Etaamb.openjustice.be
Wet van 26 december 2015
gepubliceerd op 30 december 2015

Wet houdende maatregelen inzake versterking van jobcreatie en koopkracht

bron
federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister
numac
2015206007
pub.
30/12/2015
prom.
26/12/2015
ELI
eli/wet/2015/12/26/2015206007/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)Kamer (parl. doc.)
Document Qrcode

26 DECEMBER 2015. - Wet houdende maatregelen inzake versterking van jobcreatie en koopkracht (1)


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt : TITEL 1. - Algemene bepaling

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.

TITEL 2. - Sociale bepalingen HOOFDSTUK 1. - Wijzigingen van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen Afdeling 1. - Vermindering van bijdragen in 2016

Art. 2.In artikel 12 van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen, laatst gewijzigd bij de wet van 22 november 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, eerste lid, 1°, worden de woorden "22,00 pct." vervangen door de woorden "21,50 pct."; 2° in § 2, tweede lid, 1°, worden de woorden "22,00 pct." vervangen door de woorden "21,50 pct.".

Art. 3.In artikel 13, § 1, tweede lid, 1°, van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij de wet van 21 december 2007, worden de woorden "22,00 pct." vervangen door de woorden "21,50 pct.".

Art. 4.Deze afdeling treedt in werking op 1 januari 2016. Afdeling 2. - Vermindering van bijdragen in 2017

Art. 5.In artikel 12 van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen, laatst gewijzigd door artikel 2, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, eerste lid, 1°, worden de woorden "21,50 p.c." vervangen door de woorden "21,00 p.c."; 2° in § 2, tweede lid, 1°, worden de woorden "21,50 p.c". vervangen door de woorden "21,00 p.c.".

Art. 6.In artikel 13, § 1, tweede lid, 1°, van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd door artikel 3, worden de woorden "21,50 p.c." vervangen door de woorden "21,00 p.c.".

Art. 7.In artikel 13bis, § 2, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij de wet van 21 december 2007 en laatst gewijzigd bij de wet van 22 november 2013, worden de woorden "21,50 pct." telkens vervangen door de woorden "21,00 pct.".

Art. 8.Deze afdeling treedt in werking op 1 januari 2017. Afdeling 3. - Vermindering van bijdragen in 2018

Art. 9.In artikel 12 van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen, laatst gewijzigd door artikel 5, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, eerste lid, 1°, worden de woorden "21,00 p.c." vervangen door de woorden "20,50 pct."; 2° in § 2, tweede lid, 1°, worden de woorden "21,00 p.c." vervangen door de woorden "20,50 p.c.".

Art. 10.In artikel 13, § 1, tweede lid, 1°, van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd door artikel 6, worden de woorden "21,00 p.c.".vervangen door de woorden "20,50 p.c.".

Art. 11.In artikel 13bis, § 2, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij de wet van 21 december 2007 en laatst gewijzigd door artikel 7, worden de woorden "21,00 p.c.".telkens vervangen door de woorden "20,50 p.c.".

Art. 12.Deze afdeling treedt in werking op 1 januari 2018. Afdeling 4. - Overgangsbepaling

Art. 13.De sociale bijdragen die betrekking hebben op kalenderkwartalen van onderwerping aan het sociaal statuut der zelfstandigen die gelegen zijn vóór de respectieve data van inwerkingtreding van de afdelingen van dit hoofdstuk, worden berekend en geïnd overeenkomstig de van toepassing zijnde bepalingen zoals deze golden op de dag voorafgaand aan deze respectieve data van inwerkingtreding. HOOFDSTUK 2. - Eerste aanwervingen

Art. 14.In artikel 342 van de programmawet (I) van 24 december 2002, gewijzigd bij de wet van 26 december 2013, wordt het woord "vijf" vervangen door het woord "zes".

Art. 15.In artikel 343 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 22 december 2003 en gewijzigd bij de wetten van 26 december 2013 en 20 juli 2015, wordt een paragraaf 3/3 ingevoegd, luidende : « § 3/3. Als nieuwe werkgever van een zesde werknemer wordt beschouwd een werkgever die sedert ten minste vier opeenvolgende kwartalen die het kwartaal van indienstneming van een zesde werknemer voorafgaan, niet onderworpen is geweest aan de voornoemde wet van 27 juni 1969 voor de tewerkstelling van meer dan vijf werknemers andere dan leerlingen, dienstboden, deeltijds leerplichtigen en gelegenheidsarbeiders bedoeld in artikel 2/1 van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders. ».

Art. 16.Dit hoofdstuk treedt in werking op 1 januari 2016. HOOFDSTUK 3. - Competitiviteit Afdeling 1. - Wijzigingen van de wet van 29 juni 1981 houdende de

algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers Onderafdeling 1. - Periode 2016-2017

Art. 17.In artikel 38, § 3bis, van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 25 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden "verschuldigde werkgeversbijdragen" vervangen door de woorden "verschuldigde basiswerkgeversbijdrage";2° het tweede lid wordt vervangen als volgt : « Het percentage verkregen overeenkomstig het eerste lid wordt verhoogd met 0,40 pct.indien de werknemer onder de toepassing valt van de wetten op de jaarlijkse vakantie van de werknemers, gecoördineerd op 28 juni 1971. »; 3° het negende lid wordt vervangen als volgt : « Voor de toepassing van deze paragraaf worden de bijdrage als bedoeld in § 3, eerste lid, 9°, en de bijdrage voor de sluiting van ondernemingen toegevoegd aan de basiswerkgeversbijdrage.».

Art. 18.Deze onderafdeling treedt in werking op 1 april 2016.

Onderafdeling 2. - Periode 2018-2020

Art. 19.In artikel 38, § 3bis, van voornoemde wet van 29 juni 1981, zoals gewijzigd bij artikel 17, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het tweede lid worden de woorden "die niet valt onder categorie 1 zoals bepaald bij artikel 330 van de programmawet (I) van 24 december 2002" ingevoegd tussen de woorden "de werknemer" en de woorden "onder de toepassing valt";2° tussen het tweede en het derde lid, dat het vierde lid wordt, wordt een lid ingevoegd, luidende : « Voor categorie 1 zoals bepaald in artikel 330 van de programmawet (I) van 24 december 2002 wordt de loonmatigingsbijdrage vastgesteld op de som van 4,27 % van het bedrag van het loon van de werknemer en 4,27 % van het bedrag van de verschuldigde basiswerkgeversbijdrage vanaf 1 januari 2018.»; 3° in het vierde lid, dat het vijfde lid wordt, wordt het woord "derde" vervangen door het woord "vierde";4° het negende lid, dat het tiende lid wordt, wordt als volgt aangevuld : « Het verminderde percentage als bedoeld in het derde lid is niet van toepassing op deze bijdragen.».

Art. 20.Deze onderafdeling treedt in werking op 1 januari 2018. Afdeling 2. - Wijzigingen van de programmawet (I) van 24 december 2002

Onderafdeling 1. - Periode 2016-2017

Art. 21.In artikel 330, eerste lid, van de programmawet (I) van 24 december 2002, gewijzigd bij de wet van 22 december 2003, wordt de definitie van "Categorie 1" vervangen als volgt : « Categorie 1 : de tewerkstellingen in de hoedanigheid van werknemer onderworpen aan het geheel der regelingen als bedoeld in artikel 21, § 1, van de wet van 29 juni 1981 en die niet in een andere categorie wordt bedoeld en de tewerkstellingen als werknemer in dienst genomen met een arbeidsovereenkomst bij de Koninklijke Muntschouwburg of bij het Paleis voor Schone Kunsten; instellingen van openbaar nut aangehaald in Categorie B van artikel 1 van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut. Voor deze categorie wordt de bijdrage bedoeld in artikel 38, § 3, eerste lid, 1°, beperkt tot 22,65 % vanaf 1 april 2016 en de bijdrage bedoeld in artikel 38, § 3, eerste lid, 2°, beperkt tot 22,65 % vanaf 1 april 2016. ».

Art. 22.In artikel 331 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 19 december 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het tweede lid worden de zinnen "Met ingang van 1 januari 2017 wordt F voor een werknemer van categorie 1 nogmaals verhoogd met een bedrag van 14,00 EUR.Met ingang van 1 januari 2019 wordt F voor een werknemer van categorie 1 nogmaals verhoogd met een bedrag van 14,00 EUR." opgeheven; 2° het tweede lid wordt aangevuld met de volgende zin : « Van 1 april 2016 tot en met 31 december 2017 bedraagt F 438,00 EUR voor een werknemer van categorie 1.»; 3° het achtste tot het tiende lid worden opgeheven.

Art. 23.Deze onderafdeling treedt in werking op 1 april 2016.

Onderafdeling 2. - Periode 2018-2020

Art. 24.In artikel 330, eerste lid, van de programmawet (I) van 24 december 2002, zoals gewijzigd bij artikel 21, wordt de Categorie 1 aangevuld met de volgende zin : "Voor deze categorie wordt de bijdrage bedoeld in artikel 38, § 3, eerste lid, 1°, beperkt tot 19,88 % vanaf 1 januari 2018 en de bijdrage bedoeld in artikel 38, § 3, eerste lid, 2°, beperkt tot 19,88 % vanaf 1 januari 2018.".

Art. 25.In artikel 331 van dezelfde wet, zoals gewijzigd bij artikel 22, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid wordt de zin "Bij een kwartaalloon hoger dan een bepaalde loongrens S1 wordt aan F een complement toegevoegd dat lineair met het verschil tussen het kwartaalloon en de loongrens stijgt volgens een hellingscoëfficiënt d." opgeheven; 2° het tweede lid wordt aangevuld met de volgende zin : « Met ingang van 1 januari 2018 bedraagt F 0,00 EUR voor een werknemer van categorie 1.».

Art. 26.Deze onderafdeling treedt in werking op 1 januari 2018.

Onderafdeling 3. - Bouw

Art. 27.De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, na overleg met de representatieve organisaties van werkgevers en werknemers die hoofdzakelijk of onder meer bouwactiviteiten uitvoeren, de wijze waarop de patronale bijdragen worden verminderd voor een totaal bedrag van 604,9 miljoen euro voor ondernemingen die bouwactiviteiten uitoefenen.

De opdracht aan de Koning toevertrouwd in het eerste lid verstrijkt op 30 juni 2018. De besluiten genomen krachtens het eerste lid houden op uitwerking te hebben op het einde van de zesde maand volgend op hun inwerkingtreding, tenzij zij, voor die dag en in ieder geval ten laatste op 31 december 2018, bij wet zijn bekrachtigd.

De besluiten die bij wet zijn bekrachtigd zoals bedoeld in het tweede lid kunnen niet dan bij wet worden opgeheven, gewijzigd, aangevuld of vervangen. HOOFDSTUK 4. - Financiering Afdeling 1. - Vermindering van de alternatieve financiering 2016

Art. 28.Artikel 66 van de programmawet van 2 januari 2001, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 10 augustus 2015, wordt aangevuld met een paragraaf 3nonies, luidende : « § 3nonies. Voor het jaar 2016 worden de bedragen vastgesteld volgens de methode bepaald bij § 1 en verdeeld volgens de verdeelsleutel bepaald bij § 2 : 1° verminderd met 5.048.666 duizend euro wat het RSZ-globaal beheer betreft; 2° verminderd met 222.991 duizend euro wat het globaal financieel beheer in het sociaal statuut der zelfstandigen betreft. ». Afdeling 2. - Financiering van de gezondheidszorg

Art. 29.Artikel 24, § 1bis, van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 10 augustus 2015, wordt aangevuld met een lid, luidende : « Voor het boekjaar 2016 wordt, in afwijking van de voorgaande leden, het bedrag vastgesteld op 19.925.021 duizend euro. ».

Art. 30.Artikel 6, § 1bis, van het koninklijk besluit van 18 november 1996 strekkende tot invoering van een globaal financieel beheer in het sociaal statuut der zelfstandigen, met toepassing van hoofdstuk I van titel VI van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 10 augustus 2015, wordt aangevuld met een lid, luidende : « Voor het boekjaar 2016 wordt, in afwijking van de voorgaande leden, het bedrag vastgesteld op 1.970.290 duizend euro. ». Afdeling 3. - Impact van de zesde staatshervorming op de alternatieve

financiering en de bijzondere toewijzingen

Art. 31.In artikel 66 van de programmawet van 2 januari 2001, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 10 augustus 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 worden het zesde, het zevende, het tiende en het twaalfde lid opgeheven;2° in paragraaf 2 worden de bepalingen onder 2°, 7°, 8°, 11° en 13° opgeheven;3° paragraaf 3quinquies wordt opgeheven.

Art. 32.Artikel 9bis, § 2, van de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en-banen, ingevoegd bij de wet van 27 december 2006, wordt opgeheven.

Art. 33.Artikel 211 van de programmawet (I) van 24 december 2002, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 9 juli 2004, wordt opgeheven.

Art. 34.Artikel 38, eerste lid, van de programmawet van 20 juli 2006, wordt opgeheven.

Art. 35.Artikel 63 van de programmawet van 27 april 2007, gewijzigd bij de wet van 17 juni 2009, wordt opgeheven.

Art. 36.In artikel 25 van de wet van 5 september 2001 tot de verbetering van de werkgelegenheidsgraad van de werknemers wordt de bepaling onder 1° opgeheven.

Art. 37.In de tabel gevoegd bij de wet van 24 december 1993 tot oprichting van begrotingsfondsen en tot wijziging van de organieke wet van 27 december 1990 houdende oprichting van begrotingsfondsen, gewijzigd bij de wet van 5 september 2001, worden in de rubriek 23 - Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, onder de benaming van het organieke begrotingsfonds 23-9-Ervaringsfonds, de woorden "- Ontvangsten afkomstig van de werkgevers- en werknemersbijdragen gestort aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid waarvan het bedrag jaarlijks wordt bepaald in de begroting", opgeheven.

Art. 38.Artikel 309 van de programmawet (I) van 24 december 2002, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 23 december 2005, wordt opgeheven.

Art. 39.Artikel 310/1 van de programmawet (I) van 24 december 2002, ingevoegd bij de wet van 29 december 2010, wordt opgeheven. Afdeling 4. - Alternatieve financiering van de taxshift in 2016

Art. 40.In de programmawet van 2 januari 2001 wordt artikel 66, § 15, opgeheven bij de wet van 10 augustus 2015, hersteld als volgt : « § 15. Voor het jaar 2016 wordt een bedrag van 1.256.039 duizend euro voorafgenomen op de roerende voorheffing en gestort aan het RSZ-globaal beheer, ter financiering van de taxshift.

Dit bedrag zal in negen gelijke maandelijkse schijven worden betaald vanaf de maand april 2016.

Voor het jaar 2016 wordt een bedrag van 48.679 duizend euro voorafgenomen op de roerende voorheffing en gestort aan het globaal financieel beheer in het sociaal statuut der zelfstandigen, ter financiering van de taxshift.

Dit bedrag zal in twaalf gelijke maandelijkse schijven worden betaald vanaf de maand januari 2016. ». Afdeling 5. - Alternatieve financiering in verband met de vermindering

van de BTW op elektriciteit

Art. 41.In artikel 66, § 1, van de programmawet van 2 januari 2001, worden het zestiende, zeventiende, achttiende en negentiende lid opgeheven. Afdeling 6. - Inwerkingtreding

Art. 42.Dit hoofdstuk treedt in werking op 1 januari 2016, met uitzondering van afdeling 3, die uitwerking heeft met ingang van 1 januari 2015.

TITEL 3. - Fiscale bepalingen HOOFDSTUK 1. - Inkomstenbelastingen Afdeling 1. - Speculatiebelasting

Art. 43.In artikel 44, § 2, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, worden de woorden "ingevolge artikel 90, 8°." vervangen door de woorden "ingevolge artikel 90, eerste lid, 8°.".

Art. 44.In artikel 46 van hetzelfde Wetboek, laatst gewijzigd bij de wet van 12 mei 2014, worden de volgen wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, vijfde lid, worden de woorden "ingevolge artikel 90, 8°." vervangen door de woorden "ingevolge artikel 90, eerste lid, 8°."; 2° in paragraaf 2, eerste lid, worden de woorden "van artikel 90, 8°." vervangen door de woorden "van artikel 90, eerste lid, 8°.".

Art. 45.In artikel 54, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, laatst gewijzigd bij de wet van 15 december 2004, worden de woorden "Interest, in artikel 90, 11°, bedoelde vergoedingen," vervangen door de woorden "Interest, in artikel 90, eerste lid, 11°, bedoelde vergoedingen.".

Art. 46.In artikel 87, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, laatst gewijzigd bij de wet van 8 mei 2014, worden de woorden "en 90, 6° en 9°," vervangen door de woorden "en 90, eerste lid, 6°, 9° en 13°," en worden de woorden "van artikel 90, 1°," vervangen door de woorden "van artikel 90, eerste lid, 1°.".

Art. 47.In artikel 88, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, laatst gewijzigd bij de wet van 8 mei 2014, worden de woorden "en 90, 6° en 9°," vervangen door de woorden "en 90, eerste lid, 6°, 9° en 13°," en worden de woorden "van artikel 90, 1°," vervangen door de woorden "van artikel 90, eerste lid, 1°.".

Art. 48.In artikel 90 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, vervangen bij de wet van 11 december 2008 en laatst gewijzigd bij de wet van 13 december 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het artikel wordt aangevuld met een bepaling onder 13°, luidende : « 13° meerwaarden op beursgenoteerde aandelen, beursgenoteerde opties, beursgenoteerde warrants of andere beursgenoteerde financiële instrumenten die, in afwijking van het eerste lid, 9°, zijn verwezenlijkt buiten het uitoefenen van een beroepswerkzaamheid, naar aanleiding van de overdracht onder bezwarende titel van beursgenoteerde aandelen, beursgenoteerde opties waarvan het onderliggend actief uitsluitend bestaat uit één of meerdere welbepaalde beursgenoteerde aandelen, beursgenoteerde warrants waarvan het onderliggend actief uitsluitend bestaat uit één of meerdere welbepaalde beursgenoteerde aandelen, of andere beursgenoteerde financiële instrumenten waarvan het onderliggend actief uitsluitend bestaat uit één of meerdere welbepaalde beursgenoteerde aandelen, verkregen onder bezwarende titel, minder dan zes maand voor de overdracht, met dien verstande dat : a) voor de toepassing van deze bepaling wordt verstaan onder "beursgenoteerde aandelen, opties, warrants of andere financiële instrumenten" : de aandelen, opties, warrants of andere financiële instrumenten die zijn toegelaten tot de verhandeling op een Belgische of buitenlandse gereglementeerde markt in de zin van artikel 2, eerste lid, 3°, of een multilaterale handelsfaciliteit in de zin van artikel 2, eerste lid, 4°, voor zover deze werkt met minstens één dagelijkse verhandeling en met een centraal orderboek, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, dan wel op een in een derde land gevestigd handelsplatform dat een soortgelijke functie vervult;b) voor de toepassing van deze bepaling, wordt verstaan onder beursgenoteerde "aandelen" : de beursgenoteerde aandelen in vennootschappen en andere met beursgenoteerde aandelen in vennootschappen gelijk te stellen waardepapieren, alsmede beursgenoteerde aandelencertificaten, met uitzondering van rechten van deelneming of aandelen in instellingen voor collectieve belegging zoals bedoeld in de wet van 3 augustus 2012 betreffende de instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG en de instellingen voor belegging in schuldvorderingen, in de wet van 19 april 2014 betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders of in analoge bepalingen van buitenlands recht, en van aandelen in gereglementeerde vastgoedvennootschappen;c) voor de toepassing van deze bepaling wordt verstaan onder beursgenoteerde "optie" : een beursgenoteerde gestandaardiseerde bilaterale overeenkomst waarbij een van beide medecontractanten, dankzij de betaling van een premie, het recht verwerft tot aankoop (call optie) of verkoop (put optie) van één of meer specifieke en vooraf bepaalde beursgenoteerde aandelen tegen een vooraf bepaalde prijs (uitoefenprijs) tijdens of bij het verstrijken van de gestelde termijn;d) voor de toepassing van deze bepaling wordt verstaan onder beursgenoteerde "warrant" : een beursgenoteerd effect aan de hand waarvan een emittent een recht uitgeeft op inschrijving, tegen een vooraf bepaalde prijs, op nieuwe door dezelfde emittent uitgegeven beursgenoteerde aandelen;e) ook worden beoogd, de meerwaarden gerealiseerd op andere beursgenoteerde financiële instrumenten waarmee de belegger, al dan niet met een hefboom, belegt in de evolutie van de waarde van een onderliggend actief, op voorwaarde dat vaststaat dat het onderliggende actief uitsluitend bestaat uit één of meer welbepaalde beursgenoteerde aandelen;f) ook worden beoogd, de meerwaarden in het geval van een shorttransactie zoals bedoeld in artikel 2, eerste lid, b), van de Verordening (EU) Nr.236/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2012 betreffende short selling en bepaalde aspecten van kredietverzuimswaps op beursgenoteerde aandelen, opties, warrants of andere financiële instrumenten; g) ook worden beoogd, de meerwaarden in het geval wanneer de bedoelde beursgenoteerde aandelen, opties, warrants of andere financiële instrumenten bij schenking onder levenden zijn verkregen en zijn vervreemd binnen zes maanden vanaf de datum van verkrijging onder bezwarende titel;» 3° het artikel wordt aangevuld met twee leden, luidende : « Voor de berekening van de in het eerste lid, 13°, bedoelde houdperiode van minder dan zes maanden vanaf de datum van de verwerving, wordt geacht dat het verkochte beursgenoteerde aandeel, optie, warrant of ander financieel instrument respectievelijk het laatste verworven beursgenoteerde aandeel, optie, warrant of ander financieel instrument is.In het geval van een shorttransactie wordt de houdperiode berekend tussen de datum van de laatste verkoop en de datum van aankoop van de betrokken beursgenoteerde aandelen, opties, warrants of andere financiële instrumenten.

Alle transacties die onder de toepassing vallen van het eerste lid, 13°, vallen buiten de toepassing van het bepaalde in het eerste lid, 1°. ». .

Art. 49.In artikel 91 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij koninklijk besluit van 20 december 1996, worden de woorden "van artikel 90, 10°, is artikel 90, 8°," vervangen door de woorden "van artikel 90, eerste lid, 10°, is artikel 90, eerste lid, 8°.".

Art. 50.In artikel 93 van hetzelfde Wetboek, laatst gewijzigd bij de wet van 17 maart 2013, worden de woorden "In afwijking van artikel 90, 8°," vervangen door de woorden "In afwijking van artikel 90, eerste lid, 8°,".

Art. 51.In artikel 93bis van hetzelfde Wetboek, laatst gewijzigd bij de wet van 8 mei 2014, worden de woorden "In afwijking van artikel 90, 10°," vervangen door de woorden "In afwijking van artikel 90, eerste lid, 10°,".

Art. 52.In artikel 94 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet 11 december 2008, worden de woorden "in artikel 90, 9°," vervangen door de woorden "in artikel 90, eerste lid, 9°,".

Art. 53.In artikel 95, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet 11 december 2008 worden de woorden "in artikel 90, 9°," vervangen door de woorden "in artikel 90, eerste lid, 9° en 13°,".

Art. 54.In artikel 96 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 11 december 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, worden de woorden "de artikelen 90, 9°, 94 en 95" vervangen door de woorden "de artikelen 90, eerste lid, 9°en 13°, 94 en 95";2° in het tweede lid, worden de woorden "van artikel 90, 9°," vervangen door de woorden "van artikel 90, eerste lid, 9° en 13°,".

Art. 55.In Titel II, Hoofdstuk II, afdeling V, wordt een artikel 96/1 ingevoegd, luidende : «

Art. 96/1.In afwijking van artikel 90, eerste lid, 13°, zijn niet belastbaar : 1° de meerwaarden gerealiseerd op beursgenoteerde aandelen, opties of warrants door een persoon die de betreffende beursgenoteerde aandelen, opties of warrants heeft verworven in het kader van zijn of haar beroepswerkzaamheid en waarvan de verwerving desgevallend aanleiding heeft gegeven tot het in aanmerking nemen van een belastbaar beroepsinkomen, in toepassing van de bepalingen van dit Wetboek, van de bijzondere wettelijke bepalingen van intern recht of van gelijkaardige bepalingen naar buitenlands recht;2° de meerwaarden gerealiseerd naar aanleiding van de overdracht onder bezwarende titel van beursgenoteerde aandelen, opties, warrants of andere financiële instrumenten die uitsluitend is gebeurd op initiatief van de emittent en waarbij de belastingplichtige geen keuzemogelijkheid heeft.».

Art. 56.In artikel 97, § 1, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 25 april 2007, worden de woorden "in artikel 90, 1°," vervangen door de woorden "in artikel 90, eerste lid, 1°,".

Art. 57.In artikel 98 van hetzelfde Wetboek, laatst gewijzigd bij de wet van 20 december 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, worden de woorden "in artikel 90, 2°," vervangen door de woorden "in artikel 90, eerste lid, 2°,";2° in het tweede lid, worden de woorden "De in artikel 90, 5° tot 7° en 11°, vermelde inkomsten" vervangen door de woorden "De in artikel 90, eerste lid, 5° tot 7° en 11°, vermelde inkomsten".

Art. 58.In artikel 99 van hetzelfde Wetboek, worden de woorden "in artikel 90, 3° en 4°," vervangen door de woorden "in artikel 90, eerste lid, 3° en 4°,".

Art. 59.In artikel 100, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, laatst gewijzigd bij de wet van 13 december 2012 worden de woorden "in artikel 90, 5°," vervangen door de woorden "in artikel 90, eerste lid, 5°,".

Art. 60.In artikel 101 van hetzelfde Wetboek, laatst gewijzigd bij de wet van 14 april 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de inleidende zin van de eerste paragraaf, worden de woorden "in artikel 90, 8°," vervangen door de woorden "in artikel 90, eerste lid, 8°,";2° in de inleidende zin van de eerste paragraaf, 2°, worden de woorden "in artikel 90, 8°," vervangen door de woorden "in artikel 90, eerste lid, 8°,";3° in de inleidende zin van de tweede paragraaf, worden de woorden "in artikel 90, 10°," vervangen door de woorden "in artikel 90, eerste lid, 10°,";4° in de tweede paragraaf, 2°, worden de woorden "in artikel 90, 10°," telkens vervangen door de woorden "in artikel 90, eerste lid, 10°,".

Art. 61.In artikel 102 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 10 augustus 2001 en 22 december 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden "in artikel 90, 9°," worden vervangen door de woorden "in artikel 90, eerste lid, 9°,";2° het artikel wordt aangevuld met drie leden, luidende : « De meerwaarden als bedoeld in artikel 90, eerste lid, 13°, worden bepaald naar het verschil tussen : 1° de ontvangen prijs, in contanten, effecten of in enige andere vorm, ter compensatie van de onder bezwarende titel overgedragen beursgenoteerde aandelen, opties, warrants of andere financiële instrumenten verminderd, in voorkomend geval, met het bedrag van de taks op beursverrichtingen die de belastingplichtige heeft gedragen op de transactie van de overdracht en, 2° de prijs betaald in contanten, effecten of enige andere vorm waarvoor de belastingplichtige, of een rechtsvoorganger in geval van een schenking of handgift of opeenvolgende schenkingen of handgiften, deze beursgenoteerde aandelen, opties, warrants of andere financiële instrumenten heeft verworven onder bezwarende titel, verhoogd, in voorkomend geval, met het bedrag van de taks op beursverrichtingen waarvan bewezen wordt dat zij gedragen is naar aanleiding van deze verwerving onder bezwarende titel. Voor de toepassing van het vorige lid, wordt in het geval van opeenvolgende verwervingen van beursgenoteerde aandelen, opties, warrants of andere financiële instrumenten met eenzelfde ISIN code, binnen de zes maand voorafgaand aan éénzelfde bepaalde verrichting van overdracht, onder de in artikel 90, eerste lid, 13°, bedoelde meerwaarde verstaan, de totale netto som van de overeenkomstig het vorige lid bekomen resultaten voor elk van de, in functie van artikel 90, derde lid, voorziene volgorde van aanrekening, in aanmerking komende verworven beursgenoteerde aandelen, opties, warrants of andere financiële instrumenten met eenzelfde ISIN code. De totale netto som kan niet lager zijn dan nul.

Wanneer de aankoopprijs bedoeld in het tweede lid, 2°, niet op basis van bewijskrachtige gegevens wordt bepaald, stemt de belastbare meerwaarde overeen met de prijs zoals bepaald in het tweede lid, 1°. ».

Art. 62.In artikel 103 van hetzelfde Wetboek, laatst gewijzigd bij koninklijk besluit van 20 december 1996, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de eerste paragraaf, worden de woorden "in artikel 90, 1°," vervangen door de woorden "in artikel 90, eerste lid, 1°,"; 2° in de tweede paragraaf, 2°, worden de woorden "in artikel 90, 8°." vervangen door de woorden "in artikel 90, eerste lid, 8°."; 3° in de derde paragraaf, worden de woorden "in artikel 90, 10°." vervangen door de woorden "in artikel 90, eerste lid, 10°.".

Art. 63.In artikel 127, 2°, van hetzelfde Wetboek, laatst gewijzigd bij de wet van 22 december 2009, worden de woorden "in artikel 90, 1° tot 4°, en 12°" vervangen door de woorden "in artikel 90, eerste lid, 1° tot 4°, en 12°,".

Art. 64.In artikel 143, 6°, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 10 augustus 2001, worden de woorden "in artikel 90, 3°," vervangen door de woorden "in artikel 90, eerste lid, 3°,".

Art. 65.In artikel 14533, § 1, vierde lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 13 december 2012 en gewijzigd bij de wet van 8 mei 2014, worden de woorden "artikel 171" vervangen door de woorden "de artikelen 171 en 171/1".

Art. 66.In artikel 170, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, worden de woorden "in artikel 90, 3°," vervangen door de woorden "in artikel 90, eerste lid, 3°,".

Art. 67.In artikel 171 van hetzelfde Wetboek, laatst gewijzigd bij de wet van 10 augustus 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de inleidende zin worden de woorden "de in de artikelen 17, § 1, 1° tot 3° en 90, 6° en 9°, vermelde inkomsten" vervangen door de woorden "de in de artikelen 17, § 1, 1° tot 3° en 90, eerste lid, 6° en 9°, vermelde inkomsten" en de woorden "van artikel 90, 1°," worden vervangen door de woorden "van artikel 90, eerste lid, 1°,";2° in de bepaling onder 1°, a, worden de woorden "artikel 90, 1°, 9°, eerste streepje, en 12°," vervangen door de woorden "artikel 90, eerste lid, 1°, 9°, eerste streepje, 12° en 13°,";3° in de bepaling onder 1°, b, worden de woorden "artikel 90, 8°, "vervangen door de woorden "artikel 90, eerste lid, 8°,";4° in de bepaling onder 3°, worden de woorden "artikel 90, 5° tot 7°; "vervangen door de woorden "artikel 90, eerste lid, 5° tot 7°;"; 5° in de bepaling onder 3°ter, worden de woorden "in artikel 90, 11°," vervangen door de woorden "in artikel 90, eerste lid, 11°," en worden de woorden "in artikel 90, 6°," vervangen door de woorden "in artikel 90, eerste lid, 6°,";6° in de bepaling onder 4°, c, worden de woorden "artikel 90, 2°, "vervangen door de woorden "artikel 90, eerste lid, 2°,";7° in de bepaling onder 4°, d, worden de woorden "artikel 90, 8°," vervangen door de woorden "artikel 90, eerste lid, 8°,";8° in de bepaling onder 4°, e, worden de woorden "artikel 90, 9°, tweede streepje, en 10°," vervangen door de woorden "artikel 90, eerste lid, 9°, tweede streepje, en 10°,";9° in de bepaling onder 6°, derde streepje, worden de woorden "artikel 90, 4°," vervangen door de woorden "artikel 90, eerste lid, 4°,".

Art. 68.In titel, hoofdstuk III, afdeling II, onderafdeling II, van hetzelfde Wetboek, wordt een artikel 171/1 ingevoegd luidende : «

Art. 171/1.In afwijking van de artikelen 130 tot 145 en 146 tot 156, zijn de in artikel 90, eerste lid, 13°, vermelde diverse inkomsten afzonderlijk belastbaar tegen een aanslagvoet van 33 pct. ».

Art. 69.In artikel 172 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 28 december 1992 en 8 mei 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden "in artikel 171" vervangen door de woorden "'in de artikelen 171 en 171/1"."; 2° in het tweede lid worden de woorden "in artikel 90, 8°," vervangen door de woorden in artikel 90, eerste lid, 8°,".

Art. 70.In artikel 178/1, § 1, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 10 augustus 2015, worden de woorden "en 90, 6° en 9°," vervangen door de woorden "en 90, eerste lid, 6°, 9° en 13°," en de woorden "van artikel 90, 1°," worden vervangen door de woorden "van artikel 90, eerste lid, 1°,".

Art. 71.In artikel 221, eerste lid, 2°, van hetzelfde Wetboek, laatst gewijzigd bij de wet van 10 augustus 2015, worden de woorden "in artikel 90, 5° tot 7° en 11°," vervangen door de woorden "in artikel 90, eerste lid, 5° tot 7° en 11°,".

Art. 72.In artikel 222 van hetzelfde Wetboek, laatst gewijzigd bij de wet van 19 december 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de bepaling opgenomen onder 4°, worden de woorden "in artikel 90, 8°," vervangen door de woorden "in artikel 90, eerste lid, 8°,";2° in de bepaling opgenomen onder 5°, worden de woorden "in artikel 90, 9°," vervangen door de woorden "in artikel 90, eerste lid, 9°,";3° in de bepaling opgenomen onder 6°, worden de woorden "in artikel 90, 10°," vervangen door de woorden "in artikel 90, eerste lid, 10°,".

Art. 73.In artikel 228, § 2, 9°, laatst gewijzigd bij de wet van 25 april 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de inleidende zin worden de woorden "in artikel 90, 1° tot 12°," vervangen door de woorden "in artikel 90, eerste lid, 1° tot 13°,";2° er wordt een bepaling onder l) ingevoegd, luidende : « l) meerwaarden als bedoeld in artikel 90, eerste lid, 13°.».

Art. 74.In artikel 261 van hetzelfde Wetboek, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de bepaling opgenomen onder het eerste lid, 1°, worden de woorden "in artikel 90, 6° of 11°," vervangen door de woorden "in artikel 90, eerste lid, 6° of 11°," en worden de woorden "in artikel 90, 6° en 11°," vervangen door "in artikel 90, eerste lid, 6° en 11°,";2° in inleidende zin van de bepaling opgenomen onder het eerste lid, 2° en de bepaling opgenomen onder eerste lid, 2°, c, worden de woorden "in artikel 90, 6° en 11°," telkens vervangen door "in artikel 90, eerste lid, 6° en 11°,";3° in het eerste lid wordt een bepaling onder 2°ter ingevoegd, luidende : « 2°ter in afwijking van de bepalingen onder 1° en het 2°, door de in België gevestigde tussenpersonen die op enige wijze tussen beide komen bij de in artikel 90, eerste lid, 13°, bedoelde handelingen;»; 4° in het derde lid, worden de woorden "in artikel 90, 11°," vervangen door de woorden "in artikel 90, eerste lid, 11°,".

Art. 75.In artikel 262 van hetzelfde Wetboek, laatst gewijzigd bij de wet van 28 juli 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de inleidende zin van de bepaling opgenomen onder 1°, worden de woorden "in artikel 90, 6° en 11°," vervangen door de woorden "in artikel 90, eerste lid, 6° en 11°,";2° in de bepaling opgenomen onder 3°, worden de woorden "in artikel 90, 5°," vervangen door de woorden "in artikel 90, eerste lid, 5°,";3° in de inleidende zin van de bepaling opgenomen onder 4°, worden de woorden "in artikel 90, 11°," vervangen door de woorden "in artikel 90, eerste lid, 11°,";4° in de inleidende zin van de bepaling opgenomen onder 6°, worden de woorden "in artikel 90, 6° en 11°," vervangen door de woorden "in artikel 90, eerste lid, 6° en 11°,".

Art. 76.In artikel 263, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, laatst gewijzigd bij de wet van 15 december 2004, worden de woorden "in artikel 90, 11°," vervangen door de woorden "in artikel 90, eerste lid, 11°,".

Art. 77.In artikel 265, tweede lid, 1° en 2°, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 25 april 2006, worden de woorden "in artikel 90, 11°," telkens vervangen door de woorden "in artikel 90, eerste lid, 11°,".

Art. 78.Artikel 267 van hetzelfde Wetboek, laatst gewijzigd bij de wet van 28 juli 2011, wordt aangevuld met een lid, luidende : « Als toekenning wordt eveneens aangemerkt, de verwerving van inkomsten als bedoeld in artikel 90, eerste lid, 13°, uit hetzij de overdracht van beursgenoteerde aandelen, opties, warrants of andere financiële instrumenten, hetzij de verwerving van beursgenoteerde aandelen, opties, warrants of andere financiële instrumenten in het geval van ongedekte verkoop. ».

Art. 79.In artikel 269, § 1, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 27 december 2012 en gewijzigd bij de wetten van 28 juni 2013, 21 december 2013, 26 december 2013, 19 december 2014, 10 augustus 2015 en 18 december 3015, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de bepaling opgenomen onder 1° worden de woorden "in artikel 90, 5° tot 7°," vervangen door de woorden "in artikel 90, eerste lid, 5° tot 7°,";2° in de bepaling onder 6°, worden de woorden "in artikel 90, 11°," vervangen door de woorden "in artikel 90, eerste lid, 11°," en worden de woorden "in artikel 90, 6°," vervangen door de woorden "in artikel 90, eerste lid, 6°,"; 3° de paragraaf wordt aangevuld met een bepaling onder 9°, luidende : « 9° tegen 33 pct., de diverse inkomsten als bedoeld in artikel 90, eerste lid, 13°. ».

Art. 80.In artikel 271 van hetzelfde Wetboek, laatst gewijzigd bij de wet van 22 december 2008, worden de woorden "in artikel 90, 1° tot 4° en 12°," vervangen door de woorden "in artikel 90, eerste lid, 1° tot 4° en 12°,".

Art. 81.In artikel 284, 1°, van hetzelfde Wetboek, laatst gewijzigd bij de wet van 6 juli 1994, worden de woorden "in artikel 90, 5° tot 7°," vervangen door de woorden "in artikel 90, eerste lid, 5° tot 7°,".

Art. 82.In artikel 285, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 6 juli 1994, worden de woorden "in artikel 90, 5° tot 7°," vervangen door de woorden "in artikel 90, eerste lid, 5° tot 7°,".

Art. 83.In artikel 313, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, laatst gewijzigd bij de wet van 10 augustus 2015, worden de woorden "de in artikel 90, 6° en 11°, vermelde" vervangen door de woorden "de in artikel 90, eerste lid, 6°, 9°, 11° en 13°, vermelde".

Art. 84.Artikel 466, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 14 april 2011 en gewijzigd bij de wet van 13 december 2012, wordt aangevuld met de woorden ", en op diverse inkomsten als bedoeld in artikel 90, eerste lid, 13°, ".

Art. 85.De artikelen 43 tot 84 zijn van toepassing op de meerwaarden gerealiseerd hetzij op beursgenoteerde aandelen, opties, warrants of andere financiële instrumenten verworven vanaf 1 januari 2016 onder bezwarende titel, of, in geval van ongedekte verkoop, verkocht vanaf 1 januari 2016. Afdeling 2. - Investeringsaftrek - basispercentage

Art. 86.In artikel 69, § 1, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, vervangen bij de wet van 28 juli 1992, gewijzigd bij de wet van 20 december 1995, vernummerd bij de wet van 4 mei 1999 en gewijzigd bij de wetten van 8 april 2003, 27 december 2004, 7 december 2006, 25 april 2007, 6 mei 2009, 22 december 2009, 23 december 2009 en 10 augustus 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, wordt de bepaling onder 1° vervangen als volgt : « 1° het basispercentage van de aftrek bedraagt 8 pct.; »; 2° in het eerste lid, 2°, wordt de inleidende zin vervangen als volgt : « 2° in afwijking van de bepaling onder 1°, geldt in de hierna opgesomde gevallen als basispercentage van de aftrek de percentsgewijs uitgedrukte stijging van het gemiddelde van de indexcijfers van de consumptieprijzen van het Rijk voor het voorlaatste jaar dat voorafgaat aan het jaar waarnaar het aanslagjaar wordt genoemd, waaraan het belastbare tijdperk is verbonden waarin de investering is verricht, ten opzichte van het gemiddelde van de indexcijfers van het eraan voorafgaande jaar, afgerond tot de hogere of lagere eenheid naargelang de breuk al dan niet 50 pct.bedraagt, en verhoogd met 1,5 percentpunten, maar het aldus verkregen percentage mag niet minder dan 3,5 pct. noch meer dan 10,5 pct. bedragen. Dit basispercentage wordt verhoogd met 10 percentpunten met betrekking tot : »; 3° in het eerste lid, 2°, wordt de bepaling onder e) opgeheven;4° in het eerste lid, 3°, worden de woorden "het basispercentage" vervangen door de woorden "het in de bepaling onder 2° bedoelde basispercentage".

Art. 87.In artikel 69 van hetzelfde Wetboek, wordt paragraaf 2, ingevoegd bij de wet van 4 mei 1999, opgeheven.

Art. 88.In artikel 185quater van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 16 juni 2008 en gewijzigd bij de wet van 22 december 2009, worden de woorden "de in artikel 201, eerste lid, 1°, vermelde binnenlandse vennootschappen en" opgeheven.

Art. 89.In artikel 201 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 28 juli 1992 en gewijzigd bij de wetten van 4 mei 1999, 20 juli 2000, 13 juli 2001, 8 april 2003, 27 december 2004, 22 juni 2005, 23 december 2005, 27 december 2006, 22 december 2009, 26 december 2013, 19 december 2014 en 10 augustus 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) de huidige tekst vormt de paragraaf 1;b) in paragraaf 1 worden het eerste en het tweede lid vervangen als volgt : « § 1.In de gevallen als vermeld in artikel 69, § 1, eerste lid, 1°, bedraagt het basispercentage van de investeringsaftrek : 1° voor vaste activa verkregen of tot stand gebracht door een vennootschap die op grond van artikel 15, §§ 1 tot 6, van het Wetboek van vennootschappen als kleine vennootschap wordt aangemerkt voor het aanslagjaar dat verbonden is aan het belastbare tijdperk waarin die investeringen worden verricht, 8 pct.van de aanschaffings- of beleggingswaarde van de nieuwe materiële of immateriële vaste activa voor zover deze vaste activa rechtstreeks verband houden met de bestaande of geplande economische werkzaamheid die door de vennootschap werkelijk wordt uitgeoefend; 2° voor vaste activa verkregen of tot stand gebracht door een vennootschap die niet vermeld wordt in de bepaling onder 1°, 0 pct.»; c) in het vijfde en het zesde lid van paragraaf 1, die het vierde en het vijfde lid worden, worden de woorden "in het tweede lid" vervangen door de woorden "in het eerste lid";d) het zevende tot het negende lid, van paragraaf 1 die het zesde tot het achtste lid geworden waren, worden opgeheven;e) in het elfde lid van paragraaf 1 dat het zevende lid wordt, worden de woorden "de in het eerste lid, 1°, vermelde binnenlandse vennootschappen en" opgeheven;f) in het twaalfde lid van paragraaf 1 dat het achtste lid wordt, worden de woorden "eerste lid" vervangen door de woorden "derde lid";g) in het dertiende lid van paragraaf 1 dat het negende lid wordt, worden de woorden "in de artikelen 69, § 1, eerste lid, 2°, a en b, en 70, tweede lid," vervangen door de woorden "in de artikelen 69, § 1, eerste lid, 2°, a en b, en 70, eerste lid, 1°,";h) het artikel wordt aangevuld met een paragraaf 2, luidende : « § 2.In afwijking van § 1, eerste lid, is de investeringsaftrek gelijk aan 3 pct., wanneer het gaat om materiële vaste activa die uitsluitend bestemd zijn voor het verzekeren van het productieproces van herbruikbare verpakkingen van dranken en nijverheidsproducten, zoals vermeld in boek III "Milieutaksen" van de gewone wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de Federale Staatsstructuur.

Dit percentage is eveneens van toepassing op de materiële vaste activa die uitsluitend bestemd zijn voor het verzekeren van de terugname in de verkooppunten, de tussentijdse stockage, de verzending naar de afvuller of een distributiecentrale met het oog op de verdere sortering en reiniging en de sortering en reiniging met het oog op de terugzending naar de respectievelijke afvullers van de in eerste lid vermelde herbruikbare verpakkingen.

De Koning bepaalt de wijze waarop de in het eerste en tweede lid vermelde investeringsaftrek moet worden toegepast, de verplichtingen die de belastingplichtigen moeten naleven om recht te hebben op het voordeel ervan, alsmede de kenmerken waaraan de vaste activa moeten voldoen om recht te geven op de aftrek en Hij bepaalt wat onder productieproces moet worden verstaan. ».

Art. 90.De artikelen 86 tot 89 zijn van toepassing op de investeringen aangeschaft of tot stand gebracht vanaf 1 januari 2016. Afdeling 3. - Roerende voorheffing

Art. 91.In artikel 171 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, laatst gewijzigd bij artikel 31 van deze wet, worden de volgende wijzigingen aangepast : 1° in de bepaling onder 3°, worden de woorden "tegen een aanslagvoet van 25 pct.," vervangen door de woorden "tegen een aanslagvoet van 27 pct.," en worden de woorden "3°quater tot 3°septies" vervangen door de woorden "3°quinquies tot 3°septies"; 2° de bepaling onder 3°quater wordt opgeheven; 3° in de bepaling onder 3°septies worden de woorden "15 pct." vervangen door de woorden "17 pct.".

Art. 92.In artikel 269, § 1, van hetzelfde Wetboek, laatst gewijzigd bij artikel 35 van deze wet, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de bepaling onder 1° worden de woorden "op 25 pct.voor inkomsten" vervangen door de woorden "op 27 pct. voor inkomsten"; 2° in de bepaling onder 1° worden de woorden "bedoeld in de bepalingen onder 2° tot 4°, 7° en 8°," vervangen door de woorden "bedoeld in de bepalingen onder 2°, 4°, 8° en 9°,";3° de bepaling onder 3° wordt opgeheven;4° de bepaling onder 7° wordt opgeheven; 5° in de bepaling onder 8° worden de woorden "15 pct." vervangen door de woorden "17 pct.".

Art. 93.In artikel 537, zevende en achtste lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 26 juni 2013, worden de woorden "15 pct.", vervangen door de woorden "17 pct.".

Art. 94.De artikelen 91 tot 93 zijn van toepassing op de vanaf 1 januari 2016 betaalde of toegekende inkomsten. Afdeling 4. - Hoogtechnologische producten

Art. 95.Artikel 70 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, gewijzigd bij de wet van 16 april 1997, wordt vervangen als volgt : «

Art. 70.De belastingplichtigen kunnen desgewenst de investeringsaftrek over de afschrijvingsperiode van de verkregen of tot stand gebrachte vaste activa spreiden, wanneer de over de afschrijvingsperiode van de vaste activa te spreiden investeringsaftrek betrekking heeft op : 1° de vaste activa die worden gebruikt ter bevordering van het onderzoek en de ontwikkeling van nieuwe producten en toekomstgerichte technologieën die geen effect op het leefmilieu hebben of die het negatieve effect op het leefmilieu zoveel mogelijk proberen te beperken;2° de vaste activa in productiemiddelen van hoogtechnologische producten op voorwaarde dat het gaat om producten waarvan de productie nieuw is en dat deze producten rechtstreeks of onrechtstreeks verhoogde uitgaven in onderzoek en ontwikkeling toevoegen op het moment van de eerste serieproductie. In dat geval wordt de aftrek eenvormig vastgesteld op het in artikel 69, § 1, eerste lid, 2°, bedoelde basispercentage verhoogd met 17 percentpunten en wordt het berekend op de afschrijvingen die voor elk belastbaar tijdperk van de afschrijvingsperiode worden aangenomen.

Wat de andere vaste activa betreft kunnen de belastingplichtigen die op de eerste dag van het belastbare tijdperk waarin deze vaste activa zijn aangeschaft of tot stand gebracht minder dan 20 werknemers tewerkstellen, kiezen de investeringsaftrek te spreiden over de afschrijvingsperiode van deze andere aangeschafte of tot stand gebrachte vaste activa. In dat geval wordt de aftrek eenvormig vastgesteld op het in artikel 69, § 1, eerste lid, 2°, bedoelde basispercentage verhoogd met 7 percentpunten en wordt het berekend op de afschrijvingen die voor elk belastbaar tijdperk van de afschrijvingsperiode worden aangenomen. ».

Art. 96.Artikel 77 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 20 december 1995, 4 mei 1999, 25 april 2007 en 10 augustus 2015, wordt aangevuld met twee leden, luidende : « De Koning bepaalt bij besluit vastgesteld na overleg in Ministerraad : - de aard van de vaste activa die in aanmerking komen voor de verhoogde aftrek overeenkomstig artikel 70, eerste lid, 2°; - de kenmerken waaraan de in het eerste streepje bedoelde vaste activa en de hoogtechnologische producten die hieruit voortkomen moeten voldoen om recht te geven op deze verhoogde aftrek.

De Koning zal bij de Kamer van volksvertegenwoordigers, onmiddellijk indien ze in zitting is, zo niet bij de opening van de eerstvolgende zitting, een ontwerp van wet indienen tot bekrachtiging van de in uitvoering van het vorige lid, eerste streepje, genomen besluiten.

Deze besluiten worden geacht geen uitwerking te hebben gehad indien ze niet bij wet zijn bekrachtigd ten laatste een jaar na de datum van hun inwerkingtreding. De bekrachtiging heeft uitwerking vanaf die datum.".

Art. 97.Artikel 2755 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 23 december 2005 en gewijzigd bij de wetten van 27 maart 2009, 7 november 2011, 26 december 2013, 15 mei 2014 en bij de programmawet van 19 december 2014, wordt aangevuld met een paragraaf 4, luidende : « § 4. De in § 1, eerste lid, bedoelde vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing wordt verhoogd met 2,2 procentpunten voor ondernemingen die hoog technologische producten, beoogd in artikel 70, produceren, mits de in § 1 bedoelde modaliteiten worden nageleefd.

Deze vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing wordt enkel toegekend voor werknemers in de mate dat zij effectief zijn tewerkgesteld aan de productie van de in het vorige lid bedoelde producten.

Voor werknemers die eveneens worden tewerkgesteld aan de productie van andere dan in het eerste lid bedoelde producten wordt de verhoging pro rata beperkt tot de effectieve tewerkstelling aan de productie van de in het eerste lid bedoelde producten. ».

Art. 98.In artikel 528 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 22 juni 2005, worden de woorden "van artikel 201, vijfde lid," vervangen door de woorden "van artikel 201, § 1, achtste lid," en de woorden "in artikel 70, eerste lid," worden vervangen door de woorden "in artikel 70, derde lid,".

Art. 99.In artikel 530, §§ 1 en 2, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 23 december 2005, worden de woorden "in artikel 70, tweede lid," telkens vervangen door de woorden "in artikel 70, eerste lid, 1°,".

Art. 100.De artikelen 95, 96, 98 en 99 zijn van toepassing op de investeringen aangeschaft of tot stand gebracht vanaf 1 januari 2016 op voorwaarde dat uit een beslissing genomen door de Europese Commissie blijkt dat de in deze afdeling bedoelde bepalingen geen onverenigbare staatsteun vormen, als bedoeld in artikel 107 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

De minister van Financiën maakt de vervulling van deze voorwaarde bekend door een bericht in het Belgisch Staatsblad.

Art. 101.Artikel 97 treedt in werking op 1 januari 2016 op voorwaarde dat uit een beslissing genomen door de Europese Commissie blijkt dat de in dit artikel bedoelde bepaling geen onverenigbare staatsteun vormt, als bedoeld in artikel 107 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

De minister van Financiën maakt de vervulling van deze voorwaarde bekend door een bericht in het Belgisch Staatsblad. Afdeling 5. - Wijzigingen aan het aanslagstelsel dat van toepassing is

op de juridische constructies

Art. 102.In artikel 2, § 1, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, laatstelijk gewijzigd bij de programmawet van 10 augustus 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) de bepaling onder 13°/1, e), wordt opgeheven;b) de bepaling onder 13°/1 wordt aangevuld met twee leden, luidende : « Het eerste lid is niet van toepassing met betrekking tot de in dit lid beoogde instellingen, entiteiten en vennootschappen waarvan de rechten door één persoon, of meerdere met elkaar verbonden personen, worden aangehouden, in voorkomend geval per afzonderlijk compartiment beschouwd. Bij toepassing van het tweede lid worden personen geacht verbonden te zijn met andere personen indien : - één of meerdere natuurlijke of rechtspersonen over een andere rechtspersoon controle uitoefenen als bedoeld in artikel 5 van het Wetboek van vennootschappen, of; - deze personen bloed- of aanverwanten tot in de vierde graad zijn, of; - deze personen met elkaar gehuwd zijn, wettelijk samenwonen, of hun woonplaats of de zetel van hun fortuin op hetzelfde adres hebben gevestigd; »; c) in de bepaling onder 14°, derde streepje, worden de woorden "in de bepaling onder 13°, a), bedoelde" opgeheven.

Art. 103.Artikel 5/1, § 3, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de programmawet van 10 augustus 2015, wordt vervangen als volgt : « § 3. De paragrafen 1 en 2 zijn niet van toepassing voor het aanslagjaar waarvoor de oprichter of de derde begunstigde : a) aantoont dat de in artikel 2, § 1, 13°, b), bedoelde juridische constructie onderworpen is aan een inkomstenbelasting die ten minste 15 pct.bedraagt van het belastbaar inkomen van deze juridische constructie dat wordt vastgesteld overeenkomstig de regels die van toepassing zijn voor het vestigen van de Belgische belasting op daarmee overeenstemmende inkomsten, of; b) in de jaarlijkse aangifte van de inkomstenbelasting verklaart en op eenvoudig verzoek aantoont dat de juridische constructie een entiteit is die gevestigd is in een Staat bedoeld in § 1, tweede lid, en dat : - deze entiteit in het kader van de uitoefening van een beroepswerkzaamheid een daadwerkelijke economische activiteit uitoefent op de plaats waar deze entiteit gevestigd is en in voorkomend geval op de plaats waar zij een vaste inrichting heeft, en dat; - het geheel van de lokalen, personeel en uitrusting die de entiteit tot haar beschikking heeft op de plaats waar deze entiteit gevestigd is en in voorkomend geval op de plaats waar zij een vaste inrichting heeft in verhouding staat tot de voormelde economische activiteit die deze entiteit aldaar uitoefent. ».

Art. 104.In artikel 18 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de programmawet van 10 augustus 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) de bepaling onder 2°ter wordt vervangen als volgt : « 2°ter uitkeringen die worden aangemerkt als dividenden in de artikelen 186, 187 en 209 in geval van gehele of gedeeltelijke verdeling van het maatschappelijk vermogen van een binnenlandse of buitenlandse vennootschap of van verkrijging van eigen aandelen door een dergelijke vennootschap;»; b) de bepaling onder 3° wordt hersteld als volgt : « 3° uitkeringen andere dan deze bedoeld in 1°, 2°, 2°bis en 2°ter, toegekend of betaalbaar gesteld door een in artikel 2, § 1, 13°, b), bedoelde juridische constructie, ten gevolge van haar ontbinding of van de totale of gedeeltelijke overdracht van haar activa, die niet op vergeldende wijze is tot stand gekomen, voor het gedeelte dat de door de oprichter ingebrachte activa overschrijdt;».

Art. 105.In artikel 21, 12°, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de programmawet van 10 augustus 2015, worden de woorden "andere dan in artikel 18, 2°ter, b), bedoelde" opgeheven.

Art. 106.Artikel 220/1, § 3, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de programmawet van 10 augustus 2015, wordt vervangen als volgt : « § 3. De paragrafen 1 en 2 zijn niet van toepassing in de in artikel 5/1, § 3, bedoelde gevallen. ».

Art. 107.In artikel 269, § 2, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 28 juni 2013, worden de woorden "de in artikel 18, eerste lid, 2°ter, bedoelde dividenden" vervangen door de woorden "de in artikel 18, eerste lid, 2°ter, en 3°, bedoelde dividenden".

Art. 108.In artikel 307, § 1, van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de programmawet van 10 augustus 2015, wordt tussen het negende en het tiende lid een lid ingevoegd, luidende : « In het geval in de aangifte in de personenbelasting of de rechtspersonenbelasting het bestaan wordt vermeld van een juridische constructie door de oprichter of derde begunstigde van deze juridische constructie, wordt de volledige naam, de rechtsvorm, het adres en in voorkomend geval het identificatienummer van de juridische constructie vermeld. In het geval het een in artikel 2, § 1, 13°, a), bedoelde juridische constructie betreft, waarvan het bestaan wordt vermeld door de oprichter van de juridische constructie, wordt eveneens de naam en het adres van de beheerder van deze juridische constructie vermeld. ».

Art. 109.De bepalingen van deze afdeling treden in werking vanaf aanslagjaar 2016. HOOFDSTUK 2. - Belasting over de toegevoegde waarde Afdeling 1. - Esthetische ingrepen

Art. 110.In artikel 44 van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, vervangen bij de wet van 28 december 1992 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 12 mei 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) paragraaf 1 wordt vervangen als volgt : « § 1.Van de belasting zijn vrijgesteld de diensten door de nagenoemde personen verricht in de uitoefening van hun geregelde werkzaamheid : 1° artsen, tandartsen en kinesitherapeuten. De vrijstelling bedoeld in de bepaling onder 1°, geldt niet voor de door artsen verrichte diensten die betrekking hebben op ingrepen en behandelingen met een esthetisch karakter : a) indien deze ingrepen en behandelingen, niet zijn opgenomen in de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering;b) indien deze ingrepen en behandelingen wel zijn opgenomen in de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering, maar niet beantwoorden aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor tegemoetkoming overeenkomstig de reglementering betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen;2° vroedvrouwen, verpleegkundigen en zorgkundigen;3° beoefenaars van een erkend en gereglementeerd paramedisch beroep met betrekking tot hun diensten van paramedische aard die zijn opgenomen in de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering.»; b) in paragraaf 2 wordt de bepaling onder 1° vervangen als volgt : « 1° a) de ziekenhuisverpleging en de medische verzorging alsmede de diensten en de leveringen van goederen die daarmee nauw samenhangen, verricht in de uitoefening van hun geregelde werkzaamheid door ziekenhuizen, psychiatrische inrichtingen, klinieken en dispensaria. Van de vrijstelling bedoeld in de bepaling onder a) zijn uitgesloten, de ziekenhuisverpleging en de medische verzorging alsmede de diensten en de leveringen van goederen die daarmee nauw samenhangen die betrekking hebben op de ingrepen en behandelingen als bedoeld in paragraaf 1, 1°, tweede lid; b) het vervoer van zieken of gewonden met speciaal daartoe uitgeruste vervoermiddelen;».

Art. 111.Artikel 110 treedt in werking op 1 januari 2016. Afdeling 2. - Bekrachtiging van een koninklijk besluit genomen ter

uitvoering van artikel 37, § 1, van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde

Art. 112.Het koninklijk besluit van 14 december 2015 tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven wordt bekrachtigd met ingang van 1 januari 2016. HOOFDSTUK 3. - Accijnzen Afdeling 1. - Wijzigingen van de wet van 21 december 2009 betreffende

het accijnsstelsel van alcoholvrije dranken en koffie

Art. 113.In artikel 13 van de wet van 21 december 2009 betreffende het accijnsstelsel van alcoholvrije dranken en koffie, gewijzigd bij de programmawet van 19 december 2014, wordt paragraaf 1 vervangen als volgt : « § 1. Bij de uitslag tot verbruik hier te lande worden alcoholvrije dranken onderworpen aan een als volgt vastgesteld accijnstarief : a) de in artikel 7, a), bedoelde producten : 0 euro per hectoliter;b) de in artikel 7, b), bedoelde producten : 6,8133 euro per hectoliter;c) de in artikel 7, c), bedoelde producten : 3,7519 euro per hectoliter;d) de in artikel 7, d), bedoelde producten : 3,7519 euro per hectoliter;e) de in artikel 7, e), bedoelde producten : 3,7519 euro per hectoliter;f) de in artikel 7, f), bedoelde producten : 3,7519 euro per hectoliter;g) de in artikel 7, g), bedoelde producten : 0 euro per hectoliter;h) de in artikel 7, h), bedoelde substanties : - aangeboden onder vloeibare vorm : 40,8803 euro per hectoliter; - aangeboden onder poeder - of korrelvorm of onder een andere vaste vorm : 68,1339 euro per 100 kg nettogewicht. ».

Art. 114.In artikel 14, § 1, van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de bepaling onder a), worden de woorden "0,1988 euro per kg nettogewicht" vervangen door de woorden "0,2001 euro per kg nettogewicht";2° in de bepaling onder b), worden de woorden "0,2486 euro per kg nettogewicht" vervangen door de woorden "0,2502 euro per kg nettogewicht";3° in de bepaling onder c), worden de woorden "0,6960 euro per kg nettogewicht" vervangen door de woorden "0,7004 euro per kg nettogewicht".

Art. 115.De artikelen 113 en 114 treden in werking op 1 januari 2016. Afdeling 2. - Wijzigingen van de wet van 3 april 1997 betreffende het

fiscaal stelsel van gefabriceerde tabak

Art. 116.In artikel 3 van de wet van 3 april 1997 betreffende het fiscaal stelsel van gefabriceerde tabak, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 18 december 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 2 wordt vervangen als volgt : « § 2.Naast de in § 1, 2° en 3°, bepaalde ad valorem accijns en ad valorem bijzondere accijns worden sigaretten en rooktabak van fijne snede voor het rollen van sigaretten en andere soorten rooktabak die hier te lande tot verbruik werden uitgeslagen, onderworpen aan een specifieke accijns en een specifieke bijzondere accijns, die als volgt zijn vastgesteld : a) voor sigaretten : accijns : 6,8914 euro per 1 000 stuks; bijzondere accijns : 32,6286 euro per 1 000 stuks; b) voor rooktabak van fijne snede voor het rollen van sigaretten en andere soorten rooktabak : accijns : 0,0000 euro per kilogram; bijzondere accijns : 23,7000 euro per kilogram. »; 2° paragraaf 3 wordt vervangen als volgt : « § 3.Voor de sigaretten mag het totaal van de accijnzen en van de bijzondere accijnzen, geheven overeenkomstig § 1, 2°, en § 2, a), in geen geval minder bedragen dan 161,4645 euro per 1 000 stuks. »; 3° paragraaf 4, eerste lid, wordt vervangen als volgt : « § 4.Voor de rooktabak van fijne snede voor het rollen van sigaretten en andere soorten rooktabak mag het totaal van de accijnzen en van de bijzondere accijnzen, geheven overeenkomstig § 1, 3°, en § 2, b), in geen geval minder bedragen dan 59,0747 euro per kilogram. ».

Art. 117.In artikel 3 van de wet van 3 april 1997 betreffende het fiscaal stelsel van gefabriceerde tabak, laatstelijk gewijzigd bij artikel 60 van deze wet, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 2 wordt vervangen als volgt : « § 2.Naast de in § 1, 2° en 3°, bepaalde ad valorem accijns en ad valorem bijzondere accijns worden sigaretten en rooktabak van fijne snede voor het rollen van sigaretten en andere soorten rooktabak die hier te lande tot verbruik werden uitgeslagen, onderworpen aan een specifieke accijns en een specifieke bijzondere accijns, die als volgt zijn vastgesteld : a) voor sigaretten : accijns : 6,8914 euro per 1 000 stuks; bijzondere accijns : 35,7780 euro per 1 000 stuks; b) voor rooktabak van fijne snede voor het rollen van sigaretten en andere soorten rooktabak : accijns : 0,0000 euro per kilogram; bijzondere accijns : 32,3061 euro per kilogram. »; 2° paragraaf 3 wordt vervangen als volgt : « § 3.Voor de sigaretten mag het totaal van de accijnzen en van de bijzondere accijnzen, geheven overeenkomstig § 1, 2°, en § 2, a), in geen geval minder bedragen dan 168,4645 euro per 1 000 stuks. »; 3° paragraaf 4, eerste lid, wordt vervangen als volgt : « § 4.Voor de rooktabak van fijne snede voor het rollen van sigaretten en andere soorten rooktabak mag het totaal van de accijnzen en van de bijzondere accijnzen, geheven overeenkomstig § 1, 3°, en § 2, b), in geen geval minder bedragen dan 66,0747 euro per kilogram. ».

Art. 118.In artikel 3 van de wet van 3 april 1997 betreffende het fiscaal stelsel van gefabriceerde tabak, laatstelijk gewijzigd bij artikel 117 van deze wet, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 2 wordt vervangen als volgt : " § 2.Naast de in § 1, 2° en 3°, bepaalde ad valorem accijns en ad valorem bijzondere accijns worden sigaretten en rooktabak van fijne snede voor het rollen van sigaretten en andere soorten rooktabak die hier te lande tot verbruik werden uitgeslagen, onderworpen aan een specifieke accijns en een specifieke bijzondere accijns, die als volgt zijn vastgesteld : a) voor sigaretten : accijns : 6,8914 euro per 1 000 stuks; bijzondere accijns : 39,4523 euro per 1 000 stuks; b) voor rooktabak van fijne snede voor het rollen van sigaretten en andere soorten rooktabak : accijns : 0,0000 euro per kilogram; bijzondere accijns : 42,3465 euro per kilogram. »; 2° paragraaf 3 wordt vervangen als volgt : « § 3.Voor de sigaretten mag het totaal van de accijnzen en van de bijzondere accijnzen, geheven overeenkomstig § 1, 2°, en § 2, a), in geen geval minder bedragen dan 175,4645 EUR per 1 000 stuks. »; 3° paragraaf 4, eerste lid, wordt vervangen als volgt : « § 4.Voor de rooktabak van fijne snede voor het rollen van sigaretten en andere soorten rooktabak mag het totaal van de accijnzen en van de bijzondere accijnzen, geheven overeenkomstig § 1, 3°, en § 2, b), in geen geval minder bedragen dan 73,0747 euro per kilogram. ».

Art. 119.In artikel 3 van de wet van 3 april 1997 betreffende het fiscaal stelsel van gefabriceerde tabak, laatstelijk gewijzigd bij artikel 62 van deze wet, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 2 wordt vervangen als volgt : « § 2.Naast de in § 1, 2° en 3°, bepaalde ad valorem accijns en ad valorem bijzondere accijns worden sigaretten en rooktabak van fijne snede voor het rollen van sigaretten en andere soorten rooktabak die hier te lande tot verbruik werden uitgeslagen, onderworpen aan een specifieke accijns en een specifieke bijzondere accijns, die als volgt zijn vastgesteld : a) voor sigaretten : accijns : 6,8914 euro per 1 000 stuks; bijzondere accijns : 41,5519 euro per 1 000 stuks; b) voor rooktabak van fijne snede voor het rollen van sigaretten en andere soorten rooktabak : accijns : 0,0000 euro per kilogram; bijzondere accijns : 48,0839 euro per kilogram. »; 2° paragraaf 3 wordt vervangen als volgt : « § 3.Voor de sigaretten mag het totaal van de accijnzen en van de bijzondere accijnzen, geheven overeenkomstig § 1, 2°, en § 2, a), in geen geval minder bedragen dan 182,4645 euro per 1 000 stuks. »; 3° paragraaf 4, eerste lid, wordt vervangen als volgt : « § 4.Voor de rooktabak van fijne snede voor het rollen van sigaretten en andere soorten rooktabak mag het totaal van de accijnzen en van de bijzondere accijnzen, geheven overeenkomstig § 1, 3°, en § 2, b), in geen geval minder bedragen dan 80,0747 euro per kilogram. ».

Art. 120.In artikel 3 van de wet van 3 april 1997 betreffende het fiscaal stelsel van gefabriceerde tabak, laatstelijk gewijzigd bij artikel 119 van deze wet, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 2 wordt vervangen als volgt : « § 2.Naast de in § 1, 2° en 3°, bepaalde ad valorem accijns en ad valorem bijzondere accijns worden sigaretten en rooktabak van fijne snede voor het rollen van sigaretten en andere soorten rooktabak die hier te lande tot verbruik werden uitgeslagen, onderworpen aan een specifieke accijns en een specifieke bijzondere accijns, die als volgt zijn vastgesteld : a) voor sigaretten : accijns : 6,8914 euro per 1 000 stuks; bijzondere accijns : 41,7409 euro per 1 000 stuks; b) voor rooktabak van fijne snede voor het rollen van sigaretten en andere soorten rooktabak : accijns : 0,0000 euro per kilogram; bijzondere accijns : 48,6003 euro per kilogram. »; 2° paragraaf 3 wordt vervangen als volgt : « § 3.Voor de sigaretten mag het totaal van de accijnzen en van de bijzondere accijnzen, geheven overeenkomstig § 1, 2°, en § 2, a), in geen geval minder bedragen dan 189,4645 EUR per 1 000 stuks. »; 3° paragraaf 4, eerste lid, wordt vervangen als volgt : « § 4.Voor de rooktabak van fijne snede voor het rollen van sigaretten en andere soorten rooktabak mag het totaal van de accijnzen en van de bijzondere accijnzen, geheven overeenkomstig § 1, 3°, en § 2, b), in geen geval minder bedragen dan 87,0747 euro per kilogram. ».

Art. 121.Artikel 116 treedt in werking op 1 januari 2016 en houdt op uitwerking te hebben op 31 december 2016.

Artikel 117 treedt in werking op 1 januari 2017 en houdt op uitwerking te hebben op 31 december 2017.

Artikel 118 treedt in werking op 1 januari 2018 en houdt op uitwerking te hebben op 31 december 2018.

Artikel 119 treedt in werking op 1 januari 2019 en houdt op uitwerking te hebben op 31 december 2019.

Artikel 120 treedt in werking op 1 januari 2020. Afdeling 3. - Wijziging van de programmawet van 27 december 2004

Art. 122.Artikel 419, a), van de programmawet van 27 december 2004, laatstelijk gewijzigd bij de programmawet van 19 december 2014, wordt vervangen als volgt : « a) gelode benzine van de GN-codes 2710 11 31, 2710 11 51 en 2710 11 59 : accijns : 245,4146 euro per 1 000 liter bij 15 °C; bijzondere accijns : 369,3737 euro per 1 000 liter bij 15 °C; bijdrage op de energie : 28,6317 euro per 1 000 liter bij 15 °C; ».

Art. 123.Artikel 419, b), van de programmawet van 27 december 2004, laatstelijk gewijzigd bij de programmawet van 19 december 2014, wordt vervangen als volgt : « b) ongelode benzine van de GN-code 2710 11 49 : i) met een hoog zwavelgehalte en aromatische verbindingen : accijns : 245,4146 euro per 1 000 liter bij 15 °C; bijzondere accijns : 360,1916 euro per 1 000 liter bij 15 °C; bijdrage op de energie : 28,6317 euro per 1 000 liter bij 15 °C; ii) met een laag zwavelgehalte en aromatische verbindingen : accijns : 245,4146 euro per 1 000 liter bij 15 °C; bijzondere accijns : 345,0563 euro per 1 000 liter bij 15 °C; bijdrage op de energie : 28,6317 euro per 1 000 liter bij 15 °C; ».

Art. 124.Artikel 419, c), van de programmawet van 27 december 2004, laatstelijk gewijzigd bij de programmawet van 19 december 2014, wordt vervangen als volgt : « c) ongelode benzine van de GN-codes 2710 11 41 en 2710 11 45 : accijns : 245,4146 euro per 1 000 liter bij 15 °C; bijzondere accijns : 345,0563 euro per 1 000 liter bij 15 °C; bijdrage op de energie : 28,6317 euro per 1 000 liter bij 15 °C; ».

Art. 125.Artikel 419, d), van de programmawet van 27 december 2004, laatstelijk gewijzigd bij de programmawet van 19 december 2014, wordt vervangen als volgt : « d) kerosine van de GN-code 2710 19 21 en 2710 19 25 : i) gebruikt als motorbrandstof : accijns : 294,9933 euro per 1 000 liter bij 15 °C; bijzondere accijns : 308,9057 euro per 1 000 liter bij 15 °C; bijdrage op de energie : 28,6317 euro per 1 000 liter bij 15 °C; ii) gebruikt als motorbrandstof voor industriële en commerciële doeleinden : accijns : 18,5920 euro per 1 000 liter bij 15 °C; bijzondere accijns : 4,2925 euro per 1 000 liter bij 15 °C; bijdrage op de energie : 0 euro per 1 000 liter bij 15 °C; iii) gebruikt als verwarmingsbrandstof : * zakelijk gebruik : accijns : 0 euro per 1 000 liter bij 15 °C; bijzondere accijns : 0 euro per 1 000 liter bij 15 °C; bijdrage op de energie : 19,5580 euro per 1 000 liter bij 15 °C; * niet-zakelijk gebruik : accijns : 0 euro per 1 000 liter bij 15 °C; bijzondere accijns : 0 euro per 1 000 liter bij 15 °C; bijdrage op de energie : 19,5580 euro per 1 000 liter bij 15 °C; ».

Art. 126.Artikel 419, e), ii) en iii) van de programmawet van 27 december 2004, laatstelijk gewijzigd bij de programmawet van 19 december 2014, wordt vervangen als volgt : « ii) gebruikt als motorbrandstof voor industriële en commerciële doeleinden : accijns : 18,5920 euro per 1 000 liter bij 15 °C; bijzondere accijns : 4,2925 euro per 1 000 liter bij 15 °C; bijdrage op de energie : 0 euro per 1 000 liter bij 15 °C; iii) gebruikt als verwarmingsbrandstof : * zakelijk gebruik : accijns : 0 euro per 1 000 liter bij 15 °C; bijzondere accijns : 0 euro per 1 000 liter bij 15 °C; controleretributie : 10 euro per 1 000 liter bij 15 °C; bijdrage op de energie : 8,6521 euro per 1 000 liter bij 15 °C; * niet-zakelijk gebruik : accijns : 0 euro per 1 000 liter bij 15 °C; bijzondere accijns : 0 euro per 1 000 liter bij 15 °C; controleretributie : 10 euro per 1 000 liter bij 15 °C; bijdrage op de energie : 8,6521 euro per 1 000 liter bij 15 °C; ».

Art. 127.Artikel 419, f), ii) en iii) van de programmawet van 27 december 2004, laatstelijk gewijzigd bij de programmawet van 19 december 2014, wordt vervangen als volgt : « ii) gebruikt als motorbrandstof voor industriële en commerciële doeleinden : accijns : 18,5920 euro per 1 000 liter bij 15 °C; bijzondere accijns : 4,2925 euro per 1 000 liter bij 15 °C; bijdrage op de energie : 0 euro per 1 000 liter bij 15 °C; iii) gebruikt als verwarmingsbrandstof : * zakelijk gebruik : accijns : 0 euro per 1 000 liter bij 15 °C; bijzondere accijns : 0 euro per 1 000 liter bij 15 °C; controleretributie : 10 euro per 1 000 liter bij 15 °C; bijdrage op de energie : 7,2564 euro per 1 000 liter bij 15 °C; * niet-zakelijk gebruik : accijns : 0 euro per 1 000 liter bij 15 °C; bijzondere accijns : 0 euro per 1 000 liter bij 15 °C; controleretributie : 10 euro per 1 000 liter bij 15 °C; bijdrage op de energie : 7,2564 euro per 1 000 liter bij 15 °C; ».

Art. 128.Artikel 419, g), van de programmawet van 27 december 2004, laatstelijk gewijzigd bij de programmawet van 19 december 2014, wordt vervangen als volgt : « g) zware stookolie van de GN-codes 2710 19 61 tot en met 2710 19 69 : * zakelijk gebruik (met uitzondering van het gebruik voor de productie van elektriciteit) : accijns : 13 euro per 1 000 kg; bijzondere accijns : 3,3460 euro per 1 000 kg; bijdrage op de energie : 0 euro per 1 000 kg; * niet-zakelijk gebruik accijns : 13 euro per 1 000 kg; bijzondere accijns : 3,3460 euro per 1 000 kg; bijdrage op de energie : 0 euro per 1 000 kg; * gebruik voor de productie van elektriciteit : accijns : 13 euro per 1 000 kg; bijzondere accijns : 3,3460 euro per 1 000 kg; bijdrage op de energie : 0 euro per 1 000 kg; ».

Art. 129.Artikel 419, h), van de programmawet van 27 december 2004, laatstelijk gewijzigd bij de programmawet van 19 december 2014, wordt vervangen als volgt : « h) vloeibaar petroleumgas van de GN-codes 2711 12 11 tot en met 2711 19 00 : i) gebruikt als motorbrandstof : accijns : 0 euro per 1 000 kg; bijzondere accijns : 0 euro per 1 000 kg; bijdrage op de energie : 0 euro per 1 000 kg; ii) gebruikt als motorbrandstof voor industriële en commerciële doeleinden : accijns : 37,1840 euro per 1 000 kg; bijzondere accijns : 7,4953 euro per 1 000 kg; bijdrage op de energie : 0 euro per 1 000 kg; iii) gebruikt als verwarmingsbrandstof : * zakelijk gebruik : accijns : 0 euro per 1 000 kg; bijzondere accijns : 0 euro per 1 000 kg; bijdrage op de energie : voor butaan van de GN-code 2711 13 : 18,6397 euro per 1 000 kg; voor propaan van de GN-code 2711 12 : 18,9097 euro per 1 000 kg : * niet-zakelijk gebruik : accijns : 0 euro per 1 000 kg; bijzondere accijns : 0 euro per 1 000 kg; bijdrage op de energie : voor butaan van de GN-code 2711 13 : 18,6397 euro per 1 000 kg; voor propaan van de GN-code 2711 12 : 18,9097 euro per 1 000 kg; ».

Art. 130.Artikel 419, i), van de programmawet van 27 december 2004, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 14 december 2015 tot wijziging van artikel 419, i), iii) en 420 van de programmawet van 27 december 2004, wordt vervangen als volgt : « i) aardgas van de GN-codes 2711 11 00 en 2711 21 00 : i) gebruikt als motorbrandstof : accijns : 0 euro per MWh (bovenste verbrandingswaarde); bijzondere accijns : 0 euro per MWh (bovenste verbrandingswaarde); bijdrage op de energie : 0 euro per MWh (bovenste verbrandingswaarde); ii) gebruikt als motorbrandstof voor industriële en commerciële doeleinden : accijns : 0 euro per MWh (bovenste verbrandingswaarde); bijzondere accijns : 0 euro per MWh (bovenste verbrandingswaarde); bijdrage op de energie : 0 euro per MWh (bovenste verbrandingswaarde); iii) gebruikt als verwarmingsbrandstof : * zakelijk gebruik : - bedrijven met een "energiebeleidsovereenkomst" afgeleverd door en toegepast overeenkomstig de regelgeving van het Vlaams Gewest, een "accord de branche" afgeleverd door en toegepast overeenkomstig de regelgeving van het Waals Gewest, of een gelijkaardige overeenkomst afgeleverd door en toegepast overeenkomstig de regelgeving van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest : accijns : 0 euro per MWh (bovenste verbrandingswaarde); bijzondere accijns : 0 euro per MWh (bovenste verbrandingswaarde); bijdrage op de energie : 0,54 euro per MWh (bovenste verbrandingswaarde); - andere bedrijven accijns : 0 euro per MWh (bovenste verbrandingswaarde); bijzondere accijns : 0 euro per MWh (bovenste verbrandingswaarde); bijdrage op de energie : 0,9978 euro per MWh (bovenste verbrandingswaarde); * niet-zakelijk gebruik : accijns : 0 euro per MWh (bovenste verbrandingswaarde); bijzondere accijns : 0 euro per MWh (bovenste verbrandingswaarde); bijdrage op de energie : 0,9978 euro per MWh (bovenste verbrandingswaarde); ».

Art. 131.Artikel 419, j), van de programmawet van 27 december 2004, laatstelijk gewijzigd bij de programmawet van 19 december 2014, wordt vervangen als volgt : « j) kolen, cokes en bruinkool van de GN-codes 2701, 2702 en 2704 : accijns : 0 euro per 1 000 kg; bijzondere accijns : 8,7577 euro per 1 000 kg; bijdrage op de energie : 3 euro per 1 000 kg; ».

Art. 132.Artikel 419, k), van de programmawet van 27 december 2004, laatstelijk gewijzigd bij de programmawet van 19 december 2014, wordt vervangen als volgt : « k) elektriciteit van de GN-code 2716 : * zakelijk gebruik : - geleverd aan een eindgebruiker aangesloten op het transport- of verdelingsnetwerk waarvan de nominale spanning meer is dan 1 kV, met inbegrip van een eindgebruiker die geïdentificeerd wordt als een met hoogspanning gelijkgestelde afnemer : accijns : 0 euro per MWh; bijzondere accijns : 0 euro per MWh; bijdrage op de energie : 0 euro per MWh; - geleverd aan een eindgebruiker aangesloten op het transport- of verdelingsnetwerk waarvan de nominale spanning gelijk is aan of minder is dan 1 kV : accijns : 0 euro per MWh; bijzondere accijns : 0 euro per MWh; bijdrage op de energie : 1,9261 euro per MWh; * niet-zakelijk gebruik : accijns : 0 euro per MWh; bijzondere accijns : 0 euro per MWh; bijdrage op de energie : 1,9261 euro per MWh. »

Art. 133.Deze afdeling treedt in werking op 1 januari 2016. HOOFDSTUK 4. - Bedrijfsvoorheffing Afdeling 1. - Wijzigingen aan de wet van 15 mei 2014 houdende

uitvoering van het pact voor competitiviteit, werkgelegenheid en relance

Art. 134.In artikel 5 van de wet van 15 mei 2014 houdende uitvoering van het pact voor competitiviteit, werkgelegenheid en relance, gewijzigd bij de programmawet van 19 december 2014, worden in punt A de woorden "gelijk aan 20,4 pct." vervangen door de woorden "gelijk aan 22,8 pct." en wordt punt C opgeheven.

Art. 135.In artikel 6 van dezelfde wet wordt het tweede lid opgeheven.

Art. 136.De artikelen 134 en 135 treden in werking op 1 januari 2016. Afdeling 2

Vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing

Art. 137.

Artikel 2757.van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, ingevoegd bij de wet van 17 mei 2007 en gewijzigd bij de wetten van 27 maart 2009, 7 november 2011 en 30 juli 2013, wordt vervangen als volgt : «

Art. 2757.De in het tweede lid omschreven werkgevers die bezoldigingen betalen of toekennen en die krachtens artikel 270, 1°, schuldenaar zijn van de bedrijfsvoorheffing op die bezoldigingen, worden ervan vrijgesteld een deel van die bedrijfsvoorheffing in de Schatkist te storten, op voorwaarde dat de genoemde voorheffing volledig op die bezoldigingen wordt ingehouden.

De bepalingen van dit artikel zijn van toepassing op : a) voor zover het werkgevers betreft die, hetzij als kleine vennootschappen worden aangemerkt op grond van artikel 15, §§ 1 tot 6, van het Wetboek van vennootschappen, hetzij natuurlijke personen zijn die mutatis mutandis beantwoorden aan de criteria voorzien in dit artikel 15 : - werkgevers die onder het toepassingsgebied vallen van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités; - de ondernemingen die erkend zijn voor uitzendarbeid die uitzendkrachten ter beschikking stellen van de in het eerste streepje bedoelde ondernemingen; b) werkgevers van de werknemers die ressorteren onder het toepassingsgebied van de paritaire comités en subcomités opgesomd in artikel 1, 1°, a) tot en met p), van het koninklijk besluit van 18 juli 2002 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profit sector;c) de naamloze vennootschap van publiek recht Proximus en de naamloze vennootschap van publiek recht bpost voor hun werknemers die anders dan krachtens een arbeidsovereenkomst, arbeid verrichten voor deze vennootschappen. De niet te storten bedrijfsvoorheffing bedraagt : a) 0,12 pct.van het bruto bedrag van de bezoldigingen voor inhouding van de persoonlijke sociale zekerheidsbijdrage voor de in het tweede lid, a), bedoelde werkgevers; b) 1 pct.van het bruto bedrag van de bezoldigingen voor inhouding van de persoonlijke sociale zekerheidsbijdrage voor de in het tweede lid, b), bedoelde werkgevers. Wanner het werkgevers betreft die hetzij als kleine vennootschappen worden aangemerkt op grond van artikel 15 van het Wetboek van vennootschappen, hetzij natuurlijke personen zijn die mutatis mutandis beantwoorden aan de criteria voorzien in dit artikel 15, wordt dit percentage verhoogd tot 1,12 pct. Hiervan wordt een bedrag dat overeenstemt met drie vierden van de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing onmiddellijk besteed aan de financiering van de Sociale Maribelfondsen. Dit bedrag moet door de werkgever aan de bevoegde ontvanger worden gestort op hetzelfde moment dat de bedrijfsvoorheffing in de Schatkist wordt gestort. De Schatkist boekt deze bedragen over aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid die ze op zijn beurt verdeelt tussen de begunstigde Sociale Maribelfondsen; c) 1 pct van het bruto bedrag van de bezoldigingen voor inhouding van de persoonlijke sociale zekerheidsbijdrage voor de in het tweede lid, c), bedoelde werkgevers. De Koning bepaalt de toepassingsmodaliteiten van dit artikel. ».

Art. 138.Artikel 137 treedt in werking op 1 april 2016 is van toepassing op de bezoldigingen betaald of toegekend vanaf 1 april 2016. HOOFDSTUK 5. - Koopkracht Afdeling 1. - Forfaitaire beroepskosten

Art. 139.Artikel 3 van de programmawet van 19 december 2014 wordt ingetrokken.

Art. 140.In artikel 51 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, laatst gewijzigd bij artikel 2 van de programmawet van 19 december 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het tweede lid, wordt de bepaling onder 1° vervangen als volgt : « 1° voor bezoldigingen van werknemers : a) 30 pct.van de eerste schijf van 5.505 EUR; b) 11 pct.van de schijf van 5.505 EUR tot 13.000 EUR; c) 3 pct.van de schijf boven 13.000 EUR; »; 2° het derde lid wordt vervangen als volgt : « In geen geval mag het forfait meer bedragen dan 2.760 EUR voor het geheel van de inkomsten als vermeld in het tweede lid, 1°, noch meer dan 1.555,50 EUR voor het geheel van de inkomsten als vermeld in het tweede lid, 2°, noch meer dan 2.592,50 EUR voor het geheel van de inkomsten van éénzelfde categorie als vermeld in het tweede lid, 3° en 4°. ».

Art. 141.In artikel 51 van hetzelfde Wetboek, laatst gewijzigd bij artikel 132 van deze wet, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het tweede lid, wordt de bepaling onder 1° vervangen als volgt : « 1° voor bezoldigingen van werknemers : 30 pct.; »; 2° in het derde lid wordt het bedrag "2.760 EUR" vervangen door het bedrag "2.950 EUR". Afdeling 2. - Tarief

Art. 142.In artikel 130 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 10 augustus 2001, wordt het eerste lid vervangen als volgt : A. «

Art. 130.De basisbelasting wordt bepaald op : 25 pct. voor de inkomensschijf van 0,01 EUR tot 7.070,00 EUR; 30 pct. voor de schijf van 7.070,00 EUR tot 8.120 EUR; 40 pct. voor de schijf van 8.120,00 EUR tot 13.530,00 EUR; 45 pct. voor de schijf van 13.530,00 EUR tot 24.800,00 EUR; 50 pct. voor de schijf boven 24.800,00 EUR. »;

B. «

Art. 130.De basisbelasting wordt bepaald op : 25 pct. voor de inkomensschijf van 0,01 EUR tot 8.120,00 EUR; 40 pct. voor de schijf van 8.120,00 EUR tot 13.940,00 EUR; 45 pct. voor de schijf van 13.940,00 EUR tot 24.800,00 EUR; 50 pct. voor de schijf boven 24.800,00 EUR. »;

C. «

Art. 130.De basisbelasting wordt bepaald op : 25 pct. voor de inkomensschijf van 0,01 EUR tot 8.120,00 EUR; 40 pct. voor de schijf van 8.120,00 EUR tot 14.330,00 EUR; 45 pct. voor de schijf van 14.330,00 EUR tot 24.800,00 EUR; 50 pct. voor de schijf boven 24.800,00 EUR. » Afdeling 3. - Belastingvrije som

Art. 143.In artikel 131 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 10 augustus 2001 en gewijzigd bij de wetten van 8 juni 2008, 8 mei 2014 en de wet van 18 december 2015 houdende fiscale en diverse bepalingen, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid wordt de inleidende zin vervangen als volgt : « Art.131. Het basisbedrag van de belastingvrije som is gelijk aan : »; 2° in het tweede lid worden de woorden "dat wordt vrijgesteld van de belasting" vervangen door de woorden "van de belastingvrije som".

Art. 144.In artikel 131 van hetzelfde Wetboek, laatst gewijzigd bij artikel 143 van deze wet, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid wordt het bedrag "15.220 EUR" telkens vervangen door het bedrag "25.220 EUR"; 2° het tweede lid wordt opgeheven.

Art. 145.In artikel 131 van hetzelfde Wetboek, laatst gewijzigd bij artikel 144 van deze wet, wordt het eerste lid vervangen als volgt : «

Art. 131.Voor de berekening van de belasting wordt een basisbedrag van 4.785 EUR vrijgesteld van belasting. »

Art. 146.In artikel 132, eerste lid, van hetzelfde wetboek, gewijzigd bij de wet van 6 juli 1999 de koninklijke besluiten van 20 juli 2000 en 13 juli 2001 en bij de wetten van 10 augustus 2001, 6 juli 2004 en 13 december 2012, wordt de inleidende zin vervangen als volgt : «

Art. 132.Het overeenkomstig artikel 131 bepaalde basisbedrag wordt verhoogd met de volgende toeslagen voor personen ten laste : ».

Art. 147.In artikel 133, eerste lid, van hetzelfde wetboek, vervangen bij de wet van 10 augustus 2001 en gewijzigd bij de wetten van 21 juni 2002 en 27 december 2006, wordt de inleidende zin vervangen als volgt : «

Art. 133.Het overeenkomstig artikel 131 bepaalde basisbedrag wordt bovendien verhoogd met de volgende toeslagen : ».

Art. 148.In artikel 134 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 13 december 2012 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 17 december 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) paragraaf 2 wordt vervangen als volgt : « § 2.De overeenkomstig artikel 130 berekende basisbelasting wordt verminderd met de belasting op de belastingvrije som.

Die belasting op de belastingvrije som wordt bepaald op : 25 pct. voor de schijf van de belastingvrije som van 0,01 EUR tot 5.705,00 EUR; 30 pct. voor de schijf van de belastingvrije som van 5.705,00 EUR tot 8.120 EUR; 40 pct. voor de schijf van de belastingvrije som van 8.120,00 EUR tot 13.530,00 EUR; 45 pct. voor de schijf van de belastingvrije som van 13.530,00 EUR tot 24.800,00 EUR; 50 pct. voor de schijf van de belastingvrije som boven 24.800,00 EUR. »; b) in paragraaf 3 worden het eerste en tweede lid vervangen als volgt : « § 3.Wanneer het belastbare inkomen lager is dan de belastingvrije som, wordt voor het deel van die belastingvrije som dat het belastbare inkomen overschrijdt en betrekking heeft op de toeslagen vermeld in artikel 132, eerste lid, 1° tot 6°, een terugbetaalbaar belastingkrediet verleend. Het belastingkrediet is gelijk aan het voormelde gedeelte van de belastingvrije som, vermenigvuldigd met het in paragraaf 2, tweede lid, vermelde tarief van de corresponderende inkomensschijf, met een maximum van 250 euro per kind ten laste.

Voor de toepassing van het eerste lid wordt het deel van de belastingvrije som dat het belastbare inkomen overschrijdt, geacht bij voorrang te bestaan uit de in artikel 132, eerste lid, 1° tot 6°, bedoelde toeslagen »; c) in paragraaf 4 wordt de bepaling onder 2° vervangen als volgt : « 2° de toeslagen vermeld in artikel 132 worden toegevoegd aan het basisbedrag van de belastingvrije som van de echtgenoot met het hoogste belastbare inkomen;»; d) in paragraaf 4 worden de bepalingen onder 4° en 5° vervangen als volgt : « 4° de overeenkomstig artikel 130 berekende basisbelasting van elke echtgenoot wordt verminderd met de belasting op zijn overeenkomstig het 1° tot 3° bepaalde belastingvrije som;5° wanneer de som van de belastbare inkomens van de beide echtgenoten lager is dan de som van hun belastingvrije sommen, wordt voor het deel van die samengetelde belastingvrije sommen van de echtgenoten dat de som van hun belastbare inkomens overschrijdt en betrekking heeft op de toeslagen vermeld in artikel 132, eerste lid, 1° tot 6°, een terugbetaalbaar belastingkrediet verleend.Dit belastingkrediet is gelijk aan het voormelde deel van de samengetelde belastingvrije sommen, vermenigvuldigd met het in paragraaf 2, tweede lid vermelde tarief van de corresponderende inkomensschijf bij de echtgenoot met het hoogste belastbare inkomen, met een maximum van 250 euro per kind ten laste. ». Afdeling 4. - Aanpassing basisbedragen belastingvermindering

pensioenen en vervangingsinkomsten

Art. 149.In artikel 147 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 10 augustus 2001 en laatstelijk gewijzigd bij programmawet (I) van 26 december 2015 en de wet van 18 december 2015 houdende fiscale en diverse bepalingen, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, 1° en 7°, wordt het bedrag "1.344,57 EUR" telkens vervangen door het bedrag "1.148,93 EUR"; 2° in het eerste lid, 9°, wordt het bedrag "1.725,98 EUR" vervangen door het bedrag "1.530,34 EUR".

Art. 150.In artikel 152bis, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 8 juni 2008 en gewijzigd bij de wet van 8 mei 2014, worden de woorden "of tweede lid," opgeheven.

Art. 151.Artikel 152bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 8 juni 2008 en gewijzigd bij de wet van 8 mei 2014 en artikel 150 van deze wet, wordt opgeheven. Afdeling 5. - Aanpassing regels indexering

Art. 152.In artikel 178, § 3, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 28 december 1992 en gewijzigd bij de wet van 30 maart 1994, het koninklijk besluit van 20 december 1996 en de wet van 21 juni 2002, worden in de inleidende zin de woorden "artikelen 131 tot 134," vervangen door de woorden "artikelen 131 tot 133, 134, § 3, en § 4, 5°,". Afdeling 6. - Inwerkingtreding

Art. 153.Artikel 139 treedt in werking op 31 december 2015.

Artikel 140 treedt in werking op 1 januari 2016 en is van toepassing op de bezoldigingen van werknemers die worden betaald of toegekend vanaf 1 januari 2016.

De artikelen 142/A, 143, 146 tot 148 en 152 treden in werking vanaf aanslagjaar 2017.

Artikel 141 treedt in werking op 1 januari 2018 en is van toepassing op de bezoldigingen van werknemers die worden betaald of toegekend vanaf 1 januari 2018.

De artikelen 142/B, 144 en 150 treden in werking vanaf aanslagjaar 2019.

De artikelen 142/C, 145, 149 en 151 treden in werking vanaf aanslagjaar 2020.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Ciergnon, 26 december 2015.

FILIP Van Koningswege : De Eerste Minister, Ch. MICHEL De Minister van Werk, K. PEETERS De Minister van Sociale Zaken, Mevr. M. DE BLOCK De Minister van Financiën, J. VAN OVERTVELDT De Minister van Zelfstandigen, W. BORSUS Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, afwezig : De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk, Economie en Consumenten, belast met Buitenlandse Handel K. PEETERS _______ Nota (1) Kamer van volksvertegenwoordigers (www.dekamer.be) Stukken : 54-1520.

Integraal verslag : 18 december 2015.

^