Etaamb.openjustice.be
Wet van 25 september 2000
gepubliceerd op 25 juli 2002

Wet houdende instemming met het Verdrag tot herziening van het Algemeen Verdrag tussen het Koninkrijk België en de Republiek Turkije betreffende de sociale zekerheid ondertekend te Brussel op 4 juli 1966 en met de twee administratieve schikkingen, ondertekend te Ankara op 30 juni 1997 (2)

bron
ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking
numac
2001015061
pub.
25/07/2002
prom.
25/09/2000
ELI
eli/wet/2000/09/25/2001015061/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

25 SEPTEMBER 2000. - Wet houdende instemming met het Verdrag tot herziening van het Algemeen Verdrag tussen het Koninkrijk België en de Republiek Turkije betreffende de sociale zekerheid ondertekend te Brussel op 4 juli 1966 en met de twee administratieve schikkingen, ondertekend te Ankara op 30 juni 1997 (1) (2)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2.Het Verdrag tot herziening van het Algemeen Verdrag tussen het Koninkrijk België en de Republiek Turkije betreffende de sociale zekerheid van 4 juli 1966 en de twee Administratieve Schikkingen, gedaan te Ankara op 30 juni 1997, zullen volkomen gevolg hebben.

Kondigen deze wet af bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 25 september 2000.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken, L. MICHEL De Minister van Sociale Zaken en Pensioenen, F. VANDENBROUCKE De Minister van Landbouw en Middenstand, J. GABRIELS Gezien en met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN _______ Nota (1) Senaat Zitting (1999-2000) Documenten Ontwerp van wet ingediend op 10 juli 2000, nr.2-446/1. - Verslag nr. 2-446/2. - Tekst aangenomen door de Commissie, nr. 2-446/3.

Parlementaire Handelingen.

Bespreking, vergadering van 21 juni 2000. - Stemming, vergadering van 22 juni 2000.

Kamer van volksvertegenwoordigers Documenten Tekst overgezonden door de Senaat, nr. 50-745/1. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de nr. 50-745/2. - Koning ter bekrachtiging voorgelegd.

Parlementaire Handelingen.

Bespreking, vergadering van 6 juli 2000. - Stemming, vergadering van 6 juli 2000. (2) Overeenkomstig artikel 10, is deze Overeenkomst op 1 april 2002 in werking getreden. Verdrag tot herziening van het Algemeen Verdrag tussen het Koninkrijk België en de Republiek Turkije betreffende de sociale zekerheid, ondertekend te Brussel op 4 juli 1966 Het Koninkrijk België en de republiek Turkije, bezield met het verlangen om het verdrag betreffende de sociale zekerheid aan te passen aan de evolutie van de wetgevingen in beide verdragsluitende staten, en aan de algemene trend in de internationale instrumenten inzake sociale zekerheid, hebben daarom besloten een verdrag te sluiten tot herziening van het bestaande verdrag.

Artikel 1 In het verdrag van 4 juli 1966 wordt een nieuw artikel 1 ingevoegd, dat luidt als volgt : «

Artikel 1.§ 1. Voor de toepassing van deze Overeenkomst : a) Verstaat men onder "België" het Koninkrijk België;verstaat men onder "Turkije" de Republiek Turkije. b) Verstaat men onder "onderdaan" : voor België : een persoon van Belgische nationaliteit; voor Turkije : een persoon van Turkse nationaliteit. c) Verstaat men onder "wetgeving" : de wetten en verordeningen bedoeld in artikel 2, paragraaf 1.d) Verstaat men onder "bevoegde overheden" of "hoogste administratieve overheden" : voor België : de Ministers die, ieder wat hem betreft, belast zijn met de toepassing van de wetgeving bedoeld in artikel 2, paragraaf 1, 1. voor Turkije : de Minister van Arbeid en Sociale Zekerheid en andere bevoegde Ministeries. e) Verstaat men onder "instelling" : het orgaan, de organisatie of de autoriteit die ermede belast is de in artikel 2, paragraaf 1 bedoelde wetgeving geheel of gedeeltelijk toe te passen.f) Verstaat men onder "verzekeringstijdvak" : elke periode die als dusdanig wordt erkend door de wetgeving onder dewelke dat tijdvak werd vervuld, alsmede elke periode die door deze wetgeving wordt erkend als gelijkgesteld met een verzekeringstijdvak.g) Verstaat men onder "prestaties" : elk pensioen of elke prestatie in geld of in natura, die van toepassing is krachtens de wetgevingen van elk der verdragsluitende staten, inclusief alle aanvullingen of verhogingen die van toepassing zijn krachtens de in artikel 2, paragraaf 1 bedoelde wetgevingen.h) Verstaat men onder "gezinsprestaties" : de periodieke uitkeringen in geld die uitsluitend worden toegekend op basis van het aantal en de leeftijd van de kinderen.i) Verstaat men onder "gezinslid" : iedere persoon die als gezinslid wordt aangemerkt of erkend of als huisgenoot wordt aangeduid door de wetgeving krachtens welke de uitkeringen worden toegekend, of, in het geval bepaald bij artikel 10, krachtens de wetgeving van de verdragsluitende staat op het grondgebied waarvan hij verblijft.j) Verstaat men onder "nagelaten betrekking" : iedere persoon die als dusdanig wordt aangemerkt of erkend door de wetgeving krachtens welke de uitkeringen worden toegekend.k) Verstaat men onder "woonplaats" : de gewoonlijke verblijfplaats.l) Verstaat men onder "verblijf" : de tijdelijke verblijfplaats, zoals bepaald in de administratieve schikking.m) Verstaat men onder "staatloze" : iedere persoon die als staatloze wordt aangemerkt in artikel 1 van de Overeenkomst van 28 september 1954 betreffende de status van staatlozen.n) Verstaat men onder "vluchteling" : de persoon van wie het statuut van vluchteling erkend is in toepassing van de Overeenkomst van 28 juli 1951 betreffende het statuut van vluchtelingen, alsook van het aanvullend protocol van 31 januari 1967. § 2. Elke term die niet in dit artikel is omschreven, heeft de betekenis die eraan wordt toegekend door de toepasselijke wetgeving. » Artikel 2 Artikel 1 van het Verdrag van 4 juli 1966 wordt vervangen door de volgende tekst en wordt artikel 1bis : « Artikel 1bis . § 1. Behoudens andersluidende bepaling, is dit Verdrag van toepassing : a) op de werknemers en ermede gelijkgestelden, en naar analogie ook op de zelfstandigen, voorzover zij onderworpen zijn of zijn geweest aan de wetgeving van één van beide verdragsluitende staten en zij : (i) onderdanen zijn van één van beide verdragsluitende staten, dan wel (ii) staatlozen of vluchtelingen die door een van beide verdragsluitende staten zijn erkend, alsmede hun gezinsleden en hun nagelaten betrekkingen;b) op de nagelaten betrekkingen en op de gezinsleden van werknemers en ermede gelijkgestelden en naar analogie ook op zelfstandigen, voorzover zij onderworpen zijn geweest aan de wetgeving van een van beide verdragsluitende staten, ongeacht de nationaliteit van deze laatsten, wanneer deze nagelaten betrekkingen of deze gezinsleden onderdanen zijn van één van beide verdragsluitende staten, dan wel staatlozen of vluchtelingen die erkend zijn door één van beide verdragsluitende staten. § 2. Tenzij anders vermeld in dit Verdrag, hebben de in §1 bedoelde personen de rechten en verplichtingen voortvloeiende uit de wetgeving van elk der beide verdragsluitende Staten onder dezelfde voorwaarden als de onderdanen van deze Staat. » Artikel 3 Littera a) van paragraaf 2 van artikel 4 van hetzelfde Verdrag wordt vervangen door de volgende bepaling : « a) Een werknemer die, in dienst zijnde van een onderneming welke op het grondgebied van één der verdragsluitende Staten een vestiging heeft waar hij normaal onder ressorteert, door deze onderneming gedetacheerd wordt naar het grondgebied van de andere verdragsluitende Staat om een werk voor haar rekening uit te voeren, blijft samen met zijn hem vergezellende gezinsleden, onder de toepassing vallen van de wetgeving van de eerste staat, alsof hij werkzaam bleef op diens grondgebied, op voorwaarde weliswaar dat de te verwachten duur van het door hem uit te voeren werk geen vierentwintig maanden overschrijdt, en dat hij niet ter vervanging werd gestuurd van een andere persoon wiens detacheringsperiode afgelopen was. De detacheringsduur kan uitzonderlijk worden verlengd via een gemeenschappelijk akkoord tussen de bevoegde overheden. » Artikel 4 Artikel 3 en artikel 4, paragraaf 2.c) van hetzelfde Verdrag worden opgeheven. Artikel 5 van hetzelfde Verdrag wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Artikel 5.§ 1. Op ambtenaren en gelijkgesteld personeel is de wetgeving van de verdragsluitende staat van toepassing waaronder de administratie die hen tewerkstelt, ressorteert. Deze personen alsmede hun gezinsleden worden te dien einde aangezien als wonend in deze verdragsluitende staat, ook al bevinden zij zich in de andere verdragsluitende staat. § 2. a) Op onderdanen van een verdragsluitende staat die door hun Regering als lid van een diplomatieke missie of een consulaire post naar het grondgebied van de andere verdragsluitende Staat worden gestuurd, is de wetgeving van de eerste verdragsluitende Staat van toepassing. b) Op personen die door een diplomatieke missie of een consulaire post van een der verdragsluitende Staten zijn aangeworven op het grondgebied van de andere verdragsluitende Staat, is de wetgeving van de tweede verdragsluitende Staat van toepassing. Niettemin kunnen personen die onderdanen zijn van de eerste verdragsluitende Staat opteren voor de toepassing van de wetgeving van die verdragsluitende Staat. c) Wanneer de diplomatieke missie of de consulaire post van een der verdragsluitende Staten personen tewerkstelt die conform punt b) van deze paragraaf onderworpen zijn aan de wetgeving van de andere verdragsluitende Staat, dan houdt de missie of de post rekening met de verplichtingen die door de wetgeving van die verdragsluitende Staat aan de werkgevers zijn opgelegd.d) De bepalingen onder punt b) en c) van deze paragraaf zijn naar analogie toepasselijk op personen die zijn tewerkgesteld in privé-dienst van een persoon die onder punt a) van deze paragraaf wordt bedoeld.e) De bepalingen van punt a) tot d) van deze paragraaf zijn niet van toepassing op honoraire leden van een consulaire post, noch op personen die werken in privé-dienst van die personen.f) De bepalingen uit deze paragraaf zijn eveneens van toepassing op de hen vergezellende gezinsleden van personen bedoeld onder punt a) tot e) , die bij hen inwonen, tenzij ze zelf beroepsarbeid verrichten.» Artikel 5 Artikel 9 van hetzelfde Verdrag wordt opgeheven.

Artikel 6 Artikel 10, alinéa 3 van hetzelfde verdrag wordt vervangen door de volgende bepaling : « De instelling van het land van aansluiting betaalt aan de instelling van het land van verblijf alle uitgaven terug voor deze verstrekkingen op basis van een forfaitair bedrag, dat door de hoogste administratieve overheden van de verdragsluitende landen wordt vastgesteld. » Artikel 7 De tekst van artikel 11, alinéa 1 van hetzelfde verdrag wordt vervangen door de volgende bepaling : « De werknemers of ermede gelijkgestelden, evenals de leden van hun gezin, kunnen in geval van verblijf in een der verdragsluitende landen, dat niet langer duurt dan een bij administratieve schikking te bepalen termijn, overeenkomstig de wetgeving van het land van verblijf de verstrekkingen van de ziekte- en moederschapsverzekering genieten, voor zover zij op deze verstrekkingen aanspraak kunnen maken ingevolge de wetgeving van het land van aansluiting, en op voorwaarde dat hun toestand die verstrekkingen onmiddellijk noodzakelijk maakt. » Artikel 8 Artikel 29 van hetzelfde Verdrag wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Artikel 29.§ 1. Indien de nationale wetgeving het verkrijgen van het recht op gezinsprestaties afhankelijk maakt van het vervullen van arbeidsperioden of gelijkgestelde perioden, wordt rekening gehouden met de perioden welke zowel in het ene als in het andere land werden vervuld. § 2. De in België werkzame werknemers wier kinderen in Turkije worden opgevoed, hebben recht op de gewone kinderbijslag, met uitsluiting van elke bijzondere of verhoogde bijslag voortvloeiend uit de Belgische wetgeving. § 3. De rechthebbenden op een ouderdoms-, overlevings- of invaliditeitspensioen of een uitkering wegens arbeidsongeval of beroepsziekte, waarvan de kinderen in Turkije worden opgevoed, hebben recht op gewone kinderbijslag, met uitsluiting van elke bijzondere of verhoogde bijslag voortvloeiend uit de Belgische wetgeving. § 4. Wezen van personen bedoeld in §§ 2 en 3, die in Turkije worden opgevoed, hebben recht op gewone kinderbijslag, met uitsluiting van elke bijzondere of verhoogde bijslag voortvloeiend uit de Belgische wetgeving. § 5. Een Administratieve Schikking zal bepalen welke de categorieën van rechtgevende kinderen, de toekenningsvoorwaarden en de bedragen van de kinderbijslag zijn, evenals de perioden waarvoor die bijslag zal worden toegekend. » Artikel 9 Artikel 42 van hetzelfde verdrag wordt opgeheven.

Artikel 10 Dit Verdrag zal in werking treden de eerste dag van de tweede maand na de datum van ontvangst van de nota waarbij de laatste van beide verdragsluitende staten aan de andere verdragsluitende Staat heeft laten weten dat de wettelijk vereiste formaliteiten zijn vervuld.

Ten blijke waarvan de daartoe behoorlijk gemachtigden dit Verdrag hebben ondertekend.

Ankara, op 30 juni 1997, in tweevoud, in de Nederlandse, de Franse en de Turkse taal, elke tekst zijnde gelijkelijk rechtsgeldig.

Voor het Koninkrijk België : Jo Indekeu, Zaakgelastigde a.i. voor België.

Voor de Republiek Turkije : Ali Toptas, Secretaris-generaal van het Ministerie van Arbeid en Sociale Zekerheid

Administratieve schikking tot wijziging van de administratieve schikking van 6 januari 1969 betreffende de toepassingsmodaliteiten van het Algemeen Verdrag betreffende de sociale zekerheid tussen het Koninkrijk België en de Republiek Turkije van 4 juli 1966 Bij toepassing van het Algemeen Verdrag betreffende de sociale zekerheid tussen het Koninkrijk België en de Republiek Turkije zijn de bevoegde Belgische en Turkse autoriteiten in verband met de toepassing van het genoemde verdrag in gemeen overleg overeengekomen wat volgt.

Artikel 1 Artikel 12bis van de administratieve schikking van 6 januari 1969 met betrekking tot de toepassingsmodaliteiten van het algemeen verdrag betreffende de sociale zekerheid tussen het Koninkrijk België en de Republiek Turkije, ondertekend te Brussel op 4 juli 1966, wordt vervangen door de volgende bepaling : « Artikel 12bis . (1) Indien de formaliteiten bepaald bij artikelen 9 en 11 van de administratieve schikking op Belgisch of Turks grondgebied niet konden worden vervuld, worden de gedane uitgaven op aanvraag van de werknemer door de bevoegde instelling terugbetaald, tegen de terugbetalingstarieven toegepast door de instelling van de verblijfplaats.De instelling van de verblijfplaats moet aan de bevoegde instelling die zulks vraagt, de nodige aanduidingen omtrent deze tarieven verschaffen. (2) In afwijking op paragraaf 1 betaalt de bevoegde instelling de gedane uitgaven terug, op voorwaarde dat hun bedrag niet hoger ligt dan 250 ECU.(3) De bevoegde autoriteiten kunnen in gemeen overleg en bij briefwisseling het bedrag, bedoeld in paragraaf 2 van dit artikel, wijzigen.» Artikel 2 Artikel 22, paragraaf (1) van dezelfde administratieve schikking wordt vervangen door de volgende bepaling : « (1) Indien, bij toepassing van artikel 14, § 3, van het Verdrag, de betrokkene op de invaliditeitsuitkeringen beroep doet ten laste van de bevoegde instelling van het land waar hij voorheen verzekeringsplichtige was, ontvangt hij deze uitkeringen enkel na zijn rechten op ziekteuitkering te hebben uitgeput ingevolge de wetgeving van het land waar de arbeidsongeschiktheid werd vastgesteld. » Artikel 3 Alinea 2 van artikel 24 wordt vervangen door de volgende bepaling : « De betaling geschiedt door middel van een internationale post- of bankwissel of per overschrijving op een persoonlijke rekening, op de vervaldagen waarin voorzien bij de wetgevingen welke door deze instellingen worden toegepast. » Artikel 4 Alinea 2 van artikel 51 wordt vervangen door de volgende bepaling : « De betaling geschiedt per internationale post- of bankwissel of per overschrijving op een persoonlijke rekening, op de vervaldagen waarin voorzien bij de wetgevingen welke door deze instellingen worden toegepast. » Artikel 5 Alinéa 2 van artikel 55 van dezelfde Administratieve Schikking wordt vervangen door de volgende bepaling : « De werknemers die in België werkzaam zijn, en wier kinderen in Turkije worden opgevoed, hebben recht op de eigenlijke kinderbijslag met uitzondering van elke bijzondere of verhoogde kinderbijslag voortvloeiend uit de Belgische wetgeving. » Artikel 6 1. Paragraaf (1) van artikel 56 wordt vervangen door de volgende bepaling : « (1) De kinderbijslag wordt toegekend voor de eigen kinderen van de werknemer, voor de gemeenschappelijke kinderen van de werknemer en zijn echtgeno(o)t(e) en voor de eigen kinderen van de echtgeno(o)t(e); het aantal van de rechtgevende kinderen is weliswaar tot hoogstens 4 beperkt wanneer het de onder (4), 4) en 6) beoogde werknemers geldt. » 2. Punt 4) van paragraaf 4 van artikel 56 wordt vervangen door de volgende bepaling : « 4° andere werknemers dan de onder 1), 2) en 3) beoogde en die in het bezit zijn van een geldige arbeidsvergunning, met dien verstande dat weliswaar de kinderbijslag wordt toegekend vanaf de datum van de tewerkstelling : voor het eerste kind : 800 BEF per maand voor het tweede kind : 850 BEF per maand voor het derde kind : 900 BEF per maand voor het vierde kind : 950 BEF per maand.» 3. Punt 6) van paragraaf 4 van artikel 56 wordt vervangen door de volgende bepaling : « 6° zelfstandigen : voor het eerste kind : 250 BEF per maand voor het tweede kind : 850 BEF per maand voor het derde kind : 900 BEF per maand voor het vierde kind : 950 BEF per maand.» 4. Aan paragraaf 4 van artikel 56 wordt een punt 7) toegevoegd dat luidt als volgt : « 7° De bedragen bedoeld onder 4) en 6) van deze paragraaf zijn gekoppeld aan de evolutie van de gezondheidsindex.Deze bedragen zijn gekoppeld aan de spilindex 119.53 die van toepassing is op 1 januari 1997. » Artikel 7 In dezelfde Administratieve Schikking wordt een artikel 56bis ingelast. « Artikel 56bis. (1) Op basis van artikel 29, § 3, van het verdrag wordt de kinderbijslag toegekend aan de rechthebbende op een ouderdoms-, invaliditeits-, arbeidsongevallen- of beroepsziektepensioen volgens de navermelde regelen : a) aan de rechthebbende op een pensioen ingevolge de wetgeving van een der verdragsluitende landen, overeenkomstig de wetgeving van dat land;b) aan de rechthebbende op pensioenen ingevolge de wetgeving van de beide verdragsluitende landen, overeenkomstig de wetgeving van het land op welk grondgebied hij verblijft, indien het recht op kinderbijslag aldaar ingaat krachtens de wetgeving van dat land. Indien krachtens deze wetgeving geen enkel recht ingaat, worden de voorwaarden van ingang van het recht onderzocht op grond van de wetgeving van het andere land. (2) De wezenbijslag wordt volgens de navermelde regelen toegekend, op eender welk grondgebied der beide landen de wees of de persoon die hem daadwerkelijk ten laste heeft, verblijft : a) voor de wees van een overleden werknemer, op wie de wetgeving van een der verdragsluitende landen toepasselijk was, overeenkomstig de wetgeving van dat land;b) voor de wees van een overleden werknemer, op wie de wetgeving van de beide verdragsluitende landen toepasselijk was, overeenkomstig de wetgeving van de staat op welks grondgebied de wees verblijft, indien het recht op kinderbijslag aldaar ingaat krachtens de wetgeving van deze staat. Indien krachtens deze wetgeving geen enkel recht ingaat, worden de voorwaarden van ingang van het recht onderzocht op grond van de wetgeving van het andere land.

Weliswaar blijft de wetgeving van het verdragsluitend land die toepasselijk is voor het toekennen van de bij paragraaf (1) beoogde bijslag ten voordele van kinderen van een rechthebbende op een pensioen, na overlijden van de rechthebbende toepasselijk voor het toekennen van de wezenbijslag. (3) De bij paragraaf (1) beoogde kinderbijslag wordt toegekend voor de eigen kinderen van de rechthebbende op een pensioen, voor de gemeenschappelijke kinderen van de rechthebbende op een pensioen en van zijn echtgeno(o)t(e), en voor de eigen kinderen van de echtgeno(o)t(e). De bij paragraaf (2) beoogde kinderbijslag wordt toegekend voor de eigen kinderen van de overledene en voor de gemeenschappelijke kinderen van de overledene en zijn echtgeno(o)t(e). (4) De kinderbijslag wordt toegekend tot de leeftijd van 14 jaar, dan wel tot de leeftijd van 25 jaar, wanneer het gaat om kinderen die cursussen volgen onder de voorwaarden als vastgesteld bij de wetgeving van het verdragsluitend land dat de kinderbijslag ten laste heeft.Het aantal rechtgevende kinderen is beperkt tot ten hoogste vier.

Het bedrag van de kinderbijslag is vastgesteld als volgt : 1° Indien verschuldigd door een Belgische instelling in het werknemersstelsel : voor het eerste kind : 800 BEF per maand voor het tweede kind : 850 BEF per maand voor het derde kind : 900 BEF per maand voor het vierde kind : 950 BEF per maand 2° Indien verschuldigd door een Belgische instelling in het zelfstandigenstelsel : voor het eerste kind : 250 BEF per maand voor het tweede kind : 850 BEF per maand voor het derde kind : 900 BEF per maand voor het vierde kind : 950 BEF per maand (5) De bedragen bedoeld onder paragraaf 4) van dit artikel zijn gekoppeld aan de evolutie van de gezondheidsindex.Deze bedragen zijn gekoppeld aan spilindex 119.53 die van toepassing is op 1 januari 1997. » Artikel 8 1.Artikel 1 tot 4, 6 en 8 van deze administratieve schikking treden in werking de eerste dag van de tweede maand na haar ondertekening. 2. Artikel 5 en 7 van deze Administratieve Schikking treden in werking op dezelfde datum als het verdrag van ... tot herziening van het algemeen verdrag tussen het Koninkrijk België en de Republiek Turkije betreffende de sociale zekerheid, ondertekend op 4 juli 1966.

Ankara, op 30 juni 1997, in tweevoud, in de Nederlandse, de Franse en de Turkse taal, elke tekst zijnde gelijkelijk rechtsgeldig.

Voor het Koninkrijk België : Jo Indekeu, Zaakgelastigde a.i. voor België.

Voor de Republiek Turkije : Ali Toptas, Secretaris-generaal van het Ministerie van Arbeid en Sociale Zekerheid.

Administratieve schikking tot wijziging van de administratieve schikking van 28 maart 1978 houdende vaststelling van de lijst van prothesen, kunstmiddelen van grotere omvang en andere belangrijke verstrekkingen, afhankelijk gesteld van de voorafgaande machtiging van de Belgische of Turkse verzekeringsinstelling Artikel 1 Punt 1) van paragraaf 1 wordt vervangen door de volgende bepaling : « 1) Iedere andere geneeskundige handeling of ieder ander geneeskundig, tandheelkundig of heelkundig hulpmiddel, op voorwaarde dat de vermoedelijke kostprijs van de behandeling of van het hulpmiddel het bedrag van 250 ECU overschrijdt.

De bevoegde autoriteiten kunnen in gemeen overleg en per briefwisseling dit bedrag aanpassen. » Artikel 2 Deze administratieve schikking treedt in werking de eerste dag van de tweede maand na haar ondertekening.

Ankara, op 30 juni 1997, in tweevoud, in de Nederlandse, de Franse en de Turkse taal, elke tekst zijnde gelijkelijk rechtsgeldig.

Voor het Koninkrijk België : Jo Indekeu, Zaakgelastigde a.i. voor België Voor de Republiek Turkije : Ali Toptas, Secretaris-generaal van het Ministerie van Arbeid en Sociale Zekerheid

^