Etaamb.openjustice.be
Wet van 24 december 2001
gepubliceerd op 17 juli 2002

Wet houdende de Algemene Uigavenbegroting voor het begrotingsjaar 2002

bron
ministerie van financien
numac
2002003156
pub.
17/07/2002
prom.
24/12/2001
ELI
eli/wet/2001/12/24/2002003156/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

MINISTERIE VAN FINANCIEN


24 DECEMBER 2001. - Wet houdende de Algemene Uigavenbegroting voor het begrotingsjaar 2002 (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamer van Volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : Hoofdstuk 1. - Algemene bepalingen Art. 1.01.1 Deze wet regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 74, 3° van de Grondwet. Art. 1.01.2 De Algemene Uitgavenbegroting van het begrotingsjaar 2002 wordt goedgekeurd : 1° wat betreft de kredieten ingeschreven voor de dotaties, overeenkomstig de desbetreffende bij deze wet gevoegde tabel;2° wat betreft de kredieten per programma, overeenkomstig de totalen van de programma's zoals vermeld in de bij deze wet gevoegde begrotingen per sectie en per basisallocatie. De totalen van de kredieten per sectie van de begroting worden weergegeven in de navolgende synthesetabel.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld _______ Nota's (1) Gewone zitting 2001-2002. Kamer van Volksvertegenwoordigers.

Parlementaire stukken. - Beleidsnota's, nrs. 1 tot 9. - Ontwerp van Algemene Uitgavenbegroting, nr. 10. - Beleidsnota's, nrs. 11 tot 14. - Verantwoordingen, nrs. 15 tot 17. - Amendement, nr. 18. - Beleidsnota's, nrs. 19 tot 21. - Erratum, nr. 22. - Beleidsnota's, nrs. 23 en 24. - Amendementen, nr. 25. - Beleidsnota's, nrs. 26 tot 29. - Amendementen, nrs.30 tot 32. - Beleidsnota, nr. 33. - Amendement, nr. 34. - Erratum, nr. 35. - Beleidsnota, nr. 36. - Amendementen, nr. 37. - Verslag, nr. 38. - Amendementen, nrs. 39 tot 41. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd, nr.42.

Parlementaire Handelingen. - Bespreking en aanneming. Vergadering van 18, 19 en 20 december 2001.

Art. 1.01.3 § 1 - De kredieten voor de programma's die betrekking hebben op de werkingskosten van de administraties - bestaansmiddelenprogramma's genoemd - behelzen : 1. De bezoldigingen en allerhande toelagen van het actief en ter beschikking gesteld personeel, de bezoldigingen of lonen van het hulppersoneel, de toelagen voor hogere en bijzondere functies, de tussenkomst in de abonnementen op het gemeenschappelijk vervoer, de vergoedingen voor arbeidsongevallen - inbegrepen de uitkering van deze vergoedingen aan leden van de familie van het slachtoffer in geval van overlijden - alsook de verminderde bezoldigingen of lonen van het tijdelijk of hulppersoneel, in dienst door werkongeval getroffen.2. Bestendige uitgaven voor aankopen van niet-duurzame goederen en van diensten : - Erelonen van advocaten en geneesheren - Gerechtskosten inzake burgerlijke, administratieve en strafzaken - Presentiegelden, reis- en verblijfkosten van niet tot de Rijksdiensten behorende personen - Bezoldigingen van niet tot de Administratie behorende deskundigen en prestaties van derden; - Verbruiksuitgaven met betrekking tot het bezetten van de lokalen - met inbegrip van de uitgaven voor energieverbruik « stookolie, gas, benzine, elektriciteit, kolen » - en uitgaven voor onderhoud. - Bureaukosten, vervoer, belastingen, retributies, publicaties van het departement, beroepsscholing, kleding en andere kleine bestuursuitgaven; - Allerhande vergoedingen aan het Rijkspersoneel voor werkelijke lasten en materiële schade, de vervoerskosten betreffende dienstreizen en de verzekeringspremies der afgevaardigden van het departement die zich naar het buitenland begeven. 3. Allerhande werkingsuitgaven met betrekking tot de informatica.4. Uitgaven voor uitzonderlijke aankopen van niet-duurzame goederen en van diensten, waaronder werken en leveringen voor de inrichting van nieuwe lokalen en de verhuiskosten.5. Huur van onroerende goederen en daarmee verband houdende belastingen van de verschillende diensten van het departement, betaald zonder de tussenkomst van de Regie der Gebouwen.6. Andere uitgaven met betrekking tot de werking van de diensten waarvan de gedetailleerde omschrijving in de bestaansmiddelenprogramma's wordt weergegeven.7. Uitgaven voor de aankoop van duurzame roerende goederen : machines, meubilair, materieel en vervoermiddelen te land.8. Investeringsuitgaven inzake de informatica. § 2. - In afwijking van het artikel 15 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, mogen de basisallocaties met betrekking tot de bezoldigingen en allerhande toelagen « 11 03 - Vast en stagedoend statutair personeel » en « 11 04 - Ander dan statutair personeel », binnen eenzelfde sectie van de begroting onder en uitsluitend onder elkaar herverdeeld worden. § 3. - In afwijking van het artikel 15 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, mogen de basisallocaties met betrekking tot allerhande werkingsuitgaven met betrekking tot de informatica (12.04) en tot de investeringsuitgaven inzake informatica (74.04) over de verschillende secties van de Algemene Uitgavenbegroting onder elkaar herverdeeld worden op gezamenlijke voordracht van de Minister bevoegd voor de modernisering van de openbare besturen en de ordonnancerende Minister en na voorafgaand akkoord van de Minister die de Begroting onder zijn bevoegdheid heeft.

Art. 1.01.4 In afwijking van artikel 40 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, gebeurt de betaling van de geboortetoelagen en van de vergoedingen voor begrafeniskosten overeenkomstig de regelen bepaald in artikel 41, 1ste lid, van dezelfde wetten.

Art. 1.01.5 Ten behoeve van de bestellingen die worden gedaan door toedoen van het Federaal Aankoopbureau, mogen provisionele stortingen worden uitgevoerd ten bate van de begroting van die instelling door middel van ordonnanties van betaling door overschrijving in de schrifturen van de Thesaurie.

Art. 1.01.6 Machtiging wordt verleend provisies toe te staan aan advocaten, experten en gerechtsdeurwaarders die voor rekening van de Staat optreden.

Art. 1.01.7 In afwijking van de artikelen 5 en 34 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, mogen ten laste van de bij onderhavige wet geopende kredieten schuldvorderingen van vorige jaren worden aangezuiverd met betrekking tot : - erelonen van advocaten en geneesheren; - gerechtskosten inzake burgerlijke, administratieve en strafzaken; - presentiegelden, reis- en verblijfkosten van niet tot de Rijksdiensten behorende personen; - bezoldiging van niet tot de Administratie behorende deskundigen en prestaties van derden (met inbegrip van de provisionele voorschotten); - allerhande schadevergoedingen aan derden voortvloeiend uit het opnemen door de Staat van zijn verantwoordelijkheid ten overstaan van door zijn organen en door zijn bedienden gepleegde daden; - bedragen verschuldigd aan de controleorganen van de Staat bij en voor rekening van instellingen van openbaar nut.

Art. 1.01.8 De Schatkist mag voorschotten toekennen wanneer de verrichtingen met betrekking tot een rekening « Bezoldigingen en andere vaste uitgaven voor het gesubsidieerd contractueel personeel » (artikelen 93 tot 101 van de Programmawet van 30 december 1988) van de sectie « Ordeverrichtingen van de Diensten van de Schatkist », een debettoestand veroorzaken.

Art. 1.01.10 In afwijking van artikel 28, eerste lid, van de wetten op de rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, worden de uitgaven van de opgerichte federale overheidsdiensten (FOD's) en programmatorische overheidsdiensten (POD's) in het kader van de Copernicus-hervorming aangerekend op de meest geëigende programma's van de huidige secties van de algemene uitgavenbegroting.

Art. 1.01.11 In afwijking van artikel 15 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, mogen de basisallocaties van de diverse programma's ingeschreven in een organisatieafdeling met betrekking tot de beleidsorganen van een federale overheidsdienst (FOD), binnen diezelfde organisatieafdeling onder elkaar worden herverdeeld.

Hoofdstuk 2. - Bijzondere bepalingen der departementen Sectie 02. - FOD Kanselarij en Algemene Diensten Art. 2.02.1 In afwijking van artikel 15 van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof, mogen geldvoorschotten verleend worden : - tot een maximumbedrag van 370.000 EUR aan de buitengewoon rekenplichtige van de FOD Kanselarij en Algemene Diensten; - tot een maximumbedrag van 25.000 EUR aan de buitengewoon rekenplichtige van de Vaste Nationale Cultuurpactcommissie.

Door middel van deze voorschotten mogen de buitengewoon rekenplichtigen schuldvorderingen van allerlei aard, met inbegrip van de aankoop van roerende patrimoniumgoederen, betalen die niet hoger zijn dan 2.500 EUR. Art. 2.02.2 In afwijking van artikel 15 van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof, mogen opeenvolgende geldvoorschotten van ten hoogste 2.500 EUR toegestaan worden aan de rekenplichtige die belast is met de vereffening van de hulpgelden en toelagen van sociale aard.

Art. 2.02.3 Binnen de perken van de betrokken basisallocaties, kunnen de volgende toelagen worden toegekend : PROGRAMMA 40/2 - SOCIALE TUSSENKOMSTEN 1. Toelage aan de Belgische Stichting van de Roeping.2. Toelage aan de Europese Beweging - België.3. Dotatie Vakbondspremies. PROGRAMMA 41 - EXTERNE COMMUNICATIE 1. Toelage aan de Belgische Federale Voorlichtingsdienst - F.V.D. 2. Dotatie aan het Internationaal Perscentrum (IPC - Résidence Palace).3. Toelage aan het Belgisch pers-telegraafagentschap BELGA. Art. 2.02.4 In afwijking van de artikelen 12 en 14 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, mogen alle uitgaven van de FOD Kanselarij en Algemene Diensten met betrekking tot schadevergoedingen aan derden voortvloeiend uit het opnemen door de Staat van de verantwoordelijkheid, aangerekend worden op de B.A. 01.34.02 van de organisatieafdeling 40 - Kanselarij.

Art. 2.02.5 De Eerste Minister is gemachtigd om, in het belang van de Schatkist en mits naleving van de wetgeving op de overheidsopdrachten, ruilovereenkomsten af te sluiten teneinde de vernieuwing van de FEDENET-uitrustingen te bevorderen.

Art. 2.02.6 In afwachting van de integratie van de Belgische Federale Voorlichtingsdienst (FVD) in de FOD Kanselarij en Algemene Diensten, wordt aan de FVD toegestaan een bedrijfsfonds van maximaal 744.000 EUR aan te houden.

Dit bedrijfsfonds wordt samengesteld uit : a) de subsidie-overschotten en de saldi van de voorschotten van de programma-opdrachten;b) de eigen inkomsten. Art. 2.02.7 Binnen de perken van de kredieten ingeschreven in het programma 40/1 « FEDENET » mogen - naast de recurrente werkingskosten en de investeringen - ook allerhande uitgaven vereffend worden die verband houden met gepresteerde diensten en met de installatie en het onderhoud van software en hardware bij de diverse diensten-gebruikers die aangesloten zijn op het Fedenet.

Art. 2.02.8 In afwijking van artikel 1.01.3, § 2, van deze wet mogen alle kredieten van het programma 41/0 - « Externe communicatie » bij wijze van herverdeling van basisallocaties onderling herschikt worden, met inbegrip van de personeelskredieten (41.01.11.03 en 11.04).

Sectie 04. - FOD Personeel en Organisatie Art. 2.04.1 In afwijking van artikel 15 van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof, mogen geldvoorschotten tot een maximumbedrag van 250.000 EUR verleend worden aan de buitengewone rekenplichtigen van de diensten en instellingen wier uitgaven in de onderhavige sectie zijn ingeschreven.

Door middel van deze voorschotten mogen de buitengewone rekenplichtigen alle dienstkosten tot 5.500 EUR betalen, alsmede, ongeacht hun bedrag, de verbruikskosten van water, gas, elektriciteit, telefoon, stookolie en brandstof voor autovoertuigen, alsook de vergoedingen en toelagen van alle aard welke op de begroting toegekend worden.

Mogen, ongeacht het bedrag, met deze voorschotten worden betaald : 1) de uitgaven van sociale aard;2) de kosten voor zendingen in het buitenland en voor frankering van de briefwisseling, alsmede de voorschotten op deze kosten. Aan de buitengewone rekenplichtigen belast met betalingen van zendingskosten in het buitenland wordt toelating gegeven voorschotten te verlenen aan de met een zending in het buitenland belaste ambtenaren.

Art. 2.04.2 Binnen de perken van de betrokken basisallocaties kunnen de volgende toelagen worden toegekend : PROGRAMMA 40/0 - BESTAANSMIDDELEN- PROGRAMMA Toelage aan de V.Z.W. Sociale Dienst van de Federale Overheidsdienst Personeel en Organisatie.

PROGRAMMA 53/1 - VORMING VAN AMBTENAREN 1° Bijdrage aan het Internationaal Instituut voor Bestuurswetenschappen;2° Bijdrage aan het Europees Instituut voor Bestuurskunde te Maastricht;3° Tegemoetkoming voor vormingsactiviteiten georganiseerd door de representatieve vakorganisaties. Art. 2.04.3 Het provisioneel krediet ingeschreven onder het programma 53/2 - Provisionele kredieten en bestemd tot dekking van alle uitgaven verbonden aan de opleidingsactiviteiten mag, volgens de behoeften, worden verdeeld over de passende programma's van de begrotingen van de verschillende departementen door middel van een koninklijk besluit voorgedragen door de Minister van Ambtenarenzaken en Modernisering van de openbare besturen.

Art. 2.04.4 In afwijking van de artikelen 12 en 14 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, mogen alle uitgaven van de Federale Overheidsdienst Personeel en Organisatie met betrekking tot schadevergoedingen aan derden voortvloeiend uit het opnemen door de Staat van zijn aansprakelijkheid, met uitzondering van die van het Selectiebureau van de Federale Overheid (SELOR), aangerekend worden op de B.A. 03.34.01 van de organisatie-afdeling 40 - Directiecomité en Algemene Diensten.

Art. 2.04.5 De thesaurierekening waarop de bezoldigingen en allerhande toelagen voor het vast- en stagedoend statutair personeel en voor het contractueel personeel van het Selectiebureau van de Federale Overheid (SELOR), Staatsdienst met afzonderlijk beheer, worden aangerekend, mag een debetsaldo vertonen.

Art. 2.04.6 De Schatkist is gemachtigd voorschotten toe te kennen wanneer de rekeningen van het Federaal Aankoopbureau, Staatsdienst met afzonderlijk beheer, die het voorwerp uitmaakt van het artikel 63.01.A, zich in debettoestand zullen bevinden. De debettoestand mag 5.000.000 EUR niet overschrijden.

Art. 2.04.7 Het provisioneel krediet ingeschreven onder het programma 40/3 - Provisionele kredieten, en bestemd tot dekking van de uitgaven verbonden aan de toekenning van een toelage aan de personeelsleden belast met het ontwikkelen van projecten in sommige overheidsdiensten mag, na het akkoord van de Minister van Begroting, volgens de behoeften verdeeld worden over de passende programma's van de begrotingen van de verschillende departementen door middel van een koninklijk besluit.

Art. 2.04.8 In afwijking van de artikelen 12 en 14 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, mogen de uitgaven van de organisatie-afdelingen 40 en 52 van de Federale Overheidsdienst Personeel en Organisatie met betrekking tot de huurlasten van het gebouw in de Wetstraat 51, te Brussel, aangerekend worden op de basisallocatie 02.12.01 van de organisatie-afdeling 40 - Directiecomité en Algemene Diensten.

Sectie 05. - FOD Informatie- en Communicatietechnologie Art. 2.05.1 In afwijking van artikel 15 van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof, mogen geldvoorschotten tot een maximumbedrag van 250.000 EUR verleend worden aan de buitengewone rekenplichtigen van de diensten en instellingen wier uitgaven in de onderhavige sectie zijn ingeschreven.

Door middel van deze voorschotten mogen de buitengewone rekenplichtigen alle dienstkosten tot 5.500 EUR betalen, alsmede, ongeacht hun bedrag, de verbruikskosten van water, gas, elektriciteit, telefoon, stookolie en brandstof voor autovoertuigen, alsook de vergoedingen en toelagen van alle aard welke op de begroting toegekend worden.

Mogen, ongeacht het bedrag, met deze voorschotten worden betaald : 1) de uitgaven van sociale aard;2) de kosten voor zendingen in het buitenland en voor frankering van de briefwisseling, alsmede de voorschotten op deze kosten. Aan de buitengewone rekenplichtigen belast met betalingen van zendingskosten in het buitenland wordt toelating gegeven voorschotten te verlenen aan de met een zending in het buitenland belaste ambtenaren.

Art. 2.05.2 In afwijking van artikel 1-01-3, § 2, van deze wet, mogen de basisallocaties met betrekking tot de bezoldigingen en allerhande toelagen « 11.03 - Vast en stagedoend personeel » en « 11.04 - Ander dan statutair personeel » evenals de basisallocatie « 12.20 - Contracten voor het leveren van diensten door de v.z.w. Maatschappij voor Mecanografie (MVM) » binnen het programma 56/0 onder en uitsluitend onder elkaar worden herverdeeld.

Sectie 11. - Diensten van de Eerste Minister Art. 2.11.1 In afwijking van artikel 15 van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof, mogen geldvoorschotten verleend worden tot een maximumbedrag van 370.000 EUR aan de buitengewoon rekenplichtige van de Federale diensten voor wetenschappelijke, technische en culturele aangelegenheden (D.W.T.C.) en aan de buitengewoon rekenplichtigen van de instellingen die ervan afhangen.

Door middel van deze voorschotten mogen de buitengewoon rekenplichtigen van de DWTC schuldvorderingen van allerlei aard, met inbegrip van de aankoop van roerende patrimoniumgoederen, betalen die niet hoger zijn dan 5.500 EUR. Art. 2.11.2 In afwijking van artikel 15 van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof, mogen opeenvolgende geldvoorschotten van ten hoogste 2.500 EUR toegestaan worden aan de rekenplichtige die belast is met de vereffening van de hulpgelden en toelagen van sociale aard.

Art. 2.11.3 Binnen de perken van de betrokken basisallocaties, kunnen de volgende toelagen worden toegekend : PROGRAMMA 60/0 - BESTAANSMIDDELEN Toelage aan de sociale dienst van de Federale diensten voor wetenschappelijke, technische en culturele aangelegenheden.

PROGRAMMA 60/1 - ONDERZOEK EN ONTWIKKELING OP NATIONAAL VLAK 1. Financiering van de programma's regeringsinitiatieven voor O & O op nationaal vlak.2. Financiering van de interuniversitaire attractiepolen.3. Financiering van de technologische attractiepolen.4. Financiering van studies, onderzoek en opdrachten voor derden.5. Toelage aan de Academia Belgica te Rome.6. Toelage aan het patrimonium van de Academie voor Overzeese Wetenschappen.7. Toelage aan de nationale Commissies die onder de gezamenlijke auspiciën geplaatst zijn van de Koninklijke Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België en de « Academie royale des Sciences, des Lettres et des Beaux-Arts de Belgique ». 8. Financiering van de operationele centra van de D.W.T.C. 9. Toelage bestemd voor de aanwerving van bijkomende onderzoekers in de universiteiten en de federale wetenschappelijke instellingen in het kader van de maatregelen voor de ondersteuning van het onderzoekbeleid dat deel uitmaakt van het meerjarenplan voor de werkgelegenheid.10. Dekken van de O & O-uitgaven van de vliegtuigen in het kader van Airbus. 11. Dotatie aan de Dienst voor wetenschappelijke en technische informatie (D.W.T.I.). 12. Dotatie aan het Belgisch telematicanetwerk « Belnet ».13. Financiering van de wetenschappelijke ondersteuning van het federale drugsbeleid.14. Financiering van het programma voor de terugkeer van het Belgisch wetenschappelijke kunnen. PROGRAMMA 60/2 - ONDERZOEK EN ONTWIKKELING OP INTERNATIONAAL VLAK 1. Financiering van de programma's regeringsinitiatieven voor O & O op internationaal vlak.2. Belgische deelname aan de activiteiten van het Europees Ruimtevaart Agentschap.3. Belgische deelname aan de bilaterale of multilaterale ruimtevaartprojecten (buiten ESA).4. Toelagen aan de intergouvernementele organisaties voor onderzoek en wetenschappelijke dienstverlening.5. Toelagen aan de internationale organisaties, groeperingen en centra voor onderzoek en wetenschappelijke dienstverlening.6. Deelname van België aan internationale activiteiten inzake wetenschapsbeleid.7. Belgische bijdrage aan het Eureka-Secretariaat « Technologie ». PROGRAMMA 60/3 - FEDERALE WETENSCHAPPELIJKE INRICHTINGEN EN DAARMEE GELIJKGESTELDE INSTELLINGEN 1. Dotaties aan de federale wetenschappelijke instellingen die afhangen van de Minister van Wetenschappelijk Onderzoek.2. Toelage aan het Studie- en Documentatiecentrum -« Oorlog en Hedendaagse Maatschappij ».3. Financiering van de O & O-acties van de federale wetenschappelijke instellingen.4. Specifieke dotatie aan de federale wetenschappelijke instellingen.5. Aanvullende dotatie aan het Algemeen Rijksarchief voor het personeel van de nieuwe opslagplaats te Leuven.6. Steun aan de tijdelijke tentoonstellingen van de federale wetenschappelijke instellingen.7. Aanvullende dotatie aan de Koninklijke Sterrenwacht van België voor de valorisatie van het planetarium.8. Aanvullende dotatie aan het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika voor de beveiliging van de collecties.9. Aanvullende dotatie aan de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België voor de werking van de nieuwe zalen. PROGRAMMA 60/4 - ONDERWIJS-VORMING;

EDUCATIEVE ACTIVITEITEN 1. Toelage aan het Europa College (Brugge).2. Toelage aan de Stichting Biermans-Lapôtre (Parijs).3. Uitzonderlijke toelage aan de Stichting Biermans-Lapôtre voor het dekken van de terugbetaling van de lening.4. Toelage aan het Europees Universitair Instituut (Firenze) : bijdragen en beurzen Belgische studenten.5. Toelagen aan de Universitaire Stichting.6. Toelage aan de « Belgian-American Educational Foundation ». PROGRAMMA 61/1 - GEMEENSCHAPPELIJKE CULTURELE ACTIVITEITEN 1. Dotatie aan de Nationale Dienst voor Congressen.2. Toelage aan de Federatie van de Vrienden van de Belgische Musea en andere verenigingen voor culturele ondersteuning.3. Toelage aan het Museum van het Kind.4. Toelage aan de Filharmonische Vereniging van Brussel.5. Toelage aan het Belgische Centrum voor Muziekdocumentatie (CEBEDEM).6. Toelage aan de concertverenigingen die voldoen aan de criteria vastgesteld door het koninklijk besluit van 20 januari 1956 tot regeling van de toelagen aan de concertverenigingen. 7. Toelage aan de v.z.w. « Decentralisatie van de Flassieke en Hedendaagse Films ». 8. Toelage aan de Muziekkapel « Koningin Elisabeth ».9. Toelage aan de Vereniging voor tentoonstellingen van het Paleis voor Schone Kunsten.10. Internationale wedstrijd Koningin Elisabeth - Prijs van de Regering.11. Archieven voor historische films en actualiteitsbeelden. 12. Toelage aan de v.z.w. « Jonge Filharmonie ». 13. Kosten met betrekking tot de promotie van de muziek.14. Kosten met betrekking tot de openstelling voor het publiek van het Koninklijk Paleis.15. Financiering van de bibliotheek van het Koninklijk Muziekconservatorium.16. Toelage aan het Koninklijk Filmarchief.17. Toelage aan de « Fundation Europalia International ».18. Toelage aan het Filmmuseum. PROGRAMMA 61/2 - BUITENLANDSE BETREKKINGEN 1. Toelagen aan internationale instellingen voor de Jeugd.2. Belgische bijdrage aan de financiering van de « Commission for Educational Exchanges USA, Belgium, Luxemburg ».3. Toelage aan het Secretariaat Internationale Federatie der verenigingen « Jeugd en Muziek ».4. Diverse internationale toelagen en bijdragen.5. Belgische bijdrage aan de UNESCO. 6. Toelage aan het internationaal studiecentrum voor het behoud en de restauratie van cultuurgoederen (I.C.C.R.O.M.). 7. Aankoop van publicaties en kunstwerken voor culturele promotie in het buitenland. PROGRAMMA 61/3 - NATIONALE CULTURELE INSTELLINGEN 1.Toelage aan de N.V. Paleis voor Schone Kunsten. 2. Toelage aan de Koninklijke Muntschouwburg.3. Toelage aan het Nationaal Orkest van België. PROGRAMMA 61/4 - ONDERWIJS-VORMING (buiten Wetenschapsbeleid) EN SCHOOLINVESTERINGEN Toelage aan de Internationale school SHAPE. Art. 2.11.4 In afwijking van de artikelen 5 en 34 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, mogen ten laste van de bij deze wet geopende kredieten schuldvorderingen van vorige jaren worden aangezuiverd met betrekking tot : - de Belgische deelname aan de activiteiten van het Europees Ruimtevaart Agentschap (programma 60/2); - de Belgische bijdrage in de werkingskosten van de Eureka-secretariaten (« technologie » en audiovisueel) (programma 60/2); - uitgaven van alle aard betreffende de geschillen van de lasten van het verleden Onderwijs/Education nationale (programma 61/5); - regularisatie-ordonnanceringen ten gevolge van de tarifering van bankkosten of van wisselkoerswijzigingen tussen het ogenblik van de aanvraag tot betaling en de effectieve betaling.

Art. 2.11.5 Bij beslissing van de Ministerraad worden de vastleggingskredieten bestemd voor de volgende uitgaven : - regeringsinitiatieven voor O & O op nationaal vlak (programma 60/1); - interuniversitaire attractiepolen (programma 60/1); - technologische attractiepolen (programma 60/1); - dekken van de O & O-uitgaven van de vliegtuigen van de Airbus-groep (programma 60/1); - Belgische deelname aan de bilaterale of multilaterale ruimtevaartprojecten buiten ESA (programma 60/2).

Art. 2.11.6 De Minister van Wetenschappelijk Onderzoek is gemachtigd om, conform de door België aangegane verbintenissen, ter aanvulling van de Belgische bijdrage aan de begroting van het EUREKA Secretariaat « Technologie », ten laste van zijn begroting de huur en de kosten ten laste van de huurder (met inbegrip van de elektriciteits- en verwarmingsuitgaven) te dragen van het EUREKA Secretariaat « Technologie » en de helft van de huur van het EUREKA Secretariaat AUDIOVISUEEL, alsook om aan de genoemde secretariaten het bedrag terug te betalen van de door hen betaalde belasting op de toegevoegde waarde voor elke uitgave die zij gedaan hebben en van de roerende voorheffing op de interesten die zij ontvangen hebben.

Art. 2.11.7 De Minister van Wetenschappelijk Onderzoek is, overeenkomstig de eenparige verbintenissen van de lidstaten van het Europees Ruimtevaartagentschap, gemachtigd af te zien van het invorderen van de nationale rechten en belastingen die toepasselijk zijn op de prijs van werken en leveringen uitgevoerd in België voor die organisatie en waarvan de betaling in nationale munt of in EURO ten laste van zijn begroting werd voorgeschoten; hij is eveneens gemachtigd aan die organisatie, ter aanvulling van de Belgische bijdrage, het bedrag terug te betalen van de nationale rechten en belastingen die voornoemd Agentschap eventueel voor dergelijke werken of leveringen heeft betaald in nationale munt of in EURO. Art. 2.11.8 In afwijking van artikel 15 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991 en van artikel 1-01-3, § 2, van deze wet, mogen de kredieten van de basisallocaties 60.11.11.16, 60.11.11.17, 60.21.11.18 en 61.11.41.16 door middel van herverdelingen van basisallocaties, overgedragen worden naar basisallocatie 60.01.11.03 voor de bedragen die overeenstemmen met de bezoldigingen van de contractuele betrekkingen die worden omgezet in statutaire betrekkingen.

Art. 2.11.9 In afwijking van artikel 15 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991 mogen de kredieten van de basisallocaties 60.11.11.16, 60.11.11.17 en 60.21.11.18 door middel van herverdelingen van basisallocaties onderling overgedragen worden.

Art. 2.11.10 De kredieten van programma 5 van afdeling 61 (Federale diensten voor wetenschappelijke, technische en culturele aangelegenheden - Deel Onderwijs en Cultuur) mogen aangewend worden voor de betaling van het ereloon van de advocaten die de Staat vertegenwoordigen in de geschillen in verband met de « lasten van het verleden » van de voormalige ministeries van Onderwijs/Education nationale.

Art. 2.11.11 In afwijking van artikel 1-01-3, § 2, van deze wet, kunnen kredieten van de basisallocaties 11.60.31.41.10, 11.60.31.41.11, 11.60.32.41.13, 11.60.32.41.14, 11.60.32.41.15, 11.60.32.41.16, 11.60.33.41.17, 11.60.33.41.18, 11.60.34.41.19, 11.60.34.41.20 en 11.60.35.41.21 door middel van herverdeling van basisallocaties overgedragen worden naar de basisallocaties 11.60.30.11.03 en 11.60.30.11.04, voor de bedragen die overeenstemmen met de bezoldigingen van de toegestane statutaire betrekkingen bij de federale wetenschappelijke instellingen die afhangen van de Minister van Wetenschappelijk Onderzoek.

Sectie 12. - Ministerie van Justitie Art. 2.12.1 In afwijking van artikel 15 van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof mogen : a) geldvoorschotten tot een maximumbedrag van 2.500.000 EUR verleend worden aan de buitengewone rekenplichtigen van het Departement. Door middel van deze voorschotten mogen de buitengewone rekenplichtigen van het Departement alle dienstkosten tot 12.500 EUR betalen, alsmede, ongeacht hun bedrag, de verbruikskosten van water, gas, elektriciteit, telefoon, stookolie en brandstof voor autovoertuigen, alsook de vergoedingen van alle aard welke op de begroting toegekend worden en de kosten voortvloeiend uit de burgerlijke aansprakelijkheid van de Staat; b) geldvoorschotten tot een maximumbedrag van 875.000 EUR verleend worden aan de buitengewone rekenplichtigen van de Algemene boekhouding belast met de betaling van forfaitaire vergoedingen aan de leden van de Veiligheid van de Staat en van de Justitiehuizen; c) geldvoorschotten tot een maximumbedrag van 2.500.000 EUR worden verleend aan de buitengewone rekenplichtigen van het departement belast met de betaling van de hulpgelden aan de slachtoffers van opzettelijke gewelddaden toegekend door de Commissie ad hoc.

Aan de buitengewone rekenplichtigen van het Departement belast met de betaling van voorschotten op zendingskosten in het buitenland wordt machtiging gegeven om aan de ambtenaren op zending naar het buitenland de nodige voorschotten te verlenen.

Art. 2.12.2 Er kunnen kredietopeningen verleend worden aan : a) de Dienst Gerechtskosten in Strafzaken voor de betaling van de staten van honoraria van gerechtelijke deskundigen en gerechtsdeurwaarders en alle andere gerechtskosten met inbegrip van de schuldvorderingen m.b.t. de internationale gerechtelijke samenwerking; b) het Directoraat-generaal Strafinrichtingen, voor de betaling van de dringende uitgaven betreffende : - de voeding en het onderhoud van de gedetineerden en geïnterneerden; - het water- en energieverbruik en aanverwante belastingen, en de telefoonrekeningen.

Art. 2.12.3 In afwijking van artikel 15 van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof, kunnen geldvoorschotten toegestaan worden binnen de bij artikel 2.12.1 van deze wet vastgestelde perken, met het oog op de uitbetaling van hulpgelden en toelagen met sociaal karakter, alsmede van toelagen ten gunste van de cultuur- en sportkringen opgericht onder het personeel van het Ministerie van Justitie.

De terugvordering van de voorschotten onder de vorm van lening toegekend aan de personeelsleden, kan, in voorkomend geval, worden uitgevoerd overeenkomstig artikel 23, 4°, van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers.

Art. 2.12.4 Uitgaven met betrekking tot schuldvorderingen van vorige jaren mogen aangerekend worden op de kredieten van het lopend jaar in de hierna volgende gevallen : 1) Gerechtskosten in criminele, correctionele en politiezaken (de kosten voor vervoer van de naar de grens gebrachte vreemdelingen worden met de gerechtskosten gelijkgesteld en volgens dezelfde tarieven vereffend).Kosten van betekening van de uitzettingsbesluiten. Vergoedingen in de bij artikel 447 van het Wetboek van strafvordering en in de wet op de voorlopige hechtenis voorziene gevallen. Vergoeding van schade bij een gerechtelijk optreden geleden. Kosten voortvloeiend uit de toepassing van de wet betreffende de gerechtelijke bijstand en de toelating om kosteloos te procederen (wet van 10 oktober 1967). Kosten voortvloeiend uit de internationale gerechtelijke samenwerking (progr. 56/0). 2) Vergoedingen uit te keren aan de provincies en gemeenten (art.77 tot 81 van de wet van 14 februari 1961) (progr. 56/0). 3) Aandeel van België in de werkingskosten van Europol en van het « Schengen Information System » (progr.58/2).

Art. 2.12.5 Binnen de perken van de betrokken basisallocaties kunnen de volgende toelagen worden toegekend : PROGRAMMA 40/3 - STUDIES EN DOCUMENTATIE 1) Toelagen aan publicaties en aan wetenschappelijke instellingen. 2) Toelage aan de v.z.w. « Geschillencommissie Reizen ». 3) Toelage aan de Instelling van Openbaar Nut « Belgisch Comité voor UNICEF ».4) Toelage aan de Kinderrechtencoalitie Vlaanderen en de « Coordination des ONG pour les droits de l'enfant ». PROGRAMMA 40/4 - INTERNATIONALE SAMENWERKING Deelneming van België in de werkingskosten van internationale instellingen.

PROGRAMMA 51/0 - BESTAANSMIDDELEN Toelagen aan organismen belast met de therapeutische begeleiding van de daders van sexuele misdrijven.

PROGRAMMA 56/0 - BESTAANSMIDDELEN Toelagen voor het gebruik door de gerechtelijke diensten van de bibliotheken van de balies in sommige gerechtsgebouwen.

PROGRAMMA 56/2 - JUSTITIEHUIZEN Toelagen aan organismen voor het organiseren van activiteiten van dienstverlening en vorming in het kader van een gerechtelijke procedure, herstelbemiddeling, begeleiding van het omgangsrecht en justitiële slachtofferzorg.

PROGRAMMA 58/2 - INTERNATIONALE SAMENWERKING Aandeel van België in de werkingskosten van de Internationale Organisatie voor de Criminele Politie te Lyon, de Europese politiedienst te Den Haag en het « Schengen Information System » te Straatsburg.

PROGRAMMA 59/2 - BESTAANSMIDDELEN Toelage voor de erkenning van de islamitische eredienst.

Art. 2.12.6 In afwijking van artikel 15 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, mogen herverdelingen worden doorgevoerd van de basisallocatie 56 31 1201 naar de basisallocatie 56 03 1240.

Sectie 13. - Ministerie van Binnenlandse Zaken Art. 2.13.1 In afwijking van artikel 15 van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof, mogen geldvoorschotten tot een maximumbedrag van 371.840 EUR verleend worden aan de buitengewone rekenplichtigen van de diensten en instellingen wier uitgaven in de onderhavige sectie zijn ingeschreven.

Door middel van deze voorschotten mogen de buitengewone rekenplichtigen alle dienstkosten alsmede de vergoedingen en toelagen van alle aard welke bij aanrekening op de begroting zullen worden verleend evenals de verbruikskosten van water, gas, elektriciteit, telefoon, stookolie en brandstof voor autovoertuigen tot en met 6.197 EUR betalen.

Mogen, ongeacht het bedrag, met deze voorschotten worden bestreden : 1) de uitgaven van sociale aard;2) de uitgaven in verband met de opleiding en het aanwenden van het voltijds en niet-voltijds personeel van de Civiele Bescherming;3) de kosten voor zendingen in het buitenland en voor frankering van de briefwisseling, alsmede de voorschotten op deze kosten;aan de buitengewone rekenplichtigen belast met betalingen van zendingskosten in het buitenland wordt toelating gegeven voorschotten te verlenen aan de met een zending in het buitenland belaste ambtenaren; 4) alle werkingskosten alsmede de vergoedingen en toelagen van alle aard van de Provinciale Gouvernementen, met uitzondering van de uitgaven voor aankoop van duurzame roerende goederen, binnen de perken van de basisallocaties van het programma 58/0;5) alle uitgaven van het programma 55/0 voor de kosten van repatriëring en verwijdering van ongewenst geachte personen. Art. 2.13.2 Uitgaven met betrekking tot schuldvorderingen van vorige jaren mogen worden aangerekend op de kredieten van het lopend jaar in de hiernavolgende gevallen : 1) Verkiezingsuitgaven.2) Militaire begraafplaatsen.3) Uitgaven betreffende de terugbetaling aan de gemeenten van de wedden van het personeel van de hulpcentra « 100 ». Art. 2.13.3 Binnen de perken van de betrokken basisallocaties kunnen de volgende toelagen worden toegekend : PROGRAMMA 40/1 - PROTOCOL 1° Toelagen aan hen die daden van moed hebben verricht en daarbij het slachtoffer van hun offervaardigheid zijn geworden of aan rechthebbenden van helden die door hun moedige daad het leven verloren hebben of aan de klaarblijkelijke gevolgen ervan bezweken zijn, ook voor vergoedingen voor begrafeniskosten.2° Vriendenkring van de overlevenden van Breendonk.3° Comité van de Vlam.4° Comité van het monument van Koning Albert aan de IJzer.5° Toelage aan de Vereniging tot Bevordering van Brussel als tussenkomst in de kosten voor inrichting van feestelijkheden in de Warande ter gelegenheid van het jaarlijks Nationaal Feest. PROGRAMMA 51/7 - MILITAIRE BEGRAAFPLAATSEN Toelage aan de organisatie belast met de restauratie van het museum van het kamp Auschwitz-Birkenau te Oswiecim.

PROGRAMMA 54/0 - BESTAANSMIDDELENPROGRAMMA 1° Toelage aan een opleidingsraad voor de brandweerdiensten.2° Bijdrage in de kosten van voorlichting, documentatie en public relations inzake civiele bescherming. PROGRAMMA 54/2 - ALGEMENE INSPECTIE VAN DE UITRUSTING 1° Toelage aan het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, aan intercommunales en aan de gemeenten voor het aankopen van bijzonder materieel voor de brandweerdiensten.2° Toelagen aan de gemeenten voor de behoeften van de brandweerdiensten met het oog op de informatisering van de statistieken.3° Bijdrage ten voordele van de brandweerdiensten in de kosten van informatiecampagnes voor brandvoorkoming, steun aan lokale initiatieven.4° Bijdrage in de recyclagecursussen voor de officieren van de brandweerdiensten. PROGRAMMA 54/6 - DIRECTIE VAN DE LOGISTIEK 1° Koninklijke vereniging der brandweerkorpsen van België en Nationaal Fonds voor hulpverlening aan brandweerlieden.2° Opleidingscentra voor brandweerlieden.3° Bijdrage in de kosten van laboratoria belast met onderzoekingen betreffende brandvoorkoming.4° Bijdrage in de realisatie van het « Euroclasses-systeem » voor reactie bij brand. PROGRAMMA 55/0 - BESTAANSMIDDELEN Subsidies van de Dienst Vreemdelingenzaken voor internationale organisaties die activiteiten uitoefenen met betrekking tot de vreemdelingenpolitiek.

PROGRAMMA 56/1 - ALGEMENE ADMINISTRATIEVE POLITIE OPLEIDING, PREVENTIE EN UITRUSTING 1° Tussenkomst van de Staat in de uitgaven voor initiatieven voor de bevordering van de contacten van de politiediensten met de bevolking.2° Verwezenlijking van uitgaven op het vlak van politie en criminaliteitspreventie, onder andere voor de verwezenlijking of verwerving van infrastructuren, uitrusting, materieel of software voor collectief gebruik en voor de financiering van campagnes en studieopdrachten.3° Betoelaging van Belgische universiteiten of andere instellingen, betrokken bij de studie of beheersing van de criminaliteit, van publieke of private initiatieven inzake criminaliteitspreventie, inzonderheid voetbalvandalisme, geïntegreerde initiatieven van lokale criminaliteit en onderzoek naar het voorkomen van bepaalde criminele fenomenen. 4° Toelage aan de N.V ASTRID ter dekking van de werkingskosten. van de gemeenschappelijke infrastructuur. 5° Een toelage aan V.Z.W.'s en andere organisaties als tussenkomst in de organisatiekosten van het opstellen van cursussen teneinde de aandacht voor het omgaan met migranten te integreren in de navorming van het politiepersoneel.

PROGRAMMA 59/0 - BESTAANSMIDDELENPROGRAMMA Toelage aan de « Association des Conseils d'Etat et des Juridictions administratives suprêmes de l'Union européenne ».

Art. 2.13.4 De bedragen die voor de jaren 1996 en 1997 teruggevorderd moeten worden van de lokale overheden die gebruik maken van de diensten van een gewestelijke ontvanger krachtens het samenwerkingsakkoord betreffende de wijze van omslag van de kosten van de gewestelijke ontvangers en de wijze van inhouding van de bijdrage in die kosten, afgesloten te Brussel op 9 december 1997 tussen de Federale Overheid, de Vlaamse Gemeenschap en het Waalse Gewest, worden onttrokken aan de toepassing van de bepalingen van de vijfjarige verjaring.

Art. 2.13.5 De Minister van Binnenlandse Zaken wordt gemachtigd fondsen op te nemen op het specifieke begrotingsartikel, voorzien in artikel 1, § 2quater , 2e lid van de wet van 1 augustus 1985 houdende sociale bepalingen, zoals gewijzigd door de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen, die bestemd zijn voor de coördinatie en voor de supralokale acties in de domeinen bedoeld in artikel 69 van bovenvermelde wet van 30 maart 1994.

Deze fondsen worden gestort aan de buitengewone rekenplichtige van het Vast Secretariaat voor het preventiebeleid, die verantwoording over de aanwending ervan verstrekt bij het Rekenhof.

Art. 2.13.6 De openstaande schuldvorderingen die op 31 december 2000 nog op de basisallocaties 56/10.63.08 en 56/13.63.07 van de sectie 13 « Ministerie van Binnenlandse Zaken » zullen voorkomen mogen geordonnanceerd worden op de ordonnancerings-kredieten van de basisallocaties 90/15.63.08 en 90/26.63.07 van de sectie 17 « Federale politie en geïntegreerde werking ».

Sectie 14. - Ministerie van Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel Art. 2.14.1 In afwijking van het artikel 15 van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof, mogen achtereenvolgende geldvoorschotten worden toegestaan van hoogstens 10.000 EUR, die later zullen worden verantwoord, aan de rekenplichtige die belast is met de vereffening van de hulpgelden en uitgaven van sociale aard.

Art. 2.14.2 In afwijking van het artikel 15 van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof, mogen geldvoorschotten tot een maximumbedrag van 750.000 EUR verleend worden aan de buitengewone rekenplichtigen van de Directie Begroting en Comptabiliteit en 375.000 EUR aan de andere buitengewone rekenplichtigen van het Departement.

De buitengewone rekenplichtigen van het Departement worden gemachtigd om door middel van deze voorschotten schuldvorderingen te betalen welke 5.500 EUR niet te boven gaan.

Art. 2.14.3 De verplaatsingskosten van de agenten van de carrières van de Buitenlandse Dienst en van de Kanselarij worden, voor elk geval, bij ministerieel besluit vastgesteld.

Art. 2.14.4 De kredieten opgenomen in het programma 41/0 (B.A. 41.03.03.50) zijn bestemd om bestendige werkingsfondsen samen te stellen ten einde aan de ambtenaren van het departement voorschotten toe te kennen op kosten voor zendingen naar het buitenland en op kosten voor overplaatsingen en verloven van het overgeplaatste personeel. De uitgaven vereffend op die voorschotten worden geregulariseerd op de daartoe bestemde begrotingskredieten.

De kredieten opgenomen in het programma 42/0 (B.A. 42.04.03.50) zijn bestemd voor de samenstelling van bestendige werkingsfondsen die de betaling verzekeren van uitgaven in verband met de werkingskosten van de Belgische diplomatieke en consulaire posten en van de vaste vertegenwoordigingen bij de internationale organismen. De uitgaven vereffend op die voorschotten worden geregulariseerd op de daartoe bestemde begrotingskredieten. De Schatkist wordt eveneens gemachtigd die buitenlandse werkings-fondsen voor hetzelfde doel en mits naleving van dezelfde budgettaire regularisatieprocedure weer samen te stellen.

Art. 2.14.5 Achterstallige schuldvorderingen die betrekking hebben op de werkingskosten van de diplomatieke en consulaire posten en van de vaste vertegenwoordigingen bij de internationale organismen mogen geïmputeerd worden op basisallocatie 42.04.12.33 van het programma 42/0. Dit geldt evenwel niet voor uitgaven betreffende personeelsbezoldigingen en aankoop van duurzame roerende goederen.

Art. 2.14.6 Binnen de perken van de betrokken basisallocaties kunnen de volgende toelagen en bijdragen worden toegekend : PROGRAMMA 41/0 - BESTAANSMIDDELENPROGRAMMA Toelage bestemd om de werking van de crèche opgestart in het departement te bekostigen.

PROGRAMMA 41/6 - STUDIES EN DOCUMENTATIE 1) Bijdrage van België in de installatie- en werkingskosten van een Internationaal Centrum voor de Pers te Brussel. 2) Toelage aan de Belgische Federale Voorlichtingsdienst (F.V.D.).

PROGRAMMA 41/7 - INTERNATIONALE SAMENWERKING 1) Toelagen aan organismen of verenigingen die activiteiten hebben met een internationaal karakter.2) Toelage aan het Koninklijk Instituut voor Internationale Betrekkingen.3) Toelage aan de Stichting Europalia. PROGRAMMA 51/1 - BUITENLANDSE HANDEL 1) Bijdragen van België aan in het land gevestigde internationale organismen.2) Bijdragen van België aan buiten het land gevestigde internationale organismen.3) Toelage aan de « Asia-Europe Foundation ».4) Toelagen ter bevordering van de export.5) Toelagen betreffende de economische expansie en de regionale reconversie. PROGRAMMA 51/2 - BILATERALE ACTIEPROGRAMMA'S Toelagen m.b.t. verrichtingen in het raam van de politiek van bilaterale actieprogramma's.

PROGRAMMA 52/1 - INTERNATIONALE INSTELLINGEN Bijdragen van België aan buiten het land gevestigde internationale organismen.

PROGRAMMA 52/2 - HUMANITAIRE HULP Toelagen bestemd voor instellingen die de bescherming der vluchtelingen tot doel hebben.

PROGRAMMA 53/1 - BUITENLANDS BELEID 1) Bijdragen van België aan in het land gevestigde internationale organismen.2) Bijdragen van België aan buiten het land gevestigde internationale organismen.3) Programma's van de West-Europese Unie (WEU) met betrekking tot de verwerving van militaire observatiesatellieten met als doel beveiliging.4) Bevordering van internationale uitwisseling van jongeren en initiatieven tot initiatie in de internationale politiek. PROGRAMMA 53/2 - WETENSCHAPSBELEID 1) Bijdragen van België aan in het land gevestigde internationale organismen.2) Bijdragen van België aan buiten het land gevestigde internationale organismen. PROGRAMMA 53/4 - HUMANITAIRE HULP 1) Toelage aan het Internationaal Comité van het Rode Kruis.2) Aandeel in de werking van de Verenigde Naties ten voordele van de Arabische vluchtelingen uit Palestina. PROGRAMMA 55/1 - INFORMATIE OVER EUROPA Toelagen ten gunste van de Europese integratie.

Art. 2.14.7 Binnen de perken van de betrokken basisallocatie, in het programma 52/2 « Humanitaire Hulp », kunnen, mits voorafgaand akkoord van de Ministerraad, uitgaven van allerlei aard gedaan worden als tegemoetkomingen van België in de acties ten voordele van slachtoffers van ernstige natuurrampen.

Art. 2.14.8 Binnen de perken van de betrokken basisallocatie, in het programma 53/4 « Humanitaire Hulp », kunnen, mits voorafgaand akkoord van de Ministerraad, uitgaven van allerlei aard gedaan worden als tegemoetkomingen en initiatieven van België in de acties - van preventieve diplomatie, vredeshandhaving en aanmoediging van de democratie die zich laten inschrijven in het kader van de internationale politiek; - ten voordele van bevolkingen, slachtoffers van conflicten; - met betrekking tot het respect van de mensenrechten en de versterking van de rechtsstaat.

Sectie 15. - Internationale Samenwerking Art. 2.15.1 De uitgaven vereffend ten laste van het bestendig werkingsfonds, bevoorraad in 1996 door basisallocatie 54.09.03.50, worden zonder uitstel geregulariseerd door aanrekening op de begrotingskredieten van de volgende basisallocaties: 54.02.12.01, 54.02.12.02, 54.03.35.53, 54.04.12.27, 54.04.12.28, 54.11.35.11, 54.14.54.42, 54.35.35.11, 54.40.35.50 en 54.43.35.21.

Art. 2.15.2 Uitgaven met betrekking tot schuldvorderingen van vorige jaren mogen aangerekend worden op de kredieten van het lopend jaar in de hiernavolgende gevallen : 1) Terugbetaling van kosten voor geneeskundige zorgen verleend in Europa aan de Belgische en Luxemburgse missionarissen van Afrika (progr.54/2). 2) Uitgaven met betrekking tot de opleiding in België van stagiairs van lage-inkomenslanden en uitgaven met betrekking tot de maatschappelijke en culturele hulp (progr.54/1 en 54/2). 3) Uitgaven verricht door de rekenplichtigen in het buitenland en te regulariseren a posteriori. Art. 2.15.3 In afwijking van het artikel 15 van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof, mogen geldvoorschotten tot een maximumbedrag van 250.000 EUR elk, per geopende postchequerekening, verleend worden aan de buitengewone rekenplichtigen van het departement.

Deze buitengewone rekenplichtigen worden gemachtigd door middel van deze voorschotten schuldvorderingen te betalen welke 2.500 EUR niet te boven gaan.

Art. 2.15.4 Binnen de perken van de betrokken basisallocaties, kunnen de volgende toelagen of uitkeringen worden toegekend : PROGRAMMA 54/1 - GOUVERNEMENTELE SAMENWERKING 1) Uitgaven van allerlei aard verbonden aan de programma's van stagebeurzen en van studiebeurzen in België en in het buitenland ten gunste van onderhorigen van lage-inkomenslanden.2) Verlichting van de schulden van de lage-inkomenslanden.3) Financiële bijdragen aan kleinschalige interventies. PROGRAMMA 54/2 - NIET- GOUVERNEMENTELE SAMENWERKING 1) Subsidies aan personen en aan niet-gouvernementele organisaties voor het uitvoeren van een stage door jonge werkzoekenden in erkende samenwerkingsprojecten.2) Subsidies aan de niet-gouvernementele organisaties voor de financiering van de uitvoering, het beheer en de evaluatie van de NGO-programma's, met uitzondering van activiteiten inzake preventie, noodhulp en hulp voor rehabilitatie, voedselhulp, de uitzending van jonge werkzoekenden en de conflictpreventie, die ten laste van de aangepaste basisallocaties betoelaagd zullen worden, en van acties uitgevoerd in het raam van het Belgisch Overlevingsfonds.3) Subsidies aan de « Vlaamse Vereniging voor Ontwikkelingssamenwerking en Technische Bijstand » (VVOB) en aan de « Association pour la Promotion de l'Education et de la Formation à l'Etranger » (APEFE).4) Subsidies aan Belgische wetenschappelijke instellingen en onderzoekscentra voor de verwezenlijking van projecten, onderzoeks- en vormingsprogramma's en congressen inzake samenwerking met de lage-inkomenslanden.5) Tussenkomsten met betrekking tot de eigen initiatieven van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika.6) Subsidies voor de eigen initiatieven van het Instituut voor Tropische Geneeskunde.7) Subsidies aan het European Center for Development Policy Management.8) Subsidies aan de Vlaamse Interuniversitaire Raad, de « Conseil interuniversitaire francophone » en de universitaire instellingen voor de financiering van beurzen, opleidingskosten, institutionele samenwerking, eigen-initiatiefprojecten en noord-acties.9) Subsidiëring van groepsstages georganiseerd op initiatief van privaatrechtelijke organisaties.10) Subsidiëring van samenwerkingsacties van Belgische gedecentraliseerde besturen.11) Subsidiëring van sociale en culturele hulp aan studenten en stagiairs uit lage-inkomenslanden.12) Subsidiëring van programma's « migratie en ontwikkeling ». PROGRAMMA 54/3 - MULTILATERALE SAMENWERKING 1) Subsidies aan organisaties met een internationale bestemming en van plurisectoriële aard zoals voorzien ten laste van de basisallocaties 54.31.35.01 en 54.31.35.02 : vrijwillige bijdragen aan ontwikkelingsprogramma's en fondsen van de Verenigde Naties, aan gespecialiseerde instellingen van de Verenigde Naties, aan aanverwante programma's van de Verenigde Naties en aan het Internationaal Comité van het Rode Kruis en aan het « Global Health and Aids Fund ». 2) Deelneming aan onderzoeksprogramma's inzake landbouw, op touw gezet door internationale en regionale organisaties ten voordele van de lage-inkomenslanden en aan ondersteunende activiteiten.3) Geldelijke bijdragen aan ontwikkelingsbanken en garantiefondsen.4) Geldelijke bijdragen aan de Global Environment Facility, aan het Secretariaat van het Verdrag ter Bestrijding van de Desertificatie, aan de Wereldgezondheidsorganisatie en aan diverse milieuverdragen.5) Geldelijke bijdragen aan het Internationaal Fonds voor Agrarische Ontwikkeling.6) Subsidies voor de aanwerving van multilateraal samenwerkingspersoneel. PROGRAMMA 54/4 - BIJZONDERE INTERVENTIES 1) Subsidies van allerlei aard in het raam van het Belgisch Overlevingsfonds, opgericht bij wet.2) Subsidies voor conflictpreventie, vredesopbouw en mensenrechten.De kredieten voorzien op BA 54.41.35.23 moeten het departement toelaten projecten inzake mensenrechten, democratisering, conflictpreventie, vredesopbouw en ontwikkeling rechtstreeks of via de BTC op te zetten, of subsidies terzake toe te kennen aan Belgische erkende niet-gouvernementele organisaties en aan verenigingen, aan lokale organisaties en instellingen en aan organisaties met een internationale bestemming. 3) Subsidies aan lokale niet-gouvernementele organisaties.4) Subsidies voor urgentiehulp (preventie, noodhulp en rehabilitatie), voor humanitaire acties en voor voedselhulp.5) Subsidies voor de vorming van kandidaten en medewerkers aan samenwerkingsacties.6) Subsidies voor informatie over het beleid en voor sensibilisering door derden inzake noord-zuid relaties, internationale samenwerking en interculturele verdraagzaamheid.7) Subsidies voor organisatie van en deelname aan vergaderingen inzake samenwerking met de lage-inkomenslanden.8) Subsidies bestemd voor de bevordering van de private sector in de lage-inkomenslanden en van de eerlijke handel. Art. 2.15.5 Voor het jaar 2002 beschikt het Belgisch Overlevingsfonds (B.A. 54.40.35.50) over een vastleggingsmachtiging van 33.000.000 EUR. Elke verbintenis aan te gaan krachtens dit artikel wordt onderworpen aan het visum van de controleur der vastleggingen en aan het Rekenhof.

Vóór de tiende van iedere maand legt de controleur van de vastleggingen aan het Rekenhof een in drievoud opgemaakte lijst met de verantwoordingsstukken voor, die eensdeels het bedrag vermeldt van de vastleggingen die tijdens de afgelopen maand geviseerd werden, en anderdeels het bedrag aangeeft van de vastleggingen die geviseerd werden sinds het begin van het jaar.

Art. 2.15.6 Een deel van het krediet ingeschreven onder het programma 54/4 - Bijzondere interventies - van de sectie 15 - Internationale Samenwerking, mag worden getransfereerd naar de passende basisallocatie van de sectie 14 - Ministerie van Buitenlandse Zaken, door middel van een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken en van het Regeringslid bevoegd voor Internationale Samenwerking.

Art. 2.15.7 Het krediet voorzien op de basisallocatie 54.34.84.08 zal worden overgeschreven door het Regeringslid bevoegd voor Internationale Samenwerking of door zijn gedelegeerde ordonnateur op een thesaurierekening waarover de Minister van Financiën of zijn gedelegeerde ordonnateur beschikt.

Art. 2.15.8 Subsidies of tussenkomsten die, in het kader van een meerjarig programma, toegekend worden aan een indirecte actor, dienen gerechtvaardigd te worden op de datum voorzien in de desbetreffende besluiten of overeenkomsten. Het niet-gebruikte saldo van een dergelijke jaarlijkse subsidie, toegekend ten laste van een vorig begrotingsjaar, kan in mindering gebracht worden van de subsidie, die wordt toegestaan aan dezelfde indirecte actor, ten laste van het huidig begrotingsjaar.

Het goedgekeurde actieplan of jaarprogramma van het nieuwe begrotingsjaar zal dan ook gefinancierd worden met nieuwe, vast te leggen middelen en met middelen waarover de indirecte actor nog beschikt ingevolge niet uitgevoerde bestedingen in het kader van vorige actieplannen of jaarprogramma's.

Dit artikel is van toepassing op volgende basisallocaties: 54.20.35.70, 54.20.54.62, 54.21.35.65, 54.21.35.66, 54.22.33.32, 54.22.33.33, 54.23.45.01, 54.23.45.02, 54.24.45.52, 54.24.45.53, 54.24.45.54, 54.25.45.52, 54.25.45.53, 54.25.45.54 en 54.40.35.50.

Sectie 16. - Ministerie van Landsverdediging Art. 2.16.1 In afwijking van het artikel 15 van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof, mogen geldvoorschotten tot een maximumbedrag van 20.000 EUR aan de buitengewone rekenplichtigen verleend worden met het oog op de uitbetaling van uitgaven die 2.500 EUR niet overschrijden.

Art. 2.16.2 In afwijking van artikel 41 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, mogen de vaste uitgaven met betrekking tot het burgerpersoneel van het Ministerie van Landsverdediging het voorwerp zijn van ordonnantiën van kredietopening.

Mogen eveneens het voorwerp zijn van ordonnantiën van kredietopening zoals de vaste uitgaven : de vergoedingen voor begrafeniskosten, het kraamgeld alsmede de uitgaven voortvloeiend uit operaties en luchtreizen in het buitenland, lange zeereizen of uit de onmiddellijk te treffen maatregelen bij grond-, lucht- en zeeongeval, welk ook het bedrag van deze uitgaven weze.

Art. 2.16.3 Uitgaven met betrekking tot schuldvorderingen van vorige jaren mogen worden aangerekend op de kredieten van het lopend jaar in de hiernavolgende gevallen : de bestellingen van leveringen en prestaties gedaan bij buitenlandse regeringen of bij productieorganen en logistieke instellingen van de NAVO, alsmede de uitbetaling van de vergoedingen voor arbeidsongevallen en van de vergoedingen aan het Rijkspersoneel voor materiële schade.

Art. 2.16.4 In afwijking van de bepalingen van artikel 143 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, wordt de Minister van Landsverdediging gemachtigd om, in het kader zowel van de technische samenwerking en van de dringende hulpverlening aan derde landen, als van de onderlinge hulpverlening bepaald door artikel 3 van het Noordatlantisch Verdrag kosteloos over te gaan tot dienstverleningen en/of afstand van materieel en/of goederen uit de voorraden van de Krijgsmacht aan de landen waaraan een bijstand wordt verleend.

Art. 2.16.5 De Minister van Landsverdediging is ertoe gemachtigd provisionele voorschotten uit te betalen op : a) de schadeloosstelling ten laste van de Staat ingevolge schade geleden door leden van het personeel of door derden;b) de uitgaven in verband met de kosten voor verpleging in burgerinstellingen, met behandeling van lange duur en met de leveringen van farmaceutische producten door de burgerofficina's;c) de kosten voor het gebruik van vreemde installaties. Art. 2.16.6 De fondsen nodig voor de betaling van de uitgaven betreffende de door het Ministerie van Landsverdediging in de Verenigde Staten van Amerika en in Canada te sluiten kopen mogen door middel van ordonnantiën van kredietopening bekomen worden. Deze opdrachten mogen via de onderhandelingsprocedure gesloten worden.

Deze fondsen mogen, ook na het verstrijken van het begrotingsjaar, aangewend worden voor het aanrekenen van de uitgaven die uit de voornoemde contracten voortvloeien.

Het overschot aan fondsen wordt in de Schatkist teruggestort zodra de betrokken rekenplichtige de beheersrekening, houdende eindafrekening van de contracten waarvoor deze fondsen werden toegekend, aan het Rekenhof heeft overgelegd.

Mogen eveneens volgens de onderhandelingsprocedure aangegaan worden, de met de instellingen van het NAVO-Bevoorradings- en Herstellingssysteem (NAVO-Bevoorradings- en Herstellingsagentschap en zijn ondergeschikte afdelingen), gesloten kopen, evenals deze gesloten met een lidstaat van de NAVO, in het kader van een internationaal akkoord, dat de bevoorrading in wisselstukken, het onderhoud of het in goede staat houden van het ingezet materiaal tot doel heeft.

In geval van uitwisselingsprogramma's zal de financiële verrekening geschieden, hetzij op het ogenblik van de beëindigen van de overeenkomst, hetzij na een overeengekomen termijn, hetzij in onderling overleg tussen de partijen. Het gebeurlijk saldo zal ofwel worden aangerekend op de begroting van Landsverdediging, of op de Rijksmiddelenbegroting ten bate van het begrotingsfonds voor wedergebruik van de ontvangsten voortvloeiend uit de vervreemding van overtollig geworden materieel, waren en munitie.

Art. 2.16.7 De Minister van Landsverdediging is uitsluitend bevoegd om beslissingen te nemen ter beslechting van de geschillen gerezen bij de keuring van de leveranties ingevolge de overeenkomsten gesloten door het Ministerie van Landsverdediging : a) in de Verenigde Staten van Amerika, in Canada, met het NAVO-Bevoorradings- en Herstellings-agentschap en zijn ondergeschikte afdelingen;b) met de Regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland ingevolge het logistiek akkoord inzake de bevoorrading in onderdelen en andere uitrusting voor CVRT;c) met de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland ingevolge het akkoord betreffende de bevoorrading in onderdelen voor het wapensysteem LEOPARD en de ervan afgeleide versies. Art. 2.16.8 De in Duitsland te verwezenlijken uitgaven mogen geschieden overeenkomstig de in de Bondsrepubliek geldende regels en het voorwerp uitmaken van ordonnantiën van kredietopening, welk ook het bedrag ervan moge wezen.

De op deze wijze verkregen fondsen mogen, ook na het verstrijken van het begrotingsjaar, aangewend worden voor het aanrekenen van de voornoemde uitgaven.

Het overschot aan fondsen wordt in de Schatkist teruggestort zodra de betrokken rekenplichtige de beheersrekening houdende eindafrekening van de contracten waarvoor deze fondsen werden toegekend, aan het Rekenhof heeft overgelegd.

Art. 2.16.9 Wat de overeenkomsten betreft die het voorwerp zijn van vereffeningen voor rekening van de NAVO-infrastructuur, dienen de inschrijvingen of offertes, al naargelang van het type van de overeenkomst, vergeleken te worden zonder rekening te houden met de belasting op de toegevoegde waarde en de douanerechten toegepast in de landen van de Europese Unie.

Art. 2.16.10 Binnen de perken van de betrokken basisallocaties kunnen de volgende toelagen worden toegekend : PROGRAMMA 90/3 - SOCIALE HULP, HUISVESTING EN CULTUUR 1. Burgerlijke Sociale Dienst.2. Centrale Dienst voor Sociale en Culturele Actie (CDSCA). PROGRAMMA 90/4 - NATIONALE ERKENNING 1. V.Z.W. « Luchtcadetten van België ». 2. Koninklijke Nationale Vereniging van de Reserveofficieren.3. Koninklijke Nationale Vereniging van de Reserveonderofficieren. 4. V.Z.W. « Nationaal Centrum voor Parachutisme ». 5. V.Z.W. « Tank Museum ». 6. V.Z.W. « Brussels Air Museum Foundation ». 7. V.Z.W. « De Vrienden van de Sectie Marine van het Koninklijk Museum van het Leger en de Krijgsgeschiedenis ». 8. V.Z.W. « De Vrienden van de Muziekkapel van de Gidsen ». 9. V.Z.W. « Belgian Air Force Symphonic Band Foundation ».

Art. 2.16.11 De Schatkist is gemachtigd voorschotten toe te staan indien de verrichtingen in verband met de rekening 87.07.01.25.B van de sectie « Thesaurieverrichtingen voor orde » - Rekening-courant van de betalings- en terugbetalingsverrichtingen van bezoldigingen voor rekening van andere departementen of diensten, van buitenlandse of internationale instellingen, of van andere derden - een debetstand van deze rekening veroorzaken.

Art. 2.16.12 De voor orde verrichte ontvangsten en uitgaven in het kader van verdragen en internationale en nationale akkoorden zullen geboekt worden op de rekening 82.04.01.68.B van de sectie « Thesaurieverrichtingen voor orde ».

Deze rekening mag een debetsaldo vertonen gedurende een periode van maximum zes maanden.

De wetgeving inzake overheidsopdrachten en de daarbij horende delegaties zijn van toepassing op de uitgavenverrichtingen.

Tevens worden deze verrichtingen onderworpen aan het aan de juridische vastlegging voorafgaand advies van de Inspecteur van Financiën conform de bepalingen van de artikelen 14 en 15 van het koninklijk besluit van 16 november 1994 betreffende de administratieve en begrotingscontrole alsook aan het visum van het Rekenhof zoals bepaald in artikel 14 van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof.

Art. 2.16.13 De Minister van Landsverdediging is gemachtigd ten belope van 3.718.000 EUR de ontvangsten aan te wenden die voortvloeien uit de interesttegoeden opgebracht door uitstaande voorschotten bij de « Federal Reserve Bank of New York » in het kader van de overheidsopdrachten nopens de levering van vliegtuigen, logistieke steun, grondinstallaties en bijkomende kosten voor het geheel van de F-16 vloot.

Deze interesttegoeden zullen aangerekend worden op de rekening 87.07.03.27C van de Sectie « Thesaurieverrichtingen voor orde ». Ze zullen aangewend worden tot dekking van de uitgaven voortvloeiend uit de bovenvermelde overheids-opdrachten.

Art. 2.16.14 In afwijking van artikel 143 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, is de Minister van Landsverdediging gemachtigd het meubilair dat ter beschikking is gesteld van de gezinnen gehuisvest in woningen beheerd door de Belgische militaire overheid in Duitsland, te laten verkopen. Dit meubilair zal ter plaatse door deze overheid verkocht worden aan de betrokken gezinnen, die als gevolg van de herstructurering van de Krijgsmacht naar België terugkeren.

De opbrengst van deze verkoop zal aangerekend worden op de Rijksmiddelenbegroting tot dekking van de algemene behoeften van de Schatkist.

Art. 2.16.15 Behoudens de gevallen waarin het beroep op de Krijgsmacht krachtens de wet is geregeld, mogen eenheden worden ingezet in het kader van tegen betaling uitgevoerde prestaties van openbaar nut, met humanitair of cultureel oogmerk, of inzake hulp aan de natie.

In afwijking van de voorgaande paragraaf, zullen de prestaties die uitgevoerd worden ten voordele van de Centrale Dienst voor Sociale en Culturele Actie ten behoeve van de leden van de militaire gemeenschap (CDSCA) evenals deze ten voordele van verscheidene publieke instanties behorende tot de burgerlijke dienst, die tengevolge van de definitieve terugtrekking van de Krijgsmacht uit Duitsland hun bezittingen dienen te repatriëren gratis uitgevoerd worden.

Art. 2.16.16 De Centrale Dienst voor Sociale en Culturele actie ten behoeve van de leden van de militaire gemeenschap (CDSCA) wordt gemachtigd de opdrachten die voorzien zijn in artikel 1 van het koninklijk besluit van 10 januari 1978, gewijzigd door het koninklijk besluit van 7 december 1998, tot vaststelling van de taak en tot regeling van de organisatie en de werkwijze van dit organisme te verzekeren ten gunste van de personeelsleden van de Federale Politie.

De personeelsleden van Landsverdediging, die in toepassing van artikel 11, § 2, van de wet van 10 april 1973, houdende oprichting van de Centrale Dienst voor Sociale en Culturele Actie (CDSCA) ten behoeve van de leden van de militaire gemeenschap, ter beschikking zijn gesteld van CDSCA, blijven ten laste van de begroting van Landsverdediging.

Art. 2.16.17 In afwijking van de bepalingen van artikel 28, 2e lid, van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, wordt de Minister van Landsverdediging gemachtigd om de aan de Federale Politie geleverde prestaties, met uitzondering van deze die betrekking hebben op het personeel dat permanent ter beschikking wordt gesteld van deze laatste, te valoriseren en de van de Federale Politie ontvangen prestaties te vergoeden, op basis van de veroorzaakte supplementaire kosten.

Met uitzondering van de occasionele prestaties maakt de financiële dekking van de prestaties waarvan het volume a priori gekend is, het voorwerp uit van een ter beschikking stellen van kredieten waarvan het bedrag wordt bepaald door een raming van de te realiseren prestaties en de afrekening van de vroeger werkelijk geleverde prestaties.

Art. 2.16.18 De Minister van Landsverdediging is gemachtigd, met vreemde landen overeenkomsten te sluiten tot wederzijdse dienstverlening, in het kader van een internationale integratie van de Krijgsmacht of ter voorziening in dringende behoeften.

De financiële regeling van deze wederzijdse operaties kan bij wijze van verrekening geschieden hetzij op het ogenblik dat de overeenkomst wordt beëindigd, hetzij na verloop van een overeengekomen termijn, hetzij in onderling overleg tussen de betrokken partijen. Het gebeurlijk saldo zal worden aangerekend ofwel op de begroting van Landsverdediging, ofwel op de Rijksmiddelenbegroting ten bate van het begrotingsfonds voor prestaties tegen betaling.

De Minister van Landsverdediging is uiteindelijk gemachtigd, om, inzake materieel, waren, wapens en munitie, met andere departementen, Belgische of vreemde bedrijven en derde landen overeenkomsten van wederzijdse overdracht, ruil en lening te sluiten mits op die wijze de vernieuwing van de voor de Krijgsmacht bruikbare voorraden te bevorderen.

Art. 2.16.19 De Minister van Landsverdediging of de door hem gedelegeerde ordonnateur wordt gemachtigd om, de onroerende goederen of andere vermogensbestanddelen bestemd om terug te geven ten gevolge van de herstructurering, die rechtens eigendom zijn van de Bondsrepubliek Duitsland of van een Land en die de krijgsmacht of de civiele dienst voor gebruik ter beschikking zijn gesteld, geheel of gedeeltelijk terug te geven, en om de financiële weerslag van deze teruggave te bepalen na onderhandelingen met de Staat van verblijf.

De netto financiële tegenwaarde van deze overdrachten bepaald volgens artikel 52 van de Aanvullende Overeenkomst bij het Verdrag tussen de Staten die Partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten, met betrekking tot de in de Bondsrepubliek Duitsland gestationeerde buitenlandse krijgsmachten en het Protocol van ondertekening bij deze Aanvullende Overeenkomst, ondertekend op 3 augustus 1959 te Bonn, en goedgekeurd bij de wet van 6 mei 1963, zal het voorwerp zijn van een globale afrekening op het einde van de afstand van alle betrokken onroerende goederen of andere vermogensbestanddelen.

Tussentijdse betalingen vanwege de Duitse Bondsrepubliek mogen geschieden.

Het gebeurlijk saldo en/of de tussentijdse betalingen zal/zullen worden aangerekend ofwel op de begroting van de betrokken departementen of instellingen van openbaar nut, ofwel op de Rijksmiddelenbegroting ten bate van het daartoe voorziene begrotingsfonds opgericht via art. 41 van de programmawet van 19 juli 2001 voor het begrotingsjaar 2001.

Art. 2.16.20 De Minister van Landsverdediging is gemachtigd personeel in steun ter beschikking te stellen van de Burgerlijke sociale dienst.

Art. 2.16.21 De tijdens de operaties in het buitenland te verwezenlijken uitgaven met een hoogdringend karakter mogen geschieden in het kader van opdrachten die via de onderhandelingsprocedure mogen worden gegund. De beginselen van de wetgeving op de overheidsopdrachten zullen toegepast worden voor het afsluiten van voornoemde opdrachten, tenzij de plaatselijke omstandigheden dit niet toelaten.

Art. 2.16.22 In afwijking van artikel 106 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, zijn definitief verworven door hen die ze hebben ontvangen, de bedragen ten onrechte betaald door het Ministerie van Landsverdediging vóór 1 januari 1998 voor toelagen waarvan de berekening verbonden is aan de jaarlijkse brutobezoldiging van de rechthebbende, voorzover de onrechtmatige betalingen het resultaat zijn van de toepassing van een foutieve berekeningsformule.

Art. 2.16.23 De Minister van Landsverdediging wordt gemachtigd om, mits akkoord van de Minister van Begroting en door middel van een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit, binnen de perken van de kredieten van de Sectie 16 - Landsverdediging, transfers te verrichten ten voordele van het programma 16-50-5, « Inzet », teneinde het hoofd te bieden aan de specifieke noden verbonden aan de humanitaire en vredesondersteunende operaties.

Deze krediettransfers zullen zonder verwijl meegedeeld worden aan de Kamer van volksvertegenwoordigers en aan het Rekenhof.

Art. 2.16.24 Het interdepartementaal provisioneel krediet ingeschreven in het programma 50/6 (BA 01.01) - interdepartementaal provisioneel krediet bestemd om de uitgaven van allerhande aard betreffende de specifieke maatregelen voor de verjonging van de Strijdkrachten te dekken - mag, volgens de behoeften, worden verdeeld over de passende programma's van de begrotingen van de verschillende departementen door middel van een koninklijk besluit en met akkoord van de Minister van Begroting.

Art. 2.16.25 In afwijking van de bepalingen van artikel 28, 2e lid, van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, wordt de minister van Landsverdediging er toe gemachtigd met andere publieke instanties overeenkomsten af te sluiten voor het leveren van wederzijdse prestaties. De financiële regeling ervan zal bij wijze van verrekening geschieden, hetzij op het ogenblik dat de overeenkomst wordt beëindigd, hetzij na verloop van een overeengekomen termijn, hetzij in onderling overleg tussen de betrokken partijen. Het gebeurlijk saldo zal ofwel in natura gecompenseerd worden ofwel worden aangerekend op de begroting van Landsverdediging (Algemene Uitgavenbegroting), of op de Rijksmiddelenbegroting ten bate van het begrotingsfonds voor prestaties tegen betaling.

Art. 2.16.26 In afwijking van de bepalingen van artikel 28, 2e lid, van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, wordt de minister van Landsverdediging er toe gemachtigd door middel van een gezamenlijke financiering door het Koninkrijk België en het Groot-Hertogdom Luxemburg een strategisch transportschip aan te schaffen.

In afwijking van de bepalingen van artikel 19 van de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige werken-, leveringen- en dienstenopdrachten, wordt de minister van Landsverdediging er toe gemachtigd één enkele opdracht, die conform de bepalingen van voormelde wet van 24 december 1993 wordt gegund, af te sluiten, met als doel de gezamenlijke aankoop van een strategisch transportschip met het Groot-Hertogdom Luxemburg, dat hem hiertoe mandateert.

De uitgavenverrichtingen in het kader van deze opdracht worden onderworpen aan het aan de juridische vastlegging voorafgaand advies van de Inspecteur van Financiën conform de bepalingen van het koninklijk besluit van 16 november 1994 betreffende de administratieve en begrotingscontrole alsook aan het visum van het Rekenhof zoals bepaald in artikel 14 van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof.

Art. 2.16.27 De saldi van de ontvangsten op 31 december 2001 van de rekeningen 87.07.04.28.B, 87.07.10.34.B en 87.07.06.30.B van de sectie « Thesaurieverrichtingen voor orde » zullen overgedragen worden op de respectievelijke begrotingsfondsen opgericht met art 41 van de programmawet van 19 juli voor het begrotingsjaar 2001.

Om de continuiteit van de dienst te verzekeren zullen gedurende de overgangsfase, de opeisbare schuldvorderingen na 1 januari 2002 kunnen betaald worden ten laste van de bedoelde rekeningen van de sectie « Thesaurieverrichtingen voor orde », binnen de perken van de op deze rekeningen gerealiseerde ontvangsten, ten belope van : - 8.870.000 EUR voor de rekening 87.07.04.28.B van de sectie « Thesaurieverrichtingen voor orde ». - 23.830.000 EUR voor de rekening 87.07.06.30.B van de sectie « Thesaurieverrichtingen voor orde ». - 1.380.000 EUR voor de rekening 87.07.10.34.B van de sectie « Thesaurieverrichtingen voor orde ».

Sectie 17. - Federale politie en geïntegreerde werking Art. 2.17.1 De Minister van Binnenlandse Zaken is ertoe gemachtigd op de schadeloosstelling ten laste van de Staat ingevolge schade, geleden door leden van het personeel of door derden, provisionele voorschotten te betalen Art. 2.17.2 De vergoedingen voor begrafeniskosten, alsmede het kraamgeld, mogen het voorwerp zijn van ordonnantiën van kredietopening zoals de vaste uitgaven.

Art. 2.17.3 De kosten voor verpleging in het buitenland mogen bij wijze van provisie worden betaald.

Art. 2.17.4 Binnen de perken van de betrokken basisallocatie kan de volgende toelage toegekend worden : PROGRAMMA 44/1 - COÖRDINATIE EN WERKING - aan de v.z.w. « Sociale Dienst van de geïntegreerde politie » : aandeel ten laste genomen van de begroting als bijdrage in de personeelsuitgaven, in de algemene werkingsuitgaven en in de uitgaven voor interventies; - aan het Centrum voor Politiestudies.

PROGRAMMA 90/1 - FEDERALE DOTATIE - aan de meergemeentepolitiezones en aan de gemeenten: bijdrage van de Federale overheid in de personeels-, de werkings- en de investeringsuitgaven, in de meerkost voortvloeiend uit de stijging van de patronale bijdragen en in de initiatieven tot aanmoediging van de mobiliteit van boventallige ex-rijkswachters naar zones met een tekort aan politieambtenaren; - aan bepaalde gemeenten : bijdrage van de Federale overheid in de kost van het burgerpersoneel van het politieluik in de veiligheidscontracten; - aan bepaalde gemeenten : bijdrage van de federale overheid in de kost van de supralokale investeringen;

PROGRAMMA 90/2 - FEDERALE STEUN - aan de v.z.w. « Sociale Dienst van de geïntegreerde politie » : aandeel ten laste genomen van de begroting als bijdrage in de personeelsuitgaven, in de algemene werkingsuitgaven en in de uitgaven voor interventies; - aan de erkende politiescholen, trainings- en opleidingscentra en aan universitaire instellingen, voor bijscholings- en specialiteitscycli die er ten behoeve van politieofficieren worden ingericht; - aan bepaalde gemeenten : bijdrage van de federale Overheid in de financiering van de projecten tot stimulering van de aanwerving van allochtonen in de lokale politie; - aan bepaalde meergemeentepolitiezones en gemeenten : bijdrage van de federale Overheid in de financiering van de werkingskosten aangegaan voor het instandhouden van 101-centrales; - aan bepaalde meergemeentepolitiezones en gemeenten : bijdrage van de federale Overheid in de investeringsuitgaven met het oog op het bereiken van de vereiste basisconfiguratie, bepaald bij de doorlichting van de informatiemiddelen van de politiezones.

Art. 2.17.5 Uitgaven met betrekking tot schuldvorderingen van vorige jaren mogen worden aangerekend op de kredieten van het lopend jaar in de hiernavolgende gevallen : 1. de uitbetaling van de vergoedingen voor arbeidsongevallen;2. de vergoedingen aan het Rijkspersoneel voor materiële schade;3. de leveringen gedaan door burger- of aangenomen apothekers alsmede voor tand- of heelkundige prothesen. Art. 2.17.6 De Schatkist is gemachtigd voorschotten toe te staan indien de verrichtingen in verband met de rekening 87.07.50.00.B van de sectie « Thesaurieverrichtingen voor orde » - Rekening-courant van de betalings- en terugbetalingsverrichtingen van bezoldigingen voor rekening van andere departementen of diensten, van buitenlandse of internationale instellingen, of van andere derden - een debetstand van deze rekening veroorzaken.

Art. 2.17.7 In afwijking van de bepalingen van artikel 28, alinea 2, van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, wordt de minister van Binnenlandse Zaken gemachtigd om gedurende de periode tijdens dewelke Landsverdediging en de Federale Politie hun wederzijdse steun moeten voortzetten, de aan Landsverdediging geleverde prestaties te valoriseren en de van Landsverdediging ontvangen prestaties te vergoeden op basis van de meerkosten.

In voorkomend geval zullen de door Landsverdediging verschuldigde sommen worden gestort op de Rijksmiddelenbegroting met bestemming het organiek begrotingsfonds 17-1 « Fonds voor prestaties tegen betaling ».

Indien door de Federale Politie bedragen verschuldigd zijn die voortvloeien uit occasionele prestaties, dan zullen de uitgaven worden aangerekend op de begroting van de Federale Politie.

In het andere geval zullen de prestaties aan Landsverdediging vergoed worden door middel van het ter beschikking stellen van kredieten, waarvan het bedrag wordt bepaald door een raming van de meerkosten voor Landsverdediging van de te leveren prestaties, verhoogd of verminderd met het saldo van de afrekening van de vroeger werkelijk geleverde prestaties.

Art. 2.17.8 De minister van Binnenlandse Zaken is ertoe gemachtigd, in het kader van een rationeel gebruik van overtollige voorraden, met de Minister van Landsverdediging overeenkomsten te sluiten tot wederzijdse overdracht van materieel, waren, munitie of dienstverlening.

De financiële regeling van deze wederzijdse operaties kan bij wijze van verrekening geschieden.

Het gebeurlijk saldo zal ofwel worden aangerekend op de Begroting van de Federale Politie, ofwel worden gestort op de Rijksmiddelenbegroting met bestemming het organiek begrotingsfonds 17-1 « Fonds voor prestaties tegen betaling ».

Art. 2.17.9 De uitgaven te verwezenlijken door de liaisonofficieren van de Federale Politie met standplaats in het buitenland mogen geschieden overeenkomstig de in elk land geldende regelen en zij mogen, ongeacht het bedrag, betaald worden op fondsen bekomen op kredietopening.

In afwijking van de bepalingen van de artikelen 3, 28 en 143 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, mogen de ter beschikking van een verbindingsofficier gestelde voorwerpen die buiten dienst worden geplaatst, door hem via de onderhandelingsprocedure en volgens de in elk land geldende regels worden verkocht.

Op dezelfde wijze mag ook worden gehandeld met het materieel en de goederen die in voorraad zijn op het ogenblik dat een vertegenwoordiging van de Federale Politie in het buitenland definitief wordt opgeheven, tenzij de betrokken voorraden, kosteloos of mits gelijkwaardige compensatie door de ontvangende partij, kunnen worden afgestaan aan de diensten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

In de gevallen waarin tot verkoop ter plaatse wordt overgegaan, zal de opbrengst ervan gestort worden op de Rijksmiddelenbegroting.

Indien evenwel het materieel kan worden overgelaten aan de leverancier van nieuwe gelijkaardige goederen, mag er compensatie worden doorgevoerd tussen de waarde van de afgestane goederen en het voor de nieuwe goederen gefactureerde bedrag.

Art. 2.17.10 In afwijking van de bepalingen van artikel 143 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, wordt de Minister van Binnenlandse Zaken of de door hem gedelegeerde ordonnateur, gemachtigd : § 1. Onder voorwaarde dat de principes vervat in de wetgeving inzake overheidsopdrachten worden nageleefd, materieel, dat overtollig, economisch afgeschreven of technologisch verouderd is, alsmede afvalproducten, te vervreemden.

De vervreemding kan plaatsgrijpen in het raam van volgende verbintenissen : a) een overheidsopdracht voor werken of diensten waarbij de producten die het voorwerp uitmaken van de opdracht of die voortkomen uit de uitvoering ervan, aan de co-contractant worden afgestaan ter gehele of gedeeltelijke betaling van de door hem geleverde prestaties;b) een ruilovereenkomst inzake materieel, waren, wapens en munitie met het oog op de verwerving van gelijkaardige goederen. In deze gevallen zal het eventueel positief saldo van de verrichtingen vermeld in de overeenkomst tot regeling van deze vervreemdingen, worden aangerekend op de Rijksmiddelenbegroting ten voordele van het organiek begrotingsfonds 17-1 « Fonds voor prestaties tegen betaling », terwijl het eventueel negatief saldo zal worden aangerekend ten laste van de begroting van de Federale Politie; § 2. Overtollig materieel, dieren en/of goederen kosteloos af te staan : a) hetzij aan derde landen in het raam van de hulpverlening, waarbij tevens beperkte diensten in verband daarmee aan deze landen kunnen geleverd worden;b) hetzij aan organieke diensten van Binnenlandse Zaken, met het oog op de optimale aanwending van de middelen binnen het departement. Art. 2.17.11 Zonder afbreuk te doen aan de mogelijkheid tot herverdeling van de personeelskredieten volgens de modaliteiten bepaald in Art. 1-01-3, § 2, van de Algemene Uitgavenbegroting, wordt de Minister van Binnenlandse Zaken gemachtigd om, mits akkoord van de minister van Begroting, binnen de perken van de kredieten van de Sectie 17 - Federale politie en geïntegreerde werking, transfers te verrichten tussen de verschillende organisatieafdelingen en programma's, teneinde het hoofd te kunnen bieden aan de specifieke noden verbonden aan de implementatie van « de geïntegreerde politie op twee niveaus ».

Deze transfers zullen zonder verwijl medegedeeld worden aan de Kamer van volksvertegenwoordigers en aan het Rekenhof.

Art. 2.17.12 Het « Kledings- en toerustingsfonds van de rijkswacht », ingericht met toepassing van Art. 70 van de wet op de rijkswacht van 2 december 1957 en van Art. 17 van het koninklijk besluit van 14 maart 1963 houdende de inrichting van de inwendige dienst, wordt ontbonden.

De federale politie mag uit de stock aan basisuitrusting de stukken die haar nuttig zijn aankopen ten laste van de begroting en na gunstig advies van de Inspectie van Financiën.

Het saldo van de stock zal worden overgedragen aan de nog op te richten v.z.w. « Sociale Dienst van de geïntegreerde politie ».

Het toetredingsgeld zal aan de leden van het fonds worden terugbetaald.

Het resterende saldo aan liquiditeiten mag daarna verdeeld worden tussen het begrotingsfonds 17.2 - « Levering van kledij en uitrusting tegen betaling aan het personeel van de politiediensten » en de bovenvermelde v.z.w. in de verhouding 50/50.

Art. 2.17.13 Het provisioneel krediet, ingeschreven onder het programma 40/4 « Eurotransporten » en bestemd tot dekking van de uitgaven van alle aard verbonden aan de geldtransporten in het raam van de invoering van de euro, mag, na het akkoord van de Minister van Begroting, volgens de behoeften worden verdeeld over de passende programma's van de Sectie 17 door middel van een koninklijk besluit voorgedragen door de Minister van Binnenlandse Zaken.

Sectie 18. - Ministerie van Financiën Art. 2.18.1 § 1. In afwijking van het gewijzigd artikel 15 van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof, mogen geldvoorschotten worden toegestaan : 1) aan de buitengewone rekenplichtige van de Directie Comptabiliteit en Begroting van het Algemeen Secretariaat belast met de betaling van de uitgaven inzake schoonmaak en onderhoud van lokalen, meubilair, materieel en machines, tot een maximumbedrag van 4.000.000 EUR; 2) aan de overige buitengewone rekenplichtigen van de Directie Comptabiliteit en Begroting van het Algemeen Secretariaat tot een maximumbedrag van 2.500.000 EUR; 3) aan de buitengewone rekenplichtige van het Kledingfonds van het personeel van de Administratie der douane en accijnzen tot een maximumbedrag van 2.000.000 EUR; 4) aan de buitengewone rekenplichtige van de Sociale Dienst en aan de buitengewone rekenplichtigen van de fiscale administraties in de buitendiensten tot een maximumbedrag van 700.000 EUR; 5) aan de buitengewone rekenplichtigen van de Algemene Inspectie van de Staatsschuld tot een maximumbedrag van 20.000 EUR. § 2. De buitengewone rekenplichtigen van de fiscale administraties in de buitendiensten mogen door middel van geldvoorschotten alle dienstkosten betalen tot en met 6.250 EUR, evenals de vergoedingen van alle aard en, ongeacht het bedrag, de kosten van onderhoud en schoonmaak, de verbruikskosten van water, gas, elektriciteit, telefoon, telefax, stookolie en brandstof voor autovoertuigen. § 3. De terzake bevoegde buitengewone reken-plichtigen van de Directie Comptabiliteit en Begroting van het Algemeen Secretariaat mogen, door middel van geldvoorschotten, alle dienstkosten betalen tot en met 12.500 EUR, evenals de vergoedingen van alle aard, en, ongeacht het bedrag, de kosten van onderhoud en schoonmaak, de werkingskosten van de ministeriële kabinetten, de verbruikskosten van water, gas, elektriciteit, telefoon, telefax, datatransmissie, stookolie en brandstof voor autovoertuigen. § 4. Aan de buitengewone rekenplichtige van de Directie Comptabiliteit en Begroting van het Algemeen Secretariaat, belast met de betaling van de bezoldigingen en de terugbetaling van kosten van de controle-organen van de Staat bij de instellingen van openbaar nut, wordt toelating gegeven om deze uitgaven te verrichten door middel van geldvoorschotten. § 5. Aan de buitengewone rekenplichtige van de Directie Comptabiliteit en Begroting van het Algemeen Secretariaat belast met de betaling van de kosten voor opdrachten in het buitenland, wordt toelating gegeven om de nodige voorschotten te verlenen aan de ambtenaren belast met een opdracht in het buitenland. § 6. Aan de buitengewone rekenplichtige van het Kledingfonds van het personeel van de Administratie der douane en accijnzen wordt toelating gegeven om alle uitgaven van het Kledingfonds te betalen, ongeacht het bedrag. § 7. Aan de buitengewone rekenplichtige van de Sociale Dienst wordt toelating gegeven om hulpgelden en toelagen van sociale aard te betalen, ongeacht het bedrag. § 8. De gewone rekenplichtige van de Directie Comptabiliteit en Begroting van het Algemeen Secretariaat, belast met de rekening « diverse ontvangsten », wordt gemachtigd om uitgaven te verrichten, uitsluitend in het kader en ten belope van de bedragen van de op deze rekening door de Europese Unie of andere internationale instellingen geprefinancierde programma's.

De betrokken facturen en schuldvorderingen dienen, voorafgaand aan de betaling, goedgekeurd te worden door de gedelegeerd ordonnateur van het Algemeen Secretariaat.

Art. 2.18.2 De Minister van Financiën kan leningen en hulp verstrekken aan personeelsleden in actieve dienst, aan gewezen personeelsleden, gepensioneerd of niet, aan de rechthebbenden van de personeelsleden van Financiën en aan hun familieleden. Hij kan toelagen verlenen aan de verenigingen van personeelsleden en aan de bestaande en nog op te richten ontmoetingscentra van het personeel van Financiën.

Art. 2.18.3 In afwijking van de artikelen 5 en 34 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, mogen ten laste van de bij deze wet geopende kredieten, facturen en schuldvorderingen van vorige jaren worden aangezuiverd met betrekking tot : - vaste uitgaven aan te rekenen op de basisallocatie 11.04 ter regularisatie van de orderekening 87.10.18.51 bij de Administratie der thesaurie i.v.m. bezoldigingen van gesubsidieerde contractuelen; - het Kledingfonds van het personeel van de Administratie der douane en accijnzen; - leveringen waarvan de verbintenis aangegaan werd door het Federaal Aankoopbureau en die aan te rekenen zijn op de basisallocaties 12.01 of 74.01 van een bestaansmiddelenprogramma; - werken, leveringen en diensten, die voortvloeien uit verbintenissen aangegaan door bemiddeling van de Regie der Gebouwen; - de terugbetaling aan het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap van de factuur 110/1140/60092 van 11 mei 2001 ten bedrage van 16.643 EUR met betrekking tot wedde-uitgaven voor het jaar 2000; - de terugbetaling van de budgettaire kost van de personeelsleden van de Dienst Kijk- en Luistergeld ter beschikking gesteld bij het Ministerie van Financiën.

Art. 2.18.4 In afwijking van artikel 1-01-3, § 2, van deze wet mag de basisallocatie met betrekking tot de bezoldigingen en allerhande toelagen « 80.61.11.09 - Personeel van de Administratie der douane en accijnzen gebezigd door andere Administraties van het Ministerie van Financiën en andere ministeries en openbare diensten » herverdeeld worden naar of van de basisallocatie « 80.61.11.03 - Vast en stagedoend statutair personeel ».

Art. 2.18.5 In afwijking van het artikel 15 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, mogen de basisallocaties 12.01 - Bestendige uitgaven voor de aankoop van niet-duurzame goederen en van diensten, van de organisatie-afdelingen 40, 50 en 80 van de sectie 18 - Financiën, onder elkaar worden herverdeeld, op voordracht van de Minister van Financiën en na voorafgaand akkoord van de Minister die de begroting onder zijn bevoegdheid heeft.

Art. 2.18.6 De Minister van Financiën wordt gemachtigd om, naargelang van de behoeften, een gedeelte van de niet-fiscale ontvangsten met betrekking tot de opbrengst inzake domeinen aan te wenden voor de terugbetaling van de desbetreffende ten onrechte geïnde bedragen, met inbegrip van kosten en intresten.

In afwijking van de artikelen 3 en 45 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991 wordt daartoe een terugbetalingsfonds 66.05 C geopend zoals bepaald in artikel 37 van voornoemde wetten.

Art. 2.18.7 De Minister van Financiën kan voorschotten toestaan voor dringende betalingen, die voortvloeien uit de verplichtingen van België op het vlak van haar deelneming in internationale financiële instellingen, en die verricht worden door de diensten van de Thesaurie belast met de internationale betrekkingen.

Art. 2.18.8 § 1. Voor het jaar 2002 wordt machtiging verleend een programma voor leningen aan vreemde Staten te onderhandelen ten belope van 30.370.000 EUR. Rekening houdend met de budgettaire mogelijkheden wordt het leningsprogramma goedgekeurd door de Ministerraad. Het vermeldt de prioritair te realiseren leningen evenals de prioritaire vervangingsleningen in de vorm van een meerjarenprogramma.

De vervangingsleningen kunnen te allen tijde in de plaats treden van initieel te realiseren leningen die geschrapt worden.

De controleur van de vastleggingen boekt de realisaties en de vervanging van leningen van een programma. § 2. De leningen aan vreemde Staten worden door de controleur van de vastleggingen vastgelegd vóór de notificatie van het leningsakkoord, op het ogenblik dat de Minister van Financiën door de ondertekening van een volmacht of van het leningsakkoord zelf zijn goedkeuring geeft over de toe te kennen lening.

De daartoe aan te wenden kredieten zijn vastleggingskredieten overeenkomstig artikel 7, § 2, van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991. § 3. De betaling van de leningen gebeurt middels ordonnanceringskredieten overeenkomstig voormeld artikel 7, § 2.

Art. 2.18.9 De Minister van Financiën wordt gemachtigd om, naargelang van de behoeften, een gedeelte van de niet-fiscale ontvangsten inzake het te gelde maken van activa van het Rijk, aan te wenden voor de uitgaven voor commissielonen die eigen zijn aan de totstandkoming van de overdracht van eigendomstitels.

Art. 2.18.10 Binnen de perken van de betrokken basisallocatie kan de volgende bijdrage worden toegekend : PROGRAMMA 61/1 - INTERNATIONALE FINANCIELE BETREKKINGEN Financiering van de Belgische bijdrage aan het « Tchernobyl Shelter Implementation Plan (SIP) ».

Art. 2.18.11 De hieronder vermelde betaalstukken worden ontheven van de vijfjarige verjaring. Ze worden opnieuw opeisbaar en betaalbaar gedurende het jaar dat volgt op de dag van het van kracht worden van deze wet.

Deze van de verjaring ontheven betaalstukken kunnen enkel het voorwerp uitmaken van een vordering tot verwijlinteresten, in de mate dat de betaling ervan plaats vond na de zestigste dag die volgt op het opnieuw indienen ervan. De betalingstermijn van zestig dagen vat ten vroegste aan op de dag van het van kracht worden van deze wet.

De uitgaven verbonden aan deze van verjaring ontheven betaalstukken worden aangerekend op de begrotingsmiddelen van het lopend begrotingsjaar van de basisallocatie 18.61.06.16.01.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Art. 2.18.12 De provisionele kredieten ingeschreven op het programma 60/1 mogen, na het akkoord van de Minister van Begroting, volgens de behoeften, worden verdeeld over de passende programma's van de begrotingen van de betrokken departementen door middel van een koninklijk besluit.

Sectie 19. - Ministerie van Ambtenarenzaken Art. 2.19.1 De bij deze wet gevoegde begroting van de Regie der Gebouwen voor het jaar 2002 wordt goedgekeurd.

Deze begroting beloopt voor de ontvangsten 1.011.012.484 EUR en voor de uitgaven 1.060.926.457 EUR, waarvan 49.913.973 EUR overgedragen van vorige begrotingsjaren en exclusief de ontvangsten en uitgaven veroorzaakt door schulden wegens huurkoop en analoge verrichtingen, die geraamd worden op 65.098.988 EUR. De begroting bevat, bij de uitgaven, vastleggingskredieten voor een bedrag van 166.096.224 EUR. De ontvangsten en uitgaven voor orde worden geschat op 493.252.500 EUR. Art. 2.19.2 De Minister bevoegd voor de Regie der Gebouwen wordt ertoe gemachtigd, buiten het bedrag van de vastleggingskredieten van het investerings-programma, ingeschreven op de artikelen 533.01, 533.03, 533.04, 533.10, 533.11, 533.12, 533.13, 533.14, 536.02 en 536.11 van de bij deze wet gevoegde begroting van de Regie der Gebouwen, verbintenissen tot huurkoop en analoge verrichtingen aan te gaan (met inbegrip van investeringen verricht door derden in het kader van privé-financieringsinitiatieven of huurcontracten op lange termijn met de bedoeling onroerende goederen ter beschikking te stellen van de overheid). Het bedrag van deze verrichtingen wordt in 2002 beperkt tot 44.000.000 EUR, bestemd voor de oprichting van een nieuw gerechtshof in Bergen.

Art. 2.19.3 De Minister bevoegd voor de Regie der Gebouwen wordt ertoe gemachtigd ten laste van de begroting van de Regie der Gebouwen de uitgaven vast te leggen en te ordonnanceren die voortvloeien uit het water- en elektriciteitsverbruik en de verwarming van het domein van Argenteuil, de koninklijke paleizen van Brussel en Laken en de huisbewaarderswoning te Marche-les-Dames.

Art. 2.19.4 De Regie der Gebouwen wordt gemachtigd uitgaven te betalen voor de eerste inrichtingswerken in gebouwen die door haar gehuurd worden ten behoeve van Staatsdiensten, van door de Staat beheerde openbare diensten en van door de Staat bezoldigd personeel.

Te dien einde int de Regie der Gebouwen provisionele voorschotten van de bezettende departementen, voorafgaand aan de betaling van deze uitgaven. De Regie der Gebouwen mag voor haar administratiekosten de vergoeding aanrekenen die voorzien werd door het Ministerieel Begrotingscomité van 5 februari 1976.

Art. 2.19.5 § 1. De Regie der Gebouwen wordt gemachtigd uit-gaven te betalen, van welke aard ook, die noodzakelijk zijn voor de werking van bepaalde gebouwen waarin meerdere bezetters gehuisvest zijn maar die, met het oog op een doeltreffend beheer, als entiteiten beschouwd worden (b.v. de Rijksadministratieve centra te Brussel en Antwerpen en de complexen « Résidence Palace » en « Halfeeuwfeestpaleis » te Brussel). § 2. De Regie der Gebouwen wordt gemachtigd het bedrag van deze uitgaven te recupereren van de bezetters van de betrokken gebouwen.

Te dien einde int de Regie provisionele voorschotten van deze bezetters vóór de betaling van de uitgaven.

Art. 2.19.6 De Regie der Gebouwen wordt gemachtigd om uitgaven ten laste te nemen voor de huurlasten van de ministeriële kabinetten die gehuisvest zijn in Rijksgebouwen of in gehuurde gebouwen, los van hun administratie.

Deze uitgaven worden voor de Rijksgebouwen beperkt tot 50.000 EUR per kabinet en voor de gehuurde gebouwen tot 100.000 EUR per kabinet. De Minister van Begroting en de Minister bevoegd voor de Regie der Gebouwen bepalen in gezamenlijk overleg de richtlijnen voor de verdeling en het gebruik van dit krediet.

Onder huurlasten dient uitsluitend te worden verstaan : onderhoudskosten van centrale verwarming en air-conditioning, kosten voor het reinigen van ramen, onderhoudskosten van telefooninstallaties en -centrales, van liften en andere hefinstallaties, van elektrische en veiligheidsinstallaties, van gemeenschappelijke ruimtes (alleen indien het gebouw ook bezet wordt door privé-huurders), van grasperken, parken en tuinen, beheerskosten (alleen indien het gebouw ook bezet wordt door privé-huurders), gewesttaksen en de installatie van veiligheidsapparatuur.

Art. 2.19.7 De Regie der Gebouwen wordt gemachtigd tot het bedrag van de werkelijke ontvangsten te putten uit de opbrengst van de verkoop van onroerende goederen en andere onroerende verrichtingen. De opbrengst van deze verrichtingen zal gestort worden in het Financieringsfonds dat geopend werd krachtens artikel 335, § 2, van de programmawet van 22 december 1989.

De op het einde van het begrotingsjaar niet gebruikte gelden van het Financieringsfonds worden naar het volgende begrotingsjaar overgedragen en worden gevoegd bij de eigen ontvangsten van dat jaar.

Art. 2.19.8 In afwijking van artikel 2 van de wet van 1 april 1971 houdende oprichting van een Regie der Gebouwen, wordt de Regie der Gebouwen gemachtigd financieel bij te dragen tot de herstellingswerken aan het gebouw van de « ACADEMIA BELGICA » te Rome.

Art. 2.19.9 In afwijking van artikel 2 van de wet van 1 april 1971 houdende oprichting van een Regie der Gebouwen, wordt de Regie der Gebouwen gemachtigd om haar medewerking te verlenen aan het toezicht op de werken voor de infrastructuur van de nieuwe provincies Vlaams-Brabant en Waals-Brabant. Zij zal daarvoor de vergoeding aanrekenen die bepaald werd door het Ministerieel Begrotingscomité van 5 februari 1976.

Art. 2.19.10 In afwijking van artikel 2 van de wet van 1 april 1971 houdende oprichting van een Regie der Gebouwen, wordt de Regie der Gebouwen belast met de realisatie van de studies en het beheer en de controle van de renovatiewerken aan het Huis van de Belgische studenten te Parijs (Stichting Biermans-Lapôtre), binnen de globale voorziene enveloppe van 7.684.699 EUR, inbegrepen 2.478.935 EUR die bijgedragen wordt door het Groothertogdom Luxemburg.

Art. 2.19.11 In afwijking van artikels 19 en 20 van de wet van 1 april 1971 houdende oprichting van een Regie der Gebouwen, wordt de Regie der Gebouwen gemachtigd om uitgaven te verrichten voor het uitvoeren van gewone en buitengewone onderhoudswerken, studies en diverse andere werken in welbepaalde gebouwen die geen eigendom zijn van de Staat, indien deze uitgaven door contracten, conventies of andere overeenkomsten expliciet ten laste van de Regie der Gebouwen gelegd worden.

Art. 2.19.12 In afwachting van een definitieve regeling in het kader van de politiehervorming met betrekking tot de huisvesting van de plaatselijke politiediensten, wordt de Regie der Gebouwen ertoe gemachtigd, in afwijking van artikel 2 van de wet van 1 april 1971, staatsgebouwen geheel of gedeeltelijk een bestemming te geven ten behoeve van de plaatselijke politiediensten, zonder dat hiertoe telkens een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit is vereist. De terbeschikkingstelling ten behoeve van de lokale politiediensten dient gratis te gebeuren, op precaire basis en mits een schriftelijke overeenkomst tussen de Regie der Gebouwen en de gemeente. Vanaf de terbeschikkingstelling dient de gemeente alle eigenaarslasten en alle kosten die verband houden met de eigendom van het ter beschikking gestelde gebouw volledig ten laste te nemen.

Art. 2.19.13 De Regie der Gebouwen wordt belast met de uitvoering van de studies en de controle van de werken voor de oprichting van de vier vleugels van het zogenaamde « gebouw Z » van de NAVO (NACISA). Zij mag daarvoor de sommen aanwenden afkomstig van de verkoop van het terrein gelegen naast het huidig NAVO-hoofdkwartier te Evere, evenals de sommen voorzien voor dit project in het Samenwerkingsakkoord van 15 september 1993 tussen de Federale Staat en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de sommen ertoe voorzien door de NAVO. Art. 2.19.14 In afwijking van artikel 335, § 4, van de programmawet van 22 december 1989, wordt de Regie der Gebouwen gemachtigd om de opbrengst van de verkoop van gebouwen, bestemd voor renovatie en/of wederinhuring, ten belope van het door de Ministerraad te bepalen bedrag te storten in de Schatkist.

Art. 2.19.15 De Regie der Gebouwen wordt gemachtigd uitgaven te verrichten voor de beveiliging van de koninklijke domeinen Belvédère, Stuyvenberg, Ciergnon en Châteauneuf.

Art. 2.19.16 De uitstaande schulden en schuldvorderingen van de Regie der Gebouwen ten opzichte van de federale administraties worden gecompenseerd ten belope van het bedrag van de op 31 december 2000 uitstaande schulden.

Het surplus van de schuldvorderingen van de Regie der Gebouwen ten opzichte van de federale administraties, zijnde een bedrag van 9.208.953,77 EUR, wordt als oninvorderbaar geboekt.

De Minister van Financiën en de Minister van Telecommunicatie en Overheidsbedrijven en Participaties belast met Middenstand brengen de comptabiliteit in overeenstemming met de voorgaande bepalingen.

Art. 2.19.17 In afwijking van artikel 34, tweede lid, van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, worden de nog beschikbare saldi op 31 december 2001 van de niet-gesplitste kredieten van het begrotingsjaar 2000 ingeschreven op de basisallocatie 10.12.52 van het programma 40/1 en op de basisallocatie 11.12.51 van het programma 53/1 van de Sectie 19 - ministerie van Ambtenarenzaken, overgedragen naar het jaar 2002 en mogen vanaf het begin van dat jaar worden aangewend om elke uitgave te ordonnanceren die tijdens het begrotingsjaar 2000 werd vastgelegd ten laste van dezelfde basisallocaties.

Sectie 21. - Pensioenen Art. 2.21.1 Uitgaven met betrekking tot schuldvorderingen van vorige jaren mogen aangerekend worden op de kredieten van het lopend jaar of in voorkomend geval op de kredieten van de organieke fondsen in de hiernavolgende gevallen : 1) Burgerlijke, kerkelijke en militaire pensioenen : - Rustpensioenen, voorschotten op deze pensioenen en aanverwante voordelen : .aan het personeel van de Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten, van De Post, van de Regie voor Maritiem Transport, van het Rijks- en Gemeenschapsonderwijs, van de magistraten en de pleitbezorgers; . aan de bedienaars van de erediensten; . aan het personeel van leger en rijkswacht; . aan de gewezen leden van het beroepspersoneel van de kaders in Afrika; . aan het personeel van het provinciaal, gemeentelijk en vrij gesubsidieerd onderwijs. - Overlevingspensioenen en -renten, voorschotten op deze pensioenen of renten en aanverwante voordelen aan de rechthebbenden van de gewezen personeelsleden van de kaders in Afrika. - Overdrachten van bijdragen door de Staat te verrichten in toepassing van de wet van 5 augustus 1968 tot vaststelling van een zeker verband tussen de pensioenstelsels van de openbare sector en die van de privé-sector; terugbetalingen van ten onrechte geïnde overdrachten. - Overdrachten van pensioenbedragen aan de Europese Gemeenschap in toepassing van de wet van 21 mei 1991 tot vaststelling van een zeker verband tussen Belgische pensioenregelingen en die van instellingen van internationaal publiek recht. - Als pensioen geldende hulpgelden. - Kinderbijslagen aan de gewezen leden van het beroepspersoneel van de kaders in Afrika. - Bedragen ter beschikking te stellen van de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers om het hem mogelijk te maken, in uitvoering van artikel 101, 2° tot 4°, van de teksten der wet van 4 augustus 1930 betreffende de gezinsvergoeding voor loontrekkenden, voor rekening van het Rijk de uitbetalingen te verzekeren van de kinderbijslag betreffende het lopend jaar en de voorgaande jaren alsook de dekking van de bestuurskosten van deze uitbetaling met inbegrip van de verzendingskosten van de postassignaties. 2) Oorlogspensioenen en -renten : - Invaliditeitspensioenen van de militairen uit vredestijd en hun rechthebbenden.Renten verbonden aan de nationale orden. - Renten voor het lichamelijk leed overkomen aan de burgerlijke en militaire personeelsleden van de Technische Samenwerking naar aanleiding of tengevolge van onlusten, oproer of burgeroorlog. - Vergoedingspensioenen aan de militaire invaliden van vredestijd en gelijkgestelden alsmede aan hun rechthebbenden. - Pensioenen, toelagen en renten toegekend aan de militaire slachtoffers van de oorlog 1914-1918 en aan hun rechthebbenden. - Pensioenen, toelagen en renten toegekend aan de militaire slachtoffers van de oorlog 1940-1945 of ermede gelijkgestelden, alsook aan de rechthebbenden van deze personen. - Renten aan de verplicht ingelijfden bij het Duitse leger. - Renten, vergoedingen, voorschotten op renten en vergoedingen, alsmede verwijlinteresten aan de slachtoffers van een arbeidsongeval, een ongeval op de weg naar en van het werk of een beroepsziekte in de overheidssector alsook aan hun rechthebbenden. - Kinderbijslagen aan de groot-invaliden en aan de weduwen van militairen van vredestijd. - Kinderbijslagen aan de groot-invaliden en aan de weduwen van de oorlog 1940-1945. - Sommen ter beschikking te stellen van de Nationale Kas voor Oorlogspensioenen teneinde de uitkering te verzekeren van de pensioenen, renten, toelagen en vergoedingen voor burgerlijke oorlogsslachtoffers van 1914-1918 en van hun rechthebbenden. - Sommen ter beschikking te stellen van de Nationale Kas voor Oorlogspensioenen teneinde de uitkering te verzekeren van de pensioenen, renten, toelagen en vergoedingen voor burgerlijke oorlogsslachtoffers van 1940-1945 en van hun rechthebbenden. - Sommen ter beschikking te stellen van de Nationale Kas voor Oorlogspensioenen teneinde de toepassing te verzekeren van de wet van 6 juli 1964 waarbij de toepassing van de wetten betreffende de herstelpensioenen van de burgerlijke slachtoffers van de oorlog 1940-1945 en hun rechthebbenden wordt uitgebreid tot de gevolgen van sommige feiten die zich hebben voorgedaan op het grondgebied van Kongo (Kinshasa), van Rwanda en van Burundi. - Renten toegekend aan de zeevissers voor in oorlogstijd bewezen diensten. - Uitvoering van het Belgisch-Duits akkoord van 21 september 1962 betreffende de vergoeding van de oorlogsslachtoffers. 3) Sociale pensioenen : - Dotatie aan de Rijksdienst voor pensioenen met het oog op de financiering van de uitgaven voortvloeiend uit de wet van 1 april 1969 tot instelling van een gewaarborgd inkomen voor bejaarden en uit de wet van 22 maart 2001 tot instelling van een inkomensgarantie voor ouderen. Art. 2.21.2 De volgende uitgaven mogen vereffend worden bij middel van geldvoorschotten waarvan het maximumbedrag een derde van de kredieten toegekend aan elk ordonnancerend ministerie, niet mag overschrijden.

De uitgaven op de kredieten met betrekking tot : - Voorlopige militaire pensioenen, hulpgelden, renten en diverse toelagen; - Hulpgelden toegekend bij ontstentenis van pensioen aan gewezen magistraten, ambtenaren, beambten, personeelsleden zonder benoeming of loontrekkenden uit de tijdelijke of de vaste kaders evenals aan gewezen leden van het hulppersoneel, aan hun weduwen of aan de leden van hun gezin, die in benarde toestand verkeren en waarvan zij de steun waren, om het even of er alimentatieplicht of niet bestond; - Hulpgelden toegekend in uitzonderlijke omstandigheden aan die personen die slechts een pensioen of een als pensioen geldend wachtgeld van gering bedrag hebben bij toepassing van artikel 29 van het koninklijk besluit van 30 maart 1939 betreffende de terbeschikkingstelling van het Rijkspersoneel (met inbegrip in voorkomend geval van de toekenning aan de rechthebbenden van een compensatievergoeding gelijk aan het verschil tussen het gecumuleerd bedrag van het overlevingspensioen en het pensioen, of van het voorschot toegekend aan de rechthebbende van de overleden militair of het oorlogsslachtoffer en de 75 % activiteitswedde waarvan het overleden personeelslid normaal het genot zou gehad hebben en van een compensatievergoeding aan de gewezen personeelsleden van de Identificatiedienst van de Brusselse agglomeratie en aan hun rechthebbenden gelijk aan het verschil tussen het rust- of het overlevingspensioen toegekend door de Rijksdienst voor Pensioenen) : - Justitie - Binnenlandse Zaken - Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking - Middenstand en Landbouw - Economische Zaken - Tewerkstelling en Arbeid - Sociale Zaken - Federale diensten voor wetenschappelijke, technische en culturele aangelegenheden en ex-Ministeries van Onderwijs/Education.

De hulpgelden, toegekend als aanvulling van een gering pensioen of wachtwedde, zullen maandelijks uitbetaald worden. Alleen de vereffening van de eerste termijn zal geschieden mits voorafgaand visum van het Rekenhof op overlegging van het koninklijk of ministerieel toekenningsbesluit.

Art. 2.21.3 In toepassing van artikel 61 van de wet van 15 mei 1984 houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen, wordt het overschot van de opbrengst van de persoonlijke bijdrage voor de financiering van de overlevingspensioenen geregistreerd bij het Fonds voor Overlevingspensioenen (organiek fonds van programma 1 van afdeling 51), aangewend voor de financiering van de uitgaven inzake de rustpensioenen van het Rijkspersoneel, van het leger, van de rijkswacht en van het onderwijs.

Dit overschot wordt geschat op 210.709.000 EUR voor het begrotingsjaar 2002.

Art. 2.21.4 De Schatkist wordt ertoe gemachtigd voorschotten te verlenen indien de lopende rekeningen van de Schatkistverrichtingen 80.07.02.00.B (toelagen in verband met arbeidsongevallen voor het personeel van sommige instellingen van openbaar nut), 82.01.02.60.B (pensioenen van het gemeentepersoneel - Gemeenschappelijk regime), 82.01.03.61.B (pensioenen voor het gemeentepersoneel - stelsel van de nieuw aangeslotenen) en 82.02.05.66.B (pensioenen ten laste van de verschillende machten of instellingen die een conventie met de Belgische Staat hebben afgesloten) zich in debettoestand bevinden.

Art. 2.21.5 De Schatkist is gemachtigd voorschotten toe te kennen, wanneer de rekening van het fonds « Pool der parastatalen » (organiek fonds van programma 5 van de afdeling 51), zich in debettoestand bevindt.

Art. 2.21.6 De vereffening van de begrafenisvergoedingen ten laste van de basisallocatie 34.25 van afdeling 51 toegekend in toepassing van artikel 6 van de wet van 30 april 1958, ten gunste van de rechthebbenden van de gepensioneerde Rijksambtenaren, gebeurt op fondsvoorschotten overeenkomstig artikel 15 van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof. In afwijking van voormelde wet van 29 oktober 1846 mag het voorschot maximum 991.600 EUR bedragen.

Art. 2.21.7 De Minister van Financiën kan voorschotten toestaan op de vergoeding bedoeld bij artikel 6 van de wet van 30 april 1958 tot instelling van een begrafenisvergoeding ten gunste van de rechthebbenden van gepensioneerde Rijksambtenaren.

Art. 2.21.8 De orderekening van de thesaurie waarop de lasten van de nieuwe rust- en overlevingspensioenen van de diensten van de geïntegreerde politie vanaf 1 april 2001 worden aangerekend, mag een debetsaldo ten belope van 130.000 EUR vertonen.

Sectie 23. - Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid Art. 2.23.1 In afwijking van het artikel 15 van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof, mogen geldvoorschotten worden verleend : 1) tot een maximumbedrag van 18.600 EUR, aan de rekenplichtigen van het Departement, andere dan die bedoeld onder 2, 3, 4, 5, 6 en 7 hierna, die gemachtigd worden, door middel van deze voorschotten, uitgaven te betalen welke 2.500 EUR niet overschrijden; 2) tot een maximumbedrag van 12.400 EUR, aan de rekenplichtige van de Sociale Dienst, die gemachtigd wordt, door middel van deze voorschotten, uitgaven te vereffenen, voorzien voor de sociale acties in het programma 40/0 - « Secretariaat-generaal en algemene administratieve diensten - bestaansmiddelen », en welke ook het bedrag ervan weze; 3) tot een maximumbedrag van 372.000 EUR, aan de rekenplichtige van het Departement Algemene Administratieve Diensten, met het oog op de uitbetaling - eventueel door middel van voorschotten - van de schuldvorderingen die 5.500 EUR, exclusief BTW, niet overschrijden, en wat ook het bedrag moge zijn, van de verbruikskosten van water, van gas en van elektriciteit en de kosten van telefoon; 4) tot een maximumbedrag van 310.000 EUR, aan de rekenplichtige belast met het financieren van opdrachten, die gemachtigd wordt de nodige voorschotten ter beschikking te stellen van de personen belast met een opdracht in het buitenland; deze voorschotten zullen onder andere dienen om forfaitair hun geringe uitgaven te betalen; 5) tot een maximumbedrag van 99.200 EUR aan de rekenplichtige van de Dienst sociale bilaterale samenwerking, die gemachtigd wordt de schuldvorderingen te betalen met betrekking tot de delegaties die, in het kader van de sociale bilaterale samenwerking, in België verblijven, alsook de forfaitaire vergoedingen toegekend aan deze delegaties en aan het personeel van het departement en van openbare instellingen die hen vergezellen; 6) tot een maximumbedrag van 74.400 EUR aan de rekenplichtige van de Administratie van de inspectie van de sociale wetten, die gemachtigd wordt door middel van deze voorschotten, tot het betalen van de bedragen nodig voor de interne frankering van de verzendingen van de Inspectie van de sociale wetten; 7) tot een maximumbedrag van 74.400 EUR aan de rekenplichtigen belast met het verrichten van uitgaven in het kader van het activiteitenprogramma 40/6 - Federale Belgische publieke bijdrage aan het Europees Sociaal Fonds-, wat ook het bedrag van deze uitgaven moge zijn.

Art. 2.23.2 Ten behoeve van de uitgaven van het organiek begrotingsfonds « Belgisch Europees Sociaal Fonds » (programma 56/9) kunnen aan de bevoegde rekenplichtige geldvoorschotten toegekend worden, zoals bedoeld bij artikel 15, 2°, van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof. Deze voorschotten zijn elk afzonderlijk aan geen maximumbedrag onderworpen, behalve wat de programmatie 1994-1999 betreft, waarvoor zij de beschikbare variabele kredieten niet mogen overschrijden.

Art. 2.23.3 Binnen de perken van de desbetreffende basisallocaties kunnen de volgende toelagen worden toegekend : PROGRAMMA 40/0 - SECRETARIAAT- GENERAAL EN ALGEMENE ADMINISTRATIEVE DIENSTEN BESTAANSMIDDELEN 1) Toelage aan de Personeelsvereniging van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid. 2) Toelage aan de v.z.w. Kinderopvang van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid.

PROGRAMMA 40/1 - INTERNATIONALE SAMENWERKING - Deelneming aan het programma voor de uitwisseling van sociale werkers der Verenigde Naties. - Toelage aan de Internationale Arbeidsorganisatie ten titel van vrijwillige bijdrage van de Belgische regering voor het programma « Kinderarbeid, de bevordering van de arbeidsplaatsen en van de sociale dialoog ». - Deelneming in de uitvoering van de initiatieven betreffende de bilaterale sociale samenwerking opgezet door de Internationale Arbeidsorganisatie of met een derde land. - Subsidies aan internationale organisaties (IAB, Raad van Europa, Europese organisaties,...), aan erkende of geaggregeerde niet-gouvernementele organisaties, aan Belgische onderzoeksinstituten.

PROGRAMMA 40/2 - STUDIES - Verlenen van toelagen ter aanmoediging van activiteiten in het raam van de opdrachten van het Departement.

PROGRAMMA 40/5 - GELIJKE KANSEN VOOR VROUWEN EN MANNEN 1) Subsidies aan organisaties die (mede) als doelstelling hebben gelijke kansen tussen vrouwen en mannen te bevorderen, voor projecten die gericht zijn op : - verandering van situaties waarin sprake is van een onrechtvaardig verschil in behandeling tussen mannen en vrouwen; - verandering in maatschappelijke structuren en verhoudingen die belemmeringen en/of achterstanden ten opzichte van vrouwen veroorzaken; - een mentaliteitsverandering ten aanzien van het traditioneel man-vrouw rollenpatroon; - de bewustwording van de vrouw en/of groepen van vrouwen ten opzichte van de rol en de positie van de vrouw, en het stimuleren van de maatschappelijke participatie van de vrouw; - een fundamentele reflexie betreffende de man-vrouw verhoudingen, resulterend in veranderingsstrategieën. 2) Subsidie aan de v.z.w. Centrum voor Vrouwen « DE AMAZONE », met inbegrip van de tussenkomst ten gunste van de v.z.w. Archiefcentrum voor Vrouwengeschiedenis en de huur aan de Regie der Gebouwen. 3) Subsidie aan de v.z.w. « Sophia ». 4) Subsidie aan de « Conseil des Femmes francophones de Belgique » a.s.b.l. 5) Subsidie aan de Nederlandstalige Vrouwenraad v.z.w..

PROGRAMMA 40/6 - FEDERALE BELGISCHE PUBLIEKE BIJDRAGE AAN HET EUROPEES SOCIAAL FONDS - Verlenen van subsidies aan private instellingen. - Verlenen van subsidies aan publieke instellingen.

PROGRAMMA 40/9 - STEUN AAN ONTHAALCENTRA - Verlenen van een subsidie aan drie onthaalcentra gespecialiseerd inzake de strijd tegen de mensenhandel, met name : - centrum Sürya - centrum Pag-Asa - centrum Payoke.

PROGRAMMA 51/1 - SOCIAAL OVERLEG EN SOCIALE BEMIDDELING - Toelage aan de Nationale Arbeidsraad.

PROGRAMMA 52/1 - ACTIES TEN GUNSTE VAN DE SOCIALE, MORELE EN INTELLECTUELE PROMOTIE VAN DE WERKNEMERS 1) Allerlei uitgaven in verband met de toekenning van de prijzen van de Hoge Raad voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen en van de Administratie van de arbeidsveiligheid.2) Toelage aan het Koninklijk Instituut der Eliten van de Arbeid.3) Toelage aan het Nationaal Onderzoeksinstituut voor Arbeidsomstandigheden.4) Toelage aan de representatieve werknemersorganisaties bedoeld bij artikel 3 van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités.5) Subsidies aan private organisaties teneinde de activiteiten te ondersteunen die de doelstelling van de humanisering van de arbeid nastreven.6) Subsidies aan publieke organisaties teneinde de activiteiten te ondersteunen die de doelstelling van de humanisering van de arbeid nastreven. PROGRAMMA 54/1 - CONTROLE, REGLEMENTERING EN AANMOEDIGING VAN DE ARBEIDSVEILIGHEID - Toelage aan de Vereniging van diensthoofden voor veiligheid en hygiëne van België.

PROGRAMMA 55/1 - REGLEMENTERING EN CONTROLE - AANMOEDIGING VAN DE HYGIENE IN DE WERKPLAATSEN EN VAN DE GEZONDHEID DER WERKNEMERS - Verlenen van financiële hulp aan de wetenschappelijke verenigingen voor arbeidsgeneeskunde en aan de beroepsorganisaties van de arbeidsgeneesheren voor hun werking, studievergaderingen, onderzoeken en publicaties in het raam van de gezondheidspolitiek ten bate van de werknemers en ter behartiging van de arbeidsgeneeskunde.

PROGRAMMA 56/3 - BRUGPENSIOENEN 1) Toelage aan het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van de ondernemingen ontslagen werknemers om de uitgaven te dekken voor het toekennen van een aanvullende vergoeding aan bruggepensioneerde werknemers in 1993 van de douane- en expeditiekantoren.2) Toelage aan het Fonds voor Bestaanszekerheid van de sector van de Koopvaardij teneinde aanvullende uitkeringen te betalen aan de bruggepensioneerden van de sector. Art. 2.23.4 Binnen de perken van de middelen bestaande uit de bijdrage bedoeld in Titel IV - Maatregelen ter bestrijding van de werkloosheid - (art. 135 tot 150) van de wet van 30 december 1992 houdende sociale en diverse bepalingen en ook bedoeld in het koninklijk besluit van 27 januari 1997 houdende maatregelen ter bevordering van de werkgelegenheid met toepassing van artikel 7, § 2 van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot vrijwaring van het concurrentievermogen - Hoofdstuk III - art. 5 tot en met 7, mogen voorschotten worden betaald ten bedrage van 80 % van het bedrag van de financiële tussenkomsten die te betalen zijn voor begeleidingsacties in het kader van de uitvoering van het Begeleidingsplan.

Art. 2.23.5 Forfaitaire vergoedingen kunnen worden toegekend aan de leden van de delegaties die in België verblijven in het kader van de bilaterale sociale samenwerking evenals aan het personeel van het Departement en van de instellingen van openbaar nut die onder zijn voogdij staan, dat hen vergezelt, teneinde hun geringe uitgaven te dekken.

Tot een door de Minister van Tewerkstelling en Arbeid vastgesteld bedrag kunnen de betrokken sociale partners een terugbetaling bekomen van de theoretische en praktische vormingen die ze organiseren in het kader van de bilaterale sociale samenwerking.

Art. 2.23.6 De Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening wordt gemachtigd gedurende het lopende begrotingsjaar, het beschikbare saldo van vorige jaren te gebruiken om de uitgaven te dekken inherent aan de betaling van de wachtgelden aan de werknemers die getroffen worden door sommige sluitingen van ondernemingen en van vertrekpremies aan ontslagen werknemers van steenkoolmijnen (BA 56/60 42.13).

Art. 2.23.7 In afwijking van het artikel 45 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, wordt het organiek fonds « Belgisch Europees Sociaal Fonds » gemachtigd een debettoestand te vertonen in vastlegging en in ordonnancering, welke het bedrag van 7.436.000 EUR niet mag overschrijden.

Art. 2.23.8 Wordt goedgekeurd de bij deze wet gevoegde begroting van het Nationaal Onderzoeksinstituut voor Arbeidsomstandigheden voor het begrotingsjaar 2002. Deze begroting beloopt 971.000 EUR voor de ontvangsten en 971.000 EUR voor de uitgaven.

Sectie 26. - Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu Art. 2.26.1 In afwijking van het artikel 15 van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof, mogen geldvoorschotten tot een maximum bedrag van 744.000 EUR verleend worden aan de buitengewone rekenplichtigen van het departement, met het oog op de uitbetaling van de schuldvorderingen aangaande alle dienstkosten alsmede de vergoedingen en toelagen van alle aard die 7.000 EUR niet overschrijden, en welk ook het bedrag moge zijn, van de verbruikskosten van water, van gas en van electriciteit, de kosten van telefoon, portkosten en de verbruikskosten van stookolie en brandstof van autovoertuigen, alsmede de voorschotten verleend aan ambtenaren en experten belast met opdrachten.

Deze rekenplichtigen worden gemachtigd de nodige voorschotten te verlenen aan de ambtenaren van de Eetwareninspectie voor het nemen van monsters. Deze voorschotten zijn beperkt tot een bedrag van 2.000 EUR. Deze rekenplichtigen worden gemachtigd de nodige voorschotten te verlenen aan de ambtenaren en experten belast met een zending in het buitenland, zelfs indien deze voorschotten meer dan 3.000 EUR bedragen.

De betaling van de erelonen van experten uit het buitenland en van de kosten voortspruitend uit regelingen met vreemde landen, mag eveneens per geldvoorschot gebeuren, welke ook het bedrag ervan zij.

Art. 2.26.2 De uitgaven van alle aard tot verzorging van de rechthebbenden bedoeld bij de wet van 3 juli 1967 betreffende de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector, mogen per geldvoorschot gebeuren, welke ook het bedrag ervan zij, en zulks binnen de perken van het tarief bedoeld bij artikel 4 van het koninklijk besluit van 24 januari 1969.

Art. 2.26.3 Uitgaven met betrekking tot schuldvorderingen van vorige jaren mogen aangerekend op de kredieten van het lopend jaar in de hiernavolgende gevallen : - Allerlei kosten (huurlasten, personeel, verbruiksuitgaven, enz.) verbonden aan de werking van de Ministeriële kabinetten; - Uitgaven met betrekking tot de presentiegelden en vergoedingen voor reis- en verblijfkosten toegekend aan de voorzitters en de leden van de Raden en Commissies ingesteld bij het departement.

PROGRAMMA 53/1 - HOSPITALISATIES Staatstussenkomst in de lasten die uit het beheer der ziekenhuizen voortspruiten, met uitsluiting van de ten gunste van de universitaire ziekenhuizen voorziene supplementen.

Staatstussenkomst in de prijs per dag verpleging in de Universitaire ziekenhuizen, ingevolge de toepassing van artikel 102 van de wet van 23 december 1963 op de ziekenhuizen en in de kosten van de prestaties geleverd door de geneeskundige staf van de universitaire ziekenhuizen welke geen aanleiding geven tot tussenkomst van de verzekeringsorganismen.

Staatstussenkomst in de verblijfprijs van de psychiatrische verzorgingstehuizen en het beschut wonen.

PROGRAMMA 53/2 - DRINGENDE GENEESKUNDIGE HULP Uitgaven met betrekking tot de nutteloze ritten.

PROGRAMMA 53/3 - GENEESKUNDEPRAKTIJK De uitgaven in verband met de realisatie en verspreiding van de « Folia Diagnostica ».

PROGRAMMA 55/1 - BESTAANSZEKERHEID Staatstussenkomst inzake sociaal levensminimum.

Betaling van medische zorgen verstrekt in België aan de slachtoffers van de incidenten van de Heizel van 29 mei 1985 vanaf 19 u 15, dit betekent de kosten van geneeskundige zorgen verstrekt door hospitalen, klinieken en via privé-consultaties, de betaling van vervoerskosten in België van de slachtoffers, evenals de betaling van de begrafeniskosten beperkt tot het maximumbedrag door het RIZIV terugbetaald, en iedere andere betaling van de Belgische Staat geëist in het kader van de bilaterale akkoorden.

Toelagen aan OCMW's inzake onderhoudsgeld voor kinderen.

PROGRAMMA 55/2 - GEHANDICAPTEN Betaling aan de gehandicapten bij toepassing van de wet van 27 februari 1987 van de vergoedingstermijnen waarvan het recht in de loop van de voorgaande jaren werd erkend en die, om de een of andere reden, ten laste van de voor deze begrotingsjaren uitgetrokken kredieten, niet konden worden vereffend.

PROGRAMMA 55/3 - OPVANG VLUCHTELINGEN Betaling van de lasten betreffende steun van alle aard, toegekend aan de behoeftigen, de kandidaat vluchtelingen en erkende vluchtelingen.

Allerlei kosten (huurlasten, personeel, verbruiksuitgaven, enz.) verbonden aan de werking van de gecentraliseerd opvang van kandidaat politieke vluchtelingen.

PROGRAMMA 56/1 - MEDISCH BEHEER DER OPENBARE DIENSTEN Uitgaven van alle aard tot verzorging van de rechthebbenden bedoeld bij de wet van 3 juli 1967 betreffende de schadevergoeding voor arbeids-ongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en beroepsziekten in de overheidssector.

Art. 2.26.4 De Schatkist wordt ertoe gemachtigd voorschotten toe te kennen wanneer de verrichtingen in verband met de rekening 87.02.05.14 B van de Ordeverrichtingen van de Thesaurie - Aan de Schatkist overgemaakte gelden voor de uitkering van renten, pensioenen of tegemoetkomingen aan in België verblijvende personen die, overeenkomstig de gesloten internationale akkoorden, gerechtigd zijn op de voordelen van buitenlandse sociale wetgevingen - een debettoestand van deze rekening veroorzaken.

Art. 2.26.5 De kredieten voor allerhande uitgaven van de Sociale Dienst zullen mogen aangewend worden in de vorm van een toelage aan de v.z.w. « Sociale Dienst van het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu ».

Art. 2.26.6 Binnen de perken van de betrokken basisallocaties kunnen de volgende toelagen worden toegekend : PROGRAMMA 40/1 - INTERNATIONALE BETREKKINGEN INZAKE ONDERZOEK, VORMING EN BIJDRAGEN AAN INTERNATIONALE ORGANISMEN Lidmaatschapsbijdragen aan internationale organisaties in het domein van de volksgezondheid.

Bijdragen bedoeld om vergaderingen in België tussen experten van internationale organisaties over onderwerpen van volksgezondheid en leefmilieu rechtstreeks te financieren.

PROGRAMMA 51/0 - BESTAANSMIDDELEN VAN HET BESTUUR INFORMATIE EN STUDIEN Forfaitaire toelagen aan organismen, instellingen, verenigingen en groeperingen die door de studie, de informatie of door andere activiteiten van sociale aard deelnemen aan de bevordering van de sociale vooruitgang.

Toelagen voor studies, onderzoeken, studiedagen, deelnemingen, diverse tussenkomsten, informatie en propaganda betreffende de verschillende takken van de sociale zekerheid.

PROGRAMMA 52/0 - BESTAANSMIDDELEN VAN HET BESTUUR VAN DE SOCIALE ZEKERHEID Lidmaatschapsbijdrage aan de Internationale Vereniging inzake sociale zekerheid (Association internationale de la sécurité sociale).

PROGRAMMA 53/2 - DRINGENDE GENEESKUNDIGE HULP Toelagen inzake dringende geneeskundige hulpverlening, alsmede toelagen in het kader van de opleiding van ambulanciers.

Toelage aan het Rode Kruis van België inzake dringende geneeskundige hulpverlening.

PROGRAMMA 53/3 - ORGANISATIE GENEESKUNDEPRAKTIJK Toelagen aan profylactische en sanitaire organismen als tussenkomst in studiedagen op het vlak van de geneeskundepraktijk.

Toelagen voor de realisatie en verspreiding van de Folia Diagnostica.

Toelagen aan de centra voor huisartsengeneeskunde.

Toelagen aan huisartsen en aan groepspraktijken, betreffende de modernisering van de medische praktijk.

PROGRAMMA 53/4 - PROFYLAXIS Beleidsgericht wetenschappelijk onderzoek en internationale uitwisseling van gegevens inzake recente ontwikkelingen en problemen op het vlak van profylaxis en hygiëne.

PROGRAMMA 53/6 - MEDISCH-SOCIALE VOORZORG Toelagen voor het aanmoedigen van initiatieven genomen in verband met studiedagen en informatieverspreiding aangaande volksgezondheid.

Toelagen voor de financiering van het bijhouden van het nationaal kankerregister door het Belgisch Werk tegen de Kanker.

PROGRAMMA 54/1 - INSPECTIE VAN VOEDINGSMIDDELEN Beleidsgericht wetenschappelijk onderzoek en internationale uitwisseling van gegevens inzake recente ontwikkelingen en problemen op het vlak van de levensmiddelenhygiëne.

Toelagen ter ondersteuning van het beleid op vlak van eetwarenreglementering en/of eetwaren-inspectie.

PROGRAMMA 54/2 - TOEZICHT OP DE COMMERCIALISERING VAN GENEESMIDDELEN Beleidsgericht wetenschappelijk onderzoek en internationale uitwisseling van gegevens inzake recente ontwikkelingen en problemen op het vlak van de farmacie.

PROGRAMMA 54/8 - DIERENWELZIJN De toelagen mogen worden toegekend aan de dierenwelzijnorganisaties die zich actief bezighouden met het dierenwelzijn.

PROGRAMMA 55/1 - BESTAANSZEKERHEID Toelagen aan openbare centra voor maatschappelijk welzijn en verenigingen van O.C.M.W.'s van O.C.M.W.-voorzitters, -secretarissen en maatschappelijk werkers.

Toelagen aan particuliere organisaties die zich specifiek inzetten voor de meest kansarmen (Vierde Wereldbeweging, Beweging van Mensen met Kinderen en Laag Inkomen, Sociale Werkplaatsen/Entreprises d'Apprentissage professionnel, enz...).

Toelagen aan organisaties die betrokken zijn bij de voedselbedeling in het raam van de E.U.-voedselhulp.

Subsidies ter aanmoediging van initiatieven genomen in het kader van studiedagen, onderzoek, en informatieverspreiding in verband met de problemen aangaande de armoede (oorzaken, gevolgen, middelen om eraan te verhelpen).

PROGRAMMA 55/3 - OPVANG VLUCHTELINGEN Toelagen aan organisaties die een bijdrage leveren tot ondersteuning van de eerste opvang en spreiding van vluchtelingen.

PROGRAMMA 55/4 - SOCIALE ECONOMIE Subsidies met betrekking tot de ondersteuning van initiatieven van organisaties en instellingen werkzaam in het kader van de sociale economie.

Toelagen in het kader van een impulsprogramma « sociale economie-projecten in het normaal economisch circuit ».

Adviespremies in het kader van « social auditing ».

Subsidies met betrekking tot de ondersteuning van initiatieven in het kader van de sociale economie en ESF-projecten.

PROGRAMMA 55/5 - GROOTSTEDENBELEID 1) Kredieten bestemd om subsidies te geven aan verschillende verenigingen om initiatieven te realiseren op het gebied van sociale integratie, de strijd tegen armoede en de promotie van de sociale economie.2) Overdracht naar de Regie der Gebouwen met het oog op onderhoudswerken aan gebouwen in het raam van de programma's tot herwaardering van de crisiswijken.3) Kredieten bestemd voor lokale besturen om subsidies te geven in het kader van lokale initiatieven inzake sociale integratie, veiligheid, werkgelegenheid, de strijd tegen armoede, de promotie van sociale economie en de verbetering van de levensomstandigheden.4) Overdracht aan de gemeenten om de vorming, de omkadering en de tewerkstelling van personeelsleden geaffecteerd aan programma's ter heropleving van crisiswijken toe te laten.5) Overdracht naar de Regie der Gebouwen met het oog op bouwprojecten in het raam van de programma's tot herwaardering van de crisiswijken.6) Transfers aan lokale besturen om investeringen aan te moedigen, die beantwoorden aan prioriteiten vastgesteld inzake de heropleving van de crisiswijken. 7) Kredieten bestemd om subsidies te geven aan verenigingen zonder winstoogmerk of instellingen van openbaar nut voor conferenties, colloquia of andere manifestaties m.b.t. het grootstedenbeleid.

PROGRAMMA 58/1 - LEEFMILIEUBELEID Toelagen voor de wetenschappelijke samenwerking met bepaalde instellingen aangaande het radiologisch toezicht op het grondgebied, de strijd tegen de vervuiling, en de veiligheid bij de risico-industrieën.

Toelagen voor de wetenschappelijke samenwerking aangaande het grensoverschrijdend transport van industriële afvalstoffen.

Steunverlening/subsidies aan nationale en internationale verenigingen/organisaties m.b.t. het leefmilieu : toelagen voor initiatieven m.b.t colloquia en bewustmakingscampagnes, in verband met studiedagen en informatieverspreiding aangaande de sensibilisering van de problemen omtrent het leefmilieu, voor de wetenschappelijke samenwerking met bepaalde internationale instellingen/organisaties +structurele financiering van het NGO-platform bestaande uit de 4 Belgische NGO-koepels voor het leefmilieu, als contactpunt voor hun leden op het vlak van de coördinatie van het federaal, internationaal en Europees milieubeleid (BBL/BRAL/I.E.B/I.E.W) PROGRAMMA 59/1 - OORLOGSGETROFFENEN Toelagen ter ondersteuning van de sociale actie van bepaalde federaties en werken ten gunste van de oorlogsslachtoffers en hun rechthebbenden.

PROGRAMMA 60/1 - RESEARCH DEVELOPMENT NATIONAL Financieren van het Nationaal Register voor Genetisch Onderzoek door het Centrum voor Menselijke Erfelijkheid van de K.U.L. Financieren van het voortzetten van het wetenschappelijk onderzoek naar de werking van geneesmiddelen tegen AIDS. Toelagen aan profylactische en sanitaire organismen als tussenkomst in studiedagen met betrekking tot het ziekenhuisbeleid.

Subsidies aan de prospectieve studies naar allergische verschijnselen bij pasgeborenen.

Subsidies ter aanmoediging van initiatieven genomen in het kader van de Sociale Geneeskunde, zoals daar zijn initiatieven betreffende de kanker, de genetica, het AIDS-syndroom en de gehandicaptenproblematiek overeenkomstig de wet van 8 augustus 1980, artikel 5, § 1, 2°.

Nationale toelage aan het Fonds voor geneeskundig wetenschappelijk onderzoek.

Beleidsgericht wetenschappelijk onderzoek en internationale uitwisseling van gegevens inzake recente ontwikkelingen en problemen op het vlak van profylaxis, hygiëne, levensmiddelenhygiëne en farmacie.

Toelagen aan de v.z.w. « NUBEL » als tussenkomst voor het opstellen van de Belgische voedingsmiddelentabel.

Subsidies aan OIVO. PROGRAMMA 60/2 - RESEARCH DEVELOPMENT INTERNATIONAL Lidmaatschapsbijdragen aan internationale organisaties in het domein van volksgezondheid en leefmilieu.

Bijdragen bedoeld om vergaderingen tussen experten van internationale organisaties over onderwerpen van volksgezondheid en van leefmilieu te financieren (pro memorie).

PROGRAMMA 60/3 - WETENSCHAPPELIJKE INSTELLING VOLKSGEZONDHEID - LOUIS PASTEUR (VOOR. INSTITUUT VOOR HYGIENE EN EPIDEMIOLOGIE) Toelagen in het kader van contracten of conventies gesloten met universitaire centra, andere wetenschappelijke instellingen, instellingen van openbaar nut of studiediensten, verleend door het IHE om onderzoeken of enquêtes voor, of in samenwerking met, het IHE uit te voeren.

PROGRAMMA 60/4 - WETENSCHAPPELIJKE INSTELLING VOLKSGEZONDHEID - LOUIS PASTEUR (VOOR. INSTITUUT PASTEUR) Toelagen in het kader van contracten of conventies gesloten met universitaire centra, andere wetenschappelijke instellingen, instellingen van openbaar nut of studiediensten, verleend door het Instituut Pasteur om onderzoeken of enquêtes voor, of in samenwerking met, het Instituut Pasteur uit te voeren.

Art. 2.26.7 De betalingen ten laste van de beschikbare gelden op de variabele kredieten van het programma 54/2 - activiteiten 3, 4 en 5, voor toepassing van de wet op de geneesmiddelen (wet van 5 januari 1976, art. 152), mogen per geldvoorschot gebeuren.

In afwijking van het artikel 15 van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof, mogen hiervoor geldvoorschotten tot een maximumbedrag van 248.000 EUR worden verleend aan de hiervoor aangestelde buitengewone rekenplichtigen van het Departement met het oog op de uitbetaling van de schuldvorderingen die niet meer dan 3.000 EUR bedragen.

Art. 2.26.8 De in de voorgaande jaren aan de O.C.M.W.'s teveel uitgekeerde bedragen in het kader van de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de Openbare Centra voor Maatschappelijke Welzijn en de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum, kunnen voor het begrotingsjaar 2002 verrekend worden als voorschotten voor het lopend jaar.

Art. 2.26.9 De uitgaven met betrekking tot schuldvorderingen van vorige jaren in het kader van het koninklijk besluit van 22 augustus 1989 tot regeling van de staatstussenkomst inzake voorschotten op en invordering van onderhoudsgelden mogen aangerekend worden op de kredieten van het lopend jaar.

De in hetzelfde kader tijdens de voorgaande jaren aan de O.C.M.W.'s teveel uitgekeerde bedragen kunnen voor het begrotingsjaar 2002 gerekend worden als voorschotten op het lopend jaar.

Art. 2.26.10 De uitgaven met betrekking tot schuldvorderingen van vorige jaren in het kader van de Staatstussenkomst voor de psychiatrische verzorgingstehuizen en de erkende instellingen voor beschermd wonen mogen aangerekend worden op de kredieten van het lopend jaar.

Art. 2.26.11 Goedgekeurd wordt de bij deze wet gevoegde begroting voor het jaar 2002 van het Federaal Agentschap voor de Opvang van asielzoekers.

Deze begroting beloopt 560.752.000 EUR voor de ontvangsten en 560.752.000 EUR voor de uitgaven.

Art. 2.26.12 Goedgekeurd wordt de bij deze wet gevoegde begroting voor het jaar 2002 van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen.

Deze begroting beloopt 97.617.000 EUR voor de ontvangsten en 96.975.000 EUR voor de uitgaven, in afwachting van de verdere uitvoering van de Lambermontakkoorden.

Art. 2.26.13 In afwijking van artikel 45, § 2, van de wetten op het Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, worden de ontvangsten van het organiek fonds « Financiering van de controle van de wetsverzekeraars » (programma 26.52.4) gedesaffecteerd ten belope van de uitgaven die door de Staat werden gedaan voor rekening van het organiek fonds ten laste van andere dan variabele kredieten.

Art. 2.26.14 Er wordt een cel « medisch toezicht en evaluatie » opgericht teneinde te kunnen beantwoorden aan de vragen van de bevolking of de professionelen en de nodige maatregelen te kunnen nemen in geval van crisis. De basisallocatie 53/33.1201 kan in geval van ramp verhoogd worden door herverdeling van kredieten « 12.01 » via een koninklijk besluit.

Art. 2.26.15 Er wordt een basisallocatie 61.30 ingevoegd in het programma 54/4 dat toelaat de nodige kredieten over te hevelen van de diensten die zullen deel uitmaken van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen.

Art. 2.26.16 Het beschikbare saldo van de vorige jaren in het kader van de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum, mag worden gebruikt om de uitgaven inherent aan het lopende begrotingsjaar te dekken.

Het beschikbare saldo van de vorige jaren in het kader van de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, mag worden gebruikt om de uitgaven inherent aan het lopende begrotingsjaar te dekken.

Art. 2.26.17 In afwijking van het artikel 45 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, wordt het organiek fonds « Fonds voor de Sociale Economie » gemachtigd een debettoestand te vertonen welke het bedrag van 8.924.000 EUR niet mag overschrijden in vastleggingen noch in ordonnanceringen.

Art. 2.26.18 In afwijking van het artikel 45 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, wordt het organiek fonds « Europees Vluchtelingenfonds » gemachtigd een debettoestand te vertonen welke het bedrag van 1.859.000 EUR niet mag overschrijden in vastleggingen noch in ordonnanceringen.

Art. 2.26.19 Het provisioneel krediet ingeschreven op de organisatieafdeling 53 mag, na het akkoord van de Minister van Begroting, volgens de behoeften, worden verdeeld over de passende programma's door middel van een koninklijk besluit.

Art. 2.26.20 In afwijking van artikel 1-01-3, § 2 van deze wet, mogen binnen de programma's 40/0, 40/1, 51/0, 54/1, 54/2 en 60/1 de basisallocaties met betrekking tot de bezoldigingen en allerhande toelagen « 11 03 - Vast en stagedoend statutair personeel » en « 11 04 - Ander dan statutair personeel » en de andere basisallocaties van deze programma's onder elkaar herverdeeld worden.

Art. 2.26.21 Uitgaven met betrekking tot openstaande schuldvorderingen op de niet-gesplitste basisallocaties 26.55.52.4320 en 26.55.52.6320 van het begrotingsjaar 2000 mogen aangerekend worden op de ordonnanceringskredieten van de basisallocatie 26.55.52.4322 van het lopend jaar.

Ten laste van het activiteitenprogramma 55/5 - Grootstedenbeleid wordt een vastleggingsmachtiging toegestaan ten belope van 992.000 EUR uit hoofde van de regularisatie van de uitstaande of in annulatie vallende vastleggingen op 31 december 2001.

Art. 2.26.22 Het Federaal Agentschap voor Veiligheid van de Voedselketen wordt voor het begrotingsjaar 2002 vrijgesteld van het betalen van pensioenbijdragen (parastatalen) voor de overgedragen ambtenaren van de ministeries.

Art. 2.26.23 Een BA 33.10 wordt in het programma 53/7 ingevoegd zodat een overdracht van kredieten naar de bloedtransfusiecentra voor de financiering van de NAT-testen, in het kader van het opsporingsbeleid van HIV en HCVvirussen door midden van NAT-test wordt toegelaten Sectie 31. - Ministerie van Middenstand en Landbouw Art. 2.31.1 In afwijking van het artikel 15 van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof, mogen geldvoorschotten verleend worden : - tot een maximumbedrag van 1.500.000 EUR aan de buitengewone rekenplichtige van de Directie Logistiek en de buitengewone rekenplichtige verantwoordelijk voor de kredieten van het GBCS; - tot een maximumbedrag van 1.000.000 EUR aan de buitengewone rekenplichtige van de Wetenschappelijke Rijksinstellingen; - tot een maximumbedrag van 750.000 EUR aan de andere buitengewone rekenplichtigen van het Departement.

Door middel van deze voorschotten mogen de buitengewone rekenplichtigen schuldvorderingen betalen die 5.000 EUR niet overschrijden (voor wat betreft de buitengewone rekenplichtige verantwoordelijk voor het GBCS mogen ze de 37.500 EUR niet overschrijden), alsmede ongeacht hun bedrag, de verbruikskosten van water, van gas en van elektriciteit, de kosten van frankering met de machine, de kosten van telefoon en de verbruikskosten van stookolie en van brandstof voor autovoertuigen, alsook de vergoedingen van alle aard welke op de begroting toegekend worden, de kosten voortvloeiend uit de burgerlijke aansprakelijkheid van de Staat en de staatssteun ten gunste van de door het personeel van het Departement bezochte restaurants en refters, bedoeld bij deze wet.

Aan de buitengewone rekenplichtigen van het Departement belast met de betaling van voorschotten op zendingskosten in het buitenland wordt machtiging gegeven om aan de ambtenaren op zending naar het buitenland de nodige voorschotten te verlenen.

Art. 2.31.2 In afwijking van het artikel 15 van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof, mag de rekenplichtige belast met de vereffening van de hulpgelden en toelagen van sociale aard, achtereenvolgende geldvoorschotten van hoogstens 12.500 EUR ontvangen, die later zullen worden verantwoord.

Art. 2.31.3 De betalingen ten laste van de beschikbare gelden op de variabele kredieten van het programma 54/2 « Acties van het Fonds voor de productie en de bescherming van planten en plantaardige producten », mogen per geldvoorschot gebeuren.

In afwijking van het artikel 15 van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof, mogen hiervoor geldvoorschotten tot een maximumbedrag van 125.000 EUR worden verleend aan de hiervoor aangestelde buitengewone rekenplichtigen van het Departement met het oog op de uitbetaling van de schuldvorderingen die 5.000 EUR niet overschrijden, alsmede, ongeacht het bedrag, de schuldvorderingen met betrekking tot de bescherming van kweekprodukten.

Art. 2.31.4 Ten behoeve van de uitgaven van het organiek begrotingsfonds « Fonds voor de grondstoffen » (programma 54/1) kunnen aan de bevoegde buitengewone rekenplichtige geldvoorschotten toegekend worden, zoals bedoeld bij artikel 15, 2°, van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof. Deze voorschotten mogen elk afzonderlijk de 125.000 EUR niet overschrijden.

Art. 2.31.5 De Minister of Staatssecretaris die de Landbouw in zijn bevoegdheid heeft, wordt gemachtigd om eventuele ontvangsten, die voortvloeien uit de prefinanciering van de rentetoelagen trimestrieel aan te wenden voor de uitgaven gedaan in uitvoering van het artikel 3, 2° van de wet van 15 februari 1961 houdende oprichting van een Landbouw-investeringsfonds.

Art. 2.31.6 Binnen de perken van de betrokken basisallocaties mogen de volgende toelagen worden toegekend : PROGRAMMA 40/1 - BESTAANSMIDDELEN : ALGEMENE STEUN AAN DE VERSCHILLENDE FUNCTIONELE BESTUREN - Bijdragen aan nationale verenigingen. - Bijdrage aan de Stichting Public Relations voor Landbouw (AGRINFO).

PROGRAMMA 51/0 - BESTAANSMIDDELEN - Toelagen toegekend aan organismen, instellingen en personen die zich, op nationaal vlak, bezighouden met toegepast onderzoek, studies, voorlichting en vertegenwoordiging ten gunste van de zelfstandigen en de kleine en middelgrote ondernemingen. - Toelagen aan toegepast onderzoek voor de sector K.M.O.'s.

PROGRAMMA 52/3 - STRUCTUURBELEID EN ZEEVISSERIJ - Premies voor het houden, door de reders, van een boekhouding waaruit het rendement van hun vangsten blijkt.

PROGRAMMA 54/0 - BESTAANSMIDDELENPROGRAMMA - Bijdrage of aandeel in de werkingskosten van internationale organisaties in het buitenland.

PROGRAMMA 54/2 - ACTIES VAN HET FONDS VOOR DE PRODUCTIE EN DE BESCHERMING VAN PLANTEN EN PLANTAARDIGE PRODUCTEN - Bijdrage of aandeel in de werkingskosten van internationale organisaties in het buitenland.

PROGRAMMA 55/0 - BESTAANSMIDDELENPROGRAMMA - Bijdrage of aandeel in de werkingskosten van internationale organisaties in het buitenland.

PROGRAMMA 55/2 - ACTIES VAN HET FONDS VOOR DE GEZONDHEID EN DE PRODUKTIE VAN DE DIEREN - Toelage voor het Belgisch Comité der Internationale Zuivelfederatie.

PROGRAMMA 56/1 - R. & D. OP NATIONAAL VLAK. - DRINGENDE PROBLEMEN, CONTRACTUEEL ONDERZOEK EN VULGARISATIE - Toelagen aan wetenschappelijk en technisch onderzoek met landbouwkundig doel. - Bijdragen voor deelneming aan de aansluiting bij nationale verenigingen met wetenschappelijk karakter. - Vergoedingen voor verliezen ten gevolge van proefnemingen.

PROGRAMMA 56/2 - R. & D. OP INTERNATIONAAL VLAK. STUDIEVERGADERINGEN EN INTERNATIONALE SAMENWERKING - Bijdrage of aandeel in de werkingskosten van internationale organisaties in het buitenland.

PROGRAMMA 56/4 - ACTIES ONTWIKKELING EN VOORLICHTING 1. Toelagen aan de 10 provinciale landbouwkamers en aan de 115 landbouwcomicen.2. Toelagen in het belang van de land- en tuinbouw. a . Toelagen aan tuinbouwverenigingen : - Belgische Fruittelersorganisatie; - Nationale Vakgroep Fruit. b . Toelagen aan volgende verenigingen en land- en tuinbouwmanifestaties : - Nationale aardbeiententoonstelling - Verbond aardbeitelers; - Internationale Witloofdagen. - « Société Royale Linnéenne et de Flore »; - « Journée du monde rural »; - « UPAF (assemblée générale) »; - Nationaal ploegkampioenschap; - Prijs van de Minister; - Andere manifestaties en acties in het belang van de ontwikkeling van de landbouw en/of tuinbouw. 3. Toelagen aan de erkende tuinbouwproeftuinen en -centra.4. Toelagen aan landbouwcentra voor het uitvoeren van programma's voor ontwikkeling van de akkerbouw. Art. 2.31.7 In afwijking van artikel 14 van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof, mag over het tegoed van het organiek fonds « Landbouwfonds » (programma 52/2) door tussenkomst van de Minister van Financiën worden beschikt.

Art. 2.31.8 In afwijking van artikel 14 van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof, mag over het tegoed van het organiek fonds « Fonds voor de productie en de bescherming van planten en plantaardige producten » (programma 54/2) door tussenkomst van de Minister van Financiën worden beschikt.

Art. 2.31.9 In afwijking van artikel 14 van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof, mag over het tegoed van het organiek fonds « Fonds van de gezondheid en de productie van de dieren » (programma 55/2) door tussenkomst van de Minister van Financiën worden beschikt.

Art. 2.31.10 In afwijking van artikel 45, § 2, van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, en van artikel 82 van de wet van 24 december 1976 betreffende de begrotingsvoorstellen 1976-1977, worden de ontvangsten van het « Fonds voor de grondstoffen » (programma 54/1) van bestemming veranderd ten belope van een bedrag van 12.500 EUR dat gevoegd wordt bij de algemene middelen van de Schatkist.

Art. 2.31.11 In het programma 52/0 worden bestendige voorschotten voorzien met het oog op de betaling van uitgaven ten laste van de Staat vereffend door tussenkomst van ambtenaren van de diensten in het buitenland.

Deze bestendige voorschotten zijn bestemd om, binnen de perken van de bestaande budgettaire kredieten, de betaling te verzekeren van de uitgaven waarvan de regularisatie a posteriori gebeurt.

Art. 2.31.12 De Schatkist mag voorschotten toekennen wanneer de verrichtingen met betrekking tot een rekening « Quotumfonds » van de sectie « Ordeverrichtingen van de Thesaurie » een debetpositie veroorzaken.

Art. 2.31.13 In afwijking van artikel 45, § 2, van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, kan een deel van de reserves van het « Fonds voor de schadeloosstelling van landbouwbedrijven getroffen door de dioxinecrisis » (programma 31.55.3) toegewezen worden aan het « Fonds voor de grondstoffen » (programma 31.54.1) en aan het « Fonds voor de gezondheid en de productie van de dieren » (programma 31.55.2).

Art. 2.31.14 In afwijking van artikel 45 § 2, van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, kunnen de ontvangsten van het organiek fonds « Fonds voor de schadeloosstelling van landbouwbedrijven getroffen door de dioxinecrisis » (programma 31.55.3) toegewezen worden aan het organiek fonds « Fonds voor de gezondheid en de productie van de dieren » (programma 31.55.2) tot een maximumbedrag van 8,5 miljoen EUR. Art. 2.31.15 De betalingen van de vastleggingen 2001 die betrekking hebben op bevoegdheden die aan de Gewesten en de Gemeenschappen zijn toegekend door de bijzondere wet van 13 juli 2001 tot herfinanciering van de Gemeenschappen en uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de Gewesten en die vastgesteld zijn na 31.12.2001 (conform artikel 39 van deze bijzondere wet) kunnen worden aangerekend op de kredieten van de organisatieafdeling 58 « geregionaliseerde materie ».

Art. 2.31.16 Zonder afbreuk te doen aan de mogelijkheid tot herverdeling van de personeelskredieten, volgens de modaliteiten bepaald in artikel 1-03-3, § 2, van de Algemene Uitgavenbegroting wordt de Minister belast met Landbouw, gemachtigd, mits het akkoord van de Minister van Begroting wordt verleend, binnen de perken van de kredieten vermeld in de artikelen 20, 21 en 23 van de bijzondere wet van 13 juli 2001 tot herfinanciering van de Gemeenschappen en uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de Gewesten transfers te verrichten tussen de verschillende organisatieafdelingen en programma's teneinde het hoofd te kunnen bieden aan de specifieke noden verbonden aan de regionalisering van het departement.

Art. 2.31.17 In afwijking van de vigerende wetgeving die geldt voor de organieke fondsen die voorkomen in de begroting van de sectie 31 Middenstand en Landbouw kunnen de Gewesten bedragen storten ten gunste van deze fondsen. Deze ontvangsten kunnen aangewend worden om uitgaven te dekken die betrekking hebben op de bevoegdheden toegewezen aan de Gewesten zoals bepaald in de bijzondere wet van 13 juli 2001 tot herfinanciering van de Gemeenschappen en uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de Gewesten.

Sectie 32. - Ministerie van Economische Zaken Art. 2.32.1 § 1. In afwijking van het artikel 15 van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof mogen geldvoorschotten tot een maximumbedrag van 1.250.000 EUR verleend worden aan de buitengewone rekenplichtigen van het Departement.

Door middel van deze voorschotten mogen de buitengewone rekenplichtigen van het Departement alle dienstkosten tot 5.500 EUR betalen, alsmede de vergoedingen van alle aard welke op de begroting verleend worden.

Aan de buitengewone rekenplichtige van het Departement belast met de betaling van voorschotten op zendingskosten in het buitenland wordt machtiging gegeven om aan de ambtenaren op zending naar het buitenland de nodige voorschotten te verlenen, zelfs indien deze voorschotten 5.500 EUR overtreffen.

Aan de bevoegde buitengewone rekenplichtigen, aangeduid in het kader van de deelneming van België aan internationale tentoonstellingen, mogen geldvoorschotten worden verleend tot op het niveau van de hiertoe voorziene begrotingskredieten en tot op het niveau van de hiertoe beschikbare variabele kredieten op het Fonds voor de Organisatie van Internationale Tentoonstellingen. § 2. Aan de door de Minister aangeduide Penningmeesters bij de Internationale Tentoonstellingen mogen, binnen de begrotingskredieten, met het oog op het verrichten van uitgaven, voorschotten ter beschikking worden gesteld onder het toezicht van de Minister of zijn afgevaardigde mits latere rechtvaardiging door het Departement.

De betalingen ten laste van de beschikbare gelden op de variabele kredieten van het programma 62/2 (Fonds voor de Organisatie van Internationale Tentoonstellingen) mogen, ongeacht het bedrag, per geldvoorschot gebeuren.

Het saldo dat deze voorschotten zouden laten op 31 december van het jaar 2001 mag worden gebruikt voor de behoeften van het jaar 2002.

Art. 2.32.2 De uitgaven met betrekking tot schuldvorderingen van vorige jaren mogen aangerekend worden op de kredieten van het lopend jaar in verband met de toelagen aan het personeel van de steenkolenmijnen door mijnsluitingen getroffen.

Art. 2.32.3 Wordt goedgekeurd de bij deze wet gevoegde begroting voor het jaar 2002 van het Federaal Planbureau.

Deze begroting beloopt voor de ontvangsten 8.545.000 EUR en voor de uitgaven 8.545.000 EUR. Art. 2.32.4 Binnen de perken van de betrokken basisallocaties, mogen de volgende toelagen worden toegekend : PROGRAMMA 40/1 - INSTITUUT VOOR DE NATIONALE REKENINGEN Dotatie aan het Instituut voor de Nationale Rekeningen (INR).

PROGRAMMA 41/1 - DIENSTVERLENING VOOR ALLE DEPARTEMENTEN Allerhande uitgaven voor maatschappelijk dienstbetoon, andere dan aankoop van vermogensgoederen.

PROGRAMMA 41/3 - TOELAGEN AAN EXTERNE ORGANISMEN 1) Subsidie aan de v.z.w. Belgian Bioindustries Association (B.B.A.). 2) Tussenkomst in de publicatiekosten van verslagen en studies, evenals in de organisatiekosten van congressen en colloquia. 3) Subsidie aan het Vast Bureau van de Vaste Internationale Commissie (V.I.C.) ter beproeving van de draagbare vuurwapens.

PROGRAMMA 50/1 - KOLENMIJNEN Toelagen aan het personeel van de Steenkolenmijnen door mijnsluitingen getroffen.

PROGRAMMA 60/1 - FEDERAAL PLANBUREAU Dotatie aan het Federaal Planbureau.

PROGRAMMA 61/2 - VERBETERING VAN DE LEVENSOMSTANDIGHEDEN EN VAN DE VEILIGHEID VAN DE BEVOLKING, MET NAME DOOR DE OMZETTING VAN EUROPESE RICHTLIJNEN Informatie van de bevolking inzake energiedossiers en administratief beheer van deze dossiers.

PROGRAMMA 61/3 - FINANCIERING VAN HET NUCLEAIR PASSIEF 1) Financiering van het openbaar organisme N.I.R.A.S. 2) Dotatie aan het Studiecentrum voor Kernenergie (S.C.K.) voor de financiering van het passief. 3) Dotaties aan de N.I.R.A.S. voor het Fonds voor de Financiering van het Nucleair Passief.

PROGRAMMA 61/5 - ACTIES OP HET VLAK VAN DUURZAME ONTWIKKELING Acties op het vlak van duurzame ontwikkeling.

PROGRAMMA 62/1 - BESCHERMING VAN HET CONSUMENTENRECHT 1) Subsidie aan het Onderzoeks- en Informatiecentrum van de Verbruikersorganisaties (O.I.V.O.). 2) Subsidie aan de v.z.w. « Geschillencommissie Reizen ». 3) Allerhande uitgaven met het oog op de voorlichting van de verbruikers. PROGRAMMA 62/2 - DISTRIBUTIE EN TENTOONSTELLINGEN 1) Subsidie aan het Belgisch Comité voor de Distributie.2) Economische manifestaties (koninklijk besluit van 9 april 1962) zowel in België als in het buitenland (deelnemingen, verschillende tegemoetkomingen, aankoop of huur van materieel).3) Subsidie aan het Internationaal Bureau voor Tentoonstellingen te Parijs. PROGRAMMA 62/4 - VOORLICHTING VAN DE VERBRUIKERS INZAKE CONSUMENTENZAKEN Allerhande uitgaven met het oog op de voorlichting van de verbruikers inzake consumentenzaken.

PROGRAMMA 65/1 - TOEPASSING VAN HET FEDERAAL ACCREDITATIE- EN CERTIFICATIESYSTEEM Subsidie aan internationale verenigingen aktief op het gebied van certificatie en accreditatie.

PROGRAMMA 67/1 - DEELNEMING IN DE WERKING VAN STATISTISCHE VERENIGINGEN 1) Subsidie aan het Internationaal Instituut voor de Statistiek te Den Haag.2) Subsidie aan de Belgische Vereniging voor Demografie.3) Subsidie aan de Belgische Vereniging voor Statistiek. PROGRAMMA 70/1 - R. & D. OP NATIONAAL VLAK 1) Studies en onderzoeken op het gebied van energie als voortzetting van het nationaal R & D-Energieprogramma. 2) Subsidie aan het Interuniversitair Instituut voor Kernwetenschappen (I.I.K.W.). 3) Subsidie aan de Collectieve Centra.4) Specifieke acties van de Collectieve Centra ten gunste van de kleine en middelgrote ondernemingen. PROGRAMMA 70/2 - R. & D. OP INTERNATIONAAL VLAK 1) Onderzoek op het vlak van de fusie en aanverwant onderzoek. 2) Subsidie aan de Internationale Vereniging voor Koeltechniek (I.V.K.). 3) Bijdrage van België aan de R.& D.-programma's op het gebied van de Energie. 4) Lasten opgelegd aan de Belgische Staat krachtens zijn deelneming aan de gemeenschappelijke onderneming « Joint European Torus ».5) Economische steun aan de Oosteuropese landen. 6) Bijdrage van België aan het Europees Centrum voor Kernonderzoek (E.C.K.O.) te Genève. 7) Hulp aan de Russische Federatie voor de omzetting van plutonium, afkomstig van de ontmanteling van kernwapens, in splijtstof geschikt voor civiele reactoren. PROGRAMMA 70/3 - DOTATIES AAN WETENSCHAPPELIJKE INSTELLINGEN VAN DE STAAT EN GELIJKGESTELDE EN VERBONDEN INSTELLINGEN 1) Subsidie aan het Instituut voor Radio-Elementen (I.R.E.). 2) Subsidie voor investeringen aan het Instituut voor Radio-Elementen (I.R.E.). 3) Subsidie aan het Studiecentrum voor Kernenergie (S.C.K.). 4) Subsidie voor buitengewone investeringen te verrichten door het Studiecentrum voor Kernenergie (S.C.K.). 5) Subsidie voor bijzondere werkingskosten aan het Instituut voor Radio-Elementen (I.R.E.).

PROGRAMMA 70/5 - STUDIES EN ONDERZOEKINGEN OVER DE PROBLEMEN VAN DIEPE GEOLOGISCHE STRUCTUREN Subsidie aan internationale geologische instellingen.

PROGRAMMA 70/6 - TOEPASSING VAN DE WETGEVING AANGAANDE MATEN EN GEWICHTEN 1) Subsidie aan het Belgisch Instituut voor Normalisatie (B.I.N.). 2) Subsidie aan internationale metrologische instellingen. PROGRAMMA 70/7 - BESCHERMING INTELLECTUEEL EIGENDOMSRECHT 1) Bijdrage van België aan de Wereldorganisatie voor de Intellectuele Eigendom te Genève.2) Lasten gedragen door België verschuldigd aan het Europese Octrooienbureau te München : fiscale aanpassing van de pensioenen. Art. 2.32.5 In afwijking van de artikels 55 tot 58 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, wordt de v.z.w.

Sociale Dienst gemachtigd een bedrijfskapitaal samen te stellen ten belope van 160.000 EUR. Sectie 33. - Ministerie van Verkeer en Infrastructuur Art. 2.33.1 § 1. In afwijking van artikel 15 van de organieke wet op het Rekenhof van 29 oktober 1846, mogen aan de buitengewone rekenplichtigen van de diensten die behoren tot het Ministerie van Verkeer en Infrastructuur geldvoorschotten worden verleend tot een maximumbedrag van 175.000 EUR met het oog op de betaling van schuldvorderingen die de 2.500 EUR niet overschrijden en die verband houden met : - de aankoop van niet-duurzame goederen en van diensten; - de aankoop van roerende vermogensgoederen; - de erelonen van advocaten en geneesheren en de bezoldiging van niet tot de Administratie behorende deskundigen en prestaties van derden alsmede de hen verschuldigde presentiegelden, reis- en verblijfskosten; - de verbruikskosten van water, van gas en van elektriciteit, telefoonkosten en de verbruikskosten van stookolie en van brandstof voor autovoertuigen; - schadevergoedingen aan derden voortvloeiend uit de verantwoordelijkheid van de Staat; - allerhande vergoedingen aan het Rijkspersoneel en het Personeel van het Kabinet voor werkelijke lasten en materiële schade evenals de vervoerkosten betreffende dienstreizen en de verzekeringspremies der afgevaardigden van het Departement die zich naar het buitenland begeven, met inbegrip van de bijdrage van de Staat-werkgever in de prijs van de sociale abonnementen.

Evenwel kunnen de rekenplichtigen van de Dienst Financiën en van de Dienst Logistiek van de Algemene Diensten over geldvoorschotten voor een maximumbedrag van 322.000 EUR beschikken met het oog op de betaling van de hierbovenvermelde schuldvorderingen.

Bovendien kunnen de rekenplichtigen van de Dienst Financiën van de Algemene Diensten over geldvoorschotten voor een maximumbedrag van 75.000 EUR beschikken voor het betalen van schuldvorderingen die 2.500 EUR niet overschrijden en die verband houden met : - allerhande hulpgelden en toelagen van sociale aard ten bate van de op rust gestelde personeelsleden, gewezen personeelsleden en rechthebbenden voor geheel het Departement; - speciale tegemoetkomingen aan sommige categorieën van slachtoffers van arbeidsongevallen.

Door middel van geldvoorschotten mogen deze buitengewone rekenplichtigen uitgaven betalen welke 2.500 EUR niet overschrijden; de rekenplichtigen mogen echter telefoon- en postuitgaven betalen tot 5.000 EUR. § 2. De rekenplichtigen van de Dienst Financiën worden gemachtigd de nodige voorschotten te verlenen aan de ambtenaren en experten belast met een zending in het buitenland, zelfs indien deze voorschotten meer dan 2.500 EUR bedragen.

Art. 2.33.2 Bij afwijking van de beschikkingen van de artikelen 5 en 34 van de gecoördineerde wetten op de Rijkscomptabiliteit, mogen worden aangewend tot het vereffenen van uitgaven ontstaan tijdens vroegere begrotingsjaren, volgende niet-gesplitste kredieten met betrekking tot : 1) de bezoldiging van de kabinetsleden en inzonderheid de terugbetaling van de wedden aan de besturen en instellingen van oorsprong; 2) de lasten van het personeel van de N.M.B.S. onder de bevoegdheid van het Bestuur van het Vervoer te Land geplaatst; 3) de werkingskosten van de dienst, bij het Bestuur van Wegverkeer en Infrastructuur belast met de toepassing van de reglementering betreffende het rijbewijs en de terugbetaling aan de gemeenten van de kosten betreffende de uitdeling van de bewijzen;4) het aandeel van België in de werkingskosten van de Internationale Organisatie van de Burgerlijke Luchtvaart en van de Europese Commissie voor de Burgerlijke Luchtvaart;5) de bijdrage van België aan de Intergouvernementele maritieme organisatie;6) het aandeel van België voortspruitend uit het organiseren van een patrouilledienst voor de waarneming van ijsbergen in de Noord-Atlantische Oceaan;7) het aandeel van België in de uitgaven van het Centraal Bureau voor het Internationaal Vervoer per spoorweg, te Bern; 8) bedragen die in het kader van het Rosetta-plan aan de N.M.B.S. dienen betaald te worden.

Art. 2.33.3 De Minister van Mobiliteit en Vervoer wordt ertoe gemachtigd vergoedingen of hulpgelden te verlenen onder voorwaarden die hij zal vaststellen, aan gewezen personeelsleden al of niet gepensioneerd ten gevolge van dienst- of arbeidsongeval of om gezondheidsredenen, om deze niet minder gunstig te behandelen dan de werklieden die zich in gelijkaardige voorwaarden bevinden, en zulks niettegenstaande de bepalingen van de wet van 21 juli 1844 op de burgerlijke pensioenen.

Art. 2.33.4 Binnen de perken van de betrokken basisallocaties kunnen de volgende toelagen worden toegekend : PROGRAMMA 40/1 - STUDIES EN ACTIES INZAKE MOBILITEIT, VERVOER EN INTERN BEHEER - Toelagen inzake mobiliteit en vervoer. - Toelage aan de Hoge Raad voor Transportveiligheid. - Toelage betreffende het mobiliteitsbeheerplan. - Toelage aan het Federaal Instituut voor Mobiliteit.

PROGRAMMA 41/0 - BESTAANSMIDDELEN Toelage aan de v.z.w. Sociale Dienst van het Ministerie van Verkeer en Infrastructuur.

PROGRAMMA 41/5 - OVERHEIDSBEDRIJVEN Subsidie aan de v.z.w. opgericht ter ondersteuning van de tewerkstellingscel voor Sabenapersoneel.

PROGRAMMA 51/0 - BESTAANSMIDDELEN Toelagen in het kader van het promotiebeleid voor duurzame mobiliteit.

PROGRAMMA 51/1 - SPOORWEGVERVOER 1) Toelagen in het kader van de financiering van maatregelen ter bevordering van het openbaar vervoer.2) Toelage aan de adviesraad voor gebruikers.3) Bijdragen in het kader van de investeringen verbonden aan de tariefintegratie.4) Toelagen in het kader van het Rosetta plan. PROGRAMMA 51/2 - BINNENVAART Begeleidingsmaatregelen ten voordele van de Binnenscheepvaart.

PROGRAMMA 52/1 - REGELING VAN HET LUCHTVERKEER EN INTERNATIONALE SAMENWERKING 1) Vereniging tot het vaststellen van luchtwaardigheid van luchtvaartuigen (JAA-Hoofddorp) uit hoofde van het Belgisch lidmaatschap van deze internationale instelling.2) Meteostations Montréal : aandeel van België in de exploitatiekosten van de meteorologische en veiligheidstations in de Noordatlantische oceaan.3) Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (OACI Montréal), Europese Commissie voor de Burgerluchtvaart (ECBL Montréal), ICAO beveiligingsfonds, aandeel van België in de werkingskosten. PROGRAMMA 52/3 - WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK « Von Karman Instituut voor stromingsdynamica » : aandeel van de staat in de personeelsuitgaven en de uitgaven van algemene aard, in de werkings- en uitrustingskosten van het Instituut, in de restauratie, de onderhoudsuitgaven en de aanpassingswerken aan de gebouwen van het Instituut.

PROGRAMMA 52/5 - FONDS VOOR DE FINANCIERING EN DE VERBETERING VAN DE CONTROLE-, INSPECTIE- EN ONDERZOEKSMIDDELEN EN VAN DE PREVENTIEPROGRAMMA'S VAN DE LUCHTVAART Bijdragen aan internationale organisaties betreffende de luchtvaart.

PROGRAMMA 53/2 - KOOPVAARDIJ 1) « Association internationale de Signalisation maritime » uit hoofde van het Belgisch lidmaatschap van deze instelling.2) Secretariaat voor het informatiesysteem in het kader van het Memorandum van overeenstemming van Parijs houdende controle van de schepen door de havenstaat : bijdrage van België in de werkingskosten.3) Europees informatienetwerk « HAZMAT ». 4) Intergouvernementele Maritieme Organisatie (I.M.O. Londen). 5) Patrouillediensten voor de waarneming van ijsbergen in de Noord-Atlantische Oceaan.6) Internationale Permanente Vereniging voor Scheepvaartcongressen. PROGRAMMA 56/0 - BESTAANSMIDDELEN 1) Belgische Vereniging tot de Studie, de Beproeving en het Gebruik van Materialen.2) Internationale permanente vereniging voor wegencongressen.3) Houden van tentoonstellingen en conferenties alsmede werkzaamheden en prijsvragen. PROGRAMMA 56/2 - WERKEN MET FEDERALE FINANCIERING 1) Tussenkomst in de restauratie van het Atomium.2) Tussenkomst inzake informatie en propaganda. PROGRAMMA 56/3 - BOUWTECHNISCHE VOORSCHRIFTEN EN GOEDKEURINGEN 1) European Organisation for technical Approval (EOTA).2) Bijdrage aan de Europese Unie voor de technische goedkeuring in de bouw (Eutgb). PROGRAMMA 56/4 - ORGANISATIE EN VEILIGHEID VAN HET PRIVE-WEGVERVOER Toelagen aan organisaties of instellingen in het kader van acties of studiedagen met betrekking tot de verkeersveiligheid.

PROGRAMMA 56/5 - GEN unit Toelagen inzake het gewestelijk Express Net.

PROGRAMMA 57/0 - PERMANENTE CEL BELAST MET HET BEHEER VAN DE AFZONDERLIJKE PERSONEELSFORMATIE VAN HET MINISTERIE VAN VERKEER EN INFRASTRUCTUUR Toelage aan de v.z.w. Sociale Dienst van het Ministerie van Verkeer en Infrastructuur.

Art. 2.33.5 § 1. - Het gedeelte van de ontvangsten in 2002 van het Bestuur van de Luchtvaart, dat hoger is dan 2.479.000 EUR, wordt toegewezen aan het Fonds voor de Financiering en de Verbetering van de Controle-, Inspectie- en onderzoeksmiddelen en van de Preventieprogramma's van de Luchtvaart, opgenomen in programma 33.52.5. § 2. - Het Fonds vermeld in § 1 kan een debetsaldo van maximaal 1.239.500 EUR vertonen.

Art. 2.33.6 § 1. - Het bedrag van 76.401.000 EUR voorafgenomen op de opbrengst van de personenbelasting om aan het Fonds ter Financiering van de Internationale Rol en de Hoofdstedelijke Functie van Brussel toegewezen te worden, in uitvoering van artikel 3 van de wet van 10 augustus 2001 tot oprichting van bedoeld fonds, wordt voor het begrotingsjaar 2002 met 9.916.000 EUR verhoogd (programma 33.56.2). § 2. - Het fonds vermeld in § 1 kan een debetsaldo van maximaal 30 miljoen EUR vertonen.

Art. 2.33.7 Een voorafname op de opbrengst van de personeelsbelasting ten bedrage van 9.916.000 EUR wordt toegewezen aan het Fonds ter financiering van de internationale rol en de hoofdstedelijke functie van Brussel, voor het begrotingsjaar 2002 (programma 33.56.22).

Art. 2.33.8 Geldvoorschotten zoals bedoeld in artikel 15 van de organieke wet op het Rekenhof van 29 oktober 1846, mogen aan de buitengewone rekenplichtigen van het departement die aangeduid werden om geldvoorschotten te ontvangen tot een maximumbedrag van 75.000 EUR worden toegekend, met het oog op de betaling van schuldvorderingen die de 2.500 EUR niet overschrijden, ten laste van variabele personeels- en werkingskredieten, ingeschreven in het programma 33.52.5 - « Fonds voor de Financiering en de Verbetering van de Controle-, Inspectie- en onderzoeksmiddelen en van de Preventieprogramma's van de Luchtvaart » alsmede in het programma 33.56.2 - « Fonds ter Financiering van de Internationale Rol en de Hoofdstedelijke Functie van Brussel ».

De verbandhoudende schuldvorderingen betreffen : - de aankoop van niet-duurzame goederen en van diensten; - de aankoop van roerende vermogensgoederen; - de erelonen van advocaten en geneesheren en de bezoldiging van niet tot de Administratie behorende deskundigen en prestaties van derden alsmede de hen verschuldigde presentiegelden, reis- en verblijfkosten; - de verbruikskosten van water, van gas en van elektriciteit, telefoonkosten en de verbruikskosten van stookolie en van brandstof voor autovoertuigen; - allerhande vergoedingen aan het Rijkspersoneel en het Personeel van het Kabinet voor werkelijke lasten en materiële schade evenals de vervoerkosten betreffende dienstreizen en de verzekeringspremies der afgevaardigden van het Departement die zich naar het buitenland begeven, met inbegrip van de bijdrage van de Staatswerkgever in de prijs van de sociale abonnementen.

Dergelijke geldvoorschotten kunnen voor een maximumbedrag van 75.000 EUR worden toegekend aan de buitengewone rekenplichtigen van de Dienst Financiën met het oog op het toekennen van de nodige voorschotten, zelfs boven de 2.500 EUR, aan ambtenaren die op buitenlandse zending gestuurd worden.

Art. 2.33.9 Wordt goedgekeurd de bij deze wet gevoegde begroting van het Belgisch Instituut voor Postdiensten en Telecommunicatie voor het jaar 2002.

Deze begroting beloopt voor de ontvangsten 36.134.000 EUR en voor de uitgaven 37.029.000 EUR. Ze bevat bij de uitgaven vastleggingskredieten voor een bedrag van 1.476.000 EUR. De ontvangsten voor orde worden geschat op 7.065.000 EUR en de uitgaven voor orde op 7.065.000 EUR. De begroting voor de ombudsdienst beloopt voor de ontvangsten 1.543.000 EUR en voor de uitgaven 1.543.000 EUR. Sectie 51 - Rijksschuld Art. 2.51.1 In afwijking van het artikel 14 van de wet van 29 oktober 1846 op de oprichting van het Rekenhof, mag door de Minister van Financiën rechtstreeks beschikt worden over het tegoed van het begrotingsfonds « Afnamen van leningsopbrengsten bestemd tot dekking van : 1° de uitgevoerde uitgaven in het kader van beheersverrichtingen van de Rijksschuld;2° de vervroegde terugbetalingen;3° de betalingen als gevolg van wisselkoersschommelingen. Art. 2.51.2 Binnen de perken van de begrotingskredieten en op voorwaarde dat er een latere regularisatie plaatsvindt, wordt de Minister van Financiën ertoe gemachtigd door middel van voorschotten alle uitgaven te betalen die in deze sectie van de begroting ingeschreven zijn, met uitzondering van de volgende basisallocaties : - 45.40.11.10 « Loonkosten in verband met de uitgifte van leningen »; - 45.40.12.21 « Andere kosten dan de financiële kosten verbonden aan de werking van de Rijksschuld »; - 45.40.12.04 « Allerhande werkingsuitgaven met betrekking tot de informatica »; - 45.40.74.01 « Uitgaven voor de aankoop van duurzame roerende goederen »; - 45.40.74.04 « Investeringsuitgaven inzake de informatica »; - 45.30.41.02 « Allerhande uitgaven met betrekking tot de oprichting en de werking van het Zilverfonds ».

Art. 2.51.3 De Schatkist is gemachtigd voorschotten toe te kennen wanneer door transacties van titels van de Belgische Staat verwijzend naar artikel 89 van het koninklijk besluit in uitvoering van het Wetboek van de inkomensbelastingen, de teruggave van de roerende voorheffing, op voorhand verricht door de Staat ten voordele van de niet-residentiële spaarders, een debetstand creëert van de rekening 84.01.02.78.B « Rentetermijnen » van de sectie « Ordeverrichtingen van de Thesaurie ».

Art. 2.51.4 De Schatkist is gemachtigd voorschotten toe te kennen wanneer de verrichtingen met betrekking tot de rekening 84.01.01.77.B - Dotaties ter beschikking te stellen van de Amortisatiekas - een debetstand van deze rekening veroorzaken.

Art. 2.51.5 De uitgiftepremies die betrekking hebben op de uitgiften van lineaire obligaties alsook op de omruilingen van effecten van de openbare schuld in Belgische frank en in Euro, worden naargelang het geval als een ontvangst of een uitgave geboekt op een thesaurierekening die hiervoor werd geopend. De premies worden nadien prorata temporis verdeeld per interestvervaldag over de resterende looptijd van de betrokken leningen.

Bij iedere interestvervaldag wordt het prorata temporis verdeelde gecumuleerde bedrag van de betrokken premies ofwel aangewend voor de betaling van budgettaire interestuitgaven van de openbare schuld ofwel als uitgave geboekt ten laste van begrotingskredieten voor de betaling van interesten, naargelang dit bedrag voor de Schatkist een winst of een verlies betekent.

Art. 2.51.6 Uitgaven met betrekking tot schuldvorderingen van vorige jaren mogen worden aangerekend op de kredieten van het lopend jaar in het geval van de kredieten voor de instellingen in de sector van persoonsgebonden materies die in het Brussels Gewest tot de bevoegdheid van het Nationaal Parlement en de Nationale Regering behoren (programma 43/1).

Art. 2.51.8 In afwijking van de bepalingen van de artikelen 11 en 12 van de Overeenkomst van 6 februari 1965 voor de regeling van de aangelegenheden betreffende de openbare schuld en de portefeuille van de Kolonie Belgisch-Kongo, afgesloten tussen het Koninkrijk België en de Democratische Republiek Kongo, goedgekeurd door de wet van 23 april 1965, en in afwijking van de bepalingen van artikel 7 van de wet van 5 januari 1977 houdende uitgifte van een tweede tranche van de lening van het Belgisch-Kongolees Fonds voor Delging en Beheer, kunnen de Minister van Begroting, de Minister van Financiën en de Minister van Buitenlandse Zaken gezamenlijk beslissen om aan het Belgisch-Kongolees Fonds voor Delging en Beheer een dotatie te storten waarvan zij het bedrag alsook de uitvoeringsmodaliteiten zullen bepalen.

De dotatie waarvan sprake is in het vorige lid kan eveneens gebruikt worden in uitvoering van het koninklijk besluit van 20 december 1996 betreffende de tussenkomst van het Belgisch-Kongolees Fonds voor Delging en Beheer bij de betaling van de vergoedingen verschuldigd door de Belgische Staat ter uitvoering van de bepalingen van het « Protocol houdende regeling van de vergoeding van gezaïriseerde goederen die aan Belgische onderdanen hebben toebehoord en de daarop betrekking hebbende uitwisselingen van brieven » bij toepassing van de artikelen 2, § 1, en 3, § 1, 1°, van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie, ondanks het artikel 4 van dit besluit.

Art. 2.51.9 In het kader van de deelneming van de Belgische Staat in een vennootschap met als belangrijkste maatschappelijk doel de exploitatie van een elektronisch tradingsysteem voor de effecten van de Belgische staatsschuld en hun afgeleide producten, wordt de Minister van Financiën gemachtigd om, binnen de perken van de begrotingskredieten en op voorwaarde van een latere regularisatie, via voorschotten de uitgaven te betalen betreffende de deelneming en de terugkopen of verkopen van deelbewijzen, alsook de uitgaven betreffende de eventueel hieraan verbonden kosten. De bedoelde uitgaven evenals de eventuele ontvangsten verbonden aan de recuperatie van goedgekeurde voorschotten worden geboekt op een specifieke thesaurierekening. Het bedrag van de uitgaven, in voorkomend geval vastgelegd na aftrek van hiermee samenhangende compenserende ontvangsten, zal naargelang het geval ten laste worden genomen van de basisallocatie 45.40.81.11 of ten laste van de basisallocatie 45.10.12.06 van de sectie 51 « Rijksschuld » van de huidige begroting.

Art. 2.51.10 In afwijking van artikel 15 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, mogen op verzoek van de Minister van Financiën en met het akkoord van de Minister van Begroting, alle kredieten ingeschreven op de verschillende programma's van deze sectie van de begroting door middel van herverdelingen van basisallocaties overgedragen worden naar andere programma's van dezelfde begrotingssectie.

Sectie 52 Financiering van de Europese Unie Art. 2.52.1 De Minister van Financiën kan voorschotten toestaan voor de dringende betalingen, die voortvloeien uit de verplichtingen van België op het Europees vlak, en die verricht worden door de diensten van de Thesaurie belast met de Europese aangelegenheden.

Hoofdstuk 3 - Terugbetalings- en toewijzingsfondsen Art. 3-01-1 De verrichtingen tijdens het begrotingsjaar 2002 op de fondsen bedoeld bij de artikelen 37 en 38 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, worden geraamd op de sommen vermeld tegenover elk van hen in de bij deze wet gevoegde tabellen.

Art. 3-01-2 De wijze van beschikking over het tegoed van elk der fondsen vermeld in de bij deze wet gevoegde tabellen, wordt aangeduid naast het nummer van het artikel dat betrekking heeft op elk dezer : - de fondsen waarvan de uitgaven aan het voorafgaand visum van het Rekenhof worden voorgelegd, worden door de letter A aangeduid; - de fondsen en rekeningen waarop door tussen-komst van de Minister van Financiën wordt beschikt, worden aangeduid door de letter B; - de fondsen en rekeningen waarop rechtstreeks wordt beschikt door de rekenplichtigen die de ontvangsten hebben gedaan, worden door de letter C aangeduid.

Hoofdstuk 4 - Staatsdiensten met afzonderlijk beheer Art. 4-01-1 De verrichtingen gedurende het begrotingsjaar 2002 van de Staatsdiensten met afzonderlijk beheer worden geraamd op de sommen vermeld in hun respectieve begrotingen gevoegd bij deze wet.

De begroting voor het begrotingsjaar 2001 van het Muntfonds wordt herraamd op de sommen vermeld in de begroting gevoegd bij deze wet.

Art. 4-01-2 De wijze van betaling van de uitgaven van elk van de Staatsdiensten met afzonderlijk beheer vermeld in de bij deze wet gevoegde tabellen, wordt aangeduid naast het nummer van het artikel dat betrekking heeft op elk van hen : - de diensten waarvan de uitgaven aan het voorafgaand visum van het Rekenhof worden voorgelegd, worden door de letter A aangeduid; - de diensten waarvan de uitgaven gedaan worden door tussenkomst van de Minister van Financiën worden aangeduid door de letter B; - de diensten waarvan de uitgaven rechtstreeks worden gedaan door de rekenplichtigen die de ontvangsten hebben gedaan, worden door de letter C aangeduid.

Art. 4-01-3 In afwijking van artikel 16 van de wet van 28 juni 1989 houdende wijziging van de wet van 28 juni 1963 houdende wijziging en aanvulling van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, zijn de bepalingen van de artikelen 1 en 5 van diezelfde wet niet van toepassing gedurende het begrotingsjaar 2002 ten aanzien van de Staatsdiensten met afzonderlijk beheer, die geen wettelijke basis hebben en waarvan de verrichtingen zijn geraamd in de bij deze wet gevoegde begrotingstabellen.

HOOFDSTUK 5. - Staatsbedrijven Art. 5-01-1 De begroting voor het begrotingsjaar 2002 van het Staatsbedrijf « De Koninklijke Munt van België », toegevoegd aan deze wet, wordt goedgekeurd.

De ontvangsten worden geraamd op 38.505.952 EUR en de uitgaven op 50.032.764 EUR. De ontvangsten voor orde worden geraamd op 21.584.537 EUR en de uitgaven voor orde op 21.587.064 EUR. De derde aanpassing van de begroting 2001 van de Koninklijke Munt van België wordt eveneens goedgekeurd. Na deze aanpassing worden de ontvangsten voor het begrotingsjaar 2001 geraamd op 46.828.475 EUR en de uitgaven op 36.009.088 EUR. De ontvangsten voor orde worden geraamd op 5.509.434 EUR en de uitgaven voor orde op 5.638.338 EUR. Art. 5-01-2 In afwijking van het artikel 112 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, worden de uitgaven wegens levering van goederen of diensten aangerekend op de begroting van het jaar waarin de factuur is gedateerd.

Art. 5-01-3 In afwijking van het artikel 114 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, mag de begroting van de kapitaalverrichtingen niet-limitatieve kredieten bevatten. Deze worden als zodanig in de tekst van het krediet vermeld. Deze mogelijkheid is beperkt tot de aflossingen en uitkeringen (artikelen 91.11 tot en met 94.11 van de begroting van de Koninklijke Munt van België).

Art. 5-01-4 De Koninklijke Munt van België wordt in 2002 gemachtigd om geldstukken of medailles te schenken, tot een maximumbedrag van 14.873,61 EUR. Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 24 december 2001.

ALBERT Van Koningswege : De Eerste Minister, G. VERHOFSTADT De Minister van Begroting, J. VANDE LANOTTE De Minister van Financiën, D. REYNDERS Met 's Lands zegel gezegeld : Voor de Minister van Justitie, afwezig : De Minister van Financiën, D. REYNDERS Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^