Etaamb.openjustice.be
Wet van 25 mei 1999
gepubliceerd op 01 juli 1999

Wet betreffende de Belgische internationale samenwerking

bron
ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking
numac
1999015128
pub.
01/07/1999
prom.
25/05/1999
ELI
eli/wet/1999/05/25/1999015128/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

25 MEI 1999. - Wet betreffende de Belgische internationale samenwerking (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : TITEL I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Definities

Art. 2.In deze wet wordt verstaan onder : 1° « Belgische internationale samenwerking » : het beleid en de acties van de Belgische staat inzake directe bilaterale, multilaterale en indirecte bilaterale ontwikkelingssamenwerking;2° « minister » : het regeringslid dat de Belgische internationale samenwerking onder zijn bevoegdheden heeft;3° « partnerland » : land dat door het Comité voor Ontwikkelingshulp van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling wordt beschouwd als een ontwikkelingsland;4° « organisaties, andere dan de gouvernementele » : organisaties die door de minister kunnen erkend worden en die in aanmerking kunnen komen voor subsidiëring door de Belgische Staat van hun activiteiten op het gebied van ontwikkelingssamenwerking;5° « directe bilaterale samenwerking » : programma's of projecten in een partnerland, gefinancierd door de Belgische Staat op basis van een overeenkomst tussen beide landen;6° « indirecte bilaterale samenwerking » : programma's of projecten in een partnerland, die gefinancierd of medegefinancierd worden door de Belgische Staat op basis van een overeenkomst met een derde die instaat voor de uitvoering van het project of programma;7° « multilaterale samenwerking » : programma's of projecten gefinancierd door de Belgische Staat en uitgevoerd door een internationale organisatie en Belgische bijdragen aan internationale organisaties voor hun ontwikkelingsprogramma's of -projecten;8° « programma » : samenhangend geheel van doelstellingen op korte of middellange termijn, rechtstreeks of onrechtstreeks, gericht op een structurele en duurzame verbetering van de positie van groepen individuen en individuen uit arme sociale categorieën van de partnerlanden;9° « project » : initiatief dat onder meer de vorm kan aannemen van interventies, giften, financiële steun of beurzen;10° « duurzame ontwikkeling » : ontwikkeling, gericht op de bevrediging van de actuele behoeften, zonder de behoeften van de komende generaties in gevaar te brengen, en waarvan de verwezenlijking een veranderingsproces vergt waarbij de aanwending van de hulpbronnen, de bestemming van de investeringen, de gerichtheid van de technologische ontwikkeling en de institutionele structuren worden afgestemd op zowel toekomstige als huidige behoeften;11° « partnerschap » : actieve en participatieve manier van samenwerking tussen partners in het kader van de ontwikkelingssamenwerking;dit gebeurt met een bijzondere aandacht voor de ontwikkeling van de lokale capaciteiten, voor de decentralisering van de interventies naar de doelgroepen toe en voor een grotere responsabilisering van het partnerland, inzonderheid door de overheidsdiensten, de civiele maatschappij en de economische privé-sector van het partnerland bij het ontwikkelingsproces te betrekken; 12° « goed bestuur » : methode die beoogt het beheer van de institutionele capaciteiten, het besluitvormingsproces van de overheden en het beheer van de overheidsgelden te optimaliseren met inachtneming van de democratie, de rechtstaat alsmede van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden;13° « Belgische officiële ontwikkelingshulp » : het geheel van de inspanningen van de verschillende Belgische - federale zowel als gedecentraliseerde - bestuursniveaus op het gebied van de ontwikkelingssamenwerking, welke door het Comité voor Ontwikkelingshulp (DAC) van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling volgens zijn normen als « officiële ontwikkelingshulp » (ODA) worden erkend. TITEL II. - Doelstellingen Definitie van de doelstellingen

Art. 3.De Belgische internationale samenwerking heeft als hoofddoel de duurzame menselijke ontwikkeling, te realiseren door middel van armoedebestrijding, op basis van het concept « partnerschap » en met inachtneming van de criteria voor ontwikkelingsrelevantie.

De Belgische Internationale samenwerking draagt in dit kader bij tot de algemene doelstelling van ontwikkeling en versterking van de democratie en van de rechtsstaat met inbegrip van het principe van goed bestuur, alsook tot het respecteren van de menselijke waardigheid, van de rechten van de mens en van de fundamentele vrijheden, met een bijzondere aandacht voor het bestrijden van elke vorm van discriminatie omwille van sociale, etnische, religieuze, levensbeschouwelijke redenen dan wel op basis van het geslacht.

De federale samenwerking bevordert de synergie met de samenwerking vanwege de gemeenten, de provincies, de gewesten, de gemeenschappen en Europa, met de bedoeling er uitbreidende effecten van te verkrijgen die op termijn voordelig zijn voor de bevolkingsgroepen die de bijstand genieten.

Teneinde de doelstelling van duurzame menselijke ontwikkeling te realiseren zal de Belgische internationale samenwerking de socio-economische en socio-culturele ontwikkeling en de versterking van het maatschappelijk draagvlak in de partnerlanden helpen bevorderen alsook de Belgische publieke opinie sensibiliseren.

TITEL III. - Strategieën HOOFDSTUK I. - Ontwikkelingsrelevantie en evaluatie Criteria voor ontwikkelingsrelevantie

Art. 4.Met het oog op het bijdragen aan een mensgerichte duurzame ontwikkeling wordt door de Belgische internationale samenwerking de ontwikkelingsrelevantie in rekening gebracht, die gemeten wordt met de hulp van de criteria welke zijn vastgesteld door het Comité voor ontwikkelingshulp van de Organisatie voor Economische Ontwikkeling en Samenwerking, die toelaten na te gaan of de acties volgende basisprincipes in voldoende mate in acht nemen: 1° versterking van de institutionele en beheerscapaciteit;2° economische en sociale impact;3° technische en financiële leefbaarheid;4° efficiëntie van de geplande uitvoeringsprocedure;5° aandacht voor de gelijkheid tussen mannen en vrouwen;6° respect voor bescherming of vrijwaring van het leefmilieu. Externe evaluatie

Art. 5.De Koning legt de instrumenten vast welke nodig zijn om de externe evaluatie te verzekeren van de Belgische internationale samenwerking in het licht van de objectieven van de Belgische internationale samenwerking, zoals bedoeld in artikel 3, en van de criteria voor ontwikkelingsrelevantie, bedoeld in artikel 4, alsmede van de overige Belgische officiële ontwikkelingshulp van de Belgische Staat - andere dan die van de Belgische internationale samenwerking - welke eveneens zal geëvalueerd worden in het licht van de criteria voor ontwikkelingsrelevantie, bedoeld in artikel 4.

Een jaarverslag van de externe evaluatie wordt door de minister vóór 30 april van het daaropvolgend jaar ongewijzigd aan de Kamer van volksvertegenwoordigers en aan de Senaat overgezonden, vergezeld van zijn commentaar bij dit jaarverslag. HOOFDSTUK II. - Basisprincipes Afdeling I. - Directe bilaterale samenwerking

Onderafdeling I. - Geografische concentratie

Art. 6.§ 1. De Belgische internationale samenwerking richt de directe bilaterale samenwerking op maximum vijfentwintig landen of regionale organisaties van landen, in zoverre de programma's zijn bedoeld voor alle lidstaten van die organisaties, die worden gekozen, middels een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit, als « partnerland van de directe bilaterale samenwerking » op basis van de volgende criteria: 1° graad van armoede van het partnerland, gemeten op basis van het peil van de socio-economische ontwikkeling, van de « menselijke ontwikkelingsindex » en van de « menselijke armoede-index »;2° relevante en actuele ervaring van de Belgische internationale samenwerking met betrekking tot het partnerland;3° inspanningen die het partnerland levert met het oog op zijn socio-economische ontwikkeling;4° inachtneming door het partnerland van het principe van goed bestuur;5° aanwezigheid van een crisissituatie in het partnerland waarvoor de Belgische internationale samenwerking op het internationale forum een rol kan spelen in het oplossen van het conflict en het voorkomen van verder geweld;6° graad van regionale integratie van het partnerland in het kader van de regionale samenwerking;7° het voeren door de overheden van het partnerland van een politiek ter wegwerking van discriminaties en van een beleid gericht op gelijke kansen. § 2. Voor elk partnerland van de directe bilaterale samenwerking zal een strategienota, waarvoor de procedure en de modaliteiten volgens dewelke deze wordt opgesteld door de Koning worden bepaald, het ontwikkelingsbeleid nader bepalen.

De strategienota's bedoeld in de voorgaande alinea, worden met het advies van de Federale Raad voor duurzame ontwikkeling overgezonden naar de Kamer van volksvertegenwoordigers en naar de Senaat, volgens de modaliteiten bepaald door de Koning.

Zij worden minstens om de vier jaar geëvalueerd en aangepast aan de gewijzigde context van de internationale samenwerking, volgens de modaliteiten bepaald door de Koning.

Onderafdeling II. - Sectorale concentratie

Art. 7.§ 1. De Belgische internationale samenwerking richt de directe bilaterale samenwerking op de volgende vijf sectoren: 1° basisgezondheidszorg met inbegrip van reproductieve gezondheidszorg;2° onderwijs en vorming;3° landbouw en voedselzekerheid;4° basisinfrastructour;5° conflictpreventie en maatschappijopbouw met inbegrip van ondersteuning van de eerbied voor de menselijke waardigheid, de mensenrechten en de fundamentele vrijheden. § 2. Voor elke sector zal een strategienota, waarvoor de procedure en de modaliteiten volgens dewelke deze wordt opgesteld door de Koning worden bepaald, het ontwikkelingsbeleid nader bepalen.

De strategienota's bedoeld in de voorgaande alinea, worden met het advies van de Federale Raad voor duurzame ontwikkeling overgezonden naar de Kamer van volksvertegenwoordigers en naar de Senaat, volgens de modaliteiten bepaald door de Koning.

Zij worden minstens om de vier jaar geëvalueerd en aangepast aan de gewijzigde context van de internationale samenwerking, volgens de modaliteiten bepaald door de Koning.

Onderafdeling III. - Thematische concentratie

Art. 8.§1. De Belgische internationale samenwerking houdt in de sectoren bedoeld in artikel 6 van deze wet telkenmale rekening met de drie volgende sectoroverschrijdende thema's: 1° het op een evenwichtige wijze rechten en kansen geven aan vrouwen en mannen;2° de zorg voor het leefmilieu;3° de sociale economie. § 2. Voor elk van deze sectoroverschrijdende thema's zal een strategienota, waarvoor de procedure en de modaliteiten volgens dewelke deze wordt opgesteld door de Koning worden bepaald, het ontwikkelingsbeleid nader bepalen.

De strategienota's bedoeld in de voorgaande alinea, worden met het advies van de Federale Raad voor duurzame ontwikkeling overgezonden naar de Kamer van volksvertegenwoordigers en naar de Senaat, volgens de modaliteiten bepaald door de Koning.

Zij worden minstens om de vier jaar geëvalueerd en aangepast aan de gewijzigde context van de internationale samenwerking, volgens de modaliteiten bepaald door de Koning. Afdeling II. - Multilaterale samenwerking

Art. 9.De Belgische internationale samenwerking richt de multilaterale samenwerking op een twintigtal internationale organisaties, die door de Koning uitgekozen worden als « internationale partnerorganisaties van de multilaterale samenwerking » volgens een procedure en modaliteiten vastgesteld door de Koning en die minstens beantwoorden aan de volgende criteria : 1° de algemene doelstellingen van deze internationale organisatie moeten aansluiten bij deze van de Belgische internationale samenwerking bedoeld in artikel 3;2° de actiedomeinen van de internationale organisatie dienen overeen te stemmen met een of meerdere prioritaire sectoren of thema's van de directe bilaterale samenwerking bedoeld in de artikelen 6 en 7;3° de internationale organisatie moet een planmatige aanpak hebben die voortvloeit uit ontwikkelingsprogramma's welke een evaluatie van de aanwending van de bijdragen van de multilaterale samenwerking toelaten, volgens de modaliteiten vastgesteld door de Koning;4° de bijdragen van de multilaterale samenwerking dienen coherent te zijn met de steun die eventueel door andere actoren van de ontwikkelingssamenwerking aan de internationale organisatie wordt gegeven, teneinde het geheel der financieringen in het kader van de Internationale samenwerking te harmoniseren en het effect ervan te maximaliseren, met inachtneming van de criteria voor ontwikkelingsrelevantie, bedoeld in artikel 4. Afdeling III. - Indirecte bilaterale samenwerking

Niet gouvernementele organisaties

Art. 10.De Belgische internationale samenwerking richt de indirecte bilaterale samenwerking op de niet-gouvernementele organisaties die uitgekozen worden volgens een procedure en modaliteiten vastgesteld door de Koning, en die minstens beantwoorden aan de volgende criteria : 1° opgericht zijn overeenkomstig de wet van 27 juni 1921 waarbij aan de verenigingen zonder winstoogmerk en aan de instellingen van openbaar nut rechtspersoonlijkheid wordt verleend, of een vennootschap met een sociaal oogmerk zijn, overeenkomstig de wet van 13 april 1995 tot wijziging van de wetten op de handelsvennootschappen, gecoördineerd op 30 november 1935;2° de ontwikkelingssamenwerking als belangrijkste maatschappelijk doel hebben;3° een nuttige en actuele ervaring hebben in één of meerdere activiteitendomein(en), vastgesteld door de Koning, en dit aantonen door neerlegging van de activiteitenrapporten over de werking van de laatste drie jaar, en bereid zijn om zich te onderwerpen aan een evaluatie van haar werking overeenkomstig de procedure ingesteld door de Koning;4° een planmatige aanpak hebben die voortvloeit uit een meerjarenprogramma en die tevens een financieel plan inhoudt dat opgesteld is overeenkomstig de modaliteiten vastgesteld door de Koning;5° autonoom zijn, overeenkomstig de modaliteiten vastgesteld door de Koning;6° de continuiteit van haar werking kunnen verzekeren, overeenkomstig de voorwaarden vastgesteld door de Koning;7° een meerderheid van leden in de bestuursorganen hebben die de Belgische nationaliteit bezitten;8° activiteiten uitvoeren overeenkomstig de doelstellingen van de Belgische internationale samenwerking, bedoeld in artikel 3, en zulks rekening houdend met de criteria van ontwikkelingsrelevantie, bedoeld in artikel 4;9° een transparante boekhouding voeren. Andere partners

Art. 11.De Belgische internationale samenwerking richt de indirecte bilaterale samenwerking in het bijzonder via de gemeenschappen, de gewesten, de provincies en de gemeenten, op publiekrechtelijke of privaatrechtelijke maatschappijen, groeperingen, verenigingen of instellingen andere dan de organisaties bedoeld in artikel 10, die uitgekozen worden als « partners van de indirecte bilaterale samenwerking » volgens een procedure en modaliteiten vastgesteld door de Koning, en die minstens beantwoorden aan de volgende criteria: 1° een planmatige aanpak hebben die voortvloeit uit een programma waarvan de procedure en de modaliteiten van uitwerking worden vastgesteld door de Koning, en waardoor een evaluatie van de bijdragen van de indirecte bilaterale samenwerking overeenkomstig de modaliteiten vastgesteld door de Koning mogelijk wordt;2° activiteiten uitvoeren overeenkomstig de doelstellingen van de Belgische internationale samenwerking, bedoeld in artikel 3, en zulks rekening houdend met de criteria van ontwikkelingsrelevantie, bedoeld in artikel 4. Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met `s lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 25 mei 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Eerste Minister, J.-L. DEHAENE De Vice-Eerste Minister, Minister van Economie en Telecommunicatie, belast met Buitenlandse Handel, E. DI RUPO De Vice-Eerste Minister, Minister van Begroting, H. VAN ROMPUY De Minister van Buitenlandse Zaken, E. DERYCKE De Minister van Financiën, J.-J. VISEUR De Staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking, R. MOREELS Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, T. VAN PARYS _______ Nota (1) Zie : Gedr.St. van de Kamer van volksvertegenwoordigers : 1791-98/99 : Nr. 1. Wetsontwerp.

Nrs. 2 tot 4. Amendementen Nr. 5. Verslag.

Nr. 6. Tekst aangenomen door de commissie.

Nr. 7. Amendementen.

Nr. 8. Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat.

Handelingen van de Kamer : 9 en 11 maart 1999.

Gedr. St. van de Senaat : 1-1309-1998/1999 : Nr. 1. Ontwerp overgezonden door de Kamer van volksvertegenwoordigers.

Nrs. 2 en 3. Amendementen.

Nr. 4. Verslag.

Nr. 5. Tekst aangenomen door de commissie.

Handelingen van de Senaat : 29 en 30 april 1999.

^