Etaamb.openjustice.be
Wet van 23 november 2017
gepubliceerd op 11 december 2017

Wet tot wijziging van de wet van 30 augustus 2013 houdende de Spoorcodex

bron
federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer
numac
2017031660
pub.
11/12/2017
prom.
23/11/2017
ELI
eli/wet/2017/11/23/2017031660/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)Kamer (parl. doc.)
Document Qrcode

FEDERALE OVERHEIDSDIENST MOBILITEIT EN VERVOER

Directoraat-generaal Duurzame Mobiliteit en Spoorbeleid - Directie Spoorbeleid


23 NOVEMBER 2017. - Wet tot wijziging van de wet van 30 augustus 2013 houdende de Spoorcodex (1)


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.

Art. 2.Deze wet strekt tot omzetting van de richtlijn 2016/882 van de Commissie van 1 juni 2016 tot wijziging van Richtlijn 2007/59/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de taalvereisten. HOOFDSTUK 2 - Wijziging aan de Spoorcodex

Art. 3.Artikel 1, tweede lid van de Spoorcodex, gewijzigd bij de wet van 15 juni 2015, wordt aangevuld met de bepaling onder 5°, luidende : 5° Richtlijn 2016/882 van de Commissie van 1 juni 2016 tot wijziging van Richtlijn 2007/59/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de taalvereisten.

Art. 4.In artikel 3 van dezelfde Codex, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 21 december 2013 en bij de wet van 15 juni 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de bepaling onder 8° wordt opgeheven;2° de bepaling onder 17° wordt opgeheven;3° de bepaling onder 39° wordt opgeheven;4° de bepaling onder 78° wordt ingevoegd, luidende : « 78° « Hulponderneming » : een onderaannemer die belast is met de uitvoering van een opdracht die hem in het kader van zijn veiligheidsbeheersysteem door een spoorwegonderneming of een infrastructuurbeheerder toegekend wordt en die beschouwd wordt als hebbende een impact op de veiligheid van het Belgische spoorwegnetwerk.».

Art. 5.In artikel 4, § 2, tweede lid, van dezelfde Codex, gewijzigd bij de wet van 15 juni 2015, in de Nederlandse tekst, wordt het woord "Reordening" vervangen door het woord "Verordening".

Art. 6.Artikel 7 van de dezelfde Codex wordt aangevuld met de bepaling onder 4°, luidende : "4° een dekking van de burgerlijke aansprakelijkheid voor een minimumbedrag dat de Koning bepaalt.".

Art. 7.In artikel 10 van dezelfde Codex worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden "installaties van de verkrijgers" vervangen door de woorden "plaatsing van nutsvoorzieningen";2° in het tweede lid worden de woorden "installaties" vervangen door de woorden "nutsvoorzieningen".

Art. 8.In artikel 21, eerste lid, van dezelfde Codex, gewijzigd bij de wet van 15 juni 2015, in de Nederlandse tekst, worden na het woord "voorzieningen" de woorden "die zijn aangesloten op het net van de infrastructuurbeheerder en voor de dienstverlening in die voorzieningen," opgeheven.

Art. 9.In artikel 23, eerste lid, van dezelfde Codex, worden de woorden "de houder van een treinpad" vervangen door de woorden "een spoorwegonderneming".

Art. 10.In artikel 24, § 2, tweede lid, van dezelfde Codex, worden de woorden "in artikel 41, § 4" vervangen door de woorden "in artikel 43".

Art. 11.In artikel 60, § 1, van dezelfde Codex, wordt in de Nederlandse tekst, het woord "inzake" ingevoegd tussen de woorden "beperkte compensatieregeling treffen" en de woorden "retributies voor het gebruik".

Art. 12.In artikel 62 van dezelfde Codex, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 3, 5°, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 21 december 2013, worden de woorden "tussen twee stations" vervangen door de woorden "tussen stations".2° in de paragraaf 5, 4° worden de woorden "in de artikelen 5, 6, 7, 1° en 3°, 8 en 9" vervangen door de woorden "in de artikelen 5, 6, 7, 8 en 9".

Art. 13.In artikel 63 van dezelfde Codex, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 2 wordt aangevuld met een lid luidende als volgt : "In geval er een beroep wordt ingesteld tegen de weigering capaciteit te verlenen of tegen de voorwaarden van een capaciteitsaanbod, beslist het toezichthoudende orgaan ofwel dat er geen reden is om de beslissing van de infrastructuurbeheerder te wijzigen, ofwel dat de betwiste beslissing overeenkomstig haar beslissing wordt gewijzigd."; 2° in paragraaf 3, gewijzigd bij de wet van 15 juni 2015, wordt het tweede lid opgeheven.

Art. 14.In artikel 68 van dezelfde Codex, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 wordt de bepaling onder 1° opgeheven;2° in paragraaf 2 wordt het eerste lid opgeheven.

Art. 15.In artikel 74 van dezelfde Codex, wordt paragraaf 2 opgeheven.

Art. 16.Artikel 76 van dezelfde Codex wordt vervangen als volgt : "

Art. 76.§ 1. De veiligheidsinstantie kan een bestuurlijke boete opleggen in geval van een inbreuk voorzien in de artikels 214 en 215 volgens de procedure bedoeld in dit artikel. § 2. Ingeval een personeelslid van de veiligheidsinstantie een inbreuk vaststelt, bedoeld in artikel 213, § 1, maakt hij een gedateerd verslag op dat minstens vermeldt : 1° de naam van de vermoedelijke overtreder;2° de inbreuk;3° de beschrijving van de feiten die de inbreuk uitmaken. Het verslag wordt onmiddellijk bezorgd aan de directeur van de veiligheidsinstantie.

Een afschrift van het verslag wordt uiterlijk bij de kennisgeving van het voornemen tot het opleggen van een bestuurlijke boete bedoeld in paragraaf 3 aan de vermoedelijke overtreder toegezonden. § 3. De veiligheidsinstantie brengt de vermoedelijke overtreder binnen twee maanden na de dagtekening van het verslag op de hoogte van zijn intentie om een bestuurlijke boete op te leggen.

De kennisgeving gebeurt bij aangetekende zending en vermeldt, op straffe van nietigheid, het in overweging genomen bedrag van bestuurlijke boete alsook de naam van de vermoedelijke overtreder.

De kennisgeving heeft enkel betrekking op feiten die minder dan vijf jaar voor het versturen van de aangetekende zending begaan zijn. § 4. De veiligheidsinstantie nodigt de vermoedelijke dader uit om binnen dertig dagen volgend op de kennisgeving bedoeld in paragraaf 3 schriftelijk zijn verweer mee te delen.

Als de zetel zich niet in België bevindt, wordt deze termijn verlengd met vijftien dagen.

De veiligheidsinstantie brengt eveneens de vermoedelijke overtreder op de hoogte van het feit dat : 1° hij, op verzoek, de documenten kan raadplegen die aan de basis liggen van het voornemen om een bestuurlijke boete op te leggen en hij er kopies van kan bekomen;2° hij mondeling zijn schriftelijk verweer kan toelichten;3° hij zich kan laten bijstaan of laten vertegenwoordigen door een raadsman en getuigen kan oproepen. Als hij zijn verweer mondeling wil toelichten, dient de vermoedelijke overtreder een schriftelijke aanvraag in bij de veiligheidsinstantie binnen dertig dagen na ontvangst van de kennisgeving bedoeld in paragraaf 3.

Als de vermoedelijke overtreder vindt dat hij te weinig tijd heeft om zich te verdedigen, kan hij binnen de dertig dagen na de ontvangst van de kennisgeving bedoeld in paragraaf 3 een met redenen omkleed verzoek richten aan de veiligheidsinstantie die hierover beslist binnen vijftien dagen na ontvangst van het verzoek.

Als de veiligheidsinstantie geen beslissing neemt, wordt het verzoek geacht ingewilligd te zijn. § 5. Als de veiligheidsinstantie beslist om een bestuurlijke boete op te leggen, wordt het bedrag ervan afgestemd op de ernst van de inbreuk en de mate waarin deze aan de overtreder wordt verweten.

Zij houdt bovendien rekening met de frequentie en de omstandigheden waarin de vermoedelijke overtreder de inbreuk heeft gepleegd.

De paragrafen 5, eerste lid, en 6 zijn van toepassing in het geval van het in artikel 221/3 bedoelde beroep. § 6. Als op het ogenblik van de beslissing tot het opleggen van een bestuurlijke boete, de feiten geen inbreuk meer vormen in de zin van de artikelen 214 en 215, wordt geen bestuurlijke boete opgelegd. § 7. Het recht van de veiligheidsinstantie om een bestuurlijke boete op te leggen, vervalt twee jaar na de datum van het verslag bedoeld in paragraaf 2.

Deze termijn wordt geschorst in geval van verlenging van de termijn van verweer van de vermoedelijke overtreder in toepassing van paragraaf 4, vijfde lid. § 8. Een bestuurlijke boete kan niet worden opgelegd : 1° als de strafrechter reeds een straf heeft opgelegd voor dezelfde feiten;2° als de feiten reeds aanleiding hebben gegeven tot een vrijspraak, een eenvoudige schuldverklaring, een opschorting van de gerechtelijke uitspraak tot veroordeling of in geval van een dading zoals bedoeld onder artikel 216bis van het Wetboek van Strafvordering. § 9. Als de overtreder strafrechtelijk wordt vervolgd voor feiten die onlosmakelijk verbonden zijn met het feit waarvoor de veiligheidsinstantie een bestuurlijke boete wenst op te leggen, zijn de termijnen bedoeld in dit artikel geschorst tot het ogenblik waarop de strafrechter een uitspraak heeft gedaan.".

Art. 17.Artikel 77 van dezelfde wet wordt aangevuld met een lid, luidende : "De veiligheidsinstantie organiseert minstens één keer per jaar een veiligheidsoverleg dat alle, bij spoorveiligheid, betrokken en belanghebbende partijen samenbrengt, en onder andere, de spoorwegondernemingen en de infrastructuurbeheerders, de fabrikanten en het onderzoeksorgaan.".

Art. 18.In artikel 78 van dezelfde Codex worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, d), worden de woorden "artikel 93" vervangen door de woorden "artikel 92";2° het tweede lid wordt opgeheven.

Art. 19.Artikel 79 van dezelfde Codex wordt vervangen als volgt : "

Art. 79.§ 1. Deze afdeling bepaalt de retributies die verschuldigd zijn als vergoeding voor de prestaties die door de veiligheidsinstantie in toepassing van deze Codex uitgevoerd worden om zijn werkingskosten te dekken.

Deze retributies worden gestort in het fonds betreffende de werking van de veiligheidsinstantie van de spoorwegen opgericht bij artikel 5 van de programmawet van 23 december 2009. § 2. Elk jaar op 1 januari, worden de retributies bedoeld in de artikelen 80 tot 88/1 aangepast aan de gezondheidsindex volgens de volgende formule : het basisbedrag zoals vastgesteld in deze artikelen, vermenigvuldigd met de nieuwe index en gedeeld door de oorspronkelijke index.

De nieuwe index is de gezondheidsindex van de maand november van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de bedragen overeenkomstig het eerste lid worden aangepast.

De oorspronkelijke index is de gezondheidsindex van november 2009.

Het verkregen resultaat wordt afgerond : 1° naar de hogere euro indien het deel in decimalen groter of gelijk is aan vijftig cent;2° naar de lagere euro indien het deel in decimalen kleiner is dan vijftig cent. Het vierde lid is niet van toepassing op de retributie bedoeld in artikel 85.

Het geïndexeerde bedrag dat wordt toegepast, is het geldende bedrag op de dag waarop de termijnen die door of overeenkomstig deze Codex voor de uitvoering van de gevraagde prestatie werden vastgelegd, beginnen te lopen. § 3. De retributies worden betaald aan de veiligheidsinstantie ten laatste dertig dagen volgend op de datum van verzending van de factuur en volgens de instructies die in die factuur zijn opgenomen. § 4. De retributies bedoeld in de artikelen 81, 83, 84 en 86 tot 88/1 worden voorafgaand van de uitvoering van de gevraagde prestatie of van het onderzoek van het dossier betaald.

In deze gevallen, en op voorwaarde dat de aanvraag alle nodige elementen bevat, wordt het dossier als volledig beschouwd en beginnen de termijnen die door of overeenkomstig deze Codex voor de uitvoering van de gevraagde prestatie of voor het onderzoek van het betrokken dossier werden vastgelegd, te lopen op de dag van ontvangst van de betaling.

In afwijking van het eerste en het tweede lid, wanneer een vergunning van treinbestuurder wordt aangevraagd door een entiteit die handelt in naam en voor rekening van een kandidaat treinbestuurder overeenkomstig artikel 128, betaalt deze entiteit de retributie bedoeld in artikel 81 nadat de veiligheidsinstantie zijn aanvraag heeft onderzocht. § 5. Er is geen terugbetaling van de retributie indien de situatie die eraan aanleiding gaf verdwijnt of verandert, ongeacht of ze te wijten is aan de retributieplichtige of aan de veiligheidsinstantie.

In afwijking van het eerste lid, betaalt de veiligheidsinstantie de retributie bedoeld in de artikelen 81, 83, 84 of 86 tot 88/1 terug wanneer de aanvrager zijn aanvraag intrekt vooraleer de veiligheidsinstantie gestart is met het onderzoek gestart.".

Art. 20.Artikel 80 van dezelfde Codex wordt vervangen als volgt : "

Art. 80.§ 1. De aanvrager van de toelating tot indienststelling van de subsystemen bedoeld in artikel 74, § 1, 1°, en de aanvrager van de toelating tot indienststelling van voertuigen bedoeld in artikel 74, § 1, 3°, betalen een retributie van 375 euro per aangevatte halve dag voor het onderzoek van het dossier. § 2. Ingeval beslist wordt tot aflevering van de toelating, is de aanvrager een retributie verschuldigd van 750 euro. § 3. In geval van niet-betaling van de in paragrafen 1 en 2 bedoelde retributies, kan de veiligheidsinstantie de toelating na ingebrekestelling intrekken.".

Art. 21.Artikel 81 van dezelfde Codex wordt vervangen als volgt : "

Art. 81.De aanvrager van een vergunning van treinbestuurder in toepassing van titel 5, hoofdstuk 1, afdeling 2, betaalt een retributie vastgesteld als volgt : 1° 100 euro voor de initiële afgifte of de vernieuwing;2° 40 euro voor de afgifte van duplicaten".

Art. 22.Artikel 82 van dezelfde Codex wordt vervangen als volgt : "

Art. 82.De spoorweginfrastructuurbeheerder en de spoorwegondernemingen betalen voor de kosten in verband met de taken betreffende de certificering van treinbestuurders en treinbegeleiders als bedoeld respectievelijk in artikel 74, § 1°, 9° en 11°, een jaarlijkse retributie.

De retributie is vastgesteld op 20 euro per personeelslid dat een vergunning of een attest heeft op 1 januari van het lopende jaar.

In geval van niet-betaling, kan de veiligheidsinstantie de geldigheid van de vergunning of het attest van de betrokken personeelsleden opschorten.".

Art. 23.Artikel 83 van dezelfde Codex wordt vervangen als volgt : "

Art. 83.De personen of instellingen die een aanvraag tot erkenning voor de opleiding en examinering van de treinbestuurders indienen overeenkomstig titel 5, hoofdstuk 1, afdeling 6, betalen voor het onderzoek van hun dossier een retributie vastgesteld als volgt : 1° 2.000 euro voor de spoorwegondernemingen die hun eigen personeel opleiden; 2° 2.500 euro voor de spoorwegondernemingen die hun eigen personeel en derden opleiden; 3° 2.500 euro voor de andere ondernemingen of instellingen; 4° 50 euro voor de initiële afgifte of de bijwerking, van de erkenning als examinator door de veiligheidsinstantie zelf. De retributies bedoeld in het eerste lid gelden ook voor het verzoek tot herziening of vernieuwing van de erkenning.".

Art. 24.Artikel 84 van dezelfde Codex wordt vervangen als volgt : «

Art. 84.De personen of instellingen die een erkenningsaanvraag indienen om met het medisch onderzoek en het bedrijfspsychologisch onderzoek belast te worden, overeenkomstig artikel 127, vierde en vijfde lid, betalen voor het onderzoek van hun dossier een retributie vastgesteld als volgt : 1° 2.000 euro voor een persoon; 2° 2.500 euro voor een instelling.

De retributies bedoeld in het eerste lid gelden ook voor het verzoek tot herziening of vernieuwing van de erkenning.".

Art. 25.Artikel 85 van dezelfde Codex wordt vervangen als volgt : "

Art. 85.De houder van een voertuig dat op 1 januari van het lopende jaar voorkomt in het nationaal voertuigenregister betaalt een jaarlijkse retributie van 2 euro voor dat voertuig.

In geval van niet-betaling, kan de veiligheidsinstantie het voertuig uit het register schrappen.".

Art. 26.Artikel 86 van dezelfde Codex wordt vervangen als volgt : "

Art. 86.De aanvrager van een controle van de doeltreffendheid van het remsysteem van rollend spoormaterieel als bedoeld in artikel 74, § 1, 12°, betaalt een retributie van 280 euro voor deze controle.".

Art. 27.Artikel 87 van dezelfde Codex wordt vervangen als volgt : "

Art. 87.De aanvrager van een controle zoals bedoeld in artikel 107, tweede lid, betaalt een retributie van 2.000 euro voor deze controle.".

Art. 28.Artikel 88 van dezelfde Codex wordt vervangen als volgt : "

Art. 88.De aanvrager van een veiligheidscertificaat deel A of deel B bedoeld in artikel 99 betaalt voor het onderzoek van het dossier met betrekking tot de oorspronkelijke aanvraag, de herziening of vernieuwing een retributie vastgesteld als volgt : 1° 5.000 euro voor de aanvrager van een veiligheidscertificaat deel A; 2° 2.000 euro voor de aanvrager van een veiligheidscertificaat deel B die jaarlijks minder dan 200 miljoen reizigers-kilometers presteert; 3° 10.000 euro voor de aanvrager van een veiligheidscertificaat deel B die jaarlijks 200 miljoen reizigers-kilometers of meer presteert; 4° 2.000 euro voor de aanvrager van een veiligheidscertificaat deel B die jaarlijks minder dan 500 miljoen ton-kilometers goederenvervoer presteert; 5° 10.000 euro voor de aanvrager van een veiligheidscertificaat deel B die jaarlijks 500 miljoen ton-kilometers of meer goederenvervoer presteert.

Voor de aanvrager van een veiligheidscertificaat deel B die zowel reizigers als goederen vervoert, worden de bedragen bedoeld in het eerste lid, 2° tot 5°, opgeteld.

Art. 29.In titel 4, hoofdstuk 2, afdeling 4, van dezelfde Codex wordt een artikel 88/1 ingevoegd, luidende : "

Art. 88/1.De aanvrager van de veiligheidsvergunning bedoeld in artikel 95 betaalt een retributie van 25.000 euro voor het onderzoek van het dossier.

De retributie geldt ook voor het verzoek tot herziening of vernieuwing.".

Art. 30.In titel 4, hoofdstuk 2, afdeling 4, van dezelfde Codex wordt een artikel 88/2 ingevoegd, luidende : "

Art. 88/2.§ 1. De houder van een veiligheidsvergunning en de houders van een veiligheidscertificaat deel B die gebruik maken van het netwerk betalen een jaarlijkse retributie, naar rato van een kwart van het jaarlijkse bedrag per kwartaal.

De Koning bepaalt het bedrag van de retributie bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad. § 2. De retributie wordt verdeeld over de houder van een veiligheidsvergunning en de houders van een veiligheidscertificaat deel B als volgt : 1° dertig procent van het totale bedrag ten laste van de houder van een veiligheidsvergunning;2° zeventig procent van het totale bedrag ten laste van de houders van een veiligheidscertificaat deel B. Het aandeel bedoeld in het eerste lid, 2°, wordt verdeeld over de houders in verhouding tot het aantal trein-kilometers dat zij gepresteerd hebben tijdens het kwartaal dat afgesloten werd drie maanden voor het kwartaal waarop de retributie betrekking heeft.

Onmiddellijk na afsluiting van elk kwartaal, worden de trein-kilometers, gepresteerd door elke houder van een veiligheidscertificaat deel B, aan de veiligheidsinstantie meegedeeld door de houder van de veiligheidsvergunning. § 3. In geval van niet-betaling kan de veiligheidsinstantie de geldigheid van de veiligheidsvergunning of het veiligheidscertificaat opschorten.".

Art. 31.Artikel 92 van dezelfde Codex wordt vervangen als volgt : "

Art. 92.§ 1. De spoorweginfrastructuurbeheerder en alle spoorwegondernemingen dienen elk jaar voor 30 juni bij de veiligheidsinstantie een verslag in over de veiligheid tijdens het vorige kalenderjaar. Het veiligheidsverslag bevat : 1° inlichtingen over de wijze waarop de spoorweginfrastructuurbeheerder of de spoorwegonderneming zijn eigen veiligheidsdoelen verwezenlijkt en de resultaten van de veiligheidsplannen;2° de ontwikkeling van nationale veiligheidsindicatoren en van de in bijlage 4 gedefinieerde gemeenschappelijke veiligheidsindicatoren, voor zover deze voor de rapporterende organisatie van belang is;3° de resultaten van de interne veiligheidsaudits;4° opmerkingen over functionele tekortkomingen en gebreken in de spoorwegactiviteiten en in het infrastructuurbeheer, die voor de veiligheidsinstantie van belang kunnen zijn. De Koning bepaalt de regels die van toepassing zijn op het veiligheidsverslag en kan voor dit veiligheidsverslag bijkomende inhoudelijke elementen voorschrijven.

De veiligheidsinstantie publiceert een model van veiligheidsverslag op haar internetsite. § 2. De spoorwegondernemingen sturen een kopie van het verslag bedoeld in paragraaf 1 door naar de infrastructuurbeheerder.

De infrastructuurbeheerder mag de gegevens die opgenomen zijn in het veiligheidsverslag enkel gebruiken in uitvoering van artikel 91.

De infrastructuurbeheerder is gebonden door het beroepsgeheim en mag de gegevens opgenomen in het veiligheidsverslag niet meedelen aan derden.

De inbreuken op het derde lid worden bestraft met de straffen bepaald in artikel 458 van het Strafwetboek.".

Art. 32.In titel 4, hoofdstuk 3, van dezelfde Codex wordt een artikel 94/1 ingevoegd, luidende : «

Art. 94/1.§ 1. Om een beroep te kunnen doen op een hulponderneming heeft de spoorwegonderneming of de infrastructuurbeheerder een geldig veiligheidscertificaat of een geldige veiligheidsvergunning. § 2. De spoorwegonderneming of de infrastructuurbeheerder kent het statuut van hulponderneming toe aan de onderaannemer waarop zij een beroep kunnen doen.

De spoorwegonderneming of de infrastructuurbeheerder informeert de veiligheidsinstantie en het toezichthoudende orgaan over het toekennen of het ontnemen van de hoedanigheid van hulponderneming.

Behalve de naam of de sociale benaming van de hulponderneming meldt de spoorwegonderneming, of de infrastructuurbeheerder aan de veiligheidsinstantie ook : 1° de datum van toekenning van het statuut van hulponderneming;2° in voorkomend geval, de veiligheidsfuncties die door de hulponderneming worden uitgeoefend;3° in voorkomend geval, de afbakening van de spoorweginfrastructuur die gedekt is door het statuut van hulponderneming;4° in voorkomend geval, de lijst met lokale protocollen die gekend moeten zijn door de hulponderneming. In geval van wijziging van de informatie bedoeld onder het derde lid, brengen de spoorwegonderneming of de infrastructuurbeheerder de veiligheidsinstantie onmiddellijk op de hoogte. § 3. De toekenning van het statuut van hulponderneming bedoeld in paragraaf 2 ontslaat de spoorwegonderneming of de infrastructuurbeheerder niet van haar of zijn verantwoordelijkheid en van de verplichtingen inzake veiligheid en overdracht van capaciteit overeenkomstig artikel 29.

Het beroep doen op een hulponderneming mag niet ingaan tegen de toepassing van de mededingingsregels of mag de spoorwegmarkten niet ontwrichten overeenkomstig artikel 62, § 3. § 4. De spoorwegonderneming of de infrastructuurbeheerder die een beroep doet op een hulponderneming sluit met haar een akkoord dat : 1° de spoorwegonderneming of de infrastructuurbeheerder duidelijk identificeert als verantwoordelijke voor de veilige exploitatie van de trein;2° de inhoud en de modaliteiten van overdracht van alle informatie met betrekking tot de veiligheid tussen alle contracterende partijen bevat. § 5. De spoorwegonderneming of de infrastructuurbeheerder die een beroep doet op een hulponderneming controleert de risico's van de activiteiten en blijft verantwoordelijk voor het coördineren en het beheren van de veilige exploitatie van treinen.

Deze bepaling is van toepassing ook als de spoorwegonderneming of de infrastructuurbeheerder tegelijkertijd de materiële en de menselijke middelen die nodig zijn voor de exploitatie in onderaanneming geeft.

De bewijslast van het risicobeheer weegt in alle gevallen op de spoorwegonderneming of de infrastructuurbeheerder die een beroep doet op een hulponderneming. § 6. De spoorwegonderneming of de infrastructuurbeheerder beheert de risico's die verbonden zijn aan het gebruik van hulpondernemingen in zijn veiligheidsbeheersysteem, voorziet een proces dat haar of hem in staat stelt te garanderen dat de materiële en de menselijke hulpmiddelen die nodig zijn voor de exploitatie die hij in onderaanneming geeft aan een hulponderneming de wettelijke en reglementaire vereisten die van toepassing zijn, naleven. § 7. Als een spoorwegonderneming of een infrastructuurbeheerder een beroep doet op een spoorwegonderneming als hulponderneming, kunnen zij, om te beslissen over de uitgebreidheid van de analyse, rekening houden met de omstandigheid dat de spoorwegonderneming al dan niet een geldig veiligheidscertificaat heeft. § 8. De spoorwegonderneming of de infrastructuurbeheerder die een beroep doet op een hulponderneming integreert de certificering van het veiligheidspersoneel van de hulponderneming in haar veiligheidscertificaat, met inbegrip van de aflevering van het aanvullend bevoegdheidsbewijs bedoeld in titel 5, hoofdstuk 1, afdeling 3.".

Art. 33.In artikel 98 van dezelfde Codex, worden de woorden ", vernieuwd, geschorst" ingevoegd tussen de woorden "verlengd" en de woorden "en ingetrokken".

Art. 34.Artikel 99, § 2, tweede lid van dezelfde Codex wordt aangevuld met de volgende zin : "De certificering is gebaseerd op de documentatie die door de spoorwegonderneming werd verstrekt overeenkomstig bijlage 27.".

Art. 35.In artikel 103 van dezelfde Codex, worden de woorden ", de verlenging, de schorsing" ingevoegd tussen de woorden "de vernieuwing" en de woorden "en de intrekking".

Art. 36.In artikel 111, § 1, van dezelfde Codex wordt de bepaling onder 3° vervangen als volgt : "3° kan onderzoeken voeren naar andere dan in de punten 1° en 2° bedoelde exploitatieongevallen en -incidenten en naar ongevallen en incidenten met een weerslag op de exploitatie volgens de door de Koning bepaalde criteria en regels;".

Art. 37.Artikel 112 van dezelfde Codex, gewijzigd bij de wet van 15 juni 2015, wordt aangevuld met de paragrafen 8 en 9, luidende : " § 8. Er kan geen bestuurlijke boete worden opgelegd indien : 1° door de strafrechter voor dezelfde feiten al eerder een straf werd opgelegd;2° de feiten hebben eerder al geleid tot een vrijspraak, een eenvoudige schuldigverklaring, een opschorting van de uitspraak van de veroordeling of een minnelijke schikking bedoeld in artikel 216bis van het Wetboek van Strafvordering. § 9. Indien de overtreder strafrechtelijk vervolgd wordt voor feiten die onlosmakelijk samenhangen met het feit waarvoor het onderzoeksorgaan een bestuurlijke boete wil opleggen, worden de in dit artikel vermelde termijnen geschorst tot de strafrechter uitspraak heeft gedaan.".

Art. 38.In titel 4, hoofdstuk 6, van dezelfde Codex wordt een afdeling 2/1 ingevoegd, luidende "Vergoeding voor prestaties".

Art. 39.In afdeling 2/1 van dezelfde Codex, ingevoegd bij artikel 38, wordt een artikel 112/1 ingevoegd, luidende : "

Art. 112/1.§ 1. De houder van een veiligheidsvergunning en de houders van een veiligheidscertificaat deel B die gebruik maken van het netwerk zijn, met het oog op de dekking van de kosten van het onderzoeksorgaan voor het onderzoek van ongevallen en van het algemeen veiligheidsniveau, een jaarlijkse retributie verschuldigd. § 2. De Koning bepaalt het bedrag bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.

Per kwartaal is één vierde van het jaarbedrag verschuldigd. § 3. De retributie wordt omgeslagen over de houder van een veiligheidsvergunning en de houders van een veiligheidscertificaat deel B. Het aandeel van de houder van een veiligheidsvergunning is dertig procent van het totale bedrag.

Het aandeel van de houders van een veiligheidscertificaat deel B is zeventig procent van het totale bedrag.

Het aandeel van de houders van een veiligheidscertificaat deel B wordt verdeeld over de houders in verhouding tot het aantal trein-kilometers dat zij gepresteerd hebben tijdens het kwartaal dat afgesloten werd drie maanden voor het kwartaal waarop de retributie betrekking heeft.

Onmiddellijk na afsluiting van elk kwartaal worden de trein-kilometers, gepresteerd door elke houder van een veiligheidscertificaat deel B, door de houder van de veiligheidsvergunning aan het onderzoeksorgaan meegedeeld dat deze informatie daarna doorstuurt naar de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer . § 4. De houder van de veiligheidsvergunning en de houders van een veiligheidscertificaat deel B betalen de in artikel 112/1 bedoelde retributie aan het onderzoeksorgaan bij het begin van het kwartaal, ten laatste dertig dagen volgend op de datum van de factuur en volgens de instructies die in die factuur zijn opgenomen. § 5. In geval van niet-betaling geeft het onderzoeksorgaan hiervan kennis aan de veiligheidsinstantie, die de geldigheid van de veiligheidsvergunning of het veiligheidscertificaat kan opschorten.".

Art. 40.In artikel 132, § 1, van dezelfde Codex, wordt de bepaling onder 1° vervangen als volgt : "1° houdt een register bij van alle afgegeven, bijgewerkte, vernieuwde, gewijzigde, vervallen, geschorste, ingetrokken of als verloren, gestolen of vernietigd opgegeven vergunningen van treinbestuurder. Dit register bevat voor iedere vergunning de in bijlage 7/1 voorgeschreven gegevens. Deze gegevens zijn beschikbaar door middel van het nationaal nummer dat aan elke bestuurder is toegewezen. Dit register wordt regelmatig bijgewerkt;".

Art. 41.Artikel 136, tweede lid, van dezelfde Codex wordt vervangen als volgt : « Ingeval van onenigheid tussen de partijen bij een arbeidsverhouding kunnen zij de zaak aanhangig maken bij de Arbeidsrechtbank. ».

Art. 42.In artikel 140, § 1, van dezelfde Codex, wordt de bepaling onder 1° vervangen als volgt : "1° houden een register bij, of zorgen dat een register wordt bijgehouden, van alle afgegeven, bijgewerkte, vernieuwde, gewijzigd, vervallen, geschorste, ingetrokken of als verloren, gestolen of vernietigd opgegeven bevoegdheidsbewijzen. Dit register bevat voor ieder bevoegdheidsbewijs de in bijlage 7/1 voorgeschreven gegevens, alsook de gegevens betreffende de periodieke controles vermeld in artikel 137. Dit register wort regelmatig bijgewerkt;".

Art. 43.In artikel 142 van dezelfde Codex wordt paragraaf 3 vervangen als volgt : " § 3. In geval van meningsverschil aangaande een beslissing van de veiligheidsinstantie betreffende een aanvraag in titel 5 kan de treinbestuurder of zijn werkgever een herziening van de beslissing vragen.

Op straffe van onontvankelijkheid dient hij de aanvraag tot herziening, naar behoren gemotiveerd, in bij de veiligheidsinstantie per aangetekende zending binnen een termijn van een maand volgend op de kennisgeving van de beslissing.

Na deze termijn is de beslissing definitief.

De veiligheidsinstantie neemt een beslissing binnen twee maanden na ontvangst van de aanvraag tot herziening.".

Art. 44.In artikel 150 van dezelfde Codex worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, worden in de Nederlandse tekst de woorden "brevet van vakbekwaamheid" vervangen door de woorden "brevet van professionele geschiktheid ";2° in paragraaf 1, zesde lid, worden de woorden "van deze Spoorcodex" vervangen door de woorden "van dit hoofdstuk";3° de woorden "de opleidingsinstelling" en "opleidingsinstellingen" worden telkens respectievelijk vervangen door de woorden "het opleidingscentrum" en "opleidingscentra".

Art. 45.In artikel 151 van dezelfde Codex worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de bepaling onder 2° worden de woorden "opleidingsinstellingen" vervangen door de woorden "opleidingscentra";2° in de bepalingen onder 3° en 4°, worden de woorden "brevet van begeleider van reizigerstreinen" vervangen door de woorden "brevet van professionele geschiktheid";3° in de bepaling onder 3° worden in de Nederlandse tekst de woorden "vereiste vakbekwaamheid" vervangen door de woorden "vereiste professionele geschiktheid".

Art. 46.In titel 5, hoofdstuk 2, van dezelfde Codex wordt een artikel 151/1 ingevoegd, luidende : "

Art. 151/1.Uiterlijk op 31 december 2017, en in afwijking van de artikelen 150 en 151, voeren de spoorwegondernemingen voor de certificering van begeleiders van reizigerstreinen eigen processen in.

Zij nemen deze processen op in hun veiligheidsbeheerssysteem.

Deze processen : 1° zijn in overeenstemming met het Besluit nr.2012/757 van de Commissie van 14 november 2012 betreffende de technische specificaties inzake interoperabiliteit van het subsysteem Exploitatie en verkeersleiding van het spoorwegsysteem in de Europese Unie en tot wijziging van Beschikking 2007/756/EG en aan andere toepasselijke Europese regels; 2° verzekeren een veiligheidsniveau dat minstens gelijkwaardig is aan het veiligheidsniveau dat verzekerd wordt door de bepalingen die door de Koning op grond van de artikelen 68, § 2, derde lid, en 151 genomen zijn. De attesten van begeleider van reizigerstreinen bedoeld in artikel 150, § 2, die afgeleverd zijn door de veiligheidsinstantie, vervallen op het ogenblik waarop de spoorwegonderneming de processen, bedoeld in het eerste lid, heeft ingevoerd of uiterlijk op 31 december 2017.".

Art. 47.Artikel 168 van dezelfde Codex wordt aangevuld met een paragraaf 8, luidende : " § . 8. De Koning bepaalt de nadere regels van indiening van de aanvraag, de procedure en de voorwaarden voor het verkrijgen van de toelating tot indienststelling van de subsystemen.".

Art. 48.In titel 6, hoofdstuk 4, van dezelfde Codex wordt het opschrift van afdeling 5 vervangen als volgt : "Indienststelling van bestaande subsystemen na een vernieuwing of een verbetering".

Art. 49.In titel 6, hoofdstuk 4, afdeling 5, van dezelfde Codex, wordt onderafdeling 1, die artikel 177 bevat, opgeheven.

Art. 50.In titel 6, hoofdstuk 4, afdeling 5, van dezelfde Codex, worden onderafdeling 2 en artikel 179 opgeheven.

Art. 51.Artikel 178 van dezelfde Codex wordt vervangen als volgt : "

Art. 178.§ 1. In geval van vernieuwing of verbetering dient de aanbestedende dienst, de constructeur of hun lasthebber in de Europese Unie een conceptdossier in bij de veiligheidsinstantie waarin het project beschreven wordt.

De Koning bepaalt de procedure en de nadere regels van indiening van het conceptdossier bedoeld in het eerste lid. § 2. Na het dossier te hebben bestudeerd, beslist de veiligheidsinstantie, mede in het licht van de uitvoeringsstrategie vermeld in de van toepassing zijnde TSI, of de omvang van de werkzaamheden het rechtvaardigt dat een nieuwe toelating tot indienststelling in de zin van deze Spoorcodex wordt vereist.

Een nieuwe toelating tot indienststelling is steeds vereist wanneer de voorgenomen werkzaamheden negatieve gevolgen kunnen hebben voor het algemeen veiligheidsniveau van het betrokken subsysteem. § 3. De veiligheidsinstantie neemt een beslissing uiterlijk vier maanden na de indiening van het volledige conceptdossier.

Als zij beslist dat een nieuwe toelating nodig is, vermeldt zij in haar beslissing in welke mate de TSI's op het project moeten worden toegepast.

Als een nieuwe toelating nodig is, dient de aanbestedende dienst, de constructeur of hun lasthebber in de Europese Unie een aanvraag in volgens de nadere regels bepaald door de Koning overeenkomstig artikel 168, § 8. § 4. Wanneer de TSI niet volledig wordt toegepast, stelt de veiligheidsinstantie de Europese Commissie in kennis van de redenen, de technische kenmerken die van toepassing zijn in plaats van de TSI, en de instanties die, wat voormelde kenmerken betreft, belast zijn met de keuringsprocedure bedoeld in artikel 174.".

Art. 52.In titel 6, hoofdstuk 5, afdeling 1, van dezelfde Codex wordt een artikel 180/1 ingevoegd, luidende : "

Art. 180/1.§ 1. In geval van vernieuwing of verbetering dient de aanbestedende dienst, de constructeur of hun lasthebber in de Europese Unie een conceptdossier in bij de veiligheidsinstantie waarin het project beschreven wordt volgens de door de Koning te bepalen nadere regels.

De Koning bepaalt de procedure en de nadere regels van indiening van het conceptdossier bedoeld in het eerste lid. § 2. Na het dossier te hebben bestudeerd, beslist de veiligheidsinstantie, mede in het licht van de uitvoeringsstrategie vermeld in de van toepassing zijnde TSI, of de omvang van de werkzaamheden het rechtvaardigt dat een nieuwe toelating tot indienststelling in de zin van deze Spoorcodex wordt vereist.

Een nieuwe toelating tot indienststelling is steeds vereist wanneer de voorgenomen werkzaamheden negatieve gevolgen kunnen hebben voor het algemeen veiligheidsniveau van het betrokken voertuig. § 3. De veiligheidsinstantie neemt een beslissing uiterlijk vier maanden na de indiening van het volledige conceptdossier.

Als zij beslist dat een nieuwe toelating nodig is, vermeldt zij in haar beslissing in welke mate de TSI's op het project moeten worden toegepast.

Als een nieuwe toelating nodig is, dient de aanbestedende dienst, de constructeur of hun lasthebber in de Europese Unie een aanvraag in volgens de nadere regels bepaald door de Koning overeenkomstig artikel 180, vierde lid.".

Art. 53.In artikel 194, 1° van dezelfde Codex, worden de woorden " § 2" vervangen door de woorden " §§ 2 en 3".

Art. 54.In artikel 198, 1° van dezelfde Codex, worden de woorden " § 2" vervangen door de woorden " §§ 2 en 3".

Art. 55.Artikel 201 van dezelfde Codex wordt vervangen als volgt : "

Art. 201.De instanties belast met de uitvoering van de procedure voor de beoordeling van de conformiteit of de geschiktheid voor gebruik bedoeld in de artikelen 162 tot 165 alsook van de keuringsprocedure bedoeld in artikel 172, die erkend willen worden als aangemelde instantie, voldoen aan de criteria van bijlage 21.".

Art. 56.Artikel 202 van dezelfde Codex wordt vervangen als volgt : "

Art. 202.Om te kunnen worden erkend met het oog op hun aanmelding, moeten de betrokken instanties bewijzen dat zij geaccrediteerd zijn overeenkomstig de bepalingen van de Verordening (EG) Nr. 765/2008 van het Europees parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93.

De erkenning vermeld hun respectievelijke bevoegdheidsgebieden.

De Koning bepaalt de nadere regels voor het indienen van een erkenningsdossier, de procedure voor de toekenning van de erkenning en de regels inzake controle, schorsing en intrekking van de erkenning.".

Art. 57.In artikel 203, eerste lid, van dezelfde Codex worden de woorden "door hem" opgeheven.

Art. 58.In artikel 204 van dezelfde Codex, gewijzigd bij de wet van 15 juni 2015, worden de woorden "aan de aanmeldingscriteria" vervangen door de woorden "aan de criteria van bijlage 21".

Art. 59.Artikel 205 van dezelfde Codex wordt vervangen als volgt : "

Art. 205.De instanties die belast zijn met de uitvoering van de keuringsprocedure van conformiteit met de veiligheidsvoorschriften, bij afwezigheid van TSI's, wanneer de TSI's niet op het volledige netwerk van toepassing zijn, wanneer een afwijking werd aangemeld of wanneer in een specifiek geval de toepassing van de nationale voorschriften overeenkomstig artikel 174 noodzakelijk is, worden aangewezen volgens de door criteria bepaald door de Koning.

De Koning bepaalt ook de nadere regels voor het indienen van de aanwijzingsaanvraag, de procedure voor de toekenning en de regels inzake controle, schorsing en intrekking van de aanwijzing.

De aanwijzing vermeldt hun respectievelijke bevoegdheidsgebieden.".

Art. 60.Artikel 206 van dezelfde Codex wordt opgeheven.

Art. 61.In artikel 210 van dezelfde Codex worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 3 wordt het eerste lid aangevuld met de woorden "overeenkomstig de toegangsrechten bedoeld in punt 3.3. van de bijlage van de Beschikking 2007/756/EG van de Commissie van 9 november 2007 tot vaststelling van de gemeenschappelijke specificatie van het nationaal voertuigregister als bedoeld in de artikelen 14, leden 4 en 5, van de Richtlijnen 96/48/EG en 2001/16/EG"; 2° in paragraaf 4 worden de woorden "het Bureau" vervangen door de woorden "de Europese Commissie";3° paragraaf 5 wordt vervangen als volgt : " § 5.De registratiehouder informeert onmiddellijk de veiligheidsinstantie, door middel van de formulieren die ter beschikking gesteld worden op haar internetsite van elke eventuele wijziging met betrekking tot de gegevens die in het nationaal voertuigenregister zijn ingevoerd, de vernietiging van een voertuig of zijn vraag tot definitieve verwijdering van de registratie van een voertuig uit het register.

Bij gebrek aan informatie of indien gegevens onvolledig zijn of ontbreken, schorst de veiligheidsinstantie de registratie.

Zij stelt de registratiehouder hiervan in kennis en nodigt deze uit de situatie te regulariseren.

Bij gebrek aan regularisatie binnen de zes maanden na de datum van kennisgeving verwijdert de veiligheidsinstantie definitief de registratie.

Een voertuig waarvan de registratie is geschorst of afgeschaft, mag niet worden ingezet op het spoorwegnet.

Om opnieuw te mogen rijden moet een voertuig, waarvan de registratie verwijderd werd, het onderwerp uitmaken van een nieuwe aanvraag tot toelating overeenkomstig titel 6 hoofdstuk 5."; 4° in paragraaf 6 worden de woorden "een lidstaat" en "die lidstaat" vervangen door de woorden "de veiligheidsinstantie".

Art. 62.Artikel 211 van dezelfde Codex wordt vervangen als volgt : "

Art. 211.De infrastructuurbeheerder publiceert een infrastructuurregister en houdt dit bij in overeenstemming met de gemeenschappelijke bepalingen bedoeld in artikel 212.

De veiligheidsinstantie controleert dat het register gepubliceerd en bijgehouden wordt.".

Art. 63.Artikel 213 van dezelfde Codex wordt aangevuld met een paragraaf 4, luidende : " § 4. De in § 1 bedoelde personeelsleden vertonen bij de uitoefening van hun opdrachten hun legitimatiekaart waarvan de Koning het model bepaalt.".

Art. 64.In titel 7, hoofdstuk 2, van dezelfde Codex wordt een afdeling 1 ingevoegd, bestaande uit de artikelen 214 tot 216, luidende "Principes".

Art. 65.In afdeling 1, ingevoegd bij artikel 64, wordt artikel 214 vervangen als volgt : "

Art. 214.§ 1. De inbreuken bedoeld in dit hoofdstuk kunnen met een bestuurlijke boete worden bestraft.

De inbreuken kunnen wegens onachtzaamheid of gebrek aan voorzorg werden begaan. § 2. Er zijn inbreuken van drie graden : 1° De inbreuken van de eerste graad betreffen de feiten en gedragingen die geen impact hebben op de veiligheid van personen en die de werking van de veiligheidsinstantie of het onderzoeksorgaan niet ernstig belemmeren;2° De inbreuken van de tweede graad betreffen de feiten en gedragingen, die een directe of indirecte impact hebben op de veiligheid van personen, of die de werking van de veiligheidsinstantie of het onderzoeksorgaan ernstig belemmeren;3° De inbreuken van de derde graad betreffen de feiten en gedragingen die van die aard zijn dat ze een ongeval of een ernstig ongeval kunnen veroorzaken. De in het eerste lid, 1°, vermelde inbreuken kunnen met een bestuurlijke boete van 100 tot 1.000 euro worden bestraft.

De in het eerste lid, 2°, vermelde inbreuken kunnen met een bestuurlijke boete van 500 tot 2.000 euro worden bestraft.

De in het eerste lid, 3°, vermelde inbreuken kunnen met een bestuurlijke boete van 1.000 tot 8.000 euro worden bestraft.".

Art. 66.In dezelfde afdeling 1 wordt artikel 215 vervangen als volgt : "

Art. 215.§ 1. In geval van verzachtende omstandigheden, kan de bestuurlijke boete verminderd worden zonder lager te zijn dan : 1° 50 euro voor de inbreuken van de eerste graad;2° 250 euro voor de inbreuken van de tweede graad;3° 500 euro voor de inbreuken van de derde graad. § 2. Bij samenloop van verscheidene inbreuken worden alle bestuurlijke boetes gecumuleerd, zonder dat ze evenwel het dubbele van het maximum van de zwaarste bestuurlijke boete te boven mogen gaan. § 3. De maximumbedragen van de boetes worden verdubbeld indien de overtreder een bestuurlijke boete bedoeld door of krachtens dit hoofdstuk wordt opgelegd in de twee jaar : 1° nadat een beslissing tot het opleggen van een bestuurlijke boete definitief is geworden;of 2° nadat het arrest inzake het beroep tegen een beslissing tot het opleggen van een bestuurlijke boete in kracht van gewijsde is gegaan. § 4. De opdecimes bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de wet van 5 maart 1952 betreffende de opdecimes op de strafrechtelijke geldboeten, zijn eveneens van toepassing op de bestuurlijke boetes bedoeld in dit hoofdstuk. § 5. De veiligheidsinstantie en het onderzoeksorgaan kunnen in hun beslissing tot het opleggen van een bestuurlijke boete bepalen dat indien de overtreder binnen een termijn van een jaar geen inbreuk meer begaat, de bestuurlijke boete vervalt.".

Art. 67.In dezelfde afdeling 1 wordt artikel 216 vervangen als volgt : "

Art. 216.De overtreder betaalt de bestuurlijke boete binnen een maand nadat de beslissing tot het opleggen van een bestuurlijke boete definitief is geworden of het arrest inzake het beroep tegen deze beslissing in kracht van gewijsde is gegaan.

De bestuurlijke boete komt toe aan de Schatkist.

De overtreder stort het bedrag aan de Administratie van het kadaster, registratie en domeinen.

Indien de overtreder de bestuurlijke boete te laat betaalt, wordt het bedrag van rechtswege verhoogd met de wettelijke rentevoet, met een minimum van vijf procent van het bedrag van de bestuurlijke boete.

Het recht tot invordering van de bestuurlijke boete verjaart twee jaar na de laatste dag waarop de overtreder diende te betalen.

Deze termijn wordt geschorst in het geval bedoeld in artikel 215, § 5.".

Art. 68.In titel 7, hoofdstuk 2, van dezelfde Codex wordt een afdeling 2 ingevoegd, luidende "Inbreuken".

Art. 69.In afdeling 2, ingevoegd bij artikel 68, wordt een artikel 216/1 ingevoegd, luidende : "

Art. 216/1.§ 1. Inbreuken van de eerste graad zijn : 1° het niet tijdig indienen van het verslag bedoeld in artikel 92;2° het feit dat de spoorwegonderneming of de spoorweginfrastructuurbeheerder verzuimt de veiligheidsinstantie in te lichten dat een treinbestuurder niet langer werkt, overeenkomstig artikel 130, eerste lid;3° het feit dat de spoorwegonderneming of de spoorweginfrastructuurbeheerder geen opleiding betreffende haar of zijn veiligheidsbeheersysteem verschaft, overeenkomstig artikel 135, zevende lid, en bijlage II, N, van de Verordening (EU) nr.1158/2010 van de Commissie van 9 december 2010 betreffende een gemeenschappelijke veiligheidsmethode ter beoordeling van de conformiteit met de vereisten voor de verkrijging van veiligheidscertificaten voor spoorwegen; 4° het niet binnen de toegestane tijd antwoorden op een auditrapport, inspectieverslag of toezichtsverslag met betrekking tot de in artikel 68 bedoelde veiligheidsvoorschriften of de veiligheidsvoorschriften betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen per spoor, of met betrekking tot een veiligheidsvergunning of een veiligheidscertificaat;5° het niet betalen van de retributies bedoeld in titel 4, hoofdstuk 2, afdeling 4, en hoofdstuk 6, afdeling 2/1;6° het niet publiceren of bijwerken van het infrastructuurregister bedoeld in artikel 211;7° het niet uitvoeren van de onafhankelijke evaluatie zoals bedoeld in artikel 220, § 1, eerste en tweede lid, of het niet op de hoogte brengen van de veiligheidsinstantie van de resultaten overeenkomstig artikel 220, § 2. § 2. Onverminderd artikel 214, § 2, tweede lid : 1° worden de inbreuken bedoeld in paragraaf 1, 1° tot 4°, bestraft met een bestuurlijke boete van 500 tot 1.000 euro; 2° worden de inbreuken bedoeld in paragraaf 1, 5° tot 7°, bestraft met een bestuurlijke boete van 100 tot 500 euro; 3° wordt de boete bedoeld in paragraaf 1, 2° toegepast per betrokken treinbestuurder.".

Art. 70.In dezelfde afdeling 2 wordt een artikel 216/2 ingevoegd, luidende : "

Art. 216/2.§ 1. Inbreuken van de tweede graad zijn : 1° het niet meedelen door de spoorweginfrastructuurbeheerder aan de veiligheidsinstantie dat hij urgentiemaatregelen neemt die kunnen afwijken van de veiligheidsvoorschriften, overeenkomstig artikel 70, § 1;2° het niet meedelen door de spoorweginfrastructuurbeheerder aan alle spoorwegondernemingen die op het netwerk rijden, van de genomen urgentiemaatregelen, overeenkomstig artikel 70, § 1;3° het niet bieden van de in artikel 77, vierde lid, bedoelde technische bijstand;4° het niet nakomen van de in artikel 93 vermelde verplichtingen;5° het niet nakomen van de in artikel 94/1 vermelde verplichtingen;6° het niet of niet tijdig in kennis stellen door de spoorweginfrastructuurbeheerder van substantiële wijzigingen bedoeld in artikel 96, eerste lid;7° het niet of niet tijdig in kennis stellen door de houder van een veiligheidscertificaat van de informatie bedoeld in artikel 102, tweede lid;8° het niet bijhouden door de spoorwegonderneming of de spoorweginfrastructuurbeheerder van een register van de bevoegdheidsbewijzen, overeenkomstig artikel 140, § 1, 1° ;9° het niet samenwerken van de spoorwegonderneming of de spoorweginfrastructuurbeheerder met de veiligheidsinstantie, overeenkomstig artikel 140, § 1, 2° ;10° het niet naleven door de houder van de verplichting om een met het onderhoud belaste entiteit aan elk voertuig toe te wijzen en die entiteit in het NVR in te schrijven of aan te passen, overeenkomstig artikel 105;11° het niet of niet tijdig meedelen door de registratiehouder aan de veiligheidsinstantie van de informatie bedoeld in artikel 210, § 5. § 2. Onverminderd artikel 214, § 2, derde lid, worden de inbreuken bedoeld in paragraaf 1 bestraft met een bestuurlijke boete van 1.000 tot 2.000 euro.".

Art. 71.In dezelfde afdeling 2 wordt een artikel 216/3 ingevoegd, luidende : "

Art. 216/3.§ 1. Inbreuken van de derde graad zijn : 1° het niet vaststellen door de spoorweginfrastructuurbeheerder van de veiligheidsvoorschriften betreffende de exploitatie van de spoorweginfrastructuur overeenkomstig artikel 68, § 3;2° het niet vaststellen door de spoorweginfrastructuurbeheerder en de spoorwegondernemingen, elk wat hen betreft, van hun interne veiligheidsvoorschriften in het kader van hun veiligheidsbeheersysteem overeenkomstig artikel 68, § 4;3° het niet vaststellen en het niet bijhouden door de spoorweginfrastructuurbeheerder en de spoorwegondernemingen van hun veiligheidsbeheersysteem met eerbiediging van de gemeenschappelijke veiligheidsdoelen, de veiligheidsvoorschriften bedoeld in artikel 68, de in de TSI vastgelegde veiligheidseisen en de relevante elementen van de gemeenschappelijke veiligheidsmethoden overeenkomstig artikel 89;4° het niet indienen van het verslag bedoeld in artikel 92 of het onvolledig indienen van dit verslag;5° het niet nakomen van de verplichtingen aangaande de geldigheid van de vergunning van de treinbestuurder en van de bevoegdheidsbewijzen van de treinbestuurders bedoeld in artikel 141, § 1;6° het niet intrekken of schorsen van de vergunning van treinbestuurder door de spoorweginfrastructuurbeheerder of door de spoorwegonderneming in de gevallen bedoeld in artikel 139;7° het niet verifiëren dat de begeleider over een in artikel 150, § 1, eerste lid, bedoeld attest beschikt alvorens hem toe te staan om de in hetzelfde artikel bedoelde cruciale taken te verrichten;8° het niet binnen de toegestane tijd invoeren van maatregelen tot verbetering, naar aanleiding van een auditrapport, een inspectieverslag of een toezichtverslag met betrekking tot de in artikel 68 bedoelde veiligheidsvoorschriften of de veiligheidsvoorschriften betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen per spoor, of met betrekking tot een veiligheidsvergunning of een veiligheidscertificaat;9° het meer dan twee keer per jaar overschrijden van ofwel de waarden "onmiddellijke tussenkomst" van de veiligheidstoleranties van het spoor, overeenkomstig de basisparameters veiligheid in de TSI Infrastructuur, ofwel de veiligheidsprocedures omschreven in de TSI Besturing en Seingeving niet eerbiedigen;10° het door een spoorweginfrastructuurgebruiker stellen of niet stellen van een handeling, die een situatie doet ontstaan die van die aard is dat het een ongeval kan veroorzaken;11° het niet nakomen door de spoorwegonderneming of de spoorweginfrastructuurbeheerder van de maatregelen bedoeld in artikel 75;12° het niet opstellen en het niet bijhouden van een veiligheidsbeheersysteem door de spoorweginfrastructuurbeheerder en de spoorwegondernemingen overeenkomstig artikelen 89 tot 91;13° het niet respecteren door de met het onderhoud belaste entiteit van de in de artikelen 106 tot 109 voorgeschreven regels betreffende de certificering;14° alle belemmeringen bij de uitoefening van de in artikel 113 vermelde bevoegdheden van het onderzoeksorgaan;15° het niet invoeren van een permanent opleidingssysteem door de spoorweginfrastructuurbeheerder en de spoorwegondernemingen overeenkomstig artikel 146, derde lid;16° de indienststelling van een voertuig voordat het overeenkomstig artikel 180 is toegestaan;17° het door een spoorweginfrastructuurgebruiker stellen of niet stellen van een handeling, die een situatie doet ontstaan die van die aard is dat een ernstig ongeval veroorzaakt kan worden. § 2. Onverminderd artikel 214, § 2, vierde lid, worden : 1° de inbreuken bedoeld in paragraaf 1, 1° tot 10°, bestraft met een bestuurlijke boete van 2.000 tot 4.000 euro; 2° de inbreuken bedoeld in paragraaf 1, 11° tot 16°, bestraft met een bestuurlijke boete van 4.000 tot 8.000 euro.".

Art. 72.In dezelfde afdeling 2 wordt een artikel 216/4 ingevoegd, luidende : "

Art. 216/4.De Koning kan bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad de inbreuken en de boeten vaststellen van de ter uitvoering van deze Codex genomen besluiten die met een bestuurlijke boete kunnen bestraft worden en het bedrag bepalen volgens de graad van ernst.".

Art. 73.Artikel 217 van dezelfde Codex wordt aangevuld met een paragraaf 7, luidende : " § 7. De in paragraaf 1 bedoelde personeelsleden vertonen bij de uitoefening van hun opdrachten hun legitimatiekaart waarvan de Koning het model bepaalt.".

Art. 74.Artikel 220 van dezelfde Codex wordt vervangen als volgt : " Art. 220. § 1. Elke opleider of elk opleidingscentrum, erkend door de veiligheidsinstantie voor de taken bedoeld in de artikelen 145, eerste lid, en 146, eerste en tweede lid, laat ten minste elke vijf jaar, en voor de eerste keer uiterlijk op 31 december 2018, een onafhankelijke evaluatie uitvoeren van de procedures voor de verwerving en beoordeling van vakkennis en vakbekwaamheden.

Elke spoorwegonderneming en elke infrastructuurbeheerder laten ten minste elke vijf jaar, en voor de eerste keer uiterlijk op 31 december 2018, een onafhankelijke evaluatie uitvoeren van het systeem voor afgifte van bevoegdheidsbewijzen zoals bedoeld in artikel 134.

De veiligheidsinstantie laat ten minste elke vijf jaar en voor de eerste keer uiterlijk op 31 december 2018 een onafhankelijke evaluatie uitvoeren van het systeem van afgifte van vergunningen van treinbestuurders.

De evaluatie wordt uitgevoerd door gekwalificeerde personen die niet zelf bij de activiteiten in kwestie betrokken zijn.

Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op activiteiten die reeds gedekt zijn door de veiligheidsbeheerssystemen die de spoorwegondernemingen en de infrastructuurbeheerder instellen in overeenstemming met titel 4, hoofdstuk 3. § 2. Elke opleider of elk opleidingscentrum, elke spoorwegonderneming of elke infrastructuurbeheerder die een onafhankelijke evaluatie heeft laten uitvoeren, brengt de veiligheidsinstantie op de hoogte van de resultaten binnen twee weken na ontvangst ervan.

De veiligheidsinstantie brengt de minister op de hoogte van de resultaten van de verschillende evaluaties. § 3. Indien nodig, neemt de minister gepaste maatregelen om eventuele tekortkomingen die bij de onafhankelijke evaluatie aan het licht zijn gekomen recht te zetten.".

Art. 75.In artikel 221/4, vijfde lid, van dezelfde Codex, ingevoegd bij de wet van 30 augustus 2013, worden de woorden "van de inleiding van de zaak" vervangen door de woorden "bij het neerleggen van zijn eerste conclusies".

Art. 76.Artikel 225/1 van dezelfde Codex, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 20 oktober 2015, wordt gewijzigd als volgt : " Art. 225/1. Treinbestuurders die vóór 1 januari 2016 hun vergunning hebben behaald overeenkomstig deze Codex worden geacht aan de eisen van de bijlagen 8, punt 1.2, 10 en 12, punt 8 te voldoen, zoals deze van kracht waren na de inwerkingtreding van het koninklijk besluit van 20 oktober 2015 tot wijziging van de Spoorcodex.

Treinbestuurders die na 1 januari 2016 en vóór de inwerkingtreding van de wet van 23 november 2017 tot wijziging van de wet van 30 augustus 2013 houdende de Spoorcodex hun vergunning hebben behaald overeenkomstig deze Codex, worden geacht aan de eisen van de bijlage 12, punt 8 te voldoen, zoals deze van kracht is sinds de inwerkingtreding van de wet van 23 november 2017 tot wijziging van de wet van 30 augustus 2013 houdende de Spoorcodex.".

Art. 77.In bijlage 1 van dezelfde Codex, in de bepaling onder 4 e) worden in de Nederlandse tekst de woorden « voor groot onderhoud die worden verleend in onderhoudsvoorzieningen welke zijn bestemd voor hogesnelheidstreinen of andere typen rollend materieel waarvoor specifieke voorzieningen nodig zijn" vervangen door "diensten voor groot onderhoud die worden verleend in onderhoudsvoorzieningen welke zijn bestemd voor hogesnelheidstreinen of andere typen rollend materieel waarvoor specifieke voorzieningen nodig zijn".

Art. 78.In bijlage 2 van dezelfde Codex, vervangen bij de wet van 15 juni 2015, in de bepalingen onder 3.a), 3.b) en 7, worden in de Nederlandse tekst de woorden « aanvragers » en « aanvrager » telkens vervangen door respectievelijk de woorden « kandidaten » en « kandidaat ».

Art. 79.In bijlage 4 van dezelfde Codex, vervangen bij het koninklijk besluit van 20 oktober 2015, wordt in de Franse tekst van de bepaling onder 4.5 van het aanhangsel, het woord « accouplée » ingevoegd tussen de woorden « sans unité de traction » en de woorden « ou un train sans conducteur ».

Art. 80.In dezelfde Codex, wordt een bijlage 7/1 ingevoegd die als bijlage 1 is gevoegd bij deze wet.

Art. 81.In bijlage 9 van dezelfde Codex worden in de Nederlandse tekst de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden « afgesloten baanvakken » vervangen door de woorden « afgesloten sporen »;2° in het vierde lid worden de woorden « op het baanvak » vervangen door de woorden « op het betrokken traject » .

Art. 82.In bijlage 11 van dezelfde Codex worden in het eerste streepje van de bepaling onder "3.° Remproef", in de Nederlandse tekst, de woorden « de remkracht » en « het baanvak » vervangen door respectievelijk de woorden « het remvermogen » en « de lijn ».

Art. 83.In bijlage 12 van dezelfde Codex, gewijzigd bij de wet van 15 juni 2015 en het koninklijk besluit van 20 oktober 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de Nederlandse tekst wordt de bepaling onder 1.vervangen als volgt : « 1. Remproeven Een treinbestuurder dient in staat te zijn om voor vertrek te verifiëren en te berekenen of het remvermogen van de trein overeenkomt met het voor de lijn voorgeschreven remvermogen, zoals vermeld op de boorddocumenten."; 2° in de bepaling onder 3., eerste lid, wordt in de Nederlandse tekst het woord « lijn » vervangen door het woord « lijnen »; 3° in de bepaling onder 3., tweede lid, derde streepje wordt in de Nederlandse tekst het woord « baanvakken » vervangen door het woord « sporen »; 4° in de bepaling onder 3., tweede lid, achtste streepje wordt in de Nederlandse tekst het woord « electrische » vervangen door het woord « elektrische »; 5° in de bepaling onder 5., eerste streepje, wordt in de Nederlandse tekst het woord « spoorlijn » vervangen door het woord « lijn »; 6° in de bepaling onder 5., derde streepje, worden in de Nederlandse tekst de woorden « het baanvak » vervangen door de woorden « de lijn »; 7° de bepaling onder 8.wordt vervangen als volgt : "8. Taalexamen 1. Treinbestuurders die contact met de infrastructuurbeheerder moeten onderhouden over kritieke veiligheidskwesties dienen te beschikken over taalkennis in ten minste een van de talen die door de betrokken infrastructuurbeheerder worden voorgeschreven.Deze taalkennis moet hen in staat stellen actief en doeltreffend te communiceren onder normale omstandigheden, in moeilijke situaties en in noodsituaties.

Zij dienen in staat te zijn de in de TSI "Exploitatie en verkeersleiding" opgenomen berichten en communicatiemethodiek toe te passen. 2. Om te voldoen aan de eisen van het eerste lid dient een bestuurder in staat te zijn om te begrijpen (luisteren en lezen) en te communiceren (spreken en schrijven) op niveau B1 van het gemeenschappelijk Europees referentiekader voor talen (CEFR) van de Raad van Europa.3. Op voor grensoverschrijdende operaties aangewezen tracés tussen de grenzen en de dicht bij de grenzen gelegen stations kunnen bestuurders van treinen die worden geëxploiteerd door een spoorwegonderneming, door de infrastructuurbeheerder worden vrijgesteld van de eisen van het tweede lid op voorwaarde dat de volgende procedure wordt toegepast : a) de spoorwegonderneming vraagt bij de infrastructuurbeheerder een afwijking aan voor de betrokken bestuurders.Met het oog op een eerlijke en gelijke behandeling van de aanvragers past de infrastructuurbeheerder op elk ingediend verzoek om een afwijking dezelfde beoordelingsprocedure toe, die deel uitmaakt van de netverklaring; b) de infrastructuurbeheerder staat een afwijking toe als de spoorwegonderneming kan aantonen dat zij voldoende regelingen heeft getroffen om de communicatie tussen de betrokken bestuurders en het personeel van de infrastructuurbeheerder te verzekeren onder normale omstandigheden, in moeilijke situaties en in noodsituaties, zoals bepaald in het eerste lid; c) spoorwegondernemingen en infrastructuurbeheerders zorgen ervoor dat het betrokken personeel op de hoogte is van die regels en regelingen en een passende opleiding krijgt via hun veiligheidsbeheersystemen.";

Art. 84.In bijlage 14, 1.1. en 2.1., van dezelfde Codex worden de woorden "Beschikking nr. 1692/96/EG" vervangen door de woorden "Verordening (EU) nr. 1315/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 betreffende richtsnoeren van de Unie voor de ontwikkeling van het trans-Europees vervoersnetwerk en tot intrekking van Besluit nr. 661/2010/EU".

Art. 85.In bijlage 14, de bepaling onder 1.2., van dezelfde Codex, wordt de zin « Uitrusting voor de bouw en het onderhoud van mobiele spoorweginfrastructuur kan hieronder vallen. » vervangen door de zin « Mobiele uitrusting voor de bouw en het onderhoud van spoorweginfrastructuur kan hieronder vallen. ».

Art. 86.In bijlage 23 van dezelfde Codex, ingevoegd bij de wet van 15 juni 2015, worden in de Nederlandse tekst de woorden « gelijkvloerse kruisingen » vervangen door de woorden « overwegen ».

Art. 87.In bijlage 26 van dezelfde Codex, ingevoegd bij de wet van 15 juni 2015, worden in de Nederlandse tekst de woorden « Toezichthoudende instantie » vervangen door de woorden « toezichthoudende orgaan ».

Art. 88.In dezelfde Codex, wordt een bijlage 27 ingevoegd die als bijlage 2 is gevoegd bij deze wet. HOOFDSTUK 3. - Wijziging van het Gerechtelijk wetboek

Art. 89.In artikel 578 van het Gerechtelijk wetboek, laatst gewijzigd bij de wet van 8 mei 2014, wordt een bepaling 25° ingevoegd luidende als volgt : "25° beroepen overeenkomstig artikel 136, tweede lid, van de Spoorcodex.".

Kondigen deze wat af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 23 november 2017.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Mobiliteit, F. BELLOT De Minister van Justitie, K. GEENS _______ Nota (1) Zitting 2017-2018. Kamer van de volksvertegenwoordigers. - Wetsontwerp, 54-2616, Nr. 1. - Verslag, 54-2616 - Nr. 2. - Tekst aangenomen door de Commissie, 54-2616 - Nr. 3. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd, 54-2616 - Nr. 4.

Bijlage 1 aan de wet van 23 november 2017 tot wijziging van de Spoorcodex Bijlage 7/1 - Communautair model voor de vergunning en het geharmoniseerd aanvullend bevoegdheidsbewijs In de nationale registers opgenomen minimumgegevens : a) Gegevens in verband met de vergunning : Alle gegevens die op de vergunning staan vermeld, tezamen met de gegevens in verband met de controle op de naleving van de eisen van artikelen 127, 129 en 137.b) Gegevens in verband met het bevoegdheidsbewijs : Alle gegevens die op het bevoegdheidsbewijs staan vermeld, tezamen met de gegevens in verband met de controle op de naleving van de eisen van artikelen 135, 129 en 137. Gezien om gevoegd te worden bij de wet van 23 november 2017 tot wijziging van de Spoorcodex.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Mobiliteit, Fr. BELLOT

Bijlage 2 aan de wet van 23 november 2017 tot wijziging van de Spoorcodex Bijlage 27 - Over te leggen documentatie over het netwerkspecifieke deel van het veiligheidscertificaat De volgende documenten moeten bij de veiligheidsinstantie worden ingediend zodat zij het netwerkspecifieke deel van het veiligheidscertificaat kan afgeven : 1. documentatie van de spoorwegonderneming over de TSI of onderdelen van de TSI en, waar van toepassing, over de nationale veiligheidsvoorschriften en andere voorschriften die gelden voor de activiteiten, het personeel en het rollend materieel van de onderneming, en over de wijze waarop deze voorschriften met behulp van het veiligheidsbeheersysteem worden nageleefd;2. documentatie van de spoorwegonderneming over de verschillende categorieën personeel (in dienstverband of onder contract) die de activiteiten in kwestie verrichten, inclusief bewijsstukken waaruit blijkt dat dit personeel voldoet aan technische specificaties inzake interoperabiliteit of de nationale voorschriften en naar behoren zijn gecertificeerd, als nodig, ook door de opleidinginstelling(en) bedoeld in artikel 143;3. documentatie van de spoorwegonderneming over de verschillende soorten rollend materieel die voor de activiteiten in kwestie worden gebruikt, inclusief bewijsstukken waaruit blijkt dat zij voldoen aan de TSI of nationale voorschriften en naar behoren zijn gecertificeerd en toegelaten om op het Belgisch spoorwegnet in dienst te worden gesteld. Om overlappingen te vermijden en om de massa informatie te beperken, zal alleen een samengevatte documentatie worden voorgelegd betreffende de elementen die conform de TSI zijn en andere bepalingen tot omzetting van richtlijnen 96/48/EG en 2001/16/EG van de Raad van 23 juli 1996, betreffende de interoperabiliteit van het trans-Europees hogesnelheidsspoorwegsysteem, en van het Europees Parlement en de Raad van 19 maart 2001 betreffende de interoperabiliteit van het conventionele trans-Europese spoorwegsysteem, gewijzigd door richtlijn 2004/50/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004.

Gezien om gevoegd te worden bij de wet van 23 november 2017 tot wijziging van de Spoorcodex.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Mobiliteit, Fr. BELLOT

^