Etaamb.openjustice.be
Wet van 22 juni 2016
gepubliceerd op 04 augustus 2016

Wet houdende uitvoering van Verordening nr. 1177/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 betreffende de rechten van passagiers die over zee of binnenwateren reizen en houdende wijziging van verordening (EG) nr. 2006/2004

bron
federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer
numac
2016014163
pub.
04/08/2016
prom.
22/06/2016
ELI
eli/wet/2016/06/22/2016014163/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)Kamer (parl. doc.)
Document Qrcode

22 JUNI 2016. - Wet houdende uitvoering van Verordening (EU) nr. 1177/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 betreffende de rechten van passagiers die over zee of binnenwateren reizen en houdende wijziging van verordening (EG) nr. 2006/2004


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.

Art. 2.Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder : 1° verordening : verordening (EU) nr.1177/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 betreffende de rechten van passagiers die over zee of binnenwateren reizen en houdende wijziging van verordening (EG) nr. 2006/2004; 2° bevoegde overheidsinstantie : de instantie belast door de Koning met de handhaving van de verordening;3° werkdagen : alle dagen van de week, met uitzondering van zaterdagen, zondagen en wettelijke feestdagen;4° klacht : iedere aangifte van een vermeende schending van de verordening;5° de met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaar die daartoe is aangesteld : de met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaar die daartoe is aangesteld van het Directoraat-generaal Maritiem Vervoer van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer.

Art. 3.Onverminderd het bepaalde in artikel 7, § 3, is deze wet van toepassing op het vervoer van passagiers die onder het toepassingsgebied van de verordening vallen en op voorwaarde dat de haven van inschepen van de passagiersdienst of cruise in België is gelegen, of waarbij de haven van ontschepen in België is gelegen voor passagiersdiensten vanuit derde landen.

Art. 4.Voor de berekening van de termijnen in deze wet is de vervaldag in de termijn inbegrepen.

Is die dag echter een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag, dan wordt de vervaldag verplaatst naar de eerstvolgende werkdag.

Art. 5.De klacht bedoeld in artikel 25 van de verordening kan door een passagier per brief, per fax of via een elektronisch formulier bij de bevoegde overheidsinstantie worden ingediend.

De klacht bevat de volgende elementen : 1° de naam, voornaam en het adres van de verblijfplaats van de klager;2° een uiteenzetting van de feiten;3° alle stukken die de klager noodzakelijk acht.

Art. 6.Een klacht tegen een vervoerder of terminalexploitant is slechts ontvankelijk indien de passagier in eerste instantie een klacht heeft ingediend via het klachtenbehandelings-mechanisme van de vervoerder of terminalexploitant en overeenkomstig artikel 24 van de verordening geen oplossing werd gevonden voor de klacht.

Onverminderd het eerste lid, is een bij de bevoegde overheidsinstantie ingediende klacht slechts ontvankelijk wanneer zij wordt ingediend binnen de zes maanden nadat de passagier een definitief antwoord van de vervoerder of terminalexploitant heeft ontvangen of overeenkomstig artikel 24, tweede lid, van de verordening een definitief antwoord had moeten ontvangen.

Onverminderd het eerste en tweede lid weigert de bevoegde overheidsinstantie de behandeling van een klacht : 1° wanneer deze kennelijk ongegrond is;2° wanneer deze geen nieuwe feiten toevoegt aan een eerdere klacht die door dezelfde persoon werd ingediend en die door de bevoegde overheidsinstantie reeds behandeld werd.

Art. 7.§ 1. Wanneer de bevoegde overheidsinstantie een klacht behandelt, onderzoekt zij of daadwerkelijk een inbreuk op de verordening heeft plaatsgevonden. De klager wordt in kennis gesteld van het uiteindelijke resultaat van dit onderzoek op de wijze die de klager heeft gekozen. § 2. Indien de bevoegde overheidsinstantie overeenkomstig artikel 6 een klacht niet behandelt of de behandeling ervan niet voortzet, geeft zij de klager daarvan schriftelijk kennis, met vermelding van de redenen, binnen een termijn van dertig dagen, te rekenen vanaf de ontvangst van de klacht. § 3. Een klacht met betrekking tot een passagiersdienst of cruise die overeenkomstig artikel 25 van de verordening niet tot de bevoegdheid van de Belgische bevoegde overheidsinstantie behoort, wordt doorgestuurd naar de bevoegde dienst van de buitenlandse overheid binnen een termijn van dertig dagen, te rekenen vanaf de ontvangst van de klacht.

De klager wordt hiervan op de wijze door de klager gekozen in kennis gesteld binnen een termijn van vijftien dagen na de verzending bedoeld in het eerste lid.

Art. 8.§ 1. De met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaren die daartoe zijn aangesteld worden belast met de opsporing en de vaststelling van inbreuken op de verordening bedoeld in artikel 9.

De met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaren die daartoe zijn aangesteld stellen de inbreuken vast door processen-verbaal die bewijskracht hebben zolang het tegendeel niet is bewezen gericht aan de bevoegde overheidsinstantie. § 2. De met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaren die daartoe zijn aangesteld hebben het recht te allen tijde aan boord te gaan van de schepen welke onder het toepassingsgebied van de verordening vallen en de haventerminals te betreden, ten einde er de vaststellingen te doen welke tot hun opdracht behoren.

Zij hebben eveneens het recht te eisen dat hun alle papieren en overtuigingsstukken worden voorgelegd.

Iedere kapitein, eigenaar of terminalexploitant is verplicht de in § 1, eerste lid, bedoelde ambtenaren de inlichtingen en de hulp te verstrekken welke zij voor de vervulling van hun opdracht nodig achten.

Art. 9.Inbreuken op de verordening worden gestraft met een administratieve geldboete waarvan het bedrag per artikel van de verordening wordt bepaald in de onderstaande tabel :

Inbreuk op artikel

Bedrag in EURO

Infraction à l'article

Montant en EUROS

4, eerste lid

500

4, paragraphe 1er

500

4, tweede lid

10.000

4, paragraphe 2

10.000

6

1.250

6

1.250

7, eerste lid

2.500

7, paragraphe 1er

2.500

7, tweede lid

10.000

7, paragraphe 2

10.000

8

1.250

8

1.250

9

5.000

9

5.000

10

5.000

10

5.000

11

5.000

11

5.000

12

500

12

500

13

5.000

13

5.000

14

10.000

14

10.000

15

1.250

15

1.250

16

1.250

16

1.250

17

1.250

17

1.250

18

1.250

18

1.250

19

1.250

19

1.250

22

2.000

22

2.000

23

5.000

23

5.000

24

10.000

24

10.000


Art. 10.Bij herhaling binnen de drie jaar kan de bevoegde overheidsinstantie een administratieve geldboete opleggen die het bedrag bedoeld in artikel 9 overschrijdt, zonder evenwel het dubbele van dit bedrag te overschrijden.

Art. 11.Bij samenloop van strafbare gedragingen wordt één enkele administratieve geldboete opgelegd in verhouding tot de ernst van het geheel van de feiten. Deze kan niet hoger zijn dan 10 000 euro noch het totaal van de maximale geldboetes die opgelegd kunnen worden voor soortgelijke niet samenlopende feiten.

Art. 12.Indien bij de beslissing een administratieve geldboete op te leggen met verzachtende omstandigheden werd rekening gehouden, kan het bedrag van de administratieve geldboete worden verlaagd beneden het bedrag dat voor die inbreuk vermeld is in de bijlage, zonder minder te bedragen dan 60 euro.

Art. 13.§ 1. De bevoegde overheidsinstantie kan geheel of gedeeltelijk uitstel van de tenuitvoerlegging van de betaling van de administratieve geldboete toekennen voor zover zij geen andere administratieve geldboete heeft opgelegd aan de persoon die de inbreuk begaan heeft gedurende een periode van een jaar voorafgaand aan het begaan van de inbreuk. § 2. Het uitstel geldt voor een proefperiode van een jaar. De proefperiode gaat in vanaf de datum van kennisgeving van de beslissing tot oplegging van een administratieve geldboete. § 3. Het uitstel wordt van rechtswege herroepen wanneer een nieuwe inbreuk leidt tot een beslissing die een nieuwe administratieve geldboete oplegt.

De administratieve geldboete waarvan de betaling uitvoerbaar wordt door de herroeping van het uitstel, wordt zonder beperking samengevoegd met die welke wordt opgelegd voor de nieuwe inbreuk.

Art. 14.Er kan geen administratieve geldboete worden opgelegd meer dan twee jaar na de dag waarop de inbreuk werd gepleegd.

Art. 15.§ 1. Wanneer een inbreuk wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 8, § 1, tweede lid, zendt de bevoegde overheidsinstantie aan de betrokkene binnen een termijn van dertig dagen te rekenen van de dag waarop de inbreuk werd vastgesteld, een afschrift van het in artikel 8, § 1, tweede lid, bedoelde proces-verbaal.

Wanneer een vermeende inbreuk wordt vastgesteld op basis van een klacht zendt de bevoegde overheidsinstantie, behoudens de gevallen van onontvankelijkheid bedoeld in artikel 6, eerste en tweede lid, en in de gevallen bedoeld in artikel 6, derde lid, en artikel 7, § 3, binnen de dertig dagen na de ontvangst van de klacht een afschrift van deze klacht aan de betrokkene. § 2. De in paragraaf 1, eerste en tweede lid, bedoelde afschriften worden vergezeld van een geschrift met vermelding van : 1° de feiten waarvoor de procedure van administratieve geldboete gestart is;2° de dagen en uren waarop de vervoerder of terminalexploitant het recht heeft om het dossier te consulturen;3° het recht om zicht te laten bijstaan door een raadsman;4° de mogelijkheid om binnen de dertig dagen na de verzenddatum van de kennisgeving de verweermiddelen per brief, per fax of per elektronisch bericht aan de bevoegde overheidsinstantie te laten geworden en eventueel het verzoek om gehoord te worden. § 3. Indien de bevoegde overheidsinstantie een verzoek ontvangt, in overeenstemming met paragraaf 2, 4°, beschikt zij over vijftien dagen, volgend op de ontvangst van dit verzoek, om de datum van de hoorzitting aan de betrokkene per brief, per fax of per elektronisch bericht te melden. De hoorzitting moet plaatsvinden na de vijftiende en uiterlijk op de dertigste dag na de verzending van de mededeling van de datum van de hoorzitting.

Art. 16.Niet eerder dan na afloop van de in artikel 15, § 2, 4°, bedoelde termijn van dertig dagen of, in voorkomend geval, na het horen van de betrokkene, neemt de bevoegde overheidsinstantie een beslissing betreffende de feiten die het voorwerp uitmaken van de procedure. Zij betekent deze beslissing aan de betrokkene bij aangetekende brief. Artikel 53bis van het Gerechtelijk Wetboek is van toepassing op dit aangetekend schrijven.

De beslissing die een administratieve geldboete oplegt, vermeldt, op straffe van nietigheid, het bedrag ervan, alsook de mogelijke rechtsmiddelen tegen de beslissing.

Gegeven te Brussel, 22 juni 2016.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, Mevr. M. DE BLOCK De Minister van Mobiliteit, F. BELLOT De Staatssecretaris voor Noordzee, Ph. DE BACKER Met `s Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, K. GEENS _______ Nota (1) Kamer van volksvertegenwoordigers (www.dekamer.be) Stukken : 54-1734 Integraal verslag : 26 mei 2016

^