Etaamb.openjustice.be
Wet van 24 maart 2003
gepubliceerd op 08 april 2003

Wet tot wijziging van de wet van 3 mei 1999 betreffende het vervoer van zaken over de weg en de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument

bron
federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer
numac
2003014093
pub.
08/04/2003
prom.
24/03/2003
ELI
eli/wet/2003/03/24/2003014093/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

24 MAART 2003. - Wet tot wijziging van de wet van 3 mei 1999 betreffende het vervoer van zaken over de weg en de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2.In artikel 8, § 5, van de wet van 3 mei 1999 betreffende het vervoer van zaken over de weg, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de Franse tekst van 1°, a) , worden de woorden « supérieure à » vervangen door de woorden « n'excédant pas »;2° in de Franse tekst van 3°, worden de woorden « ou § 4, 1°, b) » vervangen door de woorden « , au § 4, 1°, b) ».

Art. 3.In artikel 11, § 1, van dezelfde wet, worden de woorden « 1° eerst de cursussen heeft gevolgd die worden georganiseerd door de Minister of door de instellingen die de Koning daartoe erkent; » vervangen door de woorden « 1° eerst de cursussen heeft gevolgd die worden georganiseerd door de Minister of zijn gemachtigde of door de instellingen die de Minister daartoe erkent; ».

Art. 4.Artikel 12, § 1, van dezelfde wet wordt aangevuld als volgt : « 11° de voorwaarden tot erkenning van de met het organiseren van de cursussen belaste instellingen. »

Art. 5.In artikel 15, eerste lid, van dezelfde wet, wordt het woord « uitsluitend » ingevoegd tussen het woord « verrichten » en de woorden « binnen de Belgische grenzen. »

Art. 6.Artikel 18 van dezelfde wet, waarvan de bestaande tekst § 1 zal vormen, wordt aangevuld met een § 2, luidende : « § 2. De Koning kan een termijn bepalen gedurende welke de vergunningen nationaal vervoer en de vergunningen communautair vervoer die het voorwerp van een intrekking zijn geweest, niet opnieuw kunnen worden afgegeven. »

Art. 7.In artikel 25 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, worden de woorden « met het toezicht op de toepassing van de communautaire regeling betreffende het vervoer van zaken over de weg, van deze wet en van haar uitvoeringsbesluiten.» vervangen door de woorden « met de opsporing en de vaststelling van de inbreuken op deze wet en op haar uitvoeringsbesluiten. »; 2° het artikel wordt aangevuld als volgt : « De Koning kan de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie verlenen aan bij naam aangewezen ambtenaren die tot één van de in het eerste lid bedoelde categorieën behoren.»

Art. 8.In artikel 26 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 worden de woorden « de lokalen uitsluitend bestemd voor bewoning vallen buiten het toepassingsgebied van deze bepaling.» vervangen door de woorden « tot de bewoonde lokalen hebben zij evenwel enkel toegang wanneer zij met de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie zijn bekleed en wanneer de rechter in de politierechtbank daartoe vooraf toestemming heeft verleend; de bezoeken in de bewoonde lokalen moeten tussen acht en achttien uur en door minstens twee ambtenaren gezamenlijk geschieden. »; 2° de bepalingen onder § 2, 3°, en § 3, worden vervangen als volgt : « § 3.De in artikel 25 bedoelde ambtenaren mogen voor het volbrengen van hun opdracht : 1° elke vervoerder, opdrachtgever, verlader en tussenpersoon in het vervoer, alsook elke verhuurder en leasinggever van een voertuig, identificeren en verhoren. De identiteitscontrole en het verhoor zijn alleen toegestaan bij personen van wie de ambtenaren redelijkerwijze kunnen vermoeden dat zij bovengenoemde werkzaamheden uitoefenen of wier verhoor zij nodig achten voor de uitvoering van hun opdracht; de ondervraging mag alleen betrekking hebben op feiten waarvan de kennisname dienstig is voor de uitvoering van hun opdracht; 2° zich, zonder verplaatsing, alle boeken, registers, documenten, schijven, banden of andere informatiedragers ter inzage doen voorleggen, alsook uittreksels, afschriften, afdrukken, uitdraaien of kopieën ervan nemen of zich deze gratis laten verstrekken door de in 1° genoemde personen. De ambtenaren mogen zich alleen de stukken doen overleggen die zij voor hun opsporingen en vaststellingen nodig hebben; 3° de in 1° genoemde personen oproepen voor een verhoor. § 4. Onverminderd de bepalingen van het tweede lid, moeten alle diensten van de Staat, de Gemeenschappen en Gewesten, de provincies, de gemeenten, de verenigingen van gemeenten en alle diensten van de openbare instellingen die ervan afhangen, alsook alle private personen, aan de in artikel 25 bedoelde ambtenaren, op hun verzoek, alle inlichtingen geven en hen alle stukken voorleggen of gratis verstrekken in afschrift, met uitzondering van stukken en inlichtingen die beschermd worden door een wettelijk beroepsgeheim en met uitzondering van stukken en inlichtingen betreffende gerechtelijke procedures, welke alleen mogen gegeven worden met toestemming van de procureur-generaal.

De parketten en de griffies van de hoven en rechtbanken moeten aan de in artikel 25, derde lid, bedoelde ambtenaren, op hun verzoek elk arrest of elk vonnis dat in het kader van hun opdrachten van belang kan zijn, overleggen of gratis in afschrift verstrekken. § 5. De in artikel 25, derde lid, bedoelde ambtenaren mogen alle in § 3, 2° genoemde zaken tegen ontvangstbewijs in beslag nemen, alsook alle zaken die kunnen dienen voor de vaststelling van de in artikel 42, 3°, van het Strafwetboek bepaalde voordelen, goederen, waarden of inkomsten.

De ambtenaren mogen alleen beslag leggen op hetgeen noodzakelijk is om een inbreuk te bewijzen of om de mededaders of medeplichtigen van de overtreders op te sporen. § 6. De in artikel 25, derde lid, bedoelde ambtenaren hebben steeds en uitsluitend in het kader van hun opdrachten toegang tot de in het Strafregister opgenomen gegevens zoals bepaald in artikel 593 van het Wetboek van Strafvordering.

De Koning stelt de voorwaarden vast waaronder de in artikel 25, derde lid, bedoelde ambtenaren toegang hebben tot de andere gegevensbanken die hij bepaalt. § 7. De in artikel 25 bedoelde ambtenaren moeten elkaar bijstaan. »

Art. 9.Artikel 27, eerste lid, van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : « Uitgezonderd bij toepassing van de artikelen 32 en 33, sporen de ambtenaren bedoeld in artikel 25 de inbreuken op deze wet en op haar uitvoeringsbesluiten op; ze stellen die inbreuken vast door middel van processen-verbaal die bewijskracht hebben zolang het tegendeel niet is bewezen. »

Art. 10.Artikel 35 van dezelfde wet wordt aangevuld met de volgende paragraaf : « § 5. De politierechtbanken zijn bevoegd voor de in artikel 36 bedoelde inbreuken. »

Art. 11.In artikel 36, 11°, van dezelfde wet, worden de woorden « de artikelen 26, § 2, en 28. » vervangen door de woorden « artikel 26, §§ 2, 3 en 4, en artikel 28. »

Art. 12.Artikel 37 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt: «

Art. 37.§ 1. Worden, overeenkomstig de in artikel 35, §§ 1 en 2 bedoelde strafbepalingen gestraft : 1° volgens het geval, de opdrachtgever, de vervoercommissionair of de commissionair-expediteur indien zij, op het ogenblik van het sluiten van de overeenkomst voor het vervoer van zaken waarop deze wet en haar uitvoeringsbesluiten van toepassing zijn, hebben nagelaten, zelfs door gebrek aan voorzichtigheid of voorzorg, zich ervan te vergewissen dat de kopie van de vervoervergunning voor het gebruikte motorvoertuig werd afgegeven;2° de verlader indien hij, vóór de uitvoering van een vervoer van zaken waarop deze wet en haar uitvoeringsbesluiten van toepassing zijn, heeft nagelaten, zelfs door gebrek aan voorzichtigheid of voorzorg, zich ervan te vergewissen dat de vereiste vrachtbrief werd opgemaakt. § 2. De opdrachtgever, de verlader, de vervoercommissionair of de commissionair-expediteur worden, overeenkomstig de in artikel 35, §§ 1 en 2, bedoelde strafbepalingen, gestraft indien zij instructies hebben gegeven of daden hebben gesteld die hebben geleid tot : 1° de overschrijding van de toegelaten massa's en afmetingen van de voertuigen;2° de niet-naleving van de voorschriften betreffende de veiligheid van de lading van de voertuigen;3° de niet-naleving van de voorschriften betreffende de rij- en rusttijden van de bestuurders van voertuigen;4° de overschrijding van de toegestane maximumsnelheid van de voertuigen. § 3. De houder van het getuigschrift of bewijs van vakbekwaamheid die, zelfs door gebrek aan voorzichtigheid of voorzorg, de in artikel 3, 1° en 2° bedoelde werkzaamheden van de onderneming niet daadwerkelijk en permanent heeft geleid overeenkomstig de bepalingen van artikel 10, wordt gestraft overeenkomstig de in artikel 35, §§ 1 en 2, bedoelde strafbepalingen. § 4. De vervoerder, de opdrachtgever of de vervoercommissionair worden, overeenkomstig de in artikel 35, §§ 1 en 2, bedoelde strafbepalingen, gestraft indien zij een vervoer hebben aangeboden, verricht of laten verrichten, tegen een ongeoorloofd lage prijs.

Onder « ongeoorloofd lage prijs » dient te worden verstaan een prijs die onvoldoende is om tegelijkertijd te dekken : - de niet te vermijden posten van de kostprijs van het voertuig, in het bijzonder de afschrijving of de huur van het voertuig, het onderhoud ervan en de brandstof; - de kosten voortvloeiende uit wettelijke of reglementaire verplichtingen, in het bijzonder sociale, fiscale en veiligheidskosten; - de kosten voortvloeiende uit het bestuur en de leiding van de onderneming. »

Art. 13.Artikel 38, § 1, van dezelfde wet wordt aangevuld met het volgende lid : « In afwijking van de bepalingen van het eerste lid, kan de Koning beslissen dat artikel 6 van bovengenoemd CMR-Verdrag niet van toepassing is op de nationale transporten van zaken over de weg die hij bepaalt. »

Art. 14.In artikel 39 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 2, worden de bepalingen onder 1° en 2° vervangen als volgt : « 1° uit eigen beweging of op verzoek van de Minister, aan deze laatste een gemotiveerd advies geven over elke kwestie in verband met het vervoer van zaken over de weg en in het bijzonder over : - de samenwerking tussen de verschillende controlediensten; - een sociaal-economisch verslag betreffende de sector van het vervoer van zaken over de weg tegen vergoeding dat jaarlijks moet worden opgemaakt door de federale overheidsdienst die het wegvervoer onder zijn bevoegdheid heeft; 2° bij de minister een gemotiveerd voorstel indienen met betrekking tot het instellen van een vordering tot staking, gegrond op artikel 97, punten 17 of 18, van de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument. »; 2° § 2 wordt aangevuld als volgt : « Voor het volbrengen van zijn functies mag de commissie zich documenteren bij de griffies van de hoven en rechtbanken, alsook bij elke private persoon of elke publiekrechtelijke persoon.»

Art. 15.In artikel 97 van de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, zestiende rubriek, wordt het nummer « 15.» vervangen door het nummer « 16. »; 2° het artikel wordt aangevuld als volgt : « 17.de uitoefening van het beroep van ondernemer van vervoer van zaken of van personen over de weg, zonder houder te zijn van de vereiste vervoervergunningen en -machtigingen. 18. de niet-naleving van de voorschriften betreffende de rij- en rusttijden van de bestuurders van voertuigen.»

Art. 16.Deze wet treedt in werking op de eerste dag van de maand na die waarin ze is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad .

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 24 maart 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Mobiliteit en Vervoer, Mevr. I. DURANT Gezien en met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN _______ Nota (1) Gewone zitting 2001-2002. Kamer van volksvertegenwoordigers. 50-1880 : Nr. 1 : Wetsontwerp.

Gewone zitting 2002-2003.

Kamer van volksvertegenwoordigers. 50-1880 : Nrs. 2-3 : Amendementen. - Nr. 4 : Verslag. - Nr. 5 : Tekst aangenomen door de commissies. - Nr. 6 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat.

Integraal verslag : 19 en 20 februari 2003.

Senaat. 2-1498 : Nr. 1 : Ontwerp overgezonden door de Kamer van volksvertegenwoordigers. - Nr. 2 : Verslag. - Nr. 3 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd.

Handelingen van de Senaat : 13 maart 2003.

^