Etaamb.openjustice.be
Wet van 24 februari 2005
gepubliceerd op 09 mei 2005

Wet houdende instemming met de volgende Verdragen : Aanvullende Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Franse Republiek betreffende de gezamenlijke uitvoering van een programma voor de observatie van de aarde, en Bijlage, ondertekend te Parijs op 13 november 1984; Aanvullende Overeenkomst nr. 2 tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Franse Republiek betreffende de gezamenlijke uitvoering van een programma voor de observatie van de aarde, en Bijlage, ondertekend te Parijs op 23 oktober 1991; Aanvullende Overeenkomst nr. 3 tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Franse Republiek betreffende de gezamenlijke uitvoering van een programma voor de observatie van de aarde, en Bijlage, ondertekend te Parijs op 20 december 1994; Aanvullende Overeenkomst nr. 4 tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Franse Republiek betreffende de gezamenlijke uitvoering van een programma voor de observatie van de aarde, en Bijlage, ondertekend te Parijs op 9 januari 1996 (2)

bron
federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking
numac
2005015044
pub.
09/05/2005
prom.
24/02/2005
ELI
eli/wet/2005/02/24/2005015044/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

24 FEBRUARI 2005. - Wet houdende instemming met de volgende Verdragen : Aanvullende Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Franse Republiek betreffende de gezamenlijke uitvoering van een programma voor de observatie van de aarde, en Bijlage, ondertekend te Parijs op 13 november 1984;

Aanvullende Overeenkomst nr. 2 tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Franse Republiek betreffende de gezamenlijke uitvoering van een programma voor de observatie van de aarde, en Bijlage, ondertekend te Parijs op 23 oktober 1991;

Aanvullende Overeenkomst nr. 3 tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Franse Republiek betreffende de gezamenlijke uitvoering van een programma voor de observatie van de aarde, en Bijlage, ondertekend te Parijs op 20 december 1994;

Aanvullende Overeenkomst nr. 4 tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Franse Republiek betreffende de gezamenlijke uitvoering van een programma voor de observatie van de aarde, en Bijlage, ondertekend te Parijs op 9 januari 1996 (1) (2)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2.De Aanvullende Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Franse Republiek betreffende de gezamenlijke uitvoering van een programma voor de observatie van de aarde, en Bijlage, ondertekend te Parijs op 13 november 1984, zullen volkomen gevolg hebben.

Art. 3.De Aanvullende Overeenkomst nr. 2 tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Franse Republiek betreffende de gezamenlijke uitvoering van een programma voor de observatie van de aarde, en Bijlage, ondertekend te Parijs op 23 oktober 1991, zullen volkomen gevolg hebben.

Art. 4.De Aanvullende Overeenkomst nr. 3 tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Franse Republiek betreffende de gezamenlijke uitvoering van een programma voor de observatie van de aarde, en Bijlage, ondertekend te Parijs op 20 december 1994, zullen volkomen gevolg hebben.

Art. 5.De Aanvullende Overeenkomst nr. 4 tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Franse Republiek betreffende de gezamenlijke uitvoering van een programma voor de observatie van de aarde, en Bijlage, ondertekend te Parijs op 9 januari 1996, zullen volkomen gevolg hebben.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 24 februari 2005.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken, K. DE GUCHT De Minister van Wetenschapsbeleid, M. VERWILGHEN Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota's (1) Zitting 2003-2005. Senaat : Parlementaire documenten. - Ontwerp van wet ingediend op 8 december 2003, nr. 3-401/1. - Verslag, nr. 3-401/2.

Parlementaire handelingen. - Bespreking, vergadering van 21 december 2004. - Stemming, vergadering van 21 december 2004. Kamer van volksvertegenwoordigers : Parlementaire documenten. - Tekst overgezonden door de Senaat, nr. 51-1519/1. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd, nr. 51-1519/2.

Parlementaire handelingen. - Bespreking, vergadering van 20 januari 2005. - Stemming, vergadering van 20 januari 2005.(2) Deze aanvullende Overeenkomsten treden in werking op 30 maart 2005. Aanvullende Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Franse Republiek betreffende de gezamenlijke uitvoering van een programma voor de observatie van de aarde De Regering van het Koninkrijk België en De Regering van de Franse Republiek, Uitgaande van de overeenkomst die zij op 20 juni 1979 hebben ondertekend voor de verwezenlijking van een satelliet, hierna genoemd SPOT (Système probatoire d'observation de la terre) in het kader van het Franse nationale programma voor de observatie van de aarde voor vreedzame doeleinden, en in het bijzonder Artikel 12.2 van deze overeenkomst, In overweging nemende de gezamenlijke belangstelling van de Regering van de Franse Republiek en van de Regering van het Koninkrijk België voor de ontwikkeling van de commerciële markt van de SPOT-producten en de bevoegdheden van de SPOT IMAGE Maatschappij op dit gebied, Uitgaande van de deelneming van de Belgische Staat in de maatschappij SPOT IMAGE, zijn overeengekomen als volgt : Artikel 1 De Overeenkomst tussen de Regering van de Franse Republiek en de Regering van het Koninkrijk België betreffende de gezamenlijke uitvoering van een programma voor de observatie van de aarde wordt verlengt voor de werkingsduur van het tweede vluchtmodel van de satelliet (SPOT 2).

De bepalingen van de overeenkomst blijven mutatis mutandis van toepassing voorzover zij niet worden vervangen of gewijzigd door de bepalingen van deze aanvullende overeenkomst.

Artikel 2 2.1. De Regering van het Koninkrijk België stemt ermee in bij te dragen in de financiering van de uitgaven welke voortvloeien uit de verwezenlijking van de SPOT 2 satelliet, binnen de perken van een vaste financiële enveloppe van 140 miljoen Belgische frank op het prijsniveau van 1 juli 1981.

Deze enveloppe omvat : a) de kosten voor de verwezenlijking en inontvangstneming van de elektronische uitrusting van het boordvoedings-deelsysteem (shunt en verbindingsregelaar RSJ en BD verdeeldoos), zijnde 46 miljoen Belgische frank op het prijsniveau van 1 juli 1981, b) een gedeelte van de kosten voor het lanceren en in een baan om de aarde brengen van de satelliet, zijnde 89,5 miljoen Belgische frank op het prijsniveau van 1 juli 1981, wat het percentage vertegenwoordigt van de Belgische bijdrage in het gebruik van het systeem;deze som zal worden verminderd in geval een tweede satelliet samen met SPOT 2 wordt gelanceerd, c) een marge voor onvoorziene omstandigheden van 4,5 miljoen Belgische frank op het prijsniveau van 1 juli 1981. 2.2. De Belgische Regering verbindt zich tot het storten van haar bijdragen overeenkomstig de modaliteiten en het indicatief financieel plan opgenomen in de bijlage bij deze aanvullende Overeenkomst. 2.3. Indien latere modellen van het SPOT-satelliet worden gelanceerd, zullen de modaliteiten inzake de deelneming van België in gemeen overleg worden bepaald.

Artikel 3 Voor de tenuitvoerlegging van artikelen 4 en 6.6 van de overeenkomst van 20 juni 1979, komen de partijen volgende aanvullende bepalingen overeen : 3.1. a) het CNES waarborgt de programmatie van de satellietopnamen op vraag van de Regering van het Koninkrijk België, binnen de perken van 4 % van het aardobservatievermogen dat on- of off-line kan worden doorgestuurd naar ofwel het station van Toulouse ofwel het station van Kiruna, die samen het centraal netwerk van SPOT ontvangstations vormen. Aangezien dit vermogen afhankelijk is van de omvang van het centrale netwerk, zullen de rechten van het Koninkrijk België in het begin van het jaar worden berekend op basis van een prognose. Het verschil dat wordt vastgesteld tussen de werkelijkheid en de prognose, zal in rekening worden gebracht bij de berekening van de rechten van het Koninkrijk België voor het volgende jaar. b) De voorwaarden van deze programmatie zullen jaarlijks worden vastgesteld in gemeen overleg tussen het CNES en de DPWB. 3.2. a) Elke bestelling van gegevens bij SPOT IMAGE of bij haar verdeler in België wordt tegen marktprijzen gefactureerd. b) Wanneer een bestelling vooraf door de DPWB is toegestaan, betaalt het CNES hun voor ieder beeld terug ten belope van een bedrag gelijk aan het verschil tussen de marktprijs en de marginale kostprijs van de informatiedragers en de reproductie (ontvangst, archivering, controle van de opdracht, vóórverwerking, eventuele reproductie en verzending). Deze terugbetalingen zullen gebeuren volgens de in bijlage beschreven modaliteiten. c) Het totaal bedrag van de terugbetalingen voor de SPOT 1 en SPOT 2 gegevens zal het bedrag niet overschrijden van de bijdrage van het Koninkrijk België aan het SPOT 1 en SPOT 2 programma.d) De DPWB verbinden er zich toe een bestelling van SPOT gegevens enkel toe te staan als deze uitgaat van een Belgische gebruiker voor zijn eigen behoeften. 3.3. Het CNES is exclusief eigenaar van de auteursrechten op de SPOT gegevens ongeacht de behandeling van deze gegevens. Zij vormen geen beletsel voor de erkenning van gelijkaardige rechten ten gunste van de DPWB voor de verwezenlijking van afgeleide werkzaamheden of producten.

De exclusieve rechten van het CNES kunnen wat betreft de beelden die het voorwerp uitmaken van een door de DPWB toegestane bestelling evenwel tot geen andere vorm van vergoeding of gebruiksbeperking in België aanleiding geven, dat die welke de bescherming van de rechten van het CNES vereist.

In een overeenkomst tussen SPOT IMAGE en de door de DPWB aangewezen instantie zal in detail de toepassing worden beschreven van de bepalingen van deze aanvullende overeenkomst op de verspreiding van de gegevens.

Artikel 4.- Wijzigingen 4.1. Deze aanvullende overeenkomst kan door de overeenkomstsluitende Partijen worden gewijzigd. De Partij die een wijziging wenst aan te brengen, stelt de andere Partij hiervan schriftelijk in kennis. De wijziging wordt van kracht wanneer elke Partij de andere Partij van haar instemming in kennis heeft gesteld. 4.2. De bijlage maakt integraal deel uit van deze aanvullende overeenkomst en kan in gemeen overleg tussen de overeenkomstsluitende Partijen worden bijgewerkt of gewijzigd, met uitzondering van de financiële verplichtingen van België.

Artikel 5.- Slotbepalingen 5.1. Deze aanvullende overeenkomst treedt in werking op de datum van de uitwisseling van de kennisgevingen waarin wordt vastgesteld dat aan de nationale vereisten voor de inwerkingtreding ervan, is voldaan. 5.2. Deze aanvullende Overeenkomst wordt gesloten voor een periode gelijk aan de werkingsduur van de eerste twee vluchtmodellen SPOT 1 en 2, behoudens vervoegde opzegging in gemeen overleg door de Overeenkomstsluitende Partijen. Ze kan in wederzijde akkoord worden verlengd voor de werkingsduur van de latere vluchtmodellen.

Gedaan te Parijs op 13 november 1984, in twee oorspronkelijke exemplaren in de Nederlandse en de Franse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek.

Voor de Regering van het Koninkrijk België Voor de Regering van de Franse Republiek

Bijlage Financiële bepalingen 1. Financiële verbintenis van Belgische zijde De financiële verbintenis van Belgische zijde dekt : a) het bedrag van de contractuele stortingen gedaan ten gunste van de Belgische industriëlen ter vereffening van de werkzaamheden verricht in het kader van deze aanvullende Overeenkomst, b) de in paragraaf 2 bepaalde bijdrage in de kosten voor de lancering van de satelliet.2. Financiële enveloppe De financiële enveloppe bedraagt 140 miljoen Belgische frank tegen de economische voorwaarden van 1 juli 1981.Zij kan als volgt worden opgesplitst : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 3. Aanpassing wegens veranderde economische omstandigheden Elke in de paragraaf hieronder vermelde jaarlijkse schijf zal worden aangepast aan de economische voorwaarden van 1 juli van het overeenstemmende jaar volgens de volgende prijsherzieningsformules : 3.1. Voor de uitrusting van het voedings-deelsysteem en voor de marge voor onvoorziene omstandigheden : C/Co = 0,10 + 0,90 S/So waarin : C = de herziene Belgische bijdrage Co = de Belgische bijdrage tegen de voorwaarden van 1 juli 1981.

S = de variatie-index van de lonen en de sociale lasten van het Ministerie van Openbare Werken in België voor de Fabrimetal sector op de datum van herziening So = dezelfde index op 1 juli 1981. 3.2. Voor de bijdrage in de lanceringskosten : C = Co (K1 x K2) (K'1 x K'2) (K''1 x K''2)... waarin : C = de herziene Belgische bijdrage Co = de Belgische bijdrage tegen de voorwaarden van 1 juli 1981 K1 (K'1; K''1...) = de jaarlijkse index van de prijzenevolutie op 30 juni berekend in ERE (Europese Rekeneenheid) betreffende de actiiviteiten « ARIANE Operationele fase » die wordt gepubliceerd door de ESA-experten van Wiesbaden, aangepast door de variatie-index van de omrekeningskoersen op de omslag in vreemde valuta.

Waarde 30 juni 1981 tot 30 juni 1982 : K1 = 1,1108 Waarde 30 juni 1982 tot 30 juni 1983 : K1 = 1,0616 K2 (K'2; K''2...) = de jaarlijks index van de schommelingen van de Belgische frank ten opzichte van de Europese Rekeneenheid op 30 juni berekend aan de hand van de omrekeningskoersen van de Belgische frank in ERE die wordt gepubliceerd door het ESA (gemiddelde van de indexcijfers van juni).

Waarde 30 juni 1981 tot 30 juni 1982 : K2 = 1,0910 Waarde 30 juni 1982 tot 30 juni 1983 : K2 = 1,0065 4. Kalender van de betalingen Er kan dus worden van uitgegaan dat op de vervaldagen, bepaald in paragraaf 2, de volgende bedragen zullen moeten worden betaald : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld De stortingen zullen het voorwerp uitmaken van opvragingen die elk jaar door het CNES zullen worden ingediend op : 1 januari van het jaar « n » voor het deel dat overeenstemt met het bedrag van het jaar « n » tegen de economische voorwaarden van 1 juli 1981 en voor het deel dat overeenstemt met het eventueel saldo van de prijsherziening van het jaar « n - 1 ». 1 september van het jaar « n » voor het deel dat overeenstemt met de gedeeltelijke prijsherziening van het bedrag van het jaar « n » die plaatsvindt tussen de datum van het laatst gekende indexcijfer in 1 juli 1981.

De voorgestelde vervaldagen gaan uit van een lancering van SPOT 2 in augustus 1986. Een onregelmatigheid met SPOT 1 vlak na de lancering of bij het in zijn baan brengen zou leiden tot een overdracht van de begroting van 1986 naar 1995. Een normale werking van SPOT gedurende anderhalf jaar zou meebrengen dat de uitgaven naar 1987 worden verschoven.

De vervaldagen zullen ieder jaar vóór 1 april in gemeen overleg tussen beide partijen worden aangepast. 5. Financiële voorschriften Het CNES zal bij een Belgische bankinstelling een rekening openen waarop de gelden zullen worden geplaatst die van de Regering van het Koninkrijk België worden ontvangen, met het oog op de contractuele stortingen ten gunste van de Belgische industriëlen waarvan sprake in paragraaf 1 (a) van deze bijlage. De bedragen die overeenstemmen met de aankoop van componenten met een hoge betrouwbaarheidsgraad zullen rechtstreeks worden vereffend met de Bouwheer van de Satelliet welke deze gratis ter beschikking stelt van de Belgische industriëlen.

De bedragen gevraagd als bijdrage in de lanceringskosten waarvan sprake in paragraaf 1 (b) zullen rechtstreeks aan het CNES worden gestort. 6. Levering van SPOT gegevens aan het Koninkrijk België tegen gunstvoorwaarden Voor de SPOT gegevens waarvan sprake in Artikel 3, paragraaf 2, zal het CNES de DPWB het verschil terugbetalen tussen de marktprijs en de marginale kostprijs van de informatiedragers en de reproductie. In 1985 en 1986 zal het jaarlijks totaal bedrag van die terugbetalingen de vorm aannemen van tegoeden die zullen worden afgetrokken van de geldopvragingen omschreven in paragraaf 4 van deze bijlage.

Aanvullende Overeenkomst nr. 2 tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Franse Republiek betreffende de gezamenlijke uitvoering van een programma voor de observatie van de aarde De Regering van het Koninkrijk België en De Regering van de Franse Republiek, Uitgaande van de Overeenkomst die zij op 20 juni 1979 hebben ondertekend voor de verwezenlijking van een satelliet, hierna genoemd SPOT (Système probatoire d'observation de la terre), in het kader van het Franse nationale programma voor de observatie van de aarde voor vreedzame doeleinden, en in het bijzonder artikel 12.2 van deze overeenkomst.

Uitgaande van de eerste Aanvullende Overeenkomst die zij op 13 november 1984 hebben ondertekend betreffende SPOT 2, en in het bijzonder artikel 5.2 van deze aanvullende Overeenkomst.

In overweging nemende de gezamenlijke belangstelling van de Regering van de Franse Republiek en van de Regering van het Koninkrijk België voor de ontwikkeling van de commerciële markt van de SPOT-producten en de bevoegdheden van de SPOT IMAGE Maatschappij op dit gebied.

Uitgaande van de deelneming van de Belgische Staat in de maatschappij SPOT IMAGE, zijn overeengekomen als volgt : Artikel 1 De Overeenkomst tussen de Regering van de Franse Republiek en de Regering van het Koninkrijk België betreffende de gezamenlijke uitvoering van een programma voor de observatie van de aarde en zijn eerste Aanvullende Overeenkomst worden vluchtmodellen van de satelliet (SPOT 3 en SPOT 4), waarvan de voornaamste kenmerken beschreven worden in bijlage.

De bepalingen van de Overeenkomst en de eerste Aanvullende Overeenkomst blijven mutatis mutandis van toepassing voor bepalingen van deze aanvullende overeenkomst.

Artikel 2 2.1. De Regering van het Koninkrijk België stemt ermee in bij te dragen in de financiering van de uitgaven welke voortvloeien uit de verwezenlijking van de SPOT 3 en SPOT 4 satellieten, binnen de perken van een vaste forfaitaire financiële enveloppe van 270 miljoen Belgische franken.

Deze enveloppe dekt : een deelname aan de kosten voor de werkzaamheden uitgevoerd door Belgische industriëlen, te weten : a) een deelname aan de kosten voor de verwezenlijking en in ontvangstneming van de uitrusting van de primaire elektronica van het boordvoedingsdeelsysteem van SPOT 3 en SPOT 4, b) de kosten van de definitiestudie van de elektronica voor de voeding van de bijkomende nuttige last Vegetatie bestudeerd van SPOT 4, c) de kosten van de studies van het elektronische grondelement van de bijkomende nuttige last Vegetatie bestudeerd voor SPOT 4, d) een deelname aan de realisatie van het 2 Ghz station van Kerguelen voorzien voor SPOT 4, e) een deelname aan de radiometrie-testen van de HRVIR-instrumenten van SPOT 4, - een deelname aan de kosten voor het lanceren en in een baan om de aarde brengen van SPOT 3 en SPOT 4. 2.2. De Regering van het Koninkrijk België verbindt zich tot het storten van haar bijdrage in twee schijven. De eerste schijf, die 80 % van het totaal bedrag omvat zal vereffend worden ten laatste drie maanden na de ondertekening van deze Aanvullende Overeenkomst en het saldo zal vereffend worden ten laatste zes maanden na de ondertekening van deze Aanvullende Overeenkomst.

De stortingen zullen verricht worden op een rekening door het CNES geopend bij een Belgische bankinstelling.

Het CNES zal het vrij gebruik genieten van deze fondsen, ter hoogte van de voorfinanciering aangetoond betreffende de werkzaamheden uitgevoerd door de Belgische industriëlen. 2.3. Indien latere modellen van de SPOT-satelliet worden gelanceerd, zullen de modaliteiten inzake de deelneming van België in gemeen overleg worden bepaald.

Artikel 3 Voor de ten uit uitvoerlegging van de Artikelen 4 en 6.6 van de Overeenkomst van 20 juni 1979, komen de partijen volgende aanvullende bepalingen overeen : 3.1. a) Het CNES waarborgt de programmatie van de satellietopnamen van SPOT 3 en SPOT 4 op vraag van de Regering van het Koninkrijk België, binnen de perken van 1 % van de aardobservatievermogen dat on- of off-line kan worden doorgestuurd naar ofwel het station van Toulouse ofwel het station van Kiruna, die samen het centraal netwerk van SPOT ontvangstations vormen. Aangezien dit vermogen afhankelijk is van de omvang van het centrale netwerk, zullen de rechten van het Koninkrijk België in het begin van het jaar worden berekend op basis van een prognose.

Het verschil dat wordt vastgesteld tussen de werkelijkheid en de prognose, zal in rekening worden gebracht bij de berekening van de rechten van het Koninkrijk België voor het volgende jaar. b) De voorwaarden van deze programmatie zullen jaarlijks worden vastgesteld in gemeen overleg tussen het CNES en de DPWB. 3.2. a) Elke bestelling van gegevens bij SPOT IMAGE of bij haar verdeler in België wordt tegen marktprijzen gefactureerd. b) Wanneer een bestelling vooraf door de DPWB is toegestaan, betaalt het CNES hun voor ieder beeld terug ten belopen van een bedrag gelijk aan het verschil tussen de marktprijs en de marginale kostprijs van de informatiedragers en de reproductie (ontvangst, archivering, controle van de opdracht, vóórverwerking, eventuele reproductie en verzending).c) Het totaal bedrag van de terugbetalingen voor de SPOT 3 en SPOT 4 gegevens zal het bedrag niet overschrijden van de bijdrage van het Koninkrijk België aan de SPOT 3 en SPOT 4-programma's.d) De DPWB verbinden er zich toe een bestelling van SPOT gegevens enkel toe te staan als deze uitgaat van een Belgische gebruiker voor zijn eigen behoeften. 3.3. Het CNES is exclusief eigenaar van de auteursrechten op de SPOT gegevens ongeacht de behandeling van deze gegevens. Zij vormen geen beletsel voor de erkenning van gelijkaardige rechten ten gunste van de DPWB voor de verwezenlijking van afgeleide werkzaamheden of produkten.

De exclusieve rechten van het CNES kunnen wat betreft de beelden die het voorwerp uitmaken van een door de DPWB toegestane bestelling evenwel tot geen andere vorm van vergoeding of gebruiksbeperking in België aanleiding geven, dat die welke de bescherming van de rechten van het CNES vereist.

In een overeenkomst tussen SPOT IMAGE en de door de DPWB aangewezen instantie zal in detail de toepassing worden beschreven van de bepalingen van deze Aanvullende Overeenkomst op de verspreiding van de gegevens.

Artikel 4.- Wijzigingen De bijlage maakt integraal deel uit van deze Aanvullende Overeenkomst.

Deze Aanvullende Overeenkomst en haar bijlage kunnen door de Overeenkomstsluitende Partijen worden gewijzigd. De Partij die een wijziging wenst aan te brengen, stelt de andere Partij hiervan schriftelijk in kennis. De wijziging wordt van kracht wanneer elke Partij de andere Partij van haar instemming in kennis heeft gesteld.

Artikel 5.- Slotbepalingen 5.1. Deze Aanvullende Overeenkomst treedt in werking op de datum van de uitwisseling van de kennisgevingen waarin wordt vastgesteld dat aan de nationale vereisten voor de inwerkingtreding ervan, is voldaan. 5.2. Deze Aanvullende Overeenkomst wordt gesloten voor een periode gelijk aan de werkingsduur van de eerste vier vluchtmodellen SPT 1, 2, 3 en 4, behoudens vervroegde opzegging in gemeen overleg door de overeenkomstsluitende Partijen. Ze kan in wederzijds akkoord worden verlengd voor de werkingsduur van de latere vluchtmodellen.

Gedaan te Parijs op 23 oktober 1991, in twee oorspronkelijke exemplaren in de Nederlandse en de Franse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek.

Bijlage bij de Aanvullende Overeenkomst nr. 2 tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Franse Republiek betreffende de gezamenlijke uitvoering van een programma voor de observatie van de aarde KENMERKEN VAN DE SATELLIETEN SPOT 3 EN SPOT 4 1. Kenmerken van de satelliet SPOT 3 De satelliet SPOT 3 wordt identiek aan de satelliet SPOT 2 uitgevoerd. De levering ervan wordt voorzien in de loop van het eerste semester 1991.

De lancering zou moeten plaatsvinden bij het einde van de levensduur van SPOT 2. 2. Kenmerken van de satelliet SPOT 4 De satelliet SPOT 4, die gebouwd wordt in navolging van de satellieten SPOT 1 tot SPOT3, is van de volgende verbeteringen voorzien : - de levensduur werd op 5 jaar gebracht; - toevoeging van een spectrale band in het midden infrarood 1,6 m die een groter onderscheidingsvermogen heeft wat betreft de verschillende plantensoorten en hun groeiproces; - geschiktheid om « passagiers » aan boord mee te nemen; in het bijzonder is het voorzien een geheel van technologische experimenten en experimenten voor de meting van de ruimtelijke omgeving aan boord mee te nemen. (PASTEC : PAssager Spot TEChnologique) alsook een terminal die een laserstraalverbinding aan hoog debiet (60 Mbits/s) toelaat met een geostationaire satelliet; dit experiment PASTEL (PAssager Spot de TELecommunications Laser) wordt uitgevoerd in samenwerking met het Europees Ruimtevaartagentschap.

De mogelijkheid om een passagier van het type instrument met grote kijkhoek Vegetatie mee te voeren wordt voorbehouden; een definitieve selectie van het gebruik van de aldus aangeboden mogelijkheid zal ten gepaste tijde uitgevoerd worden.

De levering van SPOT 4 is voorzien in de loop van het tweede semester 1994.

De lancering zou moeten plaatsvinden bij het einde van de levensduur van SPOT 3.

Het operationeel ten uitvoer brengen maakt de ontwikkeling noodzakelijk van een nieuw station van he 2 Ghz-netwerk van de CNES. Dit nieuwe station zal geïmplementeerd worden te Kerguelen en moet in dienst genomen worden in de loop van 1993.

Aanvullende Overeenkomst nr. 3 tussen de Regering van de Franse Republiek en de Regering van het Koninkrijk België betreffende de gezamenlijke uitvoering van een programma voor de observatie van de aarde De Regering van de Franse Republiek, en De Regering van het Koninkrijk België Uitgaande van de overeenkomst die zij op 20 juni 1979 hebben ondertekend voor de verwezenlijking van de satelliet SPOT en de aanvullende overeenkomsten nrs. 1 en 2 (betreffende SPOT 2, 3 en 4), In overweging nemende de gezamenlijke belangstelling van de Regering van de Franse Republiek en van de Regering van het Koninkrijk België voor de verwezenlijking van het programma Vegetatie en het gebruik van de gegevens ervan, In overweging nemende de samenwerking in het kader van dat programma tussen de Europese Gemeenschap, Italië, Zweden, België en Frankrijk, samenwerking die gestalte kreeg bij het ondertekenen van een overeenkomst hierna te noemen samenwerkingsovereenkomst Vegetatie tussen de verschillende partners, te weten de ASI (Italië), de SNSB (Zweden), de DWTC (België), het CNES (Frankrijk) en de Europese Commissie, op 25 mei 1994.

Uitgaande van de brief van 23 maart 1994 van de Secretaris-generaal van de DWTC aan de Directeur-generaal van het CNES en het antwoord van 19 mei 1994 van de Directeur-generaal van het CNES op die brief, zijn overeengekomen als volgt : Artikel 1 De overeenkomst tussen de Regering van de Franse Republiek en de Regering van het Koninkrijk België betreffende de gezamenlijke uitvoering van een programma voor de observatie van de aarde en zijn aanvullende overeenkomsten 1 en 2 worden uitgebreid naar de uitvoering van het programma Vegetatie waarvan de voornaamste kenmerken worden beschreven in bijlage.

De bepalingen van de overeenkomst en haar Aanvullende Oovereenkomsten 1 en 2 blijven van toepassing voorzover zij niet worden vervangen of gewijzigd door de bepalingen van deze aanvullende overeenkomst betreffende het programma Vegetatie en met inachtneming van de in de samenwerkingsovereenkomst Vegetatie vastgelegde principes.

Artikel 2.- Verplichtingen van België en Frankrijk De Regering van het Koninkrijk België stemt ermee in bij te dragen in de financiering van de uitgaven welke voortvloeien uit de verwezenlijking van het programma Vegetatie (met name nuttige lading en bijhorende grondinstallaties) voor een bedrag ten belopen van 500 miljoen Belgische frank (vijfhonderd miljoen), op de economische voorwaarden van juni 1993. Dat bedrag omvat noch de herzieningen van de bijhorende prijzen, noch de risico's die werden geïdentificeerd in de samenwerkingsovereenkomst Vegetatie.

Die enveloppe dekt een deelname in de kosten van de werkzaamheden die worden uitgevoerd door het Belgische bedrijfsleven, conform de tabellen van de bijlage bij deze aanvullende overeenkomst, te weten : - elektronische omzetter van het instrument en schakelkast, - vluchtsoftware, - elektrische, mechanische en optische grondelementen, - vacuümtests van de modellen van nuttige lading, - programmeringcentrum, - beeldverwerkings- en beeldkwaliteitcentra, - station voor beeldontvangst.

Andere werkzaamheden van wetenschappelijke, technische en industriële aard zoals bij voorbeeld meehelpen bij het voorbereiden van de gebruikers op het exploiteren van de Vegetatiegegevens en bij het voorbereiden van de operaties van het systeem Vegetatie tot de inontvangstneming tijdens de vlucht worden in België verricht.

Het totaalbedrag van de werkzaamheden en diensten in België wordt geraamd op 800 miljoen frank, op de economische voorwaarden van juni 1993, technische risico's en prijsherzieningen niet inbegrepen.

De wijze van storting van de bijdrage van de Regering van het Koninkrijk België wordt vastgesteld in de bovenvermelde samenwerkingsovereenkomst Vegetatie.

De storingen voor de door het Belgische bedrijfsleven opgezette werkzaamheden en diensten worden verricht op een door het CNES bij een Belgische bakinstelling geopende rekening.

Het CNES geniet het vrij gebruik van die fondsen ter hoogte van de financiering ten gunste van het Belgische bedrijfsleven, in het kader van het programma Vegetatie.

Artikel 3.- Latere modellen Indien latere modellen van de nuttige lading Vegetatie worden ontwikkeld en er zich ontwikkelingen voordoen op het gebied van de grondinstallaties, worden de regels voor de Belgische deelname en de eventuele bijbehorende werkzaamheden die zijn toevertrouwd aan het Belgische bedrijfsleven bepaald in gemeen overleg in het licht van de programmacontext.

Ingeval immers een multilaterale structuur in aanmerking wordt genomen waarbij de partners van het programma opnieuw mee moeten financieren, zal het CNES een industriële structuur steunen die samenhangt met die welke werd vastgelegd in het kader van de eerste generatie, onder voorbehoud van een geschikte Belgische financiering.

Ingeval een operationele entiteit alle uitgaven voor vernieuwing financiert en het CNES als opdrachtgever wordt aangewezen, zal het CNES eveneens die industriële structuur steunen.

Artikel 4.- Intellectuele eigendomsrechten Binnen het bijzondere kader van de samenwerkingsovereenkomst Vegetatie, en met inachtneming van de princiepen van deze overeenkomst, met betrekking tot de ontwikkeling van het eerste model van de nuttige lading Vegetatie en van het bijhorende grondsegment, worden de regels met betrekking tot het intellectuele eigendomrecht bepaald aan de hand van de overeenkomsten die de CNES met de Belgische industrie sluit. Deze regels worden bepaald in samenwerking met de DWTC.

Artikel 5.- Wijzigingen De bijlage maakt integraal deel uit van deze aanvullende overeenkomst.

Deze aanvullende overeenkomst en haar bijlage kunnen door de overeenkomstsluitende partijen worden gewijzigd, met inachtneming van de in samenwerkingsovereenkomst Vegetatie vastgestelde principes. De Partij die een wijziging wenst aan te brengen stelt de andere Partij hiervan schriftelijk in kennis. De wijziging wordt van kracht wanneer elke Partij de andere Partij van haar instemming schriftelijk in kennis heeft gesteld.

Artikel 6.- Duur 6.1. Deze aanvullende overeenkomst treedt in werking op de datum van de uitwisseling van de kennisgeving waarin wordt vastgesteld dat aan de nodige nationale vereisten is voldaan voor de inwerkingtreding ervan. 6.2. Deze aanvullende overeenkomst wordt gesloten voor een periode die de fase bestrijkt voor de ontwikkeling, de kwalificatie en de inontvangstneming tijdens de vlucht van de nuttige lading Vegetatie en van de bijhorende grondinstallaties; die periode loopt af uiterlijk twee jaar na de lanceringdatum van SPOT 4, behoudens vervroegde opzegging in gemeen overleg door de overeenkomstsluitende partijen.

Voor de regelingen met betrekking tot de exploitatiefase zal tussen de twee partijen correspondentie worden gevoerd. Een vervroegde opzegging is slechts mogelijk indien de in de samenwerkingsovereenkomst Vegetatie vastgestelde principes worden nageleefd. Deze aanvullende overeenkomst kan in wederzijds akkoord worden verlengd voor de latere modellen.

Gedaan te Parijs, op 20 december 1994 in twee oorspronkelijke exemplaren in de Nederlandse en de Franse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek.

Bijlage bij Aanvullende Overeenkomst nr 3 VEGETATIE AAN BOORD VAN SPOT 4 :BESCHRIJVING VAN HET PROGRAMMA I. INLEIDING Het programma « Vegetatie » heeft als doel precieze en operationele metingen te leveren van de eenvoudige kenmerken van de vegetatieve bedekking : - hetzij voor wetenschappelijke studies waarbij zowel experimenten op regionaal en planetair vlak worden verricht over lange tijdsperiodes (bijvoorbeeld de ontwikkeling van modellen over de dynamiek van de biosfeer in wisselwerking met klimaatmodellen), - hetzij voor systemen voor het toezicht op de belangrijke vegetatieproducties, te weten gewassen, weilanden en bossen.

Doel van het systeem « Vegetatie », dat samengesteld is uit een instrument aan boord van een satelliet en de bijbehorende grondinstallaties, is op lange termijn eenvoudige metingen te verschaffen die zijn afgestemd op de studies over de biosfeer. De integratiefuncties op verschillende ruimteschalen komen tot stand dankzij een combinatie met de voornaamste SPOT-instrumenten (HRVIR).

Hierdoor kan een hoge ruimteresolutie voor de gedetailleerde modelleringactiviteiten of monsternemingsmethoden op verscheidene niveaus worden verkregen. De gegevens kunnen ter beschikking worden gesteld van verschillende typen van gebruikers, dank zij de gecentraliseerde ontvangst en archivering van alle gegevens, waarbij ook wordt toegezien op de kwaliteit. De lanceringdatum (1997) en de levensduur van het systeem (zowat 5 jaar) werden bepaald in het vooruitzicht van het systematisch en uitgebreid toepassen van al bestaande methoden of methoden die in de loop van de vijf komende jaren zullen worden ontwikkeld.

Het is duidelijk dat voornoemd systeem voordeel zal halen uit gedetailleerde specifieke studies die in het kader van andere systemen werden verricht over de kenmerken van de teledetectiemetingen of over de relatie ervan met de oppervlakte- of procesparameters. In het licht van de ontwikkeling van de specifieke taken tijdens de missie mag worden verwacht dat de resultaten van dergelijke studies in aanmerking zullen moeten worden genomen om de staat en de dynamiek van de biosfeer beter te kunnen karakteriseren.

II. DOELSTELLINGEN VAN DE MISSIE In de specificaties VG-SM-O-10-CN en VG-SM-O-20-CN (Ref. 5 en 6) staat beschreven aan welke vereisten de missie en de beelden van de producten moeten beantwoorden die de Groep voor het concipiëren van het systeem Vegetatie in aanmerking moet nemen. In de volgende paragrafen worden die vereisten gesynthetiseerd.

Alle doelstellingen van de missie Vegetatie worden beschreven in Ref. 1. Hierna worden drie typetoepassingen in het kort uiteengezet : - cartografie van de oppervlakteparameters : het betreft de belangrijkste toepassing die hoofdzakelijk nodig is voor klimaat- en meteorologische studies waarin de grensvoorwaarden moeten worden bepaald, bij voorbeeld voor de algemene circulatiemodellen of voor de prognosemodellen.Factoren zoals de oneffenheid van het oppervlak, de albedo, de stroom van voelbare en latente warmte zijn belangrijke variabelen voor die modellen en kunnen worden vastgelegd uitgaande van een « simpele » identificatie van de bodembedekking. De seizoengebonden schommelingen ervan en die op lange termijn hangen samen met de dynamiek van de vegetatie en het vermogen om de fysische kenmerken van de bodembedekking te identificeren is van essentieel belang om die variabelen op precieze wijze vast te leggen. De in de modellen van planeetcirculatie gedefinieerde schalen en de prognosemodellen (doorgaans van een grootteklasse van 100 km) maken het noodzakelijk dat de bodembedekking en de variabiliteit ervan worden bepaald over een proefzone van ongeveer 8 à 10 km (ref. 4) : de nodige basisruimteresolutie voor het identificeren van de bodembedekking en de variabiliteit ervan bedraagt 1 km. De vereisten van het IGBP-programma maken de invoerring noodzakelijk van elementaire zones (blokken van ongeveer 10 x 10 km2) waarop de radiometrische eigenschappen moeten worden gespecificeerd om een preciezere analyse te verkrijgen dat op grotere blokken (zones van ongeveer 1 000 x 1 000 km2 bij voorbeeld); - landbouwproductie, weilanden en bossen : sinds het begin van het tijdperk van de teledetectie per satelliet van de continentale oppervlakten (1972), werden belangrijke projecten op stapel gezet (met name LACIE, AGRISTARS voor USDA, MARS voor EU, TREES voor JRC/ESA...) om methoden en strategieën te ontwikkelen voor het gebruik van teledetectiegegevens, hetzij voor de kartering van de bodembedekking in ecosystemen waar de druk van de mens groot is of in natuurlijke ecosystemen, hetzij om het productiepotentieel te ramen. Die projecten hadden als specifiek doel de ontwikkeling van de productie vast te leggen. In het kader van het beheer van de oogsten in exporterende landbouwlanden, zou die doelstelling moeten worden afgestemd op het toezicht op de middelen in weilanden en op de afhankelijkheid ervan ten opzichte van ontwikkelingen op meteorologisch vlak, op de inschatting van de algemene mogelijke weerslag van de ontbossing en, meer in het algemeen, op de informatiebehoeften die verband houden met oriëntaties en beslissingen op politiek of maatschappelijk vlak. Om specifieke kenmerken af te leiden voor het vegetatiesysteem moet een referentiemodel worden gebruikt, te weten het project MARS (ref. 2), inzonderheid gelet op de structuur van het project zelf die steunt op aanvullende methoden waarbij een beroep wordt gedaan op terreinopmetingen, op een hoge ruimtelijke resolutie (gegevens SPOT en Landsat/TM) alsook op frequente observaties (NOAA/AVHRR) en op klassieke agrometeorologische modellen; - toezicht op en modellering van de mechanismen van de aardse biosfeer : de bijdragen van de continentale biosfeer tot de biogeochemische (uitwisselingen van koolstof en andere spoorgassen) en tot de water- en energie-uitwisselingen is een van de doelstellingen van de ontwikkeling van algemene modellen. De interactie met de menselijke activiteiten is ook een van de belangrijke te bestuderen punten, want het effect van de menselijke druk op de biosfeer kan een van de middelen vormen waarmee de mens, op lange termijn, invloed heeft op het klimaat. De processen van de biosfeer en van de vaststelling van de kenmerken van de bodembedekking vormen de basis van de kwantificering : de variabelen van de bodembedekking alsook van de dynamiek van die variabelen moeten noodzakelijkerwijs het voorwerp zijn van ramingen om het probleem goed te kunnen begrijpen. Vervolgens wordt overgegaan op de modellering ervan. De prognose van de gevolgen van de klimaatveranderingen op de biosfeer en de interacties van de biosfeer met het klimaat in het licht van natuurlijke factoren of van de menselijke druk is slechts af te leiden uit de kwantificering en de formalisering van de mechanismen die de werking regelen van de gewasbedekking en de ecosystemen. Het is nodig reeksen van modellen op verschillende schalen tot stand te brengen en te verbinden, gaande van terreinopnemingen en het definiëren van parameters en lokale modellen tot een regionale of planetaire dynamiek en interactiemodellen. De teledetectie van gewassen, zoals hierboven beschreven, is een uniek instrument voor die ontwikkelingen, op voorwaarde dat de specifieke kenmerken van de systemen zijn aangepast aan de specifieke behoeften van iedereen.

III. KENMERKEN VAN HET SYSTEEM Gelet op de door het internationaal comité van gebruikers besproken en voorgestelde specifieke kenmerken (zie ref. 5 en 6), is het mogelijk de kenmerken van het instrument Vegetatie en van het systeem aan boord als volgt samen te vatten : III.1. Radiometrische specificaties Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Radiometrische resolutie (NE ?Op) Rood0,001 tot reflecties van de 0,10 Lineaire stijging tot 0,003 voor reflecties van 0,5 NIR, GIR 0,003 voor het volledige vlak Blauw 0,003 voor het volledige vlak Interne coherentie van het beeld : in een volledig beeld, voor een NE?Op van 0,005 voor elke reflectiewaarde Precisering van de ijking : Tussen de banden en multitemporeel : beter dan 3 % (doel) Absoluut : beter dan 5 % (doel) III.2. Geometrische specificaties Ruimteresolutie : in beide richtingen, 1,15 km tot het nadir, minimum variaties voor de boordobservaties gelet op het gebruik van detectoren CCD. Gezichtsveld : observatiehoek : maximum ongeveer 50,5 (strooksgewijze detectie van 2 200 km).

Geometrische precisering : Lokale distorsie :minder dan 0,3 pixel, Lokalisatieprecisering : hoger dan 1 000 m (gewenst), 2 000 m (gespecificeerd) Multispectrale superpositie : duidelijk hoger dan 0,3 pixel Ruimtebedekking : dagelijks wordt ongeveer 90 % van de equatoriale gebieden opgemeten, de resterende 10 % de dag nadien. Voor breedtegraden hoger dan 35 (noord en zuid), wordt ten minste een maal per dag alle gebieden bereikt, terwijl verschillende metingen worden geleverd op eenzelfde dag met verschillende observatiegeometrie. De precisiespecificaties gegeven in III.1 en III.2 moeten worden bereikt zodra de zenithoek lager is dan 60.

III.3. Werkingsspecificaties Beeldtransmissie : alle spectrale banden met volledige ruimteresolutie worden opgeslagen aan boord in een geheugen in vaste toestand (capaciteit van 2,2 Gbits), wat het mogelijk maakt één enkel ontvangstation te gebruiken waarnaar de gegevens in band X worden doorgestuurd. Alle spectrale banden worden eveneens doorgestuurd in band L, voor de lokale ontvangststations die in brede zin compatibel zijn met de bestaande ontvangststations NOAA/AVHRR HRPT. III.4. Technische beschrijving van de nuttige lading De nuttige lading Vegetatie is van het begin af ontworpen om tegemoet te komen aan de systeembeperkingen die een totale compatibiliteit garanderen met de satelliet SPOT. Het is mogelijk geweest de interface tussen de nuttige lading en de gastsatelliet te vereenvoudigen door een zo zelfstandig mogelijke nuttige lading te ontwerpen. Het systeem Vegetatie is volledig autonoom wat de volgende aspecten betreft : - telemeting in de banden X en L, - registratie en opslag van beelden en aanvullende gegevens, - onderhoud (met inbegrip van programmering en toezicht).

Het systeem is zo ontworpen dat het een nominale betrouwbaarheid van 0,8 over 4 jaar biedt. De berekende levensduur is compatibel met een algemene verwachte levensduur van 5 jaar. Het systeem omvat vier belangrijke onderdelen : - de beeldvormende sensor bestaande uit een elektronische pushbroomscanner, de overeenstemmende elektronica en een subsysteem voor het ijken, - een subsysteem voor beeldverwerking dat de pixels agglomereert en de afstandsmetinggegevens, - een subsysteem aan boord voor het beheer van de dialoog bus Spot 4/Vegetatie en de controle van al het Vegetatie-instrumentarium, met inbegrip van het registreerapparaat (vast geheugen van 2,2 Gbits), - een subsysteem voor afstandsmeting in dalende verbinding in de banden X en L. III.5. Definitie van de producten De producten worden gedefinieerd door het internationaal comité van de gebruikers. Zij moeten zijn aangepast aan de specifieke hiervoor beschreven opdrachten en zo nauw mogelijk aansluiten op de behoeften van de bestaande projecten. Er kunnen twee algemene categorieën van gebruikers worden geïdentificeerd : - onderzoekgroepen die methoden ontwikkelen om de Vegetatie-gegevens of wetenschappelijke studies over de biosfeer te ontwikkelen : zij beschikken doorgaans over een studiesite (ongeveer 500 x 500 km2) en hebben reeksen van lange duur nodig (een jaar van dagelijkse of wekelijkse gegevens), - projecten op basis van het gebruik van de Vegetatie-gegevens alsook andere gegevenssets, waarvoor gedurende lange periodes gegevens moeten kunnen worden geleverd om vergelijkingen te maken of voor historische studies (een continent per dag). MARS, TREES en IGBP enz. zijn soortgelijke projecten.

De algemene kenmerken van de projecten zijn nu gedefinieerd alsook de algemene organisatie op de verschillende niveaus (tabel 1).

Niveau 1 stemt overeen met de niet-verbeterde gegevens, behalve de fouten aan het systeem : slechte superpositie van de verschillende spectraalbanden, ijking van alle detectoren langsheen de detectorstaafjes voor iedere spectraalband. De precisering hierna zijn van toepassing op dat gegevensniveau. Die gegevens gaan samen met aantekeningen waarin alle informatie staat vermeld om in een later stadium de fouten te verbeteren die geen verband houden met het systeem, te weten de geometrische parameters waarbij rekening wordt gehouden met de stand en de positie in een baan, de atmosferische standaardverbeteringen die in Ref. 3 worden voorgesteld.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Niveau 2 stemt overeen met de gegevens van niveau 1 die werden verbeterd aan de hand van de aantekeningen waarmee de gegevens van niveau 1 werden voorzien. Verscheidene mogelijke geometrische projecties zullen worden voorgesteld. Tot dat stadium zullen de voor de gebruikers toegankelijke producten geselecteerd worden in het kader van een baantraject.

De gegevens van niveau 3 zijn hoogstwaarschijnlijk de gegevens die vaak operationeel zullen worden gebruikt : zij stemmen overeen met de gegevens van niveau 1 die verbeterd werden aan de hand van aantekeningen en waarvoor een reeks synthesen worden geleverd : - een dagelijkse synthese door middel van alle beschikbare metingen op een dag voor een specifieke plaats, - een tijdsgebonden synthese (misschien een periode tussen 5 en 10 dagen) op basis van de selectie van de « beste » meting van de gehele periode. Die keuze kan plaatsvinden naargelang van de maximale waarde van de genormaliseerde gewasindex. Die methode wordt nu doorgaans aanvaard, ondanks het identificeren van talrijke problemen die verband houden met die selectie.

De veranderende behoeften van de gebruikers en de validatie van nieuwe algoritmen vereisen een procedure waarbij het verwerkingssysteem dagelijks wordt bijgewerkt. Met die procedure moet het inpassen van nieuwe methoden voor de verbetering, synthese enz. van gegevens zodra de gebruikersgemeenschap ze zal hebben goedgekeurd.

De gebruikers zullen een ondersteuning krijgen om hun het gebruik van de Vegetatiegegevens te vergemakkelijken. Een catalogus waarmee de kwaliteit van de gegevens (bewolking) kan worden nagegaan zal beschikbaar zijn dankzij telecommunicatielijnen en de gewone netwerken. Gevalideerde softwaremodellen zullen overal beschikbaar gesteld worden voor courante operaties inzake gegevensverwerking en standaardcorrecties.

IV. Grondinstallaties voor Vegetatie De grondinstallaties voor Vegetatie bestaan uit twee delen : - de grondinstallatie voor de missie en de controle in het kader van Spot 4, - de grondinstallatie voor beeldverwerking.

IV.1. Grondinstallatie voor de missie en de controle De hoofdopdracht is de nuttige lading Vegetatie te controleren en te programmeren door middel van respectievelijk telemeting voor onderhoud in dalende verbinding en de afstandsbesturing in stijgende verbinding met Spot 4.

Het centrum zal worden geïnstalleerd op dezelfde plaats als het controle- en missiecentrum van Spot 4.

IV.2. Grondinstallatie voor beeldverwerking Hier kunnen vijf hoofdfuncties worden onderscheiden (GBV) : Eerste functie (F1) : Verwerving en registratie van de telemeting De beeldvormende afstandsmetingen in mondiale mode die zichtbaar werden overgedragen van het in Kiruna gelegen hoofdstation, moeten worden verworven en vervolgens omgevormd in numerieke gegevens en geregistreerd op een standaarddrager. De geproduceerde gegevens stemmen overeen met het niveau 0.

Hetzelfde geldt voor de telemetinggegevens die in de regionale mode werden verworven op een op Toulouse gerichte zone om toezicht te houden op de beeldkwaliteit van het instrument Vegetatie (te bevestigen).

Tweede functie (F2) : Archivering en verwerking van eerste niveau Voor alle gegevens Vegetatie die in de mondiale mode werden verworven worden systematisch de volgende operaties verricht : - permanente archivering van de gegevens van niveau 1, - systematische verwerking van niveau 1 per opnamesegment, - tijdelijke archivering van de gegevens van niveau 1 (te bepalen duur).

Derde functie (F3) : Genereren van producten van niveau 3 Systematische verwerking (F3b) De GBV verzorgt systematisch de volgende functies : - mondiale synthese van niveau 3 per opnamedag, - mondiale synthese van niveau 3 van de verkregen gegevens gedurende 7 opnamedagen (AC), - permanente archivering van die producten van niveau 3.

Verwerking op aanvraag (F3b) Op specifieke aanvraag van de gebruikers verricht de GBV de volgende opdrachten : - de producten van niveau 1 halen uit de archieven (of het gevraagde product regenereren), - het genereren van producten van niveau 2, - producten van niveau 3 halen uit de archieven (en specifieke producten van niveau 3 AC kunnen creëren).

Vierde functie (F4) : Interface met de gebruikers en gegevensdistributie De GBV moet : - de gebruikers in staat stellen de gegevensarchieven van Vegetatie lokaal of vanop afstand te raadplegen, volgens een aantal criteria zoals de geografische zone, een opnameperiode, het bestaan van HRVIR-gegevens (in dat geval is een verbinding nodig met de gegevenscatalogus HRVIR tot SPOT IMAGE), - de uitzonderlijke aanvragen in aanmerking nemen voor het programmeren van instrumenten voor de zones die niet worden bestreken door de systematische programmering, - de gebruikers de mogelijkheid bieden Vegetatieproducten van niveau 1, 2 of 3 te bestellen, in het licht van bepaalde criteria zoals de geografische zone, de opnameperiode, de cartografische productie (voor de niveaus 2 en 3), enz, - de producten nakijken en verdelen overeenkomstig de bestellingen van de gebruikers, - erop toezien dat de systeemparameters betreffende de grondverwerking worden verstrekt aan de -rechtstreekse ontvangststations en de externe verwerkingscentra, - de interface verzorgen met SPOT IMAGE voor het uitwisselen van gegevens waardoor gecombineerde producten Vegetatie/HRVIR kunnen worden geleverd; - op verzoek van de gebruikers softwareproducten leveren waardoor beeldproducten kunnen worden gebruikt (software voor het lezen van producten, software voor het verbeteren van beelden enz. te bevestigen).

Vijfde functie : Toezicht op de controle van de beeldkwaliteit De GBV moet : - de systeemparameters definiëren die nodig zijn voor de grondverwerking, - de operationele controle uitvoeren van de ketens satellietbeelden/grond, met inbegrip gedurende de keuringsperiode van de nuttige lading tijdens de vlucht, - de ijking tussen de instrumenten (HRVIR/Vegetatie) tot stand brengen, in het bijzonder wat de afstandsmeting en de radiometrische ijking betreft.

V. Basisdocumenten 1. Achard F., JP. Malingreau, T. Phulpin, G. Saint, B. Saugier, B. Seguin, D. Vidal-Madjar (1992), « A mission for global monitoring of the continental biosphere » 2. Seguin B., Fischer A. (1992), « Développement des actions visant à approfondir les possibilités d'application opérationnelle des satellites NOAA-AVHRR au suivi agroclimatique des cultures à l'échelle de la CEE » Contrat INRA-CCR n 4223-9D-12 ED ISP F 04/92 3. IGBP-DIS (1992), « Improved Global Data for Land Applications », IGBP report n 20.4. IGBP-DIS (1992), « Requirements for terrestrial biospheric data for IGBP Core Projects », Toulouse Workshop June 17-19 1991.IGBP-DIS Working Paper n 2 June 1992. 5. Saint G.(1993), « Vegetation onboard SPOT 4 : Mission specifications », LERTS/GS 93/168, VG-SM-0-10-CN. 6. Saint G.1993), « Vegetation onboard SPOT 4 : Products specifications », LERTS/GS 93/047, VG-SM-0-20-CN. Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld INDUSTRIEEL BELEID Tabel 2 : Grondinstallaties (te consolideren na de studies in het kader van fase A) Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

INDUSTRIEEL BELEID Tabel 3 : Ontwikkelingselementen van het systeem Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Aanvullende Overeenkomst nr. 4 tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Franse Republiek betreffende de gezamenlijke uitvoering van een programma voor de observatie van de aarde De Regering van het Koninkrijk België en De Regering van de Franse Republiek Uitgaande van de Overeenkomst die zij op 20 juni 1979 hebben ondertekend voor de verwezenlijking van een satelliet, hierna te noemen SPOT (Système probatoire d'observation de la terre), in het kader van het Franse nationale programma voor de observatie van de aarde voor vreedzame doeleinden, en in het bijzonder van artikel 12.2 van deze Overeenkomst, Uitgaande van de eerste Aanvullende Overeenkomst die zij op 13 november 1984 hebben ondertekend betreffende SPOT 2 en in het bijzonder van artikel 5.2 van deze Aanvullende overeenkomst, Uitgaande van de tweede Aanvullende Overeenkomst die zij op 23 oktober 1991 hebben ondertekend betreffende SPOT 3 en 4, Uitgaande van de derde Aanvullende Overeenkomst die zij op 20 december 1994 hebben ondertekend betreffende het Vegetatie-instrument aan boord van SPOT en de bijhorende grondinstallaties, In overweging nemende de gezamenlijke belangstelling van het Koninkrijk België en van de Regering van de Franse Republiek voor de ontwikkeling van de commerciële markt van de SPOT-producten en de bevoegdheden van de SPOT IMAGE Maatschappij op dit gebied, Uitgaande van het belang van de Belgische Staat in de SPOT IMAGE Maatschappij, zijn overeengekomen als volgt : Artikel 1 De Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Franse Republiek betreffende de gezamenlijke uitvoering van een programma voor de observatie van de aarde wordt verlengd voor de ontwikkelings- en operationele werkingsduur van de vijfde en zesde vluchtmodellen van de satelliet (SPOT 5A en SPOT 5B), waarvan de karakteristieken beschreven worden in Bijlage 1.

De bepalingen van de Overeenkomst blijven mutatis mutandis van toepassing voorzover zij niet worden vervangen of gewijzigd door de bepalingen van deze Aanvullende Overeenkomst.

De Regering van het Koninkrijk België vertrouwt de uitvoering van deze Aanvullende overeenkomst toe aan de Federale Diensten voor Wetenschappelijke, Technische en Culturele Aangelegenheden, hierna te noemen de DWTC (vroeger de DPWB).

De Regering van de Franse Republiek vertrouwt de uitvoering van deze Aanvullende Overeenkomst toe aan het « Centre national d'études spatiales », hierna te noemen het CNES. Artikel 2 2.1. Inhoud De Regering van het Koninkrijk België stemt ermee in bij te dragen aan de financiering van de uitgaven die voortvloeien uit de verwezenlijking en de lancering van de satellieten SPOT 5A en SPOT 5B. Deze bijdrage dekt : 2.1.1. De betaling van de medewerking van Belgische industriëlen aan de volgende werkzaamheden : - elektronische uitrusting van het boordvoedingssubsysteem (Shunt en Junction Regulator-SJR- en Distribution Box-DB-), met inbegrip van de discrete high fidelity componenten en de bijhorende simulatievoorzieningen, - mechanische opbouw voor het telemetingenvak van de nuttige lading, - tests van het instrument voor High Geometric Resolution opnamen, - programmatuur aan boord, - elektrische grondtestapparatuur en bijhorende programmatuur, - ontvangststation van satellietbeelden, - controlecentrum en programmeringscentrum, - beeldgronduitrusting, - alle andere eventuele werkzaamheden, in het kader van het programma voor aardobservatiesatellieten van het CNES, die het voorwerp zijn geweest van een voorafgaande goedkeuring van het CNES en de DWTC. Deze medewerkingen stemmen overeen met de Belgische strategische oriëntaties op het vlak van het industriële ruimtevaartbeleid. Zij kunnen niet door het CNES en de DWTC worden gewijzigd zonder de voorafgaande toestemming van de andere partij. 2.1.2. 4 % van het gedeelte van de kosten voor het lanceren en het in een juiste baan brengen van de satellieten SPOT 5A en SPOT 5B, dat in rekening zal worden gebracht van de programma's SPOT 5A en SPOT 5B. 2.1.3. Een marge voor technische risico's beperkt tot 10 % van het bedrag van de kosten verbonden aan de werkzaamheden bedoeld in paragraaf 2.1.1 om, in voorkomend geval, de extra-uitgaven te dekken ten gevolge van technische verwikkelingen. 2.2. Financiële bepalingen De financiële bepalingen met betrekking tot de uitvoering van artikel 2.1 zijn opgenomen in Bijlage 2 bij deze Aanvullende overeenkomst. 2.3. Latere modellen Indien latere modellen of modellen afgeleid van de satellieten SPOT 5A en SPOT 5B worden gelanceerd, zal de wijze van deelneming van België in gemeen overleg worden bepaald. 2.4. Nuttige lading Vegetatie De satellieten SPOT 5A en SPOT 5B zijn ontworpen om de nuttige lading Vegetatie mee aan boord te kunnen nemen (cf. Bijlage 1).

Artikel 3 Voor de tenuitvoerlegging van de Artikelen 4 en 6.6 van de Overeenkomst van 20 juni 1979, komen de Partijen de volgende aanvullende wijzigingen en bepalingen overeen, met dien verstande dat de termen erkende Programmeringsaanvraag, erkend gebruik, scènes, erkende scènes, afgeleide producten worden bepaald in Bijlage 3. 3.1. Het CNES waarborgt de programmering van de opnamen van de satellieten SPOT 5A en SPOT 5B op verzoek van de Regering van het Koninkrijk België binnen 4 % van de werkingstijd van de satellieten.

Deze gewaarborgde werkingstijd wordt omschreven als de som van de werkingstijd waarover het CNES of een door het CNES aangewezen entiteit beschikken gedurende welke de satellieten de opnamen on line of off line doorsturen naar ofwel het station van Toulouse ofwel het station van Kiruna, die samen het centraal netwerk van SPOT-ontvangststations vormen. Deze gewaarborgde werkingstijd zal worden berekend aan het begin van het jaar en worden uitgedrukt op basis van kwartaalprognoses.

De erkende programmeringsaanvragen toegestaan door de DWTC en/of de door de DWTC aangewezen entiteiten zullen, ongeacht hun prioriteitsgraad, gratis ingewilligd worden binnen de gewaarborgde werkingstijd, op voorwaarde dat de tijd die besteed wordt aan de prioritaire aanvragen niet meer dan 10% in beslag neemt van de gewaarborgde werkingstijd. Binnen deze 10% waarborgt het CNES de uitvoering van de programmering, op verzoek van de DWTC, van een jaarlijkse beeldbedekking van het Belgische grondgebied.

De erkende programmeringsaanvragen toegestaan door de DTWC en/of de door de DWTC aangewezen entiteiten zullen ingewilligd worden met inachtneming van de vroegere prioritaire programmeringen zowel van derden als van de DWTC en/of van de door de DWTC aangewezen entiteiten.

Er wordt overeengekomen dat het prioritair programmeringsrecht uitgeoefend moet worden door de DWTC en/of de door de DWTC aangewezen entiteiten om te voorkomen dat het CNES en/of een door het CNES aangewezen entiteit niet meer in de gelegenheid verkeert beelden over een gegeven gebied te programmeren en te verwerven.

Indien zich een dergelijke situatie voordoet, zullen het CNES en/of een door het CNES aangewezen entiteit en de DWTC en/of de door de DWTC aangewezen entiteiten bijeenkomen om het probleem op te lossen met inachtneming van hun wederzijdse belangen.

Boven de gewaarborgde tijd zullen de programmeringsaanvragen tegen marktprijzen gefactureerd worden. 3.2. In het kader van deze Aanvullende Overeenkomst en gedurende de operationele levensduur in de ruimte van de satellieten SPOT 5A en SPOT 5B, verleent het CNES de DWTC en/of de door de DWTC aangewezen entiteiten toestemming om ieder jaar maximum N Scènes te bestellen tegen de hieronder beschreven voorwaarden : - de waarde N die referentiehoeveelheid genoemd wordt, stemt overeen met 4 % van het aantal originele scènes die in Toulouse en Kiruna ontvangen worden en jaarlijks verkocht worden en zal niet kleiner zijn dan 400, - de in het kader van deze referentiehoeveelheid bestelde Scènes moeten vooraf door de DTWC toegestaan worden en zullen gefactureerd worden tegen de marginale kosten van de drager en voor de reproduktie (ontvangst, archivering, controle en programmering, voorbewerking, eventuele reproductie en verzending). 3.3. Het CNES is exclusief eigenaar van de auteursrechten op de SPOT-Gegevens, ongeacht de verwerking van deze gegevens. Deze rechten vormen geen beletsel voor de erkenning van gelijkaardige rechten ten gunste van de DWTC voor de realisatie van Afgeleide Producten.

De exclusieve rechten van het CNES kunnen, wat betreft de Scènes waarop de referentiehoeveelheid betrekking heeft zoals bepaald in hoofdstuk 3.2, evenwel tot geen enkele andere vorm van vergoeding of gebruiksbeperking aanleiding geven, onder voorbehoud dat deze Scènes gebruik gemaakt wordt door een erkende klant voor een erkend gebruik.

De vermelding « (c) (jaar) CNES alle rechten voorbehouden » zal herinneren aan de exclusieve rechten van het CNES. 3.4. De voorschriften met betrekking tot de verspreiding van de gegevens alsmede de wijze van toepassing van de clausules van artikel 3 zullen toegelicht worden in een overeenkomst tussen de DWTC enerzijds en het CNES of een door het CNES aangewezen entiteit anderzijds.

Artikel 4.- Wijzigingen De bijlagen 1, 2 en 3 maken integraal deel uit van deze Aanvullende overeenkomst.

Deze Aanvullende overeenkomst en haar bijlagen kunnen door de Overeenkomstsluitende partijen gewijzigd worden. De Partij die een wijziging wenst aan te brengen, stelt de andere Partij hiervan schriftelijk in kennis. De wijziging wordt van kracht wanneer elke Partij de andere Partij van haar instemming in kennis heeft gesteld.

Artikel 5.- Slotbepalingen 5.1. Deze Aanvullende overeenkomst treedt in werking op de datum van de uitwisselling van de kennisgevingen waarin vastgesteld wordt dat aan de nationale vereisten voor de inwerkingtreding ervan voldaan is. 5.2. Deze Aanvullende overeenkomst wordt gesloten voor een periode gelijk aan de duur voor de ontwikkeling en de operationele exploitatie van de vluchtmodellen SPOT 5A en SPOT 5B, behoudens vervroegde opzegging in gemeen overleg door de Overeenkomstsluitende partijen. Ze kan in wederzijds akkoord verlengd worden voor de ontwikkeling en de operationele exploitatie van latere vluchtmodellen.

Gedaan te Parijs, op 9 januari 1996 in twee exemplaren in de Nederlandse en de Franse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek.

Bijlage 1 bij de Aanvullende Overeenkomst nr. 4 tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Franse Republiek betreffende de gezamenlijke uitvoering van een programma voor de observatie van de aarde KARAKTERISTIEKEN VAN DE SATELLIETEN SPOT 5A EN SPOT 5B De satellieten SPOT 5A en SPOT 5B, die worden gebouwd ter voortzetting van de satellieten SPOT 1 tot 4, zijn met de volgende verbeteringen uitgerust : - ruimtelijke resolutie van de beelden : de monospectrale resolutie is verkleind van 10 m tot 5 m, de multispectrale resolutie van 20 m tot 10 m, behalve voor de midden infrarood spectrale band die een resolutie van 20 m behoudt, - stereoscopische opnamen langs de spoor waardoor de operationele capaciteit van de opnamen verbeterd wordt.

Daartoe bestaat de nuttige lading uit 3 High Geometric Resolution (HGR) instrumenten die gebaseerd zijn op de instrumenten ontwikkeld voor SPOT 4, namelijk een instrument gericht op het nadir terwijl de twee andere gericht zijn op de spoor, voor- en achteraan het nadir om stereoscopische opnamen te maken met een breedte van circa 60 km. Met behulp van deze drie instrumenten kunnen, op verzoek, beeldopnamebreedte van ongeveer 180 km verkregen worden.

Dank zij de beeld-telemetingen, waarbij gebruik gemaakt wordt van statische geheugens voor de opslag van de beeldgegevens en van drie 50 MB/sec. kanalen om deze beeldgegevens naar de aarde door te sturen, kan de operationele capaciteit van het systeem verhoogd worden.

De laadcapaciteit is behouden; er zal inzonderheid nogmaals een nieuwe set meegenomen worden van experimenten voor metingen van het ruimtemilieu en technologie (PASTEC : PAssager Spot TEChnologique); dank zij deze laadcapaciteit kan het « groot gezichtsveld » instrument Vegetatie meegenomen worden.

De satelliet SPOT 5A zal geleverd worden in de loop van de laatste zes maanden van het jaar 2000 en moet in 2002 gelanceerd worden, dit wil zeggen het einde van de levensduur van SPOT 4.

De satelliet SPOT 5B zal precies zoals de SPOT 5A gebouwd worden, wordt in het jaar 2002 geleverd en moet in 2007 gelanceerd worden, dit wil zeggen het einde van de levensduur van SPOT 5A. Bijlage 2 bij de Aanvullende Overeenkomst nr. 4 tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Franse Republiek betreffende de gezamenlijke uitvoering van een programma voor de observatie van de aarde FINANCIELE BEPALINGEN 1. Financiële verbintenis van de Belgische Partij De Belgische financiële verbintenis heeft betrekking op : a) De werkzaamheden bedoeld in paragraaf 2.1.1 van deze Aanvullende Overeenkomst, binnen het ter beschikking gestelde totaalbedrag van 1 134 miljoen Belgische frank (duizend honderd vierendertig miljoen) tegen de economische voorwaarden op 1 januari 1994 (behalve technische risico's en prijsherzieningsformule) en dat bij benadering overeenstemt met 4 % van de kostprijs van het programma SPOT 5A en SPOT 5B zonder de kosten voor het lanceren en in een baan brengen van de satelliet. b) De bijdrage van 4% in de kosten voor het lanceren en in een baan brengen van de satelliet. Dit bedrag wordt geraamd op 192 miljoen Belgische frank voor een enkelvoudige lanceercapaciteit (384 miljoen Belgische frank voor twee enkelvoudige lanceercapaciteiten), tegen de economische voorwaarden op 1 januari 1994.

Het definitieve bedrag voor elk van de lanceringen zal bepaald worden in overeenstemming met de werkelijke prijzen, ten laste van programma SPOT 5, die gehanteerd worden door de Arianespace Maatschappij.

De betalingswijze van deze bedragen zal definitief vastgelegd worden in het jaar 2000; in punt 2 b) van deze Bijlage is een tijdschema met een raming opgenomen.

De definitieve versie van deze bijdrage moet nog voorafgaandelijk goedgekeurd worden door de Belgische Ministerraad. c) Een marge voor technische risico's, beperkt tot 10 % van het bedrag van de werkzaamheden bedoeld in artikel 2.1.1 van deze Aanvullende overeenkomst. d) De prijsherzieningen berekend volgens de actualiseringsformules die toegepast worden in de contracten met betrekking tot de werkzaamheden bedoeld in punt 1.a) van deze Aanvullende overeenkomst. Deze formules zullen vooraf goedgekeurd worden door de DWTC en het CNES. 2. Betalingschema van de Belgische financiële bijdrage a) De betalingen van de Belgische bijdrage aan de werkzaamheden bedoeld in artikel 2.1.1 tegen de economische voorwaarden op 1 januari 1994 zullen volgens onderstaand schema verlopen : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld b) Het tijdschema met een raming van de betalingen voor de werkzaamheden bedoeld in artikel 2.1.1 (lanceren en in een juiste baan brengen van de satellieten SPOT 5A en B) ziet er als volgt uit : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 3. Financiële regelingen a) De stortingen zullen verricht worden op een speciaal voor de activiteiten SPOT 5A en SPOT 5B door het CNES bij een Belgische bankinstelling geopende rekening.Het CNES zal de DWTC elk jaar of op hun speciaal verzoek inlichten over de rekeningstand. b) Wat de industriële werkzaamheden betreft beschreven in punt 1.a) van deze Aanvullende overeenkomst, zal het CNES vanaf 1996 bij de DWTC de fondsen opvragen naargelang van de behoeften van het programma en conform het stortingsschema opgenomen in punt 2 van deze Bijlage.

Het CNES zal vrij gebruik mogen maken van deze fondsen voor de financiering aangetoond ten gunste van de Belgische industriëlen. c) Wat de eventuele technische risico's betreft bedoeld in punt 1.c) van deze Bijlage, zal het CNES vanaf 1 januari 1998 de overeenkomstige bedragen mogen opvragen. Deze bedragen zullen vooraf in detail bij de DWTC verantwoord worden. d) Het CNES zal de fondsen aan het begin van het jaar opvragen;de opgevraagde bedragen zullen geactualiseerd worden tegen de economische voorwaarden van de maand juni van het lopende jaar, na overlegging aan de DWTC van de ramingsberekeningen op basis van de actualiseringsformules bedoeld in 1.d) van deze Bijlage. De overeenkomstige procedure voor het storten van de fondsen zal dan door de DWTC in gang gezet worden.

Bijlage 3 bij de Aanvullende Overeenkomst nr. 4 tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Franse Republiek betreffende de gezamenlijke uitvoering van een programma voor de observatie van de aarde GLOSSARIUM 1) De term « Gegevens » verwijst naar : a) Elk signaal dat een scène of een scènegedeelte weergeeft doorgestuurd door de satellieten en ontvangen door een station, en elke registratie van dit signaal, in welke vorm ook, geregistreerd op een passende drager.b) De genoemde signalen bewerkt door elke methode die geen belangrijke wijziging van de vorm van de genoemde signalen meebrengt door het gebruik van andere gegevens dan die van het acquisitiesysteem. De vorm van de gegevens is die welke bepaald wordt door het acquisitiesysteem : dit systeem omvat de satelliet en zijn ontvangers, de orbitale karakteristieken van de satelliet en de beweging van de aarde. De algoritmenprocedures, de registratiewijze, de formaten en de middelen die gebruikt worden of de aantekeningen in de marge hebben algemeen genomen geen invloed op deze vorm. 2) « Erkende programmeringsaanvragen » en « erkende scènes » Een erkende programmeringsaanvraag is bestemd voor een erkende klant voor een gebruik dat zelf is erkend. Een erkende scène is bestemd voor een erkende klant voor een gebruik dat zelf is erkend. - De « erkende » klant is een Belgisch gebruiker (natuurlijk of rechtspersoon) die minstens een vaste woonplaats of zijn hoofdzetel in België heeft. - Het « erkende » gebruik is een gebruik beperkt tot de eigen interne behoeften van de klant dat tot generlei commercialisering kan leiden : noch distributie, noch doorverkoop van gegevens, noch kopie of verwerking met het doel de gegevens als dusdanig te commercialiseren.

Deze beperking inzake gebruik betreft evenwel noch de gegevensverwerkingen om « Afgeleide Producten » te verkrijgen zoals bepaald in artikel 4 hierna, noch de commercialisering van de aldus verkregen « Afgeleide Producten ».

Om te worden « erkend », moeten een programmeringsaanvraag en een scène aan de twee voorwaarden hierboven voldoen. 3) Een « scène » verwijst naar : Een geheel van gegevens dat, wanneer het niet nogmaals geijkt wordt, bij benadering bestaat uit : - 6 000 pixels op 6 000 pixels op drie multispectrale banden B1, B2 en B3 en 3 000 pixels op 3 000 pixels op de vierde multispectrale band MIR. - 12 000 pixels op 12 000 pixels op de panchromatische band.

Deze cijfers geven een aardoppervlak weer gaande van circa 60 bij 60 km tot circa 60 km bij 80 km naargelang van de observatiehoek. 4) « Afgeleide producten » Deze term verwijst naar elk soort van product dat uitgevoerd wordt met behulp van de « Gegevens » waarbij gebruik gemaakt wordt van andere gegevens dan die van het acquisitiesysteem.Deze produkten hebben een grotere toegevoegde waarde als gevolg van bewerkingen of toevoegingen van informaties; ze moeten leiden tot een significante vormwijziging van de gegevens en een creatieve menselijke ingreep inhouden.

^