Etaamb.openjustice.be
Wet van 26 juni 2013
gepubliceerd op 16 juli 2013

Wet tot wijziging van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, wat de arbeidsovereenkomst voor uitzendarbeid betreft

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2013204071
pub.
16/07/2013
prom.
26/06/2013
ELI
eli/wet/2013/06/26/2013204071/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)Kamer (parl. doc.)Senaat (fiche)
Document Qrcode

26 JUNI 2013. - Wet tot wijziging van de wet van 24 juli 1987Relevante gevonden documenten type wet prom. 24/07/1987 pub. 13/02/2007 numac 2007000038 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers. - Duitse vertaling sluiten betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, wat de arbeidsovereenkomst voor uitzendarbeid betreft (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2.In artikel 1 van de wet van 24 juli 1987Relevante gevonden documenten type wet prom. 24/07/1987 pub. 13/02/2007 numac 2007000038 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers. - Duitse vertaling sluiten betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 23 december 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1°. Een § 1bis wordt ingevoegd, luidende : " § 1bis. Tijdelijke arbeid is tevens de activiteit die op grond van een arbeidsovereenkomst voor uitzendarbeid wordt uitgeoefend en die tot doel heeft een uitzendkracht ter beschikking te stellen van een gebruiker voor de invulling van een vacante betrekking, met de bedoeling om na afloop van de periode van terbeschikkingstelling de uitzendkracht vast in dienst te laten nemen door de gebruiker voor diezelfde betrekking."; 2°. Een § 5bis wordt ingevoegd, luidende : " § 5bis. In geval van terbeschikkingstelling van een uitzendkracht aan een gebruiker voor de invulling van een vacante betrekking, met de bedoeling om na afloop van de periode van terbeschikkingstelling de uitzendkracht vast in dienst te laten nemen door de gebruiker voor diezelfde betrekking, worden de na te leven procedure, de duur van de tijdelijke arbeid, het maximaal aantal verschillende uitzendkrachten dat per vacante betrekking mag worden ter beschikking gesteld van de gebruiker, de minimale duur van tewerkstelling door het uitzendbureau en de minimale duur van elke arbeidsovereenkomst voor uitzendarbeid geregeld bij een door de Koning algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst, afgesloten in de Nationale Arbeidsraad."

Art. 3.In dezelfde wet wordt een artikel 8bis ingevoegd, luidende : "

Art. 8bis.Opeenvolgende dagcontracten voor uitzendarbeid bij eenzelfde gebruiker zijn toegestaan voor zover de nood aan flexibiliteit voor het gebruik van dergelijke opeenvolgende dagcontracten kan worden aangetoond door de gebruiker. De nadere regels en voorwaarden waaronder de gebruiker de nood aan flexibiliteit kan aantonen worden bepaald bij een door de Koning algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst, afgesloten in de Nationale Arbeidsraad.

Wanneer de gebruiker de nood aan flexibiliteit niet kan aantonen overeenkomstig de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst bedoeld in het eerste lid, is het uitzendbureau aan de uitzendkracht die werd tewerkgesteld met opeenvolgende dagcontracten voor uitzendarbeid behalve het loon ook een vergoeding verschuldigd die overeenstemt met het loon dat had moeten worden betaald indien een arbeidsovereenkomst voor uitzendarbeid van twee weken zou zijn gesloten.

Onder opeenvolgende dagcontracten voor uitzendarbeid wordt verstaan de arbeidsovereenkomsten voor uitzendarbeid bij eenzelfde gebruiker die elk een looptijd van 24 uur niet overschrijden en die elkaar onmiddellijk opvolgen of hooguit gescheiden worden door een feestdag of door de gewone inactiviteitsdagen die binnen de onderneming van de gebruiker gelden voor de categorie van werknemers waartoe de uitzendkracht behoort."

Art. 4.In dezelfde wet wordt een artikel 9bis ingevoegd, luidende : "

Art. 9bis.Indien de arbeidsovereenkomst voor uitzendarbeid wordt aangegaan voor de reden bedoeld in artikel 1, § 1bis, deelt de gebruiker aan het uitzendbureau het aantal uitzendkrachten mee, berekend overeenkomstig een in de Nationale Arbeidsraad afgesloten en door de Koning algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst, die voorheen reeds te zijner beschikking werden gesteld met het oog op de invulling van de betrokken vacante betrekking. Deze informatie wordt door het uitzendbureau opgenomen in de arbeidsovereenkomst voor uitzendarbeid."

Art. 5.Artikel 20 van dezelfde wet wordt aangevuld met een bepaling onder 3°, luidende : "3° de gebruiker foutieve informatie doorgeeft aan het uitzendbureau omtrent het aantal verschillende uitzendkrachten dat met toepassing van artikel 1, § 1bis te zijner beschikking werd gesteld voor de invulling van eenzelfde vacante betrekking, waardoor het maximaal aantal verschillende uitzendkrachten wordt overschreden dat krachtens artikel 1, § 5bis mag worden ter beschikking gesteld voor deze vacante betrekking."

Art. 6.In hoofdstuk 2, afdeling 3, van dezelfde wet wordt een artikel 20ter ingevoegd, luidende : "

Art. 20ter.De gebruiker die een uitzendkracht vast in dienst neemt die hem ter beschikking is gesteld met toepassing van artikel 1, § 1bis, sluit met deze uitzendkracht een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd af. Hiervan kan worden afgeweken in de gevallen bepaald door een bestaand gebruik dat bevestigd wordt door een akkoord afgesloten op sectorniveau.

Wanneer een gebruiker een uitzendkracht die hem ter beschikking is gesteld met toepassing van artikel 1, § 1bis, vast in dienst neemt, wordt voor de toepassing van de bepalingen van de wetten en overeenkomsten die steunen op de anciënniteit van de werknemer in de onderneming rekening gehouden met alle periodes van activiteit die de uitzendkracht met toepassing van dit artikel 1, § 1bis, bij de gebruiker heeft gepresteerd. Deze bepaling doet evenwel geen afbreuk aan de toepassing van de bepalingen met betrekking tot het in aanmerking nemen van de tewerkstelling als uitzendkracht voor de berekening van de opzeggingstermijn, die zijn bepaald in andere wetten inzake arbeidsovereenkomsten.

Wanneer een gebruiker een uitzendkracht die hem ter beschikking is gesteld met toepassing van artikel 1, § 1bis, in dienst neemt en een proeftijd wordt bedongen in de arbeidsovereenkomst die wordt afgesloten tussen de gebruiker en de uitzendkracht, wordt de duur van deze proeftijd ingekort met de volledige duur van alle periodes van activiteit die de uitzendkracht met toepassing van artikel 1, § 1bis, bij de gebruiker heeft gepresteerd."

Art. 7.Deze wet treedt in werking op 1 september 2013.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 26 juni 2013.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, Mevr. M. DE CONINCK Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. A. TURTELBOOM _______ Nota (1) Zitting 2012-2013. Kamer van volksvertegenwoordigers.

Stukken : - Wetsontwerp, 53-2740, nr. 1. - Amendementen, 53-2740, nr. 2 - Verslag, 53-2740, nr. 3. - Tekst aangenomen door de commissie, 53-2740, nr. 4. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat, 53-2740, nr. 5.

Integraal Verslag : 6 juni 2013.

Senaat : Stukken. - Ontwerp niet geëvoceerd door de Senaat, 5-2142, nr. 1.

^