Etaamb.openjustice.be
Wet van 26 maart 1999
gepubliceerd op 18 juni 1999

Wet tot wijziging van de wet van 30 juli 1938 betreffende het gebruik der talen bij het leger

bron
ministerie van landsverdediging
numac
1999007087
pub.
18/06/1999
prom.
26/03/1999
ELI
eli/wet/1999/03/26/1999007087/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

26 MAART 1999. - Wet tot wijziging van de wet van 30 juli 1938 betreffende het gebruik der talen bij het leger (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2.Artikel 1 van de wet van 30 juli 1938 betreffende het gebruik der talen bij het leger, gewijzigd bij de wetten van 30 juli 1955 en 28 december 1990, wordt aangevuld met het volgende lid : « Onverminderd de bepalingen van artikel 2bis worden de officieren geacht tot het Nederlandse of het Franse taalstelsel te behoren. ».

Art. 3.Artikel 2bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 13 november 1974, wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 2bis.- § 1. Evenwel kan een kandidaat op zijn aanvraag het examen over de grondige kennis in de Duitse taal afleggen en het examen over de elementaire kennis in, naar gelang van het geval, de Nederlandse of de Franse taal.

De overige toelatingsexamens mag hij in de Duitse taal afleggen.

Met het oog op zijn toelating en opleiding wordt hij geacht voorlopig te behoren tot het Nederlandse of het Franse taalstelsel, naar gelang van de taal waarvoor hij het examen over de elementaire kennis heeft afgelegd.

De uitslag behaald voor het examen over de grondige kennis van de Duitse taal wordt voor de rangschikking geacht de uitslag te zijn die hij behaald zou hebben indien hij het examen over de grondige kennis, naar gelang van het geval, in de Nederlandse of de Franse taal zou hebben afgelegd : § 2. Zodra de kandidaat het eerste opleidingsjaar met succes heeft doorlopen wordt hij geacht de grondige kennis te bezitten van de taal waarin hij voornoemd opleidingsjaar heefft doorlopen en behoort hij definitief tot het Nederlandse of het Franse taalstelsel.

Evenwel wordt de kandidaat van de bijzondere werving geacht de grondige kennis te bezitten van de Nederlandse of de Franse taal indien hij houder is van een universitair diploma verleend na een studie in die taal. ».

Art. 4.Artikel 3, eerste lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 30 juli 1955 en 28 december 1990, wordt vervangen door het volgende lid : « Om in de graad van onderluitenant of in een gelijkwaardige graad te kunnen worden aangesteld en om tot deze graad te kunnen worden benoemd, moet de kandidaat-beroepsofficier het examen afleggen over de wezenlijke kennis van de taal van het andere taalstelsel dan dat waartoe hij behoort. ».

Art. 5.Artikel 5, § 1, eerste lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 30 juli 1955 en 28 december 1990, wordt vervangen door het volgende lid : « Om in aanmerking te komen voor de bevordering tot de graad van majoor of een gelijkwaardige graad, moet de beroepsofficier een examen afleggen over de wezenlijke kennis van de taal van het andere taalstelsel dan dat waartoe hij behoort. ».

Art. 6.Artikel 6bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 24 juli 1981 en gewijzigd bij de wet van 20 mei 1994, wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Artikel 6bis.Om tot een graad van opperofficier te worden bevorderd, bij benoeming of bij aanstelling, moet iedere beroepsofficier de grondige kennis bezitten van de taal van het andere taalstelsel dan dat waartoe hij behoort. ».

Art. 7.Artikel 8, § 1, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 27 december 1961 en 28 december 1990, wordt aangevuld met het volgende lid : « Onverminderd de bepalingen van het derde lid worden de onderofficieren geacht tot het Nederlandse of het Franse taalstelsel te behoren. ».

Art. 8.In artikel 19 van dezelfde wet, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 15 oktober 1963 en bij de wetten van 30 juli 1955 en 13 juli 1976, worden tussen het tweede lid en het derde lid de volgende leden ingevoegd : « Evenwel kan, wat de Duitstalige soldaten betreft, in voorkomend geval een taaleenheid ter sterkte van een peloton worden opgericht.

Voor kandidaat-vrijwilligers die aangewezen worden voor een beschikbare functie in de voornoemde eenheid kan de basisopleiding in de Duitse taal worden verstrekt. ».

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 26 maart 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Landsverdediging, belast met Energie J.-P. PONCELET Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie T. VAN PARYS _______ Nota (1) Zitting 1998-1999. Kamer van volksvertegenwoordigers.

Parlementaire bescheiden. - Ontwerp van wet, nr. 1887/1. - Amendementen, nr. 1887/2. - Verslag, nr. 1887/3. - Tekst aangenomen, nr. 1887/4.

Parlementaire handelingen. - Bespreking en aanneming. Vergadering van 24 en 25 februari 1999.

Senaat.

Parlementaire bescheiden. - Ontwerp van wet overgezonden door de Kamer van volksvertegenwoordigers, nr. 1290/1. - Ontwerp niet geëvoceerd, nr. 1290/2.

^