Etaamb.openjustice.be
Wet van 26 juni 2000
gepubliceerd op 24 juli 2003

Wet houdende instemming met het Aanvullend Protocol bij het Europees Sociaal Handvest ter invoering van een systeem van collectieve klachten, gedaan te Straatsburg op 9 november 1995 (2)

bron
federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking
numac
2000015127
pub.
24/07/2003
prom.
26/06/2000
ELI
eli/wet/2000/06/26/2000015127/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

26 JUNI 2000. - Wet houdende instemming met het Aanvullend Protocol bij het Europees Sociaal Handvest ter invoering van een systeem van collectieve klachten, gedaan te Straatsburg op 9 november 1995 (1) (2)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2.Het Aanvullend Protocol bij het Europees Sociaal Handvest ter invoering van een systeem van collectieve klachten, gedaan te Straatsburg op 9 november 1995, zal volkomen gevolg hebben.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 26 juni 2000.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken, L. MICHEL De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Maatschappelijke Integratie en Sociale Economie, J. VANDE LANOTTE De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE De Minister van Sociale Zaken en Pensioenen, L. VAN DEN BOSSCHE De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN Met `s Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN _______ Nota's (1) Zitting 1999-2000. Senaat.

Documenten. - Ontwerp van wet ingediend op 20 maart 2000, nr. 2-376/1. - Verslag, nr. 2-376/2. - Tekst aangenomen door de commissie, nr. 2-376/3.

Parlementaire Handelingen. - Bespreking, vergadering van 27 april 2000. Stemming, vergadering van 27 april 2000. Kamer Documenten. - Tekst overgezonden door de Senaat, nr. 50-610/1. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd, nr. 50-610/2.

Parlementaire Handelingen. - Bespeking, vergadering van 10 mei 2000.

Stemming, vergadering van 11 mei 2000. (2) Zie ook decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 28 februari 2003 (Belgisch Staatsblad van 21maart 2003), decreet van de Franse Gemeenschap van 5 mei 1999 (Belgisch Staatsblad van 22 oktober 1999), decreet van de Duitstalige Gemeenschap van 15 december 1997 (Belgisch Staatsblad van 20 juni 1998), ordonnantie van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 10 december 1998 (Belgisch Staatsblad van 4 maart 1999), decreet van het Waalse Gewest van 25 februari 1999 (Belgisch Staatsblad van 11 en 12 maart 1999) en ordonnantie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 26 maart 1998 (Belgisch Staatsblad van 13 juni 1998). Aanvullend Protocol bij het Europees Sociaal Handvest tot invoering van een systeem voor collectieve klachten Preambule De lid-Staten van de Raad van Europa die dit Protocol bij het Europees Sociaal Handvest hebben ondertekend dat op 18 oktober 1961 te Turijn voor ondertekening is opengesteld (hierna te noemen « het Handvest »), Vastbesloten nieuwe maatregelen te nemen voor de daadwerkelijke toepassing van de door het Handvest gewaarborgde sociale rechten;

Overwegende dat dit doel vooral zou kunnen worden bereikt door de invoering van een procedure voor collectieve klachten waardoor onder andere meer medezeggenschap aan de sociale partners en de niet-gouvernementele organisaties zou worden gegeven.

Zijn als volgt overeengekomen : Artikel 1 De Overeenkomstsluitende Partijen kennen aan de volgende organisaties het recht toe om klachten in te dienen waarbij een ontoereikende toepassing van het Handvest wordt aangevoerd : a. de internationale werkgevers- en werknemersorganisaties bedoeld bij paragraaf 2 van artikel 27 van het Handvest;b. de andere niet-gouvernementele internationale organisaties met consultatieve status bij de Raad van Europa en ingeschreven op de daartoe door het Regeringscomité opgemaakte lijst;c. de representatieve nationale werkgevers- en werknemersorganisaties die vallen onder de rechtsbevoegdheid van de Overeenkomstsluitende Partij die door klacht in geding wordt gebracht. Artikel 2 1. Elke Overeenkomstsluitende Staat kan bovendien, wanneer hij zijn instemming door dit Protocol te worden verbonden tot uitdrukking heeft gebracht, overeenkomstig de bepalingen van artikel 12 of op elk ogenblik achteraf, verklaren dat hij het recht om klachten tegen hem te laten indienen, toekent aan andere niet-gouvernementele nationale organisaties die onder zijn rechtsgebied ressorteren en die representatief zijn en beschikken over bijzondere bekwaamheid inzake aangelegenheden die door het Handvest worden geregeld.2. Deze verklaringen kunnen voor een welbepaalde tijd gelden.3. De verklaringen worden medegedeeld aan de Secretaris-generaal van de Raad van Europa die daarvan een afschrift aan de Overeenkomstsluitende partijen toezendt en die tevens instaat voor de publicatie ervan. Artikel 3 De niet-gouvernementele internationale organisaties en de niet-gouvernementele nationale organisaties, respectievelijk vermeld in artikel 1, b en artikel 2, kunnen krachtens de in voornoemde artikelen vastgestelde procedure enkel klachten indienen betreffende de materies waarvoor die organisaties worden geacht over bijzondere bekwaamheid te beschikken.

Artikel 4 De klacht moet schriftelijk worden ingediend, betrekking hebben op een bepaling van het Handvest die is aangenomen door de in het geding zijnde Overeenkomstsluitende Partij en ook aanduiden in welke mate deze laatste op ontoereikende wijze voor de toepassing van deze bepaling zou hebben gezorgd.

Artikel 5 Elke klacht wordt gericht aan de Secretaris-generaal die de ontvangst ervan bevestigt, er de in het geding zijnde overeenkomstsluitende Partij van op de hoogte brengt en ze onmiddellijk aan het Comité van onafhankelijke deskundigen toezendt.

Artikel 6 Het Comité van onafhankelijke deskundigen kan de in het geding zijnde Overeenkomstsluitende Partij en de organisatie die de klacht heeft ingediend, vragen dat hem schriftelijk, binnen een door het Comité vast te stellen termijn, inlichtingen en opmerkingen worden voorgelegd in verband met de ontvankelijkheid van de klacht.

Artikel 7 1. Wanneer het Comité van onafhankelijke deskundigen beslist dat een klacht ontvankelijk is, brengt het de Overeenkomstsluitende Partijen bij het Handvest via de Secretaris-generaal ervan op de hoogte. Voornoemd Comité verzoekt de in het geding zijnde Overeenkomstsluitende Partij en de organisatie die de klacht heeft ingediend erom hem schriftelijk, binnen een door het Comité vast te stellen termijn, alle passende opmerkingen en inlichtingen mede te delen. Tevens verzoekt dit Comité de andere Overeenkomstsluitende Partijen bij het Handvest erom, hem in kennis te stellen van de opmerkingen die zij binnen dezelfde termijn aan hem wensen mede te delen. 2. Ingeval de klacht door een nationale werkgevers- of werknemersorganisatie of door een andere niet-gouvernementele nationale of internationale organisatie wordt ingediend, informeert het Comité van onafhankelijke deskundigen, via de Secretaris-generaal, daarover de internationale werkgevers- of werknemersorganisaties, bedoeld in paragraaf 2 van artikel 27 van het Handvest, met het verzoek opmerkingen te formuleren binnen de door het Comité vast te stellen termijn.3. Op grond van de opmerkingen, inlichtingen of toelichtingen, die overeenkomstig de bovenvermelde paragrafen 1 en 2 zijn medegedeeld, kunnen de in het geding zijnde Overeenkomstsluitende Partij en de organisatie die de klacht heeft ingediend, alle bijkomende informatie of opmerkingen voorleggen binnen een door het Comité van onafhankelijke deskundigen vastgestelde termijn.4. In het kader van het onderzoek van de klacht kan het Comité van onafhankelijke deskundigen een hoorzitting organiseren met de vertegenwoordigers van de partijen. Artikel 8 1. Het Comité van onafhankelijke deskundigen stelt een rapport op met daarin een beschrijving van de maatregelen die door het Comité zijn genomen om de klacht te onderzoeken.Het concludeert hierin ook of de in het geding zijnde overeenkomstsluitende Partij de toepassing van de door de klacht bedoelde bepaling van het Handvest al dan niet op toereikende wijze heeft nageleefd. 2. Het rapport wordt toegezonden aan het Comité van Ministers.Het wordt eveneens medegedeeld aan de organisatie die de klacht heeft ingediend en aan de partijen die het Handvest hebben ondertekend zonder dat deze laatsten dit rapport mogen publiceren.

Dat rapport wordt aan de Parlementaire Vergadering toegezonden en bekend gemaakt op hetzelfde ogenblik als de resolutie bedoeld in artikel 8 of uiterlijk binnen een termijn van vier maanden nadat dit rapport aan het Comité van Ministers werd medegedeeld.

Artikel 9 1. Op basis van het rapport van het Comité van onafhankelijke deskundigen neemt het Comité van Ministers, met een meerderheid van degenen die hun stem uitbrengen, een resolutie aan.Wanneer door het Comité van onafhankelijke deskundigen een ontoereikende toepassing van het Handvest wordt vastgesteld, neemt het Comité van Ministers, met een meerderheid van twee derden van degene die hun stem uitbrengen, een aanbeveling aan die bestemd is voor de in het geding zijnde Overeenkomstsluitende Partij. In beide gevallen kunnen enkel de Overeenkomstsluitende Partijen bij het Handvest aan de stemming deelnemen. 2. Wanneer het rapport van het Comité van onafhankelijke deskundigen nieuwe vragen doet rijzen, kan het Comité van Ministers, op verzoek van de in het geding zijnde Overeenkomstsluitende Partij, met een meerderheid van twee derden van de Overeenkomstsluitende Partijen bij het Handvest, ertoe besluiten het Regeringscomité te raadplegen. Artikel 10 De in het geding zijnde Overeenkomstsluitende Partij zal preciseren welke maatregelen zij heeft genomen om gevolg te geven aan de aanbeveling van het Comité van Ministers. Dit gebeurt via het volgend rapport dat zij in toepassing van artikel 21 van het Handvest aan de Secretaris-generaal zal richten.

Artikel 11 De artikelen 1 tot 9 van dit Protocol zijn eveneens van toepassing op de artikelen van deel II van het eerste aanvullend Protocol bij het Handvest voor de Overeenkomstsluitende Staten bij dit Protocol, voor zover deze artikelen werden aanvaard.

Artikel 12 De Overeenkomstsluitende Staten bij dit Protocol zijn van oordeel dat de bijlage bij het Handvest met betrekking tot deel III als volgt moet luiden : « Het Handvest houdt juridisch verplichtingen van internationale aard in, waarvan de toepassing uitsluitend aan de in het deel IV van het Handvest en in de bepalingen van dit Protocol omschreven toezicht is onderworpen. » Artikel 13 1. Dit Protocol staat open voor de lid-Staten van de Raad van Europa die het Handvest hebben ondertekend, die hun instemming gebonden te worden tot uitdrukking kunnen brengen door : a.ondertekening zonder voorbehoud van bekrachtiging, aanvaardig of goedkeuring; of b. ondertekening onder voorbehoud van bekrachtiging, aanvaarding, of goedkeuring, gevolgd door bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring.2. Een lid-Staat kan zijn instemming om door dit Protocol te worden gebonden niet tot uitdrukking brengen zonder voorafgaande of gelijktijdige bekrachtiging van het Handvest.3. De akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring worden neergelegd bij de Secretaris-generaal van de Raad van Europa. Artikel 14 1. Dit Protocol treedt in werking op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een periode van een maand na de datum waarop vijf lid-Staten van de Raad van Europa, in overeenstemming met de bepalingen van artikel 12, hun instemming door het Protocol te worden gebonden tot uitdrukking hebben gebracht.2. Ten aanzien van iedere Lidstaat die later zijn instemming door het Protocol te worden gebonden tot uitdrukking heeft gebracht, treedt dit Protocol in werking op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een periode van een maand na de datum van neerlegging van zijn akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring. Artikel 15 1. Iedere Overeenkomstsluitende Partij kan dit Protocol op elk moment opzeggen door daarvan kennis te geven aan de Secretaris-generaal van de Raad van Europa.2. Deze opzegging heeft uitwerking de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een periode van twaalf maanden na de datum waarop de Secretaris-generaal van de opzegging in kennis werd gebracht. Artikel 16 De Secretaris-generaal van de Raad van Europa stelt alle Lidstaten van de Raad in kennis van : a. iedere ondertekening;b. de neerlegging van iedere akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring;c. de datum van inwerkingtreding van dit Protocol overeenkomstig artikel 13;d. iedere andere handeling, kennisgeving of mededeling met betrekking tot dit Protocol. Ten blijke waarvan de daartoe behoorlijk gemachtigde ondergetekenden dit Protocol hebben ondertekend.

Gedaan te Straatsburg, op 9 november 1995, in de Franse en de Engelse taal, zijnde de twee teksten gelijkelijk gezaghebbend, in één exemplaar dat zal worden neergelegd in het archief van de Raad van Europa. De Secretaris-generaal van de Raad van Europa zendt een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift aan alle lid-Staten van de Raad van Europa.

De lijst met de gebonden staten Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^