Etaamb.openjustice.be
Wet van 28 februari 2002
gepubliceerd op 03 mei 2002

Wet ter regeling van het opstellen van de betalingsbalans en van de externe vermogenspositie van België en houdende wijziging van de besluitwet van 6 oktober 1944 betreffende de wisselcontrole en van verschillende wettelijke bepalingen

bron
ministerie van financien
numac
2002003192
pub.
03/05/2002
prom.
28/02/2002
ELI
eli/wet/2002/02/28/2002003192/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

28 FEBRUARI 2002. - Wet ter regeling van het opstellen van de betalingsbalans en van de externe vermogenspositie van België en houdende wijziging van de besluitwet van 6 oktober 1944 betreffende de wisselcontrole en van verschillende wettelijke bepalingen


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet. HOOFDSTUK II. - Betalingsbalans en externe vermogenspositie van België

Art. 2.De Nationale Bank van België stelt de betalingsbalans en de externe vermogenspositie van België op.

Zij gaat over tot het verzamelen en verwerken van de gegevens die hiertoe dienstig zijn, overeenkomstig de artikelen 3 tot 7.

Art. 3.§ 1. De Nationale Bank van België is, met het oog op de doeleinden van artikel 2, bevoegd alle informatie te verzamelen over : 1° de economische transacties en de betalingen verricht tussen de ingezetenen en de niet-ingezetenen van België, welke geschieden door overmaking met tussenkomst van een kredietinstelling of enige andere tussenpersoon, ingezetene of niet, door schuldvergelijking, met bankbiljetten of op elke andere wijze;2° het overmaken van tegoeden, in rekening of in speciën, naar of uit het buitenland, door een ingezetene van België die voor eigen rekening handelt;3° de tegoeden op het buitenland en de verbintenissen tegenover het buitenland die ingezetenen van België aanhouden of aangaan in de uitoefening van een beroepswerkzaamheid, alsook de veranderingen in de aard en het bedrag daarvan. De Koning definieert het begrip « ingezetene » en « niet-ingezetene » voor de toepassing van dit hoofdstuk. § 2. Alle personen die transacties verrichten, dienstig in de zin van artikel 2, of die hun medewerking eraan verlenen, zijn ertoe gehouden de ingevolge de §§ 3 en 4 vereiste informatie aan de Nationale Bank van België te verstrekken. § 3. De Koning bepaalt, zo nodig naar categorie van operatoren, de informatie die aan de Nationale Bank van België moet worden verstrekt voor de verschillende categorieën van transacties die Hij opgeeft, alsook de manier waarop die informatie moet worden verstrekt. § 4. De Koning mag de Nationale Bank van België opdragen door middel van reglementen te omschrijven op welke wijze de besluiten moeten worden toegepast die op grond van de vorige paragraaf werden uitgevaardigd. Deze reglementen zijn onderworpen aan de goedkeuring van de minister van Financiën en worden in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.

Art. 4.§ 1. Onverminderd de naleving van de verplichtingen verbonden aan de opdrachten die vallen onder het Europees Stelsel van Centrale Banken, wordt de verzamelde individuele informatie door de Nationale Bank van België aangewend voor het opstellen van de betalingsbalans en de externe vermogenspositie van België. § 2. De Nationale Bank van België mag geen individuele gegevens doorgeven aan andere instellingen dan de Europese Centrale Bank, dan ter uitvoering van internationale verplichtingen en op de drievoudige voorwaarde dat de informatie uitsluitend wordt gebruikt voor het opstellen van statistieken inzake de betalingsbalans of de externe vermogenspositie en dat die instellingen gehouden zijn aan een evenwaardige geheimhoudingsplicht als die bepaald in deze wet en dat deze instellingen een passend beschermingsniveau waarborgen in de zin van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens. § 3. De Nationale Bank van België mag de statistische gegevens, die ter uitvoering van dit hoofdstuk werden verzameld, enkel aan andere derden dan deze waarvan sprake in § 2 meedelen mits deze gegevens op geen enkele wijze toelaten de gegevensverstrekkers te identificeren, noch de belangen van deze laatsten te schaden of op enigerlei wijze de juistheid van latere statistische gegevens in het gedrang te brengen. § 4. De individuele informatie die is verzameld voor het opstellen van de betalingsbalans of van de externe vermogenspositie van België mag aan de Nationale Bank van België niet worden gevraagd voor fiscale doeleinden. § 5. De bepalingen van dit hoofdstuk doen evenwel in geen geval afbreuk aan de naleving, door de Nationale Bank van België, van de verplichtingen die op haar rusten krachtens de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of krachtens de bepalingen genomen voor de uitvoering van maatregelen van financieel embargo.

Art. 5.Al wie ingevolge de functie die hij uitoefent of uitgeoefend heeft, beschikt over individuele gegevens die werden ingewonnen op grond van de bepalingen van dit hoofdstuk, hetzij beschikt over globale en anonieme statistieken die op basis van die gegevens werden opgesteld en nog niet openbaar werden gemaakt, mag die gegevens, statistieken of informatie niet onthullen aan personen of instellingen die in de zin van artikel 4 niet bevoegd zijn er kennis van te nemen.

In afwijking van artikel 35 van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België en tenzij er inbreuk is gepleegd op de bepalingen van dit hoofdstuk, mogen deze gegevens, statistieken of informatie bovendien ook niet kenbaar worden gemaakt in het geval beoogd door artikel 29 van het Wetboek van Strafvordering, noch ter gelegenheid van een getuigenis in rechte.

Iedere inbreuk op de in de vorige twee leden vermelde verboden wordt bestraft met de straffen bepaald in artikel 458 van het Strafwetboek, onverminderd het eventueel opleggen van tuchtstraffen.

Art. 6.Met een geldboete van 25 tot 10.000 EUR wordt bestraft : 1° degene die, krachtens de bepalingen van dit hoofdstuk en de maatregelen genomen ter uitvoering ervan, inlichtingen dient te verstrekken en de opgelegde verplichtingen niet vervult;2° degene die zich verzet tegen de onderzoeken en vaststellingen van de Nationale Bank van België of die de werkzaamheden van haar afgevaardigden verhindert;3° degene die, zonder binnen het toepassingsgebied van artikel 5 te vallen, individuele gegevens die de Nationale Bank van België verzamelde of de globale doch vertrouwelijke gegevens vermeld in dat artikel, bekendmaakt of voor ontoelaatbare doeleinden gebruikt. De straf wordt verdubbeld wanneer de inbreuk is begaan binnen vijf jaar te rekenen van de dag waarop een veroordeling wegens een in dit artikel bepaald misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan.

De bepalingen van het Eerste Boek van het Strafwetboek, deze van hoofdstuk VII en artikel 85 inbegrepen, zijn van toepassing op de in dit artikel bepaalde inbreuken.

Art. 7.§ 1. De afgevaardigden van de Nationale Bank van België mogen alle geschreven of mondelinge inlichtingen vorderen die nodig zijn voor het waarborgen van de volledigheid en de juistheid van de verzamelde statistische informatie die moet worden meegedeeld ingevolge de reglementen genomen voor de uitvoering van deze wet.

Indien nodig mogen de afgevaardigden, die hiertoe door het Directiecomité van de Bank werden aangewezen, zich naar de gegevensverstrekkers begeven en bij hen alle nodige gegevens inwinnen.

Evenwel, ieder van wie geschreven stukken of boekhoudbescheiden worden gevorderd, kan voorafgaandelijk een schriftelijk bewijs vragen van de instemming van de Nationale Bank van België met deze vordering. § 2. Onverminderd de opdrachten toegewezen aan de officieren van gerechtelijke politie, zijn de hiertoe door het Directiecomité van de Bank aangewezen afgevaardigden van de Nationale Bank van België, bevoegd voor het opsporen van inbreuken op de bepalingen van artikel 3 en van de besluiten en reglementen die ter uitvoering ervan werden genomen. § 3. De bepalingen van artikel 3 en van de besluiten en reglementen die ter uitvoering ervan werden genomen, worden, als de rapporteringsplichtigen weigeren die na te leven, van ambtswege uitgevoerd op kosten van de overtreders.

Het Directiecomité van de Nationale Bank van België neemt de beslissing over te gaan tot de uitvoering van ambtswege en wijst de afgevaardigden belast met deze uitvoering aan.

De Koning preciseert de regels voor de uitvoering van ambtswege en bepaalt de kosten ten laste van de overtreders. § 4. De hierboven bedoelde afgevaardigden kunnen zich, mits de vrederechter hen daartoe voorafgaandelijk heeft gemachtigd, tegen de wil van de bewoner in, en voorzover dat noodzakelijk is voor het vervullen van hun opdracht, tussen 8.00 u. en 18.00 u., toegang verschaffen tot de woningen, werkplaatsen, gebouwen, belendende binnenplaatsen en besloten ruimten, met inbegrip van de privéwoonplaats van particulieren. Wanneer de politiediensten er door die afgevaardigden toe worden verzocht, zullen zij hen bijstand verlenen. HOOFDSTUK III. - Wijzigingen van de besluitwet van 6 oktober 1944 betreffende de wisselcontrole

Art. 8.Het opschrift van de besluitwet van 6 oktober 1944 betreffende de wisselcontrole wordt vervangen als volgt : « Besluitwet ter inrichting van de controle op alle mogelijke overdrachten van goederen en waarden tussen België en het buitenland. »

Art. 9.§ 1. In artikel 1, eerste lid, van de Nederlandse tekst van dezelfde besluitwet, worden de woorden « in den Ministerraad », « contrôle », en « tusschen » vervangen door respectievelijk de woorden « in de Ministerraad », « controle » en « tussen ». § 2. De artikelen 1, tweede lid, 2, 3, 3bis , 3ter , 3quater , 3quinquies , 7, 8, 9 en 9bis van dezelfde besluitwet worden opgeheven.

Art. 10.Artikel 5 van dezelfde besluitwet wordt vervangen als volgt : « Art 5. De inbreuken op de maatregelen vervat in de besluiten genomen ter uitvoering van deze besluitwet worden bestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot vijf jaar en een geldboete van 25 tot 25.000 EUR. De bepalingen van het Eerste Boek van het Strafwetboek, met inbegrip van deze van hoofdstuk VII en artikel 85, zijn op deze inbreuken van toepassing. »

Art. 11.Artikel 6 van dezelfde besluitwet wordt vervangen als volgt : «

Art. 6.Behoudens de officieren van gerechtelijke politie, zijn de ambtenaren en beambten van de Administraties van de Ondernemings- en Inkomensfiscaliteit, der Douane en Accijnzen en der Thesaurie en de bankrevisoren bevoegd om de overeenkomstig de vorige artikelen strafbare inbreuken vast te stellen en om de litigieuze waarden alsmede de vervoermiddelen in beslag te nemen. » HOOFDSTUK IV - Wijzigingen van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen

Art. 12.In artikel 55, laatste lid, van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, gewijzigd bij de wet van 30 oktober 1998, worden de woorden « de Europese Centrale Bank of van het Belgisch-Luxemburgs Instituut voor de Wissel » vervangen door de woorden « of van de Europese Centrale Bank ».

Art. 13.In artikel 71, laatste lid, van dezelfde wet vervallen de woorden « en het Belgisch-Luxemburgs Instituut voor de Wissel ».

Art. 14.In artikel 74, § 2, eerste lid, 2°, van dezelfde wet worden de woorden « de Europese Centrale Bank of van het Belgisch-Luxemburgs Instituut voor de Wissel » vervangen door de woorden « of van de Europese Centrale Bank ». HOOFDSTUK V. - Wijziging van de wet van 6 april 1995 inzake de secundaire markten, het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs

Art. 15.In artikel 101, laatste lid, van de wet van 6 april 1995 inzake de secundaire markten, het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs, gewijzigd bij de wet van 30 oktober 1998, worden de woorden « de Europese Centrale Bank of van het Belgisch-Luxemburgs Instituut voor de Wissel » vervangen door de woorden « of van de Europese Centrale Bank ». HOOFDSTUK VI. - Wijziging van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België

Art. 16.Artikel 35 van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België wordt aangevuld als volgt : « Het eerste en het tweede lid verhinderen geenszins de naleving, door de leden van de organen van de Bank en door de leden van haar personeel, van meer restrictieve bepalingen met betrekking tot het beroepsgeheim, wanneer de Bank, overeenkomstig artikel 12, belast wordt met het verzamelen van statistische informatie. » HOOFDSTUK VII. - Opheffingsbepaling en inwerkingtreding

Art. 17.Artikel 36 van de wet van 2 januari 1991 betreffende de markt van effecten van de overheidsschuld en het monetair beleidsinstrumentarium, dat de wet betreffende het Belgisch-Luxemburgs Wisselinstituut bevat, wordt opgeheven.

Art. 18.De artikelen 2, 3 en 4 hebben uitwerking met ingang van 1 januari 2002.

De artikelen 5, 6 en 7 en de hoofdstukken III en VI treden in werking de dag waarop deze wet in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

De Koning bepaalt, na de Nationale Bank van België te hebben geraadpleegd, de datum van inwerkingtreding van de hoofdstukken IV en V en van artikel 17.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met s'Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 28 februari 2002.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Financiën, D. REYNDERS Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN _______ Nota (1) Références

^