Etaamb.openjustice.be
Wet van 25 maart 1999
gepubliceerd op 20 oktober 1999

25 MAART 1999 - Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Tunesische Republiek betreffende rechtshulp in burgerlijke zaken en handelszaken, ondertekend te Tunis op 27 april 1989

bron
ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking
numac
1999015121
pub.
20/10/1999
prom.
25/03/1999
ELI
eli/wet/1999/03/25/1999015121/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

25 MAART 1999 - Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Tunesische Republiek betreffende rechtshulp in burgerlijke zaken en handelszaken, ondertekend te Tunis op 27 april 1989 (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2.De Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Tunesische Republiek betreffende rechtshulp in burgerlijke zaken en handelszaken, ondertekend te Tunis op 27 april 1989 zal volkomen gevolg hebben.

Art. 3.In afwijking van artikel 617 van het Gerechtelijk Wetboek kan tegen de vonnissen tot uitvoerbaarverklaring bedoeld in bedoeld in artikel 4 van de Overeenkomst, ongeacht het bedrag van de kosten, hoger beroep worden ingesteld.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands Zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 25 maart 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken, E. DERYCKE De Minister van Justitie, T. VAN PARYS Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, T. VAN PARYS _______ Nota (1) Zitting 1996-1997 : Senaat. Documenten. - Ontwerp van wet ingediend op 1 augustus 1997, nr. 1-716/1.

Zitting 1998-1999 : Amendement ingediend op 5 januari 1999, nr. 1-716/2. - Verslag, nr. 1-716/3. - Tekst aangenomen in vergadering en overgezonden aan de Kamer, nr. 1-716/4.

Parlementaire Handelingen. - Bespreking. Vergadering van 21 januari 1999.- Stemming. Vergadering van 21 januari 1999.

Kamer.

Documenten. - Tekst overgezonden door de Senaat op 12 februari 1999, nr. 49-1992/1. - Verslag, nr. 49-1992/2.

Parlementaire Handelingen. - Bespreking. Vergadering van 25 februari 1999.- Stemming. Vergadering van 25 februari 1999.

Overeenkomst tussen de Tunesische Republiek en het Koninkrijk België betreffende wederzijdse rechtshulp in burgerlijke zaken en in handelszaken De President van de Tunesische Republiek, enerzijds, en Zijne Majesteit de Koning der Belgen, anderzijds, Wensende de banden die hun beide landen verenigen in stand te houden en inzonderheid de aangelegenheden betreffende de wederzijdse rechtshulp in burgerlijke zaken en in handelszaken te regelen.

Hebben te dien einde tot hun gevolmachtigden benoemd, te weten : De President van de Tunesische Republiek : De heer Hamed Karoui, Minister van Justitie.

Zijne Majesteit de Koning der Belgen : De heer Melchior Wathelet, Vice-Eerste Minister en Minister van Justitie en Middenstand.

Die, na hun volmachten te hebben uitgewisseld en ze in goede en behoorlijke vorm te hebben bevonden, zijn overeengekomen als volgt : EERSTE TITEL A. Toegang tot de gerechten Artikel 1 De onderdanen van beide Staten hebben vrije toegang tot de gewone en administratieve gerechten van de andere Staat voor de vervolging en de verdediging van hun rechten.

B. Cautio « Judicatum solvi » Artikel 2 Geen zekerheidsstelling of depot, onder welke benaming ook, kan op grond hetzij van hun hoedanigheid van vreemdeling, hetzij het ontbreken van woon- of verblijfplaats in het land, worden opgelegd aan de onderdanen, met inbegrip van de rechtspersonen, van een van de overeenkomstsluitende Staten, wanneer zij als eisers of tussenkomende partijen voor de rechtbanken van de andere Staat optreden, mits zij hun woonplaats in een van beide Staten hebben.

Artikel 3 (1) De veroordelingen in de kosten van het geding, uitgesproken in een van beide Overeenkomstsluitende Staten tegen de eiser of de tussenkomende partij die krachtens artikel 2 of krachtens de wet van het land waarin de vordering is ingesteld, vrijgesteld is van de zekerheidsstelling, depot of storting, worden op verzoek kosteloos uitvoerbaar verklaard door de bevoegde autoriteit van de andere Staat.(2) Het verzoek tot uitvoerbaarverklaring wordt tussen de Ministeries van Justitie overgezonden, hetzij rechtstreeks, hetzij langs diplomatieke weg.Het verzoek kan ook rechtstreeks door de betrokken partij bij de bevoegde rechterlijke autoriteit worden ingediend. Het moet vergezeld gaan van een gespecificeerde staat van de gevorderde kosten.

Artikel 4 (1) De rechterlijke beslissingen betreffende de kosten van het geding worden uitvoerbaar verklaard zonder dat partijen worden gehoord, maar behoudens rechtsmiddel van de veroordeelde partij overeenkomstig de wet van het land waar de tenuitvoerlegging moet geschieden.(2) De autoriteit, bevoegd om te beslissen over de aanvraag tot uitvoerbaarverklaring, bepaalt er zich toe te onderzoeken : (a) of, ingevolge de wet van het land waar de veroordeling is uitgesproken, de uitgifte van de beslissing voldoet aan de voorwaarden nodig voor haar echtheid;(b) of, ingevolge dezelfde wet, de beslissing in kracht van gewijsde is gegaan;(3) Om aan de voorwaarden gesteld in paragraaf 2, letter b) te voldoen, moeten de beslissingen vergezeld gaan van : (a) een document waaruit blijkt dat de beslissing bekend werd aan de partij tegen welke de tenuitvoerlegging wordt vervolgd;(b) een verklaring waaruit blijkt dat de beslissing niet meer met de gewone rechtsmiddelen kan worden aangevochten;(c) een verklaring van het Ministerie van Justitie van herkomst betreffende de termijnen voor de gewone rechtsmiddelen. C. Rechtsbijstand Artikel 5 De onderdanen van beide Staten worden zowel voor de gewone als voor de administratieve gerechten van de andere Staat tot de rechtsbijstand toegelaten op dezelfde wijze als de eigen onderdanen zelf, mits zij zich gedragen naar de wet van het land waar de rechtsbijstand wordt gevraagd.

Artikel 6 De documenten waaruit de behoeftigheid blijkt, worden afgegeven door de autoriteiten van de gewone verblijfplaats van de verzoeker. Indien betrokkene in een derde land verblijft, mogen zij worden opgemaakt door een diplomatiek of consulair vertegenwoordiger van de Staat waarvan hij onderdaan is.

Artikel 7 De autoriteiten van een overeenkomstsluitende Staat die bevoegd zijn voor de afgifte van de documenten waaruit de behoeftigheid blijkt, of om te beschikken op een aanvraag om rechtsbijstand, kunnen bij de autoriteiten van de andere Overeenkomstsluitende Staat bijkomende inlichtingen inwinnen omtrent de vermogenstoestand van de verzoeker.

Artikel 8 De aanvragen om rechtsbijstand kunnen worden overgezonden : (a) voor de aanvragen die van België uitgaan door de Belgische diplomatieke of consulaire vertegenwoordiger aan de bevoegde Procureur van de Republiek;(b) voor de aanvragen die van Tunesië uitgaan, door de Tunesische diplomatieke of consulaire vertegenwoordiger aan de bevoegde Procureur des Konings. TITEL II Overzending van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken Artikel 9 De in een van beide Staten in burgerlijke zaken en in handelszaken opgemaakte gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken welke bestemd zijn voor personen die op het grondgebied van de andere Staat verblijven, worden tussen Ministeries van Justitie overgezonden, hetzij rechtstreeks, hetzij langs diplomatieke weg.

Zij kunnen ook als volgt worden toegezonden : (a) wanneer zij bestemd zijn voor personen die op het grondgebied van de Tunesische Republiek verblijven, door de Belgische diplomatieke of consulaire vertegenwoordiger in Tunesië rechtstreeks aan de Procureur van de Republiek;(b) wanneer zij bestemd zijn voor personen die op het grondgebied van het Koninkrijk België verblijven, door de Tunesische diplomatieke of consulaire vertegenwoordiger in België rechtstreeks aan de bevoegde procureur des Konings. De voorafgaande bepalingen doen geen afbreuk aan de mogelijkheid voor iedere Staat, de stukken die voor zijn onderdanen zijn bestemd, rechtstreeks en zonder dwang te doen overhandigen door de zorg van zijn diplomatiek of consulair vertegenwoordiger. In geval van wetsconflict wordt de nationaliteit van de geadresseerde vastgesteld overeenkomstig de wet van de Staat op wiens grondgebied de overhandiging moet plaatshebben.

Artikel 10 In de aanvraag moet worden vermeld : (a) de autoriteit van wie het overgezonden stuk uitgaat;(b) de aard van het stuk;(c) de naam en de hoedanigheid van partijen;(d) de naam en het adres van de geadresseerde. Artikel 11 (1) De aangezochte autoriteit beperkt zich tot de overhandiging van het stuk aan de geadresseerde, tenzij de verzoekende partij het verlangen uitdrukt dat het stuk wordt betekend door een ministerieel ambtenaar of met inachtneming van een bijzondere vorm, mits zij niet strijdig is met de Wetgeving van de aangezochte Staat.(2) Als bewijs van de overhandiging geldt een door de geadresseerde gedagtekend en ondertekend ontvangstbewijs of een verklaring van de aangezochte autoriteit waarin zijn vermeld : het feit, de vorm en de datum van de overhandiging, alsmede de identiteit van de personen aan wie het stuk werd overhandigd.Die documenten worden onmiddellijk aan de verzoekende autoriteit toegezonden. (3) Indien de geadresseerde weigert het stuk in ontvangst te nemen of indien de overhandiging niet heeft plaatsgehad om een andere reden, zendt de aangezochte autoriteit zonder verwijl het stuk terug aan de verzoekende autoriteit, onder vermelding van de reden waarom de overhandiging niet werd gedaan.(4) De aangezochte Staat kan het verzoek om overhandiging of betekening van het stuk niet afwijzen dan in het geval waarin hij oordeelt dat de uitvoering ervan strijdig is met de openbare orde. Artikel 12 De overhandiging van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken geeft geen aanleiding tot terugbetaling van kosten, behalve die veroorzaakt door het aanzoeken van een ministerieel ambtenaar of door de inachtneming van een bepaalde vorm.

TITEL III. - Ambtelijke opdrachten Artikel 13 De ambtelijke opdrachten in burgerlijke zaken en in handelszaken worden overgezonden, hetzij langs diplomatieke weg, hetzij rechtstreeks tussen Ministeries van Justitie.

Artikel 14 (1) De gerechtelijke autoriteit aan wie de ambtelijke opdracht is gericht, is verplicht die uit te voeren en daarbij dezelfde dwangmiddelen te bezigen als voor de uitvoering van een opdracht van de autoriteiten van zijn land of van een daartoe door een belanghebbende partij gedaan verzoek.(2) De verzoekende autoriteit wordt op haar verlangen verwittigd van de dag en de plaats waar de gevraagde handeling zal worden verricht, opdat de belanghebbende partij in staat is daarbij tegenwoordig te zijn of zich te doen vertegenwoordigen.(3) De uitvoering van een ambtelijke opdracht kan slechts geweigerd worden : (a) indien de authenticiteit van het stuk niet vaststaat;(b) indien in de aangezochte Staat het uitvoeren van de ambtelijke opdracht niet behoort tot de bevoegdheden van de rechterlijke macht;(c) indien de aangezochte Staat oordeelt dat zij van die aard is dat zij afbreuk doet aan de openbare orde. Artikel 15 In geval van onbevoegdheid van de aangezochte autoriteit wordt de ambtelijke opdracht ambtshalve overgedragen aan de rechterlijke autoriteit van dezelfde Staat, die overeenkomstig de bepalingen van diens wetgeving bevoegd is.

Artikel 16 In ieder geval waarin de ambtelijke opdracht door de aangezochte autoriteit niet wordt uitgevoerd, stelt deze hiervan dadelijk de verzoekende autoriteit in kennis, met vermelding van de reden waarom de uitvoering niet is geschied.

Artikel 17 De aangezochte autoriteit voert de ambtelijke opdracht uit in de vormen die door haar landswetten zijn voorgeschreven. Evenwel wordt aan het verzoek van de verzoekende autoriteit, om deze met inachtneming van een bepaalde vorm te behandelen voldaan, mits deze vorm niet in strijd is met de wetgeving van de aangezochte Staat.

Artikel 18 De uitvoering van een ambtelijke opdracht geeft geen aanleiding tot terugbetaling van enige kosten, behalve de beloning van deskundigen en de kosten veroorzaakt door de inachtneming van een bepaalde vorm van de verzoekende Staat gevraagd.

TITEL IV. - Gemeenschappelijke bepalingen Artikel 19 De bij toepassing van deze Overeenkomst over te zenden of over te leggen stukken worden gesteld in de taal of in een van de talen van de Staat van de verzoekende autoriteit.

Zij moeten vergezeld gaan van een vertaling, door een beëdigd vertaler gemaakt in de taal of in een van de officiële talen van de aangezochte Staat.

In hun onderlinge betrekkingen houden de Ministeries van Justitie briefwisseling, in de taal of in een van de officiële talen van de eigen Staat; in voorkomend geval gaan hun mededelingen vergezeld van een vertaling in de Franse taal.

Artikel 20 De met toepassing van deze overeenkomst overgelegde of overgezonden stukken worden vrijgesteld van enige legalisatie of van enige andere analoge formaliteit.

TITEL V. - Slotbepalingen Artikel 21 De geschillen omtrent de toepassing van deze Overeenkomst worden langs diplomatieke weg geregeld.

Artikel 22 (1) Deze overeenkomst zal worden bekrachtigd;de bekrachtigingsoorkonden zullen zo spoedig mogelijk worden uitgewisseld te Brussel. (2) Zij treedt in werking dertig dagen na de uitwisseling van de bekrachtigingsoorkonden.(3) Zij houdt op uitwerking te hebben één jaar na opzegging door een van de Hoge overeenkomstsluitende Partijen. Ten blijke waarvan de Gevolmachtigden deze overeenkomst hebben ondertekend en er hun zegel hebben aangehecht.

Gedaan te Tunis, op vijfentwintig april van het jaar negentienhonderd negenentachtig, in twee exemplaren, in de Nederlandse, Franse en Arabische taal, de drie teksten zijnde gelijkelijk authentiek.

Voor de Tunesische Republiek : HAMED KAROUI, Minister van Justitie.

Voor het Koninkrijk België : MELCHIOR WATHELET, Minister van Justitie.

Overeenkomstig artikel 22 van de overeenkomst is deze op 2 oktober 1999 in werking getreden.

^