Etaamb.openjustice.be
Wet van 28 maart 2003
gepubliceerd op 29 april 2003

Wet tot wijziging van de wet van 21 december 1998 betreffende de productnormen ter bevordering van duurzame productie- en consumptiepatronen en ter bescherming van het leefmilieu en de volksgezondheid

bron
federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu
numac
2003022483
pub.
29/04/2003
prom.
28/03/2003
ELI
eli/wet/2003/03/28/2003022483/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

28 MAART 2003. - Wet tot wijziging van de wet van 21 december 1998 betreffende de productnormen ter bevordering van duurzame productie- en consumptiepatronen en ter bescherming van het leefmilieu en de volksgezondheid (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet. HOOFDSTUK II. - Wijzigingen van de wet van 21 december 1998 betreffende de productnormen ter bevordering van duurzame productie- en consumptiepatronen en ter bescherming van het leefmilieu en de volksgezondheid

Art. 2.Artikel 2 van de wet van 21 december 1998 betreffende de productnormen ter bevordering van duurzame productie- en consumptiepatronen en ter bescherming van het leefmilieu en de volksgezondheid wordt aangevuld als volgt : « 20° gewasbeschermingsmiddelen : werkzame stoffen en één of meer werkzame stoffen bevattende preparaten, in de vorm waarin zij aan de gebruiker worden geleverd en bestemd om : a) planten of plantaardige producten te beschermen tegen alle schadelijke organismen of de werking van dergelijke organismen te voorkomen, voorzover die stoffen of preparaten hierna niet anders worden gedefinieerd;b) de levensprocessen van planten te beïnvloeden, voor zover het niet gaat om nutritieve stoffen (bij voorbeeld de groeiregulatoren);c) plantaardige producten te bewaren, voor zover die stoffen of producten niet onder bijzondere bepalingen inzake bewaarmiddelen vallen;d) ongewenste planten te doden;e) delen van planten te vernietigen of een ongewenste groei van planten af te remmen of te voorkomen;f) de werking van gewasbeschermingsmiddelen te bevorderen. De Koning kan het begrip gewasbeschermingsmiddelen nader omschrijven in overeenstemming met de desbetreffende richtlijnen en verordeningen van de Instellingen van de Europese Gemeenschap. »

Art. 3.Artikel 3, § 2, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 4 april 2001, wordt vervangen als volgt : « § 2. Deze wet is van toepassing op alle producten, voor wat betreft de aangelegenheden bedoeld in § 1.

In afwijking van het vorige lid, is deze wet niet van toepassing op de producten die vallen onder de hiernavolgende wetten en de uitvoeringsbesluiten ervan, indien zij tegenstrijdige bepalingen bevatten of de doelstellingen ervan door de toepassing van de wet in gevaar kunnen worden gebracht : 1° de wet van 28 mei 1956 betreffende ontplofbare en voor de deflagratie vatbare stoffen en mengsels en de daarmede geladen tuigen;2° de wet van 20 juni 1956 betreffende de verbetering van de rassen van de voor de landbouw nuttige huisdieren;3° de wet van 25 maart 1964 op de geneesmiddelen;4° de wet van 24 januari 1977 betreffende de bescherming van de gezondheid van de verbruikers op het stuk van voedingsmiddelen en andere producten;5° de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle;6° de wet van 9 februari 1994 betreffende de veiligheid van producten en diensten".

Art. 4.In artikel 6 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° Het derde lid van § 1 wordt opgeheven;2° in § 3, tweede lid, worden de woorden « bedoelde producten en behandelde aangelegenheden » vervangen door de woorden « behandelde aangelegenheden van de bedoelde producten »;3° in § 4, worden een 1°bis en 1°ter ingevoegd luidende : « 1°bis.In een sectorale overeenkomst dient te worden bepaald op welke manier controle zal worden uitgeoefend op de naleving van haar voorschriften. 1°ter . In geval van overtreding van de voorschriften van een sectorale overeenkomst kan iedereen die erdoor gebonden is de uitvoering in natura of bij equivalent vorderen van de overtreder ». 4° er wordt een § 6bis ingevoegd, luidend als volgt : « § 6bis.Bij het sluiten van sectorale overeenkomsten worden de betrokken representatieve organisaties, waarvan leden deel uitmaken van de bijzondere commissies bedoeld in artikel 7 van de wet van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven, telkens betrokken bij de onderhandelingen »; 5° in § 7, eerste lid worden de woorden « de Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling en/of van de Hoge Gezondheidsraad, van de Raad voor het Verbruik, van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven, en » vervangen door de woorden « de in artikel 19, § 1, eerste lid, bedoelde adviesorganen, van de Kamer van volksvertegenwoordigers, en »;6° § 7, tweede lid wordt aangevuld als volgt : « , en aan de Kamer van volksvertegenwoordigers »;7° er wordt een § 8 ingevoegd, luidende : « § 8.De Minister brengt tijdens de eerste twee maanden van de gewone zitting van de Kamer van volksvertegenwoordigers verslag uit over de uitvoering van de sectorale overeenkomsten. »

Art. 5.Het opschrift van hoofdstuk IV van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : « Hoofdstuk IV : Bijzondere bepalingen betreffende gewasbeschermingsmiddelen en biociden. »

Art. 6.In artikel 8 van dezelfde wet worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden "gewasbeschermingsmiddelen en van" ingevoegd tussen de woorden "op de markt brengen van" en het woord "biociden";en wordt het woord "erkenning," ingevoegd tussen het woord "voorafgaandelijke" en het woord "toelating"; 2° in het tweede lid wordt het woord "erkennings," ingevoegd tussen de woorden "de voorwaarden van de" en de woorden "toelatings- of registratieaanvraag";en wordt het woord "erkenning," ingevoegd tussen de woorden "opschorting en intrekking van de" en de woorden "toelating of registratie".

Art. 7.In dezelfde wet wordt een artikel 8bis ingevoegd luidende : «

Art. 8bis.§ 1. De Koning stelt bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad een reductieprogramma vast dat om de twee jaar geactualiseerd wordt, ter vermindering van het gebruik en op de markt brengen van de gevaarlijke werkzame stoffen van gewasbeschermingsmiddelen en biociden, waaraan mens en leefmilieu kunnen worden blootgesteld.

Voor de in het vorige lid bedoelde werkzame stoffen en de biociden en gewasbeschermingsmiddelen op basis ervan, wordt er een reductiedoelstelling vastgelegd in de tijd en dit op basis van een grondige inventarisatie van de impact die zij hebben op mens en milieu. Met het oog op de evaluatie van de resultaten van het reductieprogramma omvat deze tevens voor de bedoelde werkzame stoffen een indicator die rekening houdt met leefmilieu- en/of gezondheidsimpact en waarin zowel kwalitatieve als kwantitatieve aspecten worden verwerkt. Het programma kan geen afbreuk doen aan de vereiste eerbiediging van de internationale regelgeving. Een ontwerp van het programma wordt voor advies voorgelegd aan het in artikel 8 bedoelde orgaan.

Het eerste programma dient ten laatste op 31 januari 2004 voltooid te zijn. § 2. Voorafgaand aan het opstellen van het in § 1 bedoelde reductieprogramma inzake de gewasbeschermingsmiddelen en de biociden neemt de Minister het initiatief tot het sluiten van samenwerkingsakkoorden tussen de Staat, de gewesten en de gemeenschappen in de zin van artikel 92bis van de Bijzondere Wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, teneinde het reductieprogramma bedoeld in § 1 voor te bereiden.

Dit samenwerkingsakkoord dient met name een juridische basis te creëren voor die aspecten van het reductieprogramma die behoren tot de bevoegdheden van gewesten en gemeenschappen. »

Art. 8.In artikel 9 van dezelfde wet worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, 1° worden de woorden « gewasbeschermingsmiddelen en » ingevoegd tussen de woorden « bewaring en gebruik van » en het woord « biociden »;2° in het eerste lid, 2° worden de woorden « gewasbeschermingsmiddelen en de » ingevoegd tussen de woorden « stoffen bepalen welke de » en de woorden « biociden en hun eventuele ».

Art. 9.In artikel 15 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 2, 3° wordt aangevuld als volgt : « Het zich doen verstrekken van alle bescheiden houdt in dat aan de in § 1 bedoelde ambtenaren en beambten inzage wordt verleend van deze bescheiden die zij tegen ontvangstbewijs tijdelijk kunnen in bezit nemen voor onderzoek voor een termijn door de Koning bepaald.Deze tijdelijke inbezitneming wordt gelicht op bevel van de ambtenaar of beambte die de bescheiden tijdelijk heeft in bezit genomen, of ten gevolge van het verstrijken van de termijn »; 2° § 2, 4° wordt aangevuld als volgt : « of de producten tegen ontvangstbewijs tijdelijk in bezit nemen ter uitvoering van nader onderzoek »;3° § 2 wordt aangevuld als volgt : « 5° voertuigen stilhouden met het oog op het onderzoek van de vervoerde producten en hun vervoersdocumenten, en in geval dit onderzoek onmogelijk ter plaatse kan geschieden bevelen dat de vervoerde producten naar een andere plaats binnen een straal van 5 kilometer worden overgebracht en dit op kosten van de vervoerder.»

Art. 10.In artikel 16 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In § 1, eerste lid, eerste zin, worden de woorden « voorlopig in beslag nemen » vervangen door de woorden « tegen ontvangstbewijs tijdelijk in bezit nemen »;2° In § 1, eerste lid, tweede zin, wordt het woord « inbeslagneming » vervangen door de woorden « tijdelijke inbezitneming tegen ontvangstbewijs voor onderzoek » en de woorden « in beslag heeft genomen » door de woorden « tegen ontvangstbewijs tijdelijk heeft in bezit genomen voor onderzoek »;3° § 1, wordt aangevuld met het volgende lid : « De producten, voorwerp van een voorlopige maatregel als bedoeld in artikel 5, §§ 3, 4, en 5, of van een tijdelijke inbezitneming als bedoeld in het eerste lid of van een bestuurlijke maatregel bedoeld in het tweede lid, worden in het geval van dwingende redenen van volksgezondheid en/of van leefmilieu vernietigd.Tot die vernietiging wordt besloten door al naargelang het geval de minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort, de minister tot wiens bevoegdheid het Leefmilieu behoort of de door de Koning aangewezen ambtenaren. De Koning bepaalt de nadere regels voor het tijdelijk in bezit nemen, het bestuurlijk in beslag nemen, teruggeven of vernietigen van deze producten. »

Art. 11.In artikel 17 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In § 1, eerste lid worden de woorden « honderd frank » vervangen door de woorden « 160 euro », en worden de woorden « één miljoen frank » vervangen door de woorden « 4.000.000 euro »; 2° In § 1, eerste lid, 4°, wordt vervangen als volgt : « hij die artikel 4, §§ 1, 2, 3, en 6, artikel 5, § 4, artikel 8, artikel 9, § 1, artikel 11 en artikel 22, van de Verordening (EG) nr 2037/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 29 juni 2000 betreffende de ozonlaag afbrekende stoffen overtreedt »;3° In § 1, tweede lid, worden de woorden « vijf jaar » vervangen door de woorden « acht jaar », en wordt het woord « frank » vervangen door het woord « euro »; 4° In § 2, worden de woorden « vijf dagen » vervangen door de woorden « acht dagen », worden de woorden « twintig frank » vervangen door de woorden « 40 euro », en worden de woorden « honderdduizend frank » vervangen door de woorden « 120.000 euro »; 5° § 2, 5°, wordt vervangen door « hij die artikel 12, §§ 1 en 3, artikel 16, § 4 en artikel 19, §§ 1, 3 en 4, van de Verordening (EG) nr.2037/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 29 juni 2000 betreffende de ozonlaag afbrekende stoffen overtreedt »; 6° er wordt een § 2 bis ingevoegd, luidende : « § 2bis.Met geldboete van 200 tot 1.000 euro voor elke overtreding wordt gestraft hij die artikel 20bis of artikel 57 van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen, of de uitvoeringsbesluiten van een van beide artikelen overtreedt. De bedragen en vergoedingen verschuldigd krachtens de besluiten getroffen in uitvoering van artikel 20bis of artikel 57 van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen, kunnen worden vervijfvoudigd. »; 7° er wordt een § 2ter ingevoegd, luidende : « § 2ter.De in §§ 1, 2 en 2bis bepaalde strafrechtelijke geldboeten dienen verhoogd te worden met de opdeciemen overeenkomstig de wet van 5 maart 1952 betreffende de opdeciemen op strafrechtelijke geldboeten. »; 8° § 3 wordt vervangen als volgt : « § 3.De strafrechter kan volgende bijkomende straffen opleggen : 1° de openbaarmaking van het vonnis dat een veroordeling op basis van deze wet of diens uitvoeringsbesluiten uitspreekt, op de door hem bepaalde wijze en op kosten van de veroordeelde;2° de sluiting van de inrichtingen waar de misdrijven zijn gepleegd voor een termijn van minstens vier weken en ten hoogste één jaar, en dit in geval van herhaling;3° het tijdelijke verbod om één of meer welbepaalde beroepsactiviteiten uit te oefenen, en dit tevens enkel in geval van herhaling en voor een termijn van één tot tien jaar;» 9° § 4 wordt vervangen als volgt : « § 4.De strafrechter kan ter beveiliging van de volksgezondheid en/of het leefmilieu bovendien volgende rechtstreekse maatregelen bevelen : 1° het verbod van invoer of uitvoer van het product dat het voorwerp is van de inbreuk;2° het van de markt nemen van het product dat het voorwerp is van de inbreuk;3° de vernietiging van in beslag genomen producten op kosten van de veroordeelde;4° de ontneming van een wederrechtelijk verkregen vermogensvoordeel;5° de kennisgeving van de uitspraak aan het publiek op de door hem bepaalde wijze en op kosten van de veroordeelde; Daarenboven kan de rechter in geval van herhaling de volgende rechtstreekse maatregelen bevelen : 1° de aanstelling van een bijzondere bewindvoerder;2° de onbekwaamverklaring tot het uitoefenen van een of meer welbepaalde beroepsactiviteiten;3° de stillegging van een productie;4° het verbod van gebruik van de inrichtingen waar de misdrijven zijn gepleegd.»; 10° In § 5 vervallen de woorden « , uitgezonderd hoofdstuk V maar met inbegrip van hoofdstuk VII en van artikel 85, ».

Art. 12.In dezelfde wet wordt een artikel 17bis ingevoegd, luidende : « Art.17bis. Wanneer een overtreding van deze wet of van één van de uitvoeringsbesluiten wordt vastgesteld, kunnen de overeenkomstig artikel 15 aangewezen ambtenaren en beambten een waarschuwing richten aan de overtreder en hem aanmanen een einde te maken aan deze overtreding.

Het origineel van de waarschuwing wordt verstuurd naar de overtreder binnen de vijftien dagen na de vaststelling van de overtreding. De waarschuwing vermeldt : a) de ten laste gelegde feiten en de overtreden wettelijke bepalingen;b) de termijn binnen dewelke een einde moet komen aan de overtreding;c) dat, als geen gevolg gegeven wordt aan de waarschuwing, een proces-verbaal zal opgesteld worden en overgezonden naar de procureur des Konings.»

Art. 13.In artikel 18, § 1, eerste lid, van dezelfde wet, worden de woorden « §§ 1 en 2 » vervangen door de woorden « §§ 2 en 2bis ».

Art. 14.Artikel 19 van de wet wordt gewijzigd als volgt : 1° de bestaande tekst van het eerste lid zal paragraaf 1 vormen;2° in § 1, eerste lid worden de woorden « de Koning de maatregelen die Hij » vervangen door de woorden « de Minister de ontwerpen van koninklijke besluiten »;3° het tweede lid wordt vervangen als volgt : « De Minister bepaalt in zijn adviesvraag de termijn waarbinnen het advies dient te worden verstrekt.Behoudens waar de noodzaak van een kortere termijn wordt aangetoond is deze termijn drie maanden. Deze termijn mag niet korter zijn dan één maand. Wanneer binnen de in de aanvraag bepaalde termijn geen advies wordt verstrekt, is het advies niet langer vereist. »; 4° er wordt een § 2 ingevoegd, luidende : « § 2.Voor besluiten die een loutere omzetting zijn van de minimale bepalingen van harmonisatiemaatregelen genomen op Europees vlak, zijn de raadplegingen vermeld in § 1 niet verplicht, maar volstaat een kennisgeving aan de Raden vermeld in § 1.

Ontwerpen van koninklijke besluiten die invulling geven aan een door de richtlijn voorziene beleidsmarge of die andere elementen bevatten die de omzetting van de richtlijn als zodanig te buiten gaan, dienen echter wel ter advies te worden voorgelegd. »

Art. 15.In dezelfde wet wordt een artikel 19bis ingevoegd, luidende : «

Art. 19bis.§ 1. De bijlagen bij de ter uitvoering van de richtlijnen van de Europese Gemeenschap inzake productnormen ter bescherming van de volksgezondheid en het leefmilieu genomen besluiten kunnen in het Belgisch Staatsblad worden bekendgemaakt bij uittreksel. § 2. De integrale tekst van de bijlagen bedoeld in § 1 worden ter beschikking gesteld van het publiek enerzijds via een informatienetwerk dat toegankelijk is voor het publiek en anderzijds via een magnetische drager die verspreid wordt tegen een prijs die overeenstemt met zijn reële kostprijs.

Tevens kan het publiek bij het betrokken bestuur inzage krijgen van de integrale tekst van de bijlagen § 3 De Koning bepaalt : 1° het informatienetwerk dat toegankelijk is voor het publiek waardoor dit kennis zal kunnen nemen van de integrale tekst van de bijlagen bedoeld in § 1;2° de aard en de structuur van de magnetische drager waarop de integrale tekst van de bijlagen bedoeld in § 1 zullen worden geregistreerd;3° onder welke voorwaarden het betrokken bestuur aan de personen die erom verzoeken tegen kostprijs de integrale tekst of uittreksels van de bijlagen bedoeld in § 1 afgeven;4° onder welke voorwaarden het publiek van het betrokken bestuur inzage kan krijgen van de integrale tekst van de bijlagen bedoeld in § 1.»

Art. 16.In dezelfde wet wordt een artikel 20bis ingevoegd, luidende : «

Art. 20bis.Onverminderd artikel 57 van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen, en artikel 82 van de wet van 24 december 1976 betreffende de budgettaire voorstellen 1976-1977, kan de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad retributies en bijdragen aan het Fonds voor de grondstoffen en de producten, bedoeld in de subrubriek 31-2 van de tabel gevoegd bij de organieke wet van 27 december 1990 houdende oprichting van begrotingsfondsen opleggen ter financiering van opdrachten van de administratie die voortvloeien uit de toepassing van de artikelen 7, 8, 8bis, 9, 10, en 15 van de verordeningen vermeld in de bijlage van deze wet. Zij kunnen worden opgelegd ten aanzien van zij die producten op de markt brengen of ernaar streven om aan de voorwaarden te voldoen opdat ze hun producten op de markt kunnen brengen of kunnen houden.

Zij worden gestort op een speciale rekening van de begroting van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid Voedselketen en Leefmilieu.

De Koning zal tevens het bedrag en de modaliteiten voor betaling van de bedoelde retributies en van de bijdragen aan het Fonds bepalen.

Het koninklijk besluit genomen krachtens het eerste lid dat voorziet in de oplegging van bijdragen aan het Fonds, wordt van rechtswege en met terugwerkende kracht tot op de datum van diens inwerkingtreding opgeheven wanneer het door de wetgever niet werd bekrachtigd in het jaar volgend op dat van de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad ".

Art. 17.In dezelfde wet wordt een artikel 20ter ingevoegd, luidende : «

Art. 20ter.De minister kan met de andere betrokken ministers protocols afsluiten om de aspecten in verband met deze wet en haar uitvoeringsbesluiten te regelen betreffende : 1° de verdeling van de bevoegdheden en opdrachten aangaande het toezicht en de controle;2° de voorbereiding van reglementeringen.»

Art. 18.In de bijlage bij dezelfde wet wordt het derde lid vervangen als volgt : « Verordening (EG) nr 2037/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 29 juni 2000 betreffende de ozonlaag afbrekende stoffen » HOOFDSTUK III. - Wijzigingen van de wet van 27 december 1990 houdende oprichting van begrotingsfondsen

Art. 19.In de tabel gevoegd bij de organieke wet van 27 december 1990 houdende oprichting van begrotingsfondsen worden in de subrubriek « 31-2 Fonds voor de Grondstoffen », gewijzigd bij de wet van 21 december 1994, het koninklijk besluit van 22 februari 2001 en de wet van 19 juli 2001 de volgende wijzigingen aangebracht; « 1° onder de vermelding « Benaming van het organieke begrotingsfonds » wordt de benaming van de subrubriek 31-2 vervangen als volgt : « 31-2 Fonds voor de grondstoffen en de producten »; 2° onder de vermelding « Aard van de toegewezen ontvangsten », wordt de tekst vervangen als volgt : « de bijdragen en retributies in het kader van artikel 57 van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen, en artikel 82 van de wet van 24 december 1976 betreffende de budgettaire voorstellen 1976-1977;de ontvangsten van de Rijkslaboratoria belast met de ontleding van de grondstoffen; de administratieve boeten; de retributies voor de verrichtingen van de administratie in het kader van de toepassing van de wet van 11 juli 1969 betreffende de bestrijdingsmiddelen en de grondstoffen voor de landbouw, tuinbouw, bosbouw en veeteelt, van de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijproducten en van de wet van 21 juni 1983 betreffende gemedicineerde diervoeders; alle bijdragen aan het Fonds en retributies bedoeld in artikel 20bis en de administratieve geldboetes en eventueel ten laste gelegde kosten bedoeld in artikel 19bis, artikel 15, § 2, 5°, en artikel 18 van de wet van 21 december 1998 betreffende de productnormen ter bevordering van duurzame productie- en comsumptiepatronen en ter bescherming van het leefmilieu en de volksgezondheid; de bijdragen van de Europese Gemeenschap in de uitgaven in het kader van de verrichte opdrachten; en de dossierkosten en rechten bedoeld in artikel 4 van de wet van 14 juli 1994 inzake de oprichting van een Comité voor het toekennen van het Europese milieukenmerk »; 3° onder de vermelding « Aard van de gemachtigde uitgaven », wordt de tekst vervangen als volgt : « Financiering van personeels-, administratie- en werkingskosten, kosten voor sensibilisering, kosten voor studies en wetenschappelijk onderzoek, investeringen en toezicht en alle kosten van om het even welke aard voortvloeiend uit de toepassing en de controle van de bepalingen van de wet van 11 juli 1969 betreffende de bestrijdingsmiddelen en de grondstoffen voor de landbouw, tuinbouw, bosbouw en veeteelt, van de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijproducten, van de wet van 21 juni 1983 betreffende gemedicineerde diervoeders, van de wet van 14 juli 1994 inzake de oprichting van een Comité voor het toekennen van een Europees milieukeurmerk en van de wet van 21 december 1998 betreffende de productnormen ter bevordering van duurzame productie- en consumptiepatronen en ter bescherming van het leefmilieu en de volksgezondheid, van de besluiten genomen ter uitvoering ervan, van de verordeningen opgesomd in bijlage ervan en van de andere internationale akten inzake productnormen.» HOOFDSTUK IV. - Wijzigingen van de wet van 24 december 1976 betreffende de budgettaire voorstellen van 1976-1977

Art. 20.Artikel 82 van de wet van 24 december 1976 betreffende de budgettaire voorstellen 1976-1977, gewijzigd bij de wet van 21 december 1994, wordt gewijzigd als volgt : « 1° in het eerste lid wordt het woord « landbouwbestrijdingsmiddelen » vervangen door de woorden « biociden en gewasbeschermingsmiddelen »; 2° in het vierde lid worden de woorden « en de producten » ingevoegd na de woorden « voor de grondstoffen ». HOOFDSTUK V. - Opheffingsbepaling

Art. 21.Opgeheven worden : 1° Titel II van de wet van 11 juli 1969 betreffende de bestrijdingsmiddelen en de grondstoffen voor de landbouw, tuinbouw, bosbouw en veeteelt;2° Artikel 58 van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen. Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 28 maart 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, J. TAVERNIER Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN _______ Nota (1) Stukken van de Kamer van volksvertegenwoordigers : 50-2141 - 2002/2003 : - Nr.1 : Wetsontwerp. - Nrs. 2-3 : Amendementen. - Nr. 4 : Verslag. - Nr. 5 : Tekst aangenomen door de commissie. - Nr. 6 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat.

Integraal verslag : 26 en 27 februari 2003.

Stukken van de Senaat : 2-1515 - 2002/2003 : - Nr. 1 : Ontwerp niet geëvoceerd door de Senaat.

^