Etaamb.openjustice.be
Wet van 26 april 2005
gepubliceerd op 12 november 2007

Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en de Verenigde Arabische Emiraten inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen, ondertekend te Dubai op 8 maart 2004 (2) (3)

bron
federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking
numac
2005015069
pub.
12/11/2007
prom.
26/04/2005
ELI
eli/wet/2005/04/26/2005015069/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

26 APRIL 2005. - Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en de Verenigde Arabische Emiraten inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen, ondertekend te Dubai op 8 maart 2004 (1) (2) (3)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2.De Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie, en de Verenigde Arabische Emiraten inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen, ondertekend te Dubai op 8 maart 2004, zal volkomen gevolg hebben.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 26 april 2005.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken, K. DE GUCHT De Minister van Buitenlandse Handel, M. VERWILGHEN Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Zitting 2004-2005. Senaat.

Documenten. - Ontwerp van wet ingediend op 8 december 2004, nr. 3-952/1. - Verslag, nr. 3-952/2.

Parlementaire Handelingen. - Bespreking en stemming. Vergadering van 17 februari 2005.

Kamer.

Documenten. - Ontwerp overgezonden door de Senaat, nr. 51-1617/1.

Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd, nr. 51-1617/2.

Parlementaire handelingen. - Bespreking en stemming. Vergadering van 17 maart 2005. (2) Zie decreet van het Vlaamse Gewest van 7 juli 2006 (Belgisch Staatsblad van 6 oktober 2006), decreet van het Waalse Gewest van 17 november 2005 (Belgisch Staatsblad van 8 december 2005), ordonnantie van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest van 10 maart 2005 (Belgisch Staatsblad van 1 april 2005).(3) De uitwisseling van ratificatie-instrumenten heeft plaatsgevonden op 22 oktober 2007.Deze Overeenkomst zal in werking treden op 22 november 2007, overeenkomstig haar artikel 16.

Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en de Verenigde Arabische Emiraten inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen De Regering van het Koninkrijk België, handelend mede in naam van de Regering van het Groothertogdom Luxemburg, krachtens bestaande overeenkomsten, de Vlaamse Regering, de Waalse Regering en de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, enerzijds, en De Regering van de Verenigde Arabische Emiraten, anderzijds, (hierna te noemen « de Overeenkomstsluitende Partijen »), Verlangende hun economische samenwerking te versterken door voor investeringen door investeerders van de ene Overeenkomstsluitende Partij gunstige voorwaarden te scheppen op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij, Zijn het volgende overeengekomen : Artikel 1 Begripsomschrijvingen Voor de toepassing van deze Overeenkomst betekent de term : 1. « investeerder » : a) de « onderdanen », zijnde elk natuurlijk persoon die volgens de wetgeving van het Koninkrijk België of het Groothertogdom Luxemburg of van de Verenigde Arabische Emiraten wordt beschouwd als een onderdaan van het Koninkrijk België of van het Groothertogdom Luxemburg dan wel van de Verenigde Arabische Emiraten;b) de « vennootschappen », zijnde elke rechtspersoon die is opgericht in overeenstemming met de wetgeving van het Koninkrijk België of het Groothertogdom Luxemburg of van de Verenigde Arabische Emiraten en waarvan de maatschappelijke zetel of plaats van de werkelijke leiding gevestigd is op het grondgebied van het Koninkrijk België of het Groothertogdom Luxemburg dan wel van de Verenigde Arabische Emiraten;c) de federale regering en de lokale regeringen van de Overeenkomstsluitende Partijen en hun financiële instellingen.2. « investeringen » : alle soorten vermogensbestanddelen die eigendom zijn van dan wel rechtstreeks of onrechtstreeks worden beheerd door een investeerder van de ene Overeenkomstsluitende Partij in de andere Overeenkomstsluitende Partij. Als investeringen in de zin van deze Overeenkomst gelden in het bijzonder, doch niet uitsluitend : a) roerende en onroerende goederen, alsmede andere zakelijke rechten zoals hypotheken, retentierechten, pandrechten, rechten van vruchtgebruik en soortgelijke rechten;b) aandelen, rechten die verband houden met deelneming in ondernemingen en alle andere vormen van kapitaaldeelneming, zelfs minoritair of onrechtstreeks, in vennootschappen die zijn opgericht op het grondgebied van een der Overeenkomstsluitende Partijen;c) obligaties, tegoeden en gelijk welke prestatie die economische waarde heeft;d) auteursrechten, rechten van industriële eigendom, technische werkwijzen, handelsnamen, goodwill;e) concessies verleend krachtens het publiekrecht of een overeenkomst, met inbegrip van concessies voor het opsporen, ontginnen, winnen of exploiteren van natuurlijke rijkdommen.Zodanige concessies zijn onderworpen aan de voorwaarden van overeenkomsten aangegaan tussen de investeerder en de Overeenkomstsluitende Partij op wier grondgebied bedoelde concessies werden verleend.

Veranderingen in de rechtsvorm waarin vermogensbestanddelen en kapitaal werden geïnvesteerd of geherinvesteerd doen geen afbreuk aan de omschrijving ervan als « investering » als bedoeld in deze Overeenkomst, mits zodanige veranderingen niet strijdig zijn met de bestaande wet- en regelgeving van de Overeenkomstsluitende Partij op wier grondgebied de investering werd gedaan. 3. « opbrengst » : de inkomsten die een investering oplevert, en met name, doch niet uitsluitend, winst, rente, vermogensaanwas, dividenden, royalty's en vergoedingen.4. « grondgebied » : a) het grondgebied van het Koninkrijk België en het grondgebied van het Groothertogdom Luxemburg evenals de zeegebieden, zo deze er zijn, dit wil zeggen de gebieden op en onder zee die zich voorbij de territoriale wateren van het Koninkrijk België uitstrekken en waarin het Koninkrijk België, overeenkomstig het internationaal recht, soevereine rechten en rechtsmacht uitoefent met het oog op de opsporing, de winning en het behoud van de natuurlijke rijkdommen;b) de Verenigde Arabische Emiraten evenals de zeegebieden, de zeebodem en de ondergrond daarvan, grenzend aan de buitengrens van de territoriale zee van voornoemde gebieden waarin de desbetreffende Staat overeenkomstig het internationaal recht, soevereine rechten en rechtsmacht uitoefent met het oog op de opsporing en winning van de natuurlijke rijkdommen van bedoelde gebieden.5. « milieuwetgeving » : de in de Overeenkomstsluitende Partijen van toepassing zijnde wetgeving of elke hierin vervatte bepaling die voornamelijk verband houdt met milieubescherming of het voorkomen van elk gevaar voor het leven of de gezondheid van mensen, dieren of planten.6. « arbeidswetgeving » : de in het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg of de Verenigde Arabische Emiraten van toepassing zijnde wetgeving of elke hierin vervatte bepaling die rechtstreeks verband houdt met de internationale arbeidsovereenkomsten die door alle Overeenkomstsluitende Partijen werden bekrachtigd. Artikel 2 Bevordering van investeringen 1. Elke Overeenkomstsluitende Partij bevordert op haar grondgebied investeringen van investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij en laat zodanige investeringen toe in overeenstemming met haar wetgeving.2. Overeenkomstig de bestaande wet- en regelgeving van elke Overeenkomstsluitende Partij, staat deze in de mate van het mogelijke het sluiten en uitvoeren toe van licentieovereenkomsten en overeenkomsten inzake commerciële, administratieve of technische bijstand, voor zover deze activiteiten verband houden met zodanige investeringen. Artikel 3 Bescherming van investeringen 1. Alle investeringen door investeerders van een der Overeenkomstsluitende Partijen genieten op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij een eerlijke en rechtvaardige behandeling.2. Onder voorbehoud van maatregelen die noodzakelijk zijn voor de handhaving van de openbare orde, genieten deze investeringen een voortdurende bescherming en zekerheid, met uitsluiting van elke onredelijke of discriminatoire maatregel die, in rechte of in feite, het beheer, de instandhouding, het gebruik, het genot of de liquidatie van deze investeringen zou kunnen belemmeren. Artikel 4 Nationale behandeling en meest begunstigde Natie 1. In alle aangelegenheden met betrekking tot de behandeling van investeringen genieten de investeerders van elke Overeenkomstsluitende Partij op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij de nationale behandeling en de behandeling van meest begunstigde natie.De meestbegunstigingsbehandeling geldt niet voor procedurele en gerechtelijke aangelegenheden. 2. Met betrekking tot de werking, het beheer, het onderhoud, het gebruik, het genot, de verkoop of de vervreemding van investeringen dient elke Overeenkomstsluitende Partij investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij op haar grondgebied een behandeling toe te kennen die niet minder gunstig is dan de behandeling die wordt toegekend aan haar eigen investeerders of de investeerders van een andere Staat, zo laatstgenoemde behandeling gunstiger is.3. Deze behandeling behelst geenszins de voorrechten die door een Overeenkomstsluitende Partij worden verleend aan investeerders van een derde Staat in het kader van diens participatie in of associatie met een vrijhandelszone, een douane-unie, een gemeenschappelijke markt of enige andere vorm van regionale economische organisatie.4. Het bepaalde in dit artikel is niet van toepassing op belastingzaken of op de eigendom van land of onroerend goed. Artikel 5 Milieu 1. In het besef dat elke Overeenkomstsluitende Partij het recht heeft haar eigen niveau van nationale milieubescherming te bepalen en de beleidslijnen en prioriteiten ter zake van milieu en ontwikkeling vast te leggen alsmede haar ad hoc wetgeving dienovereenkomstig aan te nemen of te wijzigen, dient elke Overeenkomstsluitende Partij erop toe te zien dat haar wetgeving een hoog niveau van milieubescherming waarborgt en dient zij alles in het werk te stellen om voornoemde wetgeving voortdurend bij te sturen.2. Elke Overeenkomstsluitende Partij gaat de verbintenis aan de nationale milieuwetgeving niet te wijzigen of te versoepelen teneinde het doen, onderhouden of uitbreiden van een investering op haar grondgebied aan te moedigen.3. De Partijen erkennen dat onderlinge samenwerking hen meer mogelijkheden biedt om de milieubeschermingsnormen bij te sturen.Een Overeenkomstsluitende Partij stemt in met het verzoek van de andere Overeenkomstsluitende Partij deskundig overleg te voeren over alle aangelegenheden die onder dit artikel ressorteren.

Artikel 6 Arbeid 1. In het besef dat elke Overeenkomstsluitende Partij het recht heeft haar eigen normen ter bescherming van de arbeid vast te leggen en haar ad hoc wetgeving dienovereenkomstig aan te nemen of te wijzigen;2. Gaat elke Overeenkomstsluitende Partij de verbintenis aan de nationale arbeidswetgeving niet te wijzigen of te versoepelen teneinde het doen, onderhouden of uitbreiden van een investering op haar grondgebied aan te moedigen. Artikel 7 Ontneming en eigendomsbeperking 1. Elke Overeenkomstsluitende Partij verbindt zich geen enkele maatregel tot onteigening of nationalisatie noch enige andere maatregel te treffen die tot gevolg heeft dat aan de investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij rechtstreeks of onrechtstreeks de hun toebehorende investeringen op haar grondgebied worden ontnomen.2. Wanneer om redenen van openbaar nut, veiligheid of nationaal belang van het bepaalde in het eerste lid moet worden afgeweken, dienen de volgende voorwaarden te worden vervuld : a) de maatregelen worden genomen met inachtneming van een behoorlijke rechtsgang;b) de maatregelen zijn niet discriminatoir of in strijd met bijzondere verbintenissen;c) de maatregelen gaan vergezeld van voorzieningen voor de betaling van een billijke en reële schadeloosstelling.3. Deze schadeloosstelling moet worden berekend op basis van de marktwaarde van de investering onmiddellijk voordat de beslissing tot onteigening of nationalisatie wordt aangekondigd of openbaar gemaakt. Kan de marktwaarde niet naar behoren worden vastgelegd, dan wordt de schadeloosstelling bepaald overeenkomstig algemeen erkende waarderingsbeginselen en volgens billijke beginselen die inter alia rekening houden met het geïnvesteerde kapitaal, de waardevermindering, het reeds gerepatrieerde kapitaal, de vervangwaarde en andere relevante factoren. De schadeloosstelling levert rente op vanaf het tijdstip van onteigening tot aan de datum van uitkering van de schadeloosstelling, tegen de huidige rentevoet die van toepassing is op de valuta waarin de investering oorspronkelijk werd gedaan. 4. Aan investeerders van de ene Overeenkomstsluitende Partij die met betrekking tot hun investeringen verliezen lijden wegens oorlog of een ander gewapend conflict, revolutie, een nationale noodtoestand of opstand op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij, wordt door laatstgenoemde, wat de restitutie, schadevergoeding, schadeloosstelling of een andere regeling betreft, een behandeling toegekend die ten minste gelijk is aan die welke die Overeenkomstsluitende Partij aan investeerders van de meestbegunstigde natie toekent. Artikel 8 Overmakingen 1. Elke Overeenkomstsluitende Partij verleent de investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij de toelating om alle met een investering verband houdende uitkeringen vrij over te maken.Deze omvatten in het bijzonder : a) bedragen bestemd om de investering tot stand te brengen, te behouden of uit te breiden;b) bedragen bestemd voor het nakomen van contractuele verbintenissen, met inbegrip van de bedragen die nodig zijn voor de terugbetaling van leningen, royalty's en andere betalingen voortvloeiend uit licenties, franchises, concessies en andere soortgelijke rechten, alsmede de bezoldiging van het geëxpatrieerd personeel;c) de opbrengsten uit investeringen;d) de opbrengst uit de gehele of gedeeltelijke liquidatie van investeringen, met inbegrip van meerwaarden of verhogingen van het geïnvesteerde kapitaal;e) de in toepassing van Artikel 7 uitgekeerde schadeloosstelling.2. De onderdanen van beide Overeenkomstsluitende Partijen, die uit hoofde van een investering toelating hebben gekregen om op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij te werken, is het tevens toegestaan een evenredig deel van hun bezoldiging over te maken naar hun land van herkomst.3. De overmakingen gebeuren in vrij inwisselbare munt, tegen de koers die op de datum van overmaking van toepassing is op contante transacties in de gebruikte munt.4. Elke Overeenkomstsluitende Partij verleent de toelating die vereist is om de overmaking zonder onnodige vertraging uit te voeren, zonder andere lasten dan de gebruikelijke bankkosten. Artikel 9 Subrogatie 1. Indien één der Overeenkomstsluitende Partijen dan wel openbare instelling van deze Partij een schadeloosstelling uitkeert aan haar eigen investeerders op grond van een voor een investering verleende waarborg, erkent de andere Overeenkomstsluitende Partij dat de eerstgenoemde Overeenkomstsluitende Partij of de desbetreffende openbare instelling in de rechten van de investeerders is getreden.2. In verband met de overgedragen rechten kan de andere Overeenkomstsluitende Partij jegens de verzekeraar die in de rechten van de schadeloosgestelde investeerders is getreden, de verplichtingen laten gelden die wettelijk of contractueel op de investeerders rusten. Artikel 10 Toepasbare regels Wanneer een vraagstuk omtrent investeringen die geen verband houden met koolwaterstoffen, wordt geregeld bij deze Overeenkomst en bij de nationale wetgeving van de ene Overeenkomstsluitende Partij dan wel bij internationale overeenkomsten waarbij de Partijen partij zijn of op een later tijdstip kunnen worden, kunnen de investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij aanspraak maken op de bepalingen die voor hen het meest gunstig zijn.

Artikel 11 Specifieke Overeenkomsten 1. Investeringen waarvoor een specifieke overeenkomst is gesloten tussen een van de Overeenkomstsluitende Partijen en investeerders van de andere Partij zijn onderworpen aan de bepalingen van deze Overeenkomst en aan die van de specifieke overeenkomst.2. Elke Overeenkomstsluitende Partij staat te allen tijde in voor het naleven van de verbintenissen die zij jegens investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij is aangegaan.De investeerders van hun kant, eerbiedigen de voorwaarden van de door hen aangegane verbintenissen.

Artikel 12 Regeling van investeringsgeschillen 1. Van elk geschil tussen een investeerder van de ene Overeenkomstsluitende Partij en de andere Overeenkomstsluitende Partij wordt schriftelijk kennis gegeven door de eerste Partij die een vordering instelt.De kennisgeving gaat vergezeld van een naar behoren gedetailleerde nota.

De Partijen dienen in de mate van het mogelijke ernaar te streven door onderhandeling tot een minnelijke schikking te komen, indien nodig door deskundig advies in te winnen van een derde partij of anders door middel van bemiddeling tussen de Overeenkomstsluitende Partijen langs diplomatieke weg via een ad hoc gemengde commissie. 2. Wanneer de bij het geschil betrokken partijen niet rechtstreeks tot een minnelijke schikking zijn gekomen of het geschil niet door bemiddeling langs diplomatieke weg hebben kunnen regelen binnen zes maand na ontvangst van de kennisgeving, wordt het voorgelegd aan de bevoegde rechtsmacht van de Staat waar de investering werd gedaan. Is het geschil niet geregeld binnen 15 maand, te rekenen vanaf de datum dat het werd voorgelegd aan de bevoegde rechtsmacht, met inbegrip van lokale arbitragecentra, dan kan de investeerder het geschil aan internationale arbitrage onderwerpen.

Is het geschil niet geregeld binnen 6 maand, te rekenen vanaf de datum dat het werd voorgelegd aan de bevoegde rechtsmacht dan kunnen beide partijen, mits wederzijdse schriftelijke instemming, het geschil aan internationale arbitrage onderwerpen 3. In geval van internationale arbitrage, wordt het geschil naar keuze van de investeerder voorgelegd aan één van de volgende instellingen : - een scheidsgerecht ad hoc, ingesteld volgens de arbitrageregels van de Commissie van de Verenigde Naties voor Internationaal Handelsrecht (U.N.C.I.T.R.A.L.); - het Internationale Centrum voor Beslechting van Investeringsgeschillen (I.C.S.I.D.), dat is opgericht krachtens het Verdrag inzake de beslechting van geschillen met betrekking tot investeringen tussen Staten en onderdanen van andere Staten, dat op 18 maart 1965 te Washington voor ondertekening werd opengesteld, wanneer elke Staat die Partij is bij deze Overeenkomst partij is geworden bij bedoeld Verdrag. Zolang niet aan deze vereiste is voldaan, stemt elke Overeenkomstsluitende Partij ermee in dat het geschil aan arbitrage wordt onderworpen overeenkomstig de regels van de Aanvullende Voorziening van het I.C.S.I.D.; - het Scheidsgerecht van de Internationale Kamer van Koophandel te Parijs; - het Instituut voor Arbitrage van de Kamer van Koophandel te Stockholm.

Indien wordt overgegaan tot de arbitrageprocedure op initiatief van een Overeenkomstsluitende Partij, verzoekt die Partij de betrokken investeerder schriftelijk het scheidsgerecht aan te wijzen waaraan het geschil zal worden voorgelegd. 4. Geen van de bij een geschil betrokken Overeenkomstsluitende Partij, zal in enig stadium van de arbitrageprocedure of van de uitvoering van een scheidsrechterlijke uitspraak als verweer kunnen aanvoeren dat de investeerder die tegenpartij is bij het geschil, een vergoeding ter uitvoering van een verzekeringspolis heeft ontvangen, die het geheel of een gedeelte van zijn verliezen dekt.5. De uitspraken van het scheidsgerecht zijn onherroepelijk en bindend voor de partijen bij het geschil.Elke Overeenkomstsluitende Partij verbindt zich ertoe ze uit te voeren overeenkomstig haar nationale wetgeving. 6. Alle Partijen bij het geschil kunnen in elk stadium van de procedure in onderlinge overeenstemming beslissen de zaak aan arbitrage te onttrekken. Artikel 13 Geschillen tussen de Overeenkomstsluitende Partijen betreffende de uitlegging of toepassing van deze Overeenkomst 1. Elk geschil betreffende de uitlegging of toepassing van deze Overeenkomst moet zo mogelijk langs diplomatieke weg worden geregeld.2. Wanneer een geschil niet langs diplomatieke weg kan worden beslecht, wordt het voorgelegd aan een gemengde commissie bestaande uit vertegenwoordigers van beide Partijen.Deze Commissie komt op verzoek van de meest gerede Partij en zonder onnodige vertraging bijeen. 3. Indien de gemengde commissie het geschil niet kan regelen, wordt het op verzoek van een der Overeenkomstsluitende Partijen onderworpen aan een scheidsgerecht dat voor elk geval afzonderlijk op de volgende wijze wordt samengesteld : Elke Overeenkomstsluitende Partij benoemt één scheidsman binnen een tijdvak van twee maanden vanaf de datum waarop een der Overeenkomstsluitende Partijen de andere Overeenkomstsluitende Partij in kennis heeft gesteld van haar voornemen het geschil aan arbitrage te onderwerpen.Binnen twee maanden na hun benoeming benoemen de twee scheidsmannen in onderlinge overeenstemming een onderdaan van een derde Staat tot voorzitter van het scheidsgerecht.

Wanneer de termijnen niet werden nageleefd, kan een der Overeenkomstsluitende Partijen de Voorzitter van het Internationale Gerechtshof verzoeken over te gaan tot de noodzakelijke benoeming(en).

Indien de Voorzitter van het Internationale Gerechtshof onderdaan is van een Overeenkomstsluitende Partij of van een Staat waarmee een der Overeenkomstsluitende Partijen geen diplomatieke banden heeft dan wel om een andere reden verhinderd is bedoelde functie uit te oefenen, wordt de Ondervoorzitter van het Internationale Gerechtshof verzocht de benoeming(en) te verrichten. 4. Alle Partijen bij het geschil kunnen in elk stadium van de procedure in onderlinge overeenstemming beslissen de zaak aan arbitrage te onttrekken.5. Het aldus samengestelde college bepaalt zijn eigen procedureregels. Het doet uitspraak bij meerderheid van stemmen; de uitspraken zijn onherroepelijk en bindend voor de Overeenkomstsluitende Partijen. 6. Elke Overeenkomstsluitende Partij draagt de kosten van de door haar benoemde scheidsman.De kosten die voortvloeien uit de benoeming van de derde scheidsman en de ambtelijke kosten van het college worden gelijkelijk door de Overeenkomstsluitende Partijen gedragen.

Artikel 14 Vorige investeringen Deze Overeenkomst is eveneens van toepassing op investeringen die vóór de inwerkingtreding van deze Overeenkomst werden gedaan door investeerders van een Overeenkomstsluitende Partij op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij, in overeenstemming met de wetten en voorschriften van laatstgenoemde.

De Overeenkomst is niet van toepassing op geschillen die zijn gerezen vóór de inwerkingtreding van deze Overeenkomst.

Artikel 15 Overleg De Overeenkomstsluitende Partijen kunnen in elk stadium na de inwerkingtreding van deze Overeenkomst op verzoek van een Overeenkomstsluitende Partij overleg plegen over de wijziging van de Overeenkomst dan wel om punten te bespreken die verband houden met subrogatie en investeringsgeschillen, onverminderd het bepaalde in respectievelijk artikel 9 en artikel 12.

Artikel 16 Inwerkingtreding en duur 1. Deze Overeenkomst treedt in werking een maand na de datum waarop de Overeenkomstsluitende Partijen de akten van bekrachtiging hebben uitgewisseld.Ze blijft van kracht gedurende een tijdvak van tien jaar.

Tenzij ten minste zes maanden vóór de datum van het verstrijken van de geldigheidsduur door een van beide Overeenkomstsluitende Partijen mededeling van beëindiging is gedaan, wordt deze Overeenkomst stilzwijgend verlengd voor een tijdvak van tien jaar, met dien verstande dat elke Overeenkomstsluitende Partij zich het recht voorbehoudt de Overeenkomst te beëindigen met inachtneming van een opzegtermijn van ten minste zes maanden vóór de datum van het verstrijken van de lopende geldigheidsduur. 2. Ten aanzien van investeringen die vóór de datum van beëindiging van de Overeenkomst zijn gedaan, blijft deze van kracht gedurende een tijdvak van tien jaar vanaf de datum van beëindiging. Ten blijke waarvan de ondergetekende vertegenwoordigers, daartoe naar behoren gemachtigd door hun onderscheiden Regeringen, deze Overeenkomst hebben ondertekend.

Gedaan te Dubai, op 8 maart 2004, in tweevoud, in de Nederlandse, de Franse, de Arabische en de Engelse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek. In geval van verschil in uitlegging is de Engelse tekst doorslaggevend.

^