Etaamb.openjustice.be
Wet van 24 september 2006
gepubliceerd op 16 november 2006

Kaderwet betreffende het voeren van de beroepstitel van een dienstverlenend intellectueel beroep en het voeren van de beroepstitel van een ambachtelijk beroep

bron
federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie
numac
2006023146
pub.
16/11/2006
prom.
24/09/2006
ELI
eli/wet/2006/09/24/2006023146/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

24 SEPTEMBER 2006. - Kaderwet betreffende het voeren van de beroepstitel van een dienstverlenend intellectueel beroep en het voeren van de beroepstitel van een ambachtelijk beroep (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : TITEL I. - Algemene bepaling

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

TITEL II. - Dienstverlenende intellectuele beroepen HOOFDSTUK I. - Definities

Art. 2.Voor de toepassing van deze titel wordt verstaan onder : - de minister : de minister die bevoegd is voor de Middenstand; - de Hoge Raad : de Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, die opgericht is door artikel 13 van de wetten betreffende de organisatie van de Middenstand, gecoördineerd op 28 mei 1979; - diploma : een diploma, een getuigschrift of een andere titel; - dienstverlenend intellectueel beroep : het beroep waarvan de beoefenaars diensten verstrekken van hoofdzakelijk intellectuele aard en daarbij zowel handelen in het belang van een opdrachtgever als in het belang van de gemeenschap enerzijds en waarbij de beoefenaars beschikken over de nodige onafhankelijkheid om hun beroep uit te oefenen en om de verantwoordelijkheid op te nemen voor de beroepsdaden die ze stellen anderzijds; - belanghebbende beroepsfederaties : de federaties die erkend zijn met toepassing van artikel 6 van de wetten betreffende de organisatie van de Middenstand, gecoördineerd op 28 mei 1979; - nationale interprofessionele federatie die representatief is voor de vrije en andere zelfstandige intellectuele beroepen : de federatie die erkend is met toepassing van artikel 7 van dezelfde wetten, die de categorie van vrije beroepen of de andere zelfstandige intellectuele beroepen vertegenwoordigt. HOOFDSTUK II. - Aanvraag om bescherming van de beroepstitel

Art. 3.Op verzoek van één of meer belanghebbende beroepsfederaties en ten minste één nationale interprofessionele federatie die representatief is voor de vrije en andere zelfstandige intellectuele beroepen, en na advies van de Hoge Raad, kan de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de beroepstitel van een dienstverlenend intellectueel beroep beschermen.

Art. 4.§ 1. Elk verzoekschrift tot bescherming van de beroepstitel wordt aan de minister gericht, bij een ter post aangetekende brief.

De verzoekers vermelden in het verzoekschrift de te beschermen beroepstitel en omschrijven de zelfstandige beroepsbedrijvigheid die door deze titel wordt gedekt. Zij kunnen eveneens voorstellen dat de bescherming van de titel tot de loontrekkende werknemers en/of tot de ambtenaren zou worden uitgebreid. Zij staven hun verzoekschrift en houden daarbij onder meer rekening met het algemeen belang. Het verzoekschrift vermeldt de diploma's die vereist zijn om de beschermde titel te kunnen voeren en, eventueel, de beroepspraktijk. De opleiding moet kunnen verworven worden in door het Rijk, de gemeenschappen of de gewesten erkende of gesubsidieerde inrichtingen.

Het verzoekschrift bepaalt eveneens de basiselementen van de deontologische voorschriften die de verzoekers gereglementeerd willen zien.

Deze deontologische voorschriften hebben ten minste betrekking op : 1° de informatie en de bescherming van de verbruiker;2° de onverenigbaarheden, teneinde de nodige onafhankelijkheid te waarborgen. § 2. Het overeenkomstig § 1, ingediende en in de door de Koning bepaalde vorm opgestelde verzoekschrift wordt binnen zestig dagen na ontvangst aan de Raad voor het Verbruik overgezonden. Deze brengt een met redenen omkleed advies uit en zendt dit advies evenals een uittreksel van het proces-verbaal van de zitting tijdens welke het verzoekschrift onderzocht werd over aan de minister en de verzoekers, binnen vijftien dagen na de ontvangst van het verzoekschrift. Indien binnen deze termijn geen advies werd overgezonden, wordt het advies geacht gunstig te zijn. Het verzoekschrift wordt eveneens bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad en op de website van de federale overheidsdienst Economie, Kleine en Middelgrote Ondernemingen, Middenstand en Energie binnen zestig dagen na de ontvangst ervan. Iedere belanghebbende kan de minister schriftelijk kennis geven van zijn opmerkingen binnen zestig dagen volgend op de bekendmaking. Binnen dezelfde termijn kan de minister eventueel om het advies verzoeken van een door de wet ingestelde orde of beroepsinstituut, indien hij van oordeel is dat de verwantschap met een bestaande regelgeving of andere aspecten van het verzoekschrift dergelijk bijkomend advies nuttig maken. Dit advies wordt binnen zestig dagen medegedeeld. § 3. Na verloop van deze termijnen wordt het verzoekschrift, samen met de opmerkingen waartoe het aanleiding heeft gegeven, aan de Hoge Raad toegezonden. De Hoge Raad verleent een met redenen omkleed advies, nadat de krachtens artikel 18, § 1, van de wetten betreffende de organisatie van de Middenstand, gecoördineerd op 28 mei 1979, opgerichte vaste commissie het verzoekschrift heeft onderzocht.

Het advies en het uittreksel van de notulen van de zitting tijdens welke het verzoekschrift werd onderzocht, worden binnen drie maanden na de ontvangst ervan door de Hoge Raad aan de minister en aan de verzoekers medegedeeld. § 4. Na advies van de Hoge Raad kunnen de verzoekers binnen een termijn van zestig dagen hun verzoekschrift aanpassen om rekening te houden met de geformuleerde opmerkingen en de adviezen. Als het verzoekschrift niet binnen zestig dagen wordt aangepast, wordt het verzoek verworpen.

Zij kunnen eveneens door de minister voorgestelde wijzigingen aanbrengen.

Wanneer de Hoge Raad binnen de gestelde termijn geen advies uitbrengt, kunnen de verzoekers eveneens de minister verzoeken wijzigingen in het verzoekschrift aan te brengen.

De aanpassing krachtens dit artikel mag in geen geval de uitbreiding van de oorspronkelijk voorgestelde reglementering van de beroepstitel noch het verstrengen van de oorspronkelijk inzake de diploma's voorgestelde voorwaarden tot gevolg hebben. § 5. Wanneer de Koning een verzoekschrift tot bescherming heeft afgewezen, spreekt de minister zich uit over de ontvankelijkheid van een verzoekschrift dat betrekking heeft op hetzelfde voorwerp en dat wordt ingediend minder dan drie jaar na de datum van de bekendmaking van het koninklijk besluit tot afwijzing in het Belgisch Staatsblad. § 6. Wanneer Hij een beroepstitel in uitvoering van deze titel heeft beschermd, kan de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, te allen tijde het desbetreffende reglementeringsbesluit wijzigen teneinde het aan te passen aan internationale verdragen of aan het recht van de Europese Unie.

Na advies van de Hoge Raad kan de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, eveneens het reglementeringsbesluit wijzigen of opheffen. HOOFDSTUK III. - De beroepstitel

Art. 5.Niemand mag een bij een in uitvoering van deze titel genomen koninklijk besluit gereglementeerde beroepstitel of een titel die tot verwarring met de gereglementeerde beroepstitel kan leiden, voeren als hij niet voldoet aan elk van de volgende voorwaarden : 1° houder zijn van één van de in het reglementeringsbesluit vermelde diploma's;2° eventueel, de in het reglementeringsbesluit voorgeschreven beroepspraktijk hebben;3° ingeschreven zijn op de lijst die bedoeld wordt in artikel 3 van de wet van 13 juli 2006 betreffende de commissies en de beroepscommissies die bevoegd zijn inzake het voeren van de beroepstitel van een dienstverlenend intellectueel beroep;de inschrijving is onderworpen aan een jaarlijks te betalen en niet terugbetaalbaar recht waarvan het bedrag door de Koning wordt vastgesteld; 4) de deontologische voorschriften naleven waarin het reglementeringsbesluit voorziet.

Art. 6.Een vennootschap mag in haar handelsnaam, haar bijzondere benaming, de omschrijving van haar doel of haar reclame alleen een bij een in uitvoering van deze titel genomen koninklijk besluit gereglementeerde beroepstitel gebruiken als ten minste één van haar afgevaardigde bestuurders of zaakvoerders ingeschreven is op de lijst die bedoeld wordt in artikel 3 van de wet van 13 juli 2006 betreffende de commissies en de beroepscommissies die bevoegd zijn inzake het voeren van de beroepstitel van een dienstverlenend intellectueel beroep.

Het eerste lid is niet van toepassing op onderwijsinstellingen noch op beroepsgroeperingen. HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen

Art. 7.De Koning wordt belast met de codificatie van de bepalingen van de kaderwet van 1 maart 1976 tot reglementering van de bescherming van de beroepstitel en van de uitoefening van de dienstverlenende intellectuele beroepen, alsook van die van deze titel en die van de wet van 13 juli 2006 betreffende de commissies en beroepscommissies die bevoegd zijn inzake het voeren van de beroepstitel van een dienstverlenend intellectueel beroep, met als opschrift : « Koninklijk besluit tot codificatie van de kaderwetten betreffende de dienstverlenende intellectuele beroepen. » TITEL III. - Ambachtelijke beroepen HOOFDSTUK I. - Definities

Art. 8.Voor de toepassing van deze titel wordt verstaan onder : - de minister : de minister die bevoegd is voor de Middenstand; - de Hoge Raad : de Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de kleine en middelgrote ondernemingen, die opgericht is door artikel 13 van de wetten betreffende de organisatie van de Middenstand, gecoördineerd op 28 mei 1979; - de Raad voor het Verbruik : het adviesorgaan dat opgericht is bij het koninklijk besluit van 20 februari 1964 houdende oprichting van een Raad voor het verbruik; - diploma : een diploma, een getuigschrift of een andere titel; - ambachtelijk beroep : elk beroep waarbij in hoofdzaak materiële prestaties worden verricht die, in voorkomend geval, gepaard gaan met de levering van goederen welke noodzakelijk zijn voor deze prestaties; worden bedoeld de beroepen welke uitgeoefend worden door een natuurlijke persoon of rechtspersoon die minder dan tien werknemers tewerkstelt; - belanghebbende beroepsfederaties : de federaties die erkend zijn met toepassing van artikel 6 van de wetten betreffende de organisatie van de Middenstand, gecoördineerd op 28 mei 1979; - nationale interprofessionele federatie : de federatie die erkend is met toepassing van artikel 7 van dezelfde wetten. HOOFDSTUK II Het voeren van een beroepstitel van een ambachtelijk beroep Afdeling I. - Aanvraag om bescherming van de beroepstitel

Art. 9.Op verzoek van één of meer belanghebbende beroepsfederaties en ten minste één nationale interprofessionele federatie, en na advies van de Hoge Raad, kan de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de beroepstitel beschermen van een ambachtelijk beroep dat niet gereglementeerd is ter uitvoering van de programmawet van 10 februari 1998 tot bevordering van het zelfstandig ondernemerschap.

Art. 10.§ 1. Elk verzoekschrift tot bescherming van de beroepstitel wordt aan de minister gericht, bij een ter post aangetekende brief.

De verzoekers vermelden in het verzoekschrift de te beschermen beroepstitel en omschrijven de zelfstandige ambachtelijk beroepsbedrijvigheid die door deze titel wordt gedekt.

Het verzoekschrift vermeldt de diploma's en/of de beroepspraktijk die vereist zijn om de beschermde titel te kunnen voeren. De opleiding moet kunnen verworven worden in door het Rijk, de gemeenschappen of de gewesten erkende of gesubsidieerde inrichtingen. § 2. Het overeenkomstig § 1 ingediende en in de door de Koning bepaalde vorm opgestelde verzoekschrift wordt binnen zestig dagen na ontvangst aan de Raad voor het verbruik overgemaakt. Deze brengt een met redenen omkleed advies uit en zendt dit advies evenals een uittreksel van het proces-verbaal van de zitting tijdens welke het verzoekschrift onderzocht werd over aan de minister en de verzoekers, binnen dertig dagen na de ontvangst van het verzoekschrift. Bij gebrek aan advies binnen deze termijn, wordt het gunstig geacht.

Het verzoekschrift wordt eveneens bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad en op de website van de federale overheidsdienst Economie, Kleine en Middelgrote Ondernemingen, Middenstand en Energie binnen zestig dagen na de ontvangst ervan. Iedere belanghebbende kan de minister schriftelijk kennis geven van zijn opmerkingen binnen zestig dagen na de bekendmaking. § 3. Na verloop van deze termijnen wordt het verzoekschrift, samen met de opmerkingen waartoe het aanleiding heeft gegeven, aan de Hoge Raad toegezonden. De Hoge Raad verleent een met redenen omkleed advies.

Het advies en het uittreksel van de notulen van de zitting tijdens welke het verzoekschrift werd onderzocht, worden binnen drie maanden na de ontvangst ervan door de Hoge Raad aan de minister en aan de verzoekers medegedeeld. § 4. Na advies van de Hoge Raad kunnen de verzoekers binnen een termijn van zestig dagen het verzoekschrift aanpassen om rekening te houden met de geformuleerde opmerkingen en adviezen.

Zij kunnen eveneens door de minister voorgestelde wijzigingen aanbrengen.

Wanneer de Hoge Raad binnen de gestelde periode geen advies uitbrengt, kunnen de verzoekers de minister verzoeken wijzigingen in het verzoekschrift aan te brengen.

De aanpassing krachtens dit artikel mag in geen geval de uitbreiding van de oorspronkelijk voorgestelde reglementering van de beroepstitel, noch het verstrengen van de oorspronkelijk inzake de diploma's en/of de beroepspraktijk voorgestelde voorwaarden tot gevolg hebben. § 5. Wanneer de Koning een verzoekschrift tot bescherming heeft afgewezen, spreekt de minister zich uit over de ontvankelijkheid van een verzoekschrift dat betrekking heeft op hetzelfde voorwerp en dat wordt ingediend minder dan drie jaar na de datum van de bekendmaking van het koninklijk besluit tot afwijzing in het Belgisch Staatsblad, op grond van de nieuwe elementen die door de aanvragers worden ingeroepen. § 6. Wanneer hij een beroepstitel in uitvoering van deze titel heeft beschermd, kan de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, te allen tijde het desbetreffende reglementeringsbesluit wijzigen teneinde het aan te passen aan internationale verdragen of aan het recht van de Europese Unie.

Na advies van de Hoge Raad kan de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, eveneens dit reglementeringsbesluit wijzigen of opheffen. Afdeling II. - De beroepstitel

Art. 11.Niemand mag een bij een in uitvoering van deze titel genomen koninklijk besluit gereglementeerde beroepstitel of een beroepstitel die tot verwarring met de gereglementeerde beroepstitel kan leiden, voeren als hij niet voldoet aan elk van de volgende voorwaarden : 1° houder zijn van een van de in het reglementeringsbesluit vermelde diploma's en/of de daarin voorgeschreven beroepspraktijk hebben;2° ingeschreven zijn op de door de Koning opgestelde lijst.

Art. 12.Een vennootschap mag in haar handelsnaam, haar bijzondere benaming, de omschrijving van haar doel of haar reclame alleen een bij een in uitvoering van deze titel genomen koninklijk besluit gereglementeerde beroepstitel gebruiken als ten minste één van haar afgevaardigde bestuurders of zaakvoerders ingeschreven is op de door de Koning opgestelde lijst.

Het eerste lid is niet van toepassing op onderwijsinstellingen, noch op beroepsgroeperingen. Afdeling III. - De inschrijving

Art. 13.De procedure inzake de inschrijving en het beroep in geval van weigering van de inschrijving wordt door de Koning bepaald.

Art. 14.De Koning stelt de lijst op van de personen die de beschermde titel mogen voeren en houdt deze bij. Hij verzekert eveneens de openbaarheid van deze lijst, volgens de door Hem vastgestelde nadere regels.

TITEL IV. - Strafbepalingen

Art. 15.Met geldboete van 200 euro tot 1 000 euro wordt gestraft : 1° hij die de artikelen 5, 3, 6, 11, 2, of 12 overtreedt;2° hij die een beroepstitel voert die werd gereglementeerd bij een ter uitvoering van titel II genomen besluit, terwijl tegen hem een schorsingmaatregel is getroffen.

Art. 16.Boek I van het Strafwetboek is, met inbegrip van hoofdstuk VII en artikel 85, van toepassing op de in deze wet voorziene inbreuken.

Art. 17.Onverminderd de bevoegdheid van de officieren van gerechtelijke politie, worden het personeel van de politie en de ambtenaren en agenten, te dien einde door de Koning aangeduid op voorstel van de minister, belast met het opsporen en vaststellen in processen-verbaal van de inbreuken op deze wet.

Deze processen-verbaal worden onverwijld toegezonden aan de bevoegde ambtenaren van het openbaar ministerie; een afschrift ervan wordt gezonden aan de overtreder binnen zeven werkdagen te rekenen vanaf de vaststelling der inbreuken, dit alles op straf van nietigheid.

TITEL V. - Overgangsbepalingen

Art. 18.§ 1. De personen die, op de datum van inwerkingtreding van het ter uitvoering van titel II van deze wet genomen reglementeringsbesluit, ten minste gedurende de in dat besluit vastgestelde periode de beroepsactiviteit uitoefenden die door die titel wordt gedekt, mogen eveneens de beroepstitel voeren indien zij houder zijn van het opleidingsdiploma dat overeenkomt met het beroep waarvan de titel is beschermd.

Bij gebrek aan het in het eerste lid bedoelde diploma bepaalt de Koning of en aan welke voorwaarden de personen die het in het verzoekschrift bedoelde intellectueel beroep gedurende de in hetzelfde lid bedoelde periode uitoefenen, de beschermde titel mogen voeren, rekening houdend met onder meer de verworven beroepservaring.

Zij leveren het bewijs van de uitoefening van dit beroep aan de hand van tenminste twee documenten van verschillende aard gekozen uit de daartoe in het reglementeringsbesluit opgesomde documenten.

Zij beschikken over zes maand vanaf de inwerkingtreding van het reglementeringsbesluit om hun aanvraag tot inschrijving in te dienen bij de Commissie bedoeld in hoofdstuk II van de wet van 13 juli 2006 betreffende de commissies en de beroepscommissies die bevoegd zijn inzake het voeren van de beroepstitel van een dienstverlenend intellectueel beroep.

De in vorig lid bedoelde Commissie neemt ook kennis van de aanvragen, ingediend door de personen die hun aanvraag wegens overmacht of uitzonderlijke omstandigheden buiten hun wil, niet binnen de termijn van zes maand hebben kunnen indienen. § 2. De personen die, op de datum van inwerkingtreding van het ter uitvoering van titel III van deze wet genomen reglementeringsbesluit, ten minste gedurende de in dat besluit vastgestelde periode de beroepsactiviteit uitoefenden die door die titel wordt gedekt, mogen eveneens de beroepstitel voeren indien zij houder zijn van het opleidingsdiploma dat overeenkomt met het beroep waarvan de titel is beschermd.

Bij gebrek aan het in het vorige lid bedoelde diploma bepaalt de Koning of en aan welke voorwaarden de personen die het in het verzoekschrift bedoelde ambachtelijk beroep gedurende de in hetzelfde lid bedoelde periode uitoefenen, de beschermde titel mogen voeren, rekening houdend met onder meer de verworven beroepservaring.

Zij leveren het bewijs ervan aan de hand van tenminste twee documenten van verschillende aard gekozen uit de daartoe in het reglementeringsbesluit opgesomde documenten.

Zij beschikken vanaf de inwerkingtreding van het reglementeringsbesluit over een termijn van zes maand om hun aanvraag om inschrijving bij de Koning in te dienen.

De Koning neemt ook kennis van de aanvragen, ingediend door de personen die hun aanvraag wegens overmacht of uitzonderlijke omstandigheden buiten hun wil, niet binnen de termijn van zes maand hebben kunnen indienen.

TITEL VI. - Inwerkingtreding

Art. 19.Deze wet treedt in werking op een door de Koning te bepalen datum, met uitzondering van dit artikel.

Kondigen deze wet af, bevelen dat hij met s Lands zegel wordt bekleed en door het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 24 september 2006.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Middenstand, Mevr. S. LARUELLE Met s Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Zitting 2005-2006. Kamer van volksvertegenwoordigers.

Stukken. - Wetsontwerp, 51-2172 - Nr. 1. - Amendementen, 51-2172 - Nrs. 2 en 3. - Advies van de Raad van State, 51-2172 - Nr. 4. - Amendementen, 51-2172 - Nrs. 5 en 6. - Verslag, 51-2172 - Nr. 7. - Tekst aangenomen door de commissie (art. 78 van de Grondwet), 51-2172 - Nr. 8. - Tekst aangenomen door de commissie (art. 77 van de Grondwet), 51-2172 - Nr. 9. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat, 51-2172 - Nr. 10.

Integraal Verslag. - 18 mei 2006.

Senaat.

Stukken. - Ontwerp geëvoceerd door de Senaat, 3-1723 - Nr. 1. - Amendementen, 3-1723 - Nr. 2. - Verslag, 3-1723 - Nr. 3. - Tekst verbeterd door de commissie, 3-1723 - Nr. 4. - Amendementen, 3-1723 - Nr. 5. - Beslissing om niet te amenderen, 3-1723 - Nr. 6.

Annalen van de Senaat. - 15 juni 2006.

^