 1 rust niet op de hoeveelheden benzineproducten en/of dieselproducten die een geregistreerde aardoliemaatschappij in verbruik stelt vanuit de verplichte voorraden bedoeld in artikel 2, 4°, van de wet van 26 januari 2006 betreffende de aanhouding van een verplichte voorraad aardolie en aardolieproducten en de oprichting van een agentschap voor het beheer van een deel van deze voorraad en tot wijziging van de wet van 10 juni 1997 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben, en het verkeer daarvan en de controles daarop, in zoverre deze verplichte voorraden die onvermengd met biobrandstoffen door APETRA in volle eigendom worden aangehouden en beheerd, in verbruik worden gesteld bij de eerste verwerving door een koper zonder een accijnsnummer.

Art. 5.De uitslag tot verbruik van duurzame biobrandstoffen zoals bedoeld in artikel 4 gebeurt door vermenging met de tot verbruik uit te slagen benzineproducten en/of dieselproducten, met naleving van de productnormen NBN EN 590 voor dieselproducten en NBN EN 228 voor benzineproducten. HOOFDSTUK 3. - Informatie- en administratieve verplichtingen

Art. 6.§ 1. Teneinde de gegevens in verband met de uitslag tot verbruik te bekomen deelt de Administratie der Douane en Accijnzen van de Federale Overheidsdienst Financiën, uiterlijk op de laatste werkdag van de maand die volgt op elk kwartaal aan de Algemene Directie Energie mee : - de hoeveelheden benzineproducten en/of dieselproducten die door elke geregistreerde aardoliemaatschappij tijdens dit kwartaal tot verbruik werden uitgeslagen; - de hoeveelheden biobrandstoffen, die door elke geregistreerde aardoliemaatschappij tijdens dit kwartaal tot verbruik werden uitgeslagen; - elk beschikbaar gegeven in verband met de oorsprong van de biobrandstoffen die gedurende dit kwartaal bij de tot verbruik uitgeslagen benzineproducten en/of dieselproducten werden bijgemengd. § 2. De geregistreerde aardoliemaatschappijen zijn gehouden om uiterlijk op de laatste werkdag van de maand die volgt op elk kwartaal aan de Algemene Directie Energie mede te delen de hoeveelheden benzineproducten en/of dieselproducten die tot verbruik zijn uitgeslagen met vermelding van de tot verbruik uitgeslagen hoeveelheden fossiele brandstoffen en de corresponderend uitgeslagen hoeveelheden duurzame biobrandstoffen.

Deze gegevens kunnen ook op elektronische wijze aan de Algemene Directie Energie meegedeeld worden. § 3. De Koning stelt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de verdere regels met betrekking tot de informatie- en administratieverplichtingen vast.

Hij kan aan de voormelde aardoliemaatschappijen opleggen om een boekhouding te voeren volgens de modellen die Hij bepaalt. HOOFDSTUK 4. - Toezicht

Art. 7.§ 1. Het toezicht betreffende de verplichtingen die voortvloeien uit deze wet en haar uitvoeringsbesluiten geschiedt door de daartoe door de minister gemachtigde ambtenaren van de Algemene Directie Energie en van de Algemene Directie Controle en bemiddeling van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie. § 2. De Algemene Directie Energie stelt elk jaar een lijst op van de geregistreerde aardoliemaatschappijen die in het voorgaande kalenderjaar benzineproducten en/of dieselproducten tot verbruik hebben uitgeslagen, met vermelding van de in het kalenderjaar uitgeslagen hoeveelheden fossiele brandstoffen en de corresponderend uitgeslagen hoeveelheden duurzame biobrandstoffen. § 3. Elk kwartaal, na ontvangst van de gegevens bedoeld in artikel 6, § 1 en § 2, verifieert de Algemene Directie Energie deze gegevens voor elke geregistreerde aardoliemaatschappij die benzineproducten en/of dieselproducten heeft uitgeslagen. Indien zij meent dat er aanwijzingen zijn dat de naleving van artikel 4 voor het betrokken jaar in gevaar komt, meldt zij dit bij een ter post aangetekende brief aan de betrokken maatschappij. § 4. De Koning stelt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de wijze vast waarop dit toezicht wordt uitgeoefend.

Art. 8.§ 1. Elke geregistreerde aardoliemaatschappij dient het bewijs te leveren dat de gebruikte biobrandstoffen die in aanmerking worden genomen voor het behalen van het percentage zoals vastgesteld in artikel 4 duurzaam zijn in de zin van artikel 2, 8°. § 2. Voor biobrandstoffen afkomstig van erkende productie-eenheden, wordt dit bewijs geacht geleverd te zijn. § 3. Indien een geregistreerde aardoliemaatschappij benzineproducten of dieselproducten tot verbruik wenst uit te slagen waarvan ze van oordeel is dat ze reeds biobrandstoffen bevatten dan dient ze zelf het percentage aan biobrandstof op te geven en dient ze het bewijs te leveren dat de gebruikte biobrandstoffen duurzaam zijn in de zin van artikel 2, 8°. § 4. In voorkomend geval gaat de Algemene Directie Energie over tot een fysische controle van de producten die tot verbruik worden uitgeslagen.

De modaliteiten van deze controle worden door de Koning vastgesteld. HOOFDSTUK 5. - Verslag

Art. 9.De uitvoering en de effecten, met inbegrip van het duurzaamheidskarakter van de biobrandstoffen, van deze wet worden jaarlijks, en voor een eerste maal in maart 2010 op basis van de gegevens verkregen tot 31 december 2009, geëvalueerd door de Algemene Directie Energie in samenwerking met de Administratie der Douane en Accijnzen van de FOD Financiën en de Algemene Directie Leefmilieu van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu. HOOFDSTUK 6. - Administratieve boetes

Art. 10.§ 1. Worden bestraft met een administratieve boete van honderd tot tienduizend euro, degene die de verplichtingen en de controles voorzien in de artikelen 6, § 2, 7 en 8 niet naleven of verhinderen. In geval van herhaling wordt de geldboete verdubbeld. § 2. Elke geregistreerde aardoliemaatschappij die het percentage zoals vastgelegd in artikel 4 niet naleeft wordt gestraft met een administratieve boete gelijk aan 900 euro per 1 000 liter bij 15° C ontbrekende biobrandstof, die niet bijgemengd werd bij de tot verbruik uitgeslagen jaarlijkse hoeveelheid dieselproducten of benzineproducten overeenkomstig artikel 4, § 1, en op voorwaarde dat zij werd gehoord of naar behoren werd opgeroepen.

De Algemene Directie Energie baseert zich hiervoor op de gegevens die ze ontvangt van de Administratie der Douane en Accijnzen van de FOD Financiën en van de geregistreerde aardoliemaatschappijen. § 3. De administratieve boete wordt geïnd ten gunste van de Schatkist door de Algemene Directie Energie.

De regels voor de inning worden bepaald door de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad. § 4. De geregistreerde aardoliemaatschappij waaraan een administratieve boete is opgelegd, kan binnen de door de Koning bepaalde termijn voor betaling van de boete, bij de rechtbank van eerste aanleg van Brussel een beroep indienen tegen de beslissing om een boete op te leggen. Het beroep wordt bij verzoekschrift op tegenspraak ingediend op basis van artikel 1034bis en volgende van het Gerechtelijk Wetboek. Dit beroep schorst de uitvoering van de beslissing. HOOFDSTUK 7. - Slotbepalingen

Art. 11.Artikel 183 van de programmawet van 27 april 2007 wordt opgeheven.

Art. 12.Voor de kalenderjaren waarin de artikelen 2 tot en met 9 niet voor een volledig kalenderjaar van kracht zijn, wordt de naleving van de in artikel 4 vastgestelde percentages uitsluitend gecontroleerd met betrekking tot de benzineproducten of dieselproducten die tot verbruik zijn uitgeslagen in de kwartalen waarin de wet van kracht is.

Art. 13.Deze wet treedt in werking op 1 juli 2009 en treedt buiten werking op 30 juni 2011, behoudens verlenging met 24 maanden bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.

Gegeven te Brussel, 22 juli 2009.

ALBERT Van Koningswege : Eerste Minister, H. VAN ROMPUY Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, D. REYNDERS Minister van Landbouw, Mevr. S. LARUELLE Minister van Klimaat en Energie, P. MAGNETTE Minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen, V. QUICKENBORNE Staatssecretaris voor Mobiliteit, E. SCHOUPPE Met 's Lands zegel gezegeld : Voor de Minister van Justitie, afwezig : Vice-Eerste Minister en Minister van Ambtenarenzaken, Overheidsbedrijven en Institutionele Hervormingen, S. VANACKERE Nota Stukken van de Kamer van volksvertegenwoordigers : 52-2037 - 2008/2009 : Nr. 1 : Wetsontwerp Nr. 2 : Erratum Nr. 3 : Amendementen Nr. 4 : Verslag Nr. 5 : Tekst aangenomen door de commissie Nr. 6 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat Integraal verslag : 25 juni en 2 juli 2009.

Stukken van de Senaat : 4-1386 - 2008/2009 : Nr. 1 : Ontwerp niet geëvoceerd door de Senaat.

^