Etaamb.openjustice.be
Wet van 29 januari 1999
gepubliceerd op 01 juli 1999

Wet tot wijziging van de wet van 24 juli 1973 tot instelling van een verplichte avondsluiting in handel, ambacht en dienstverlening

bron
ministerie van middenstand en landbouw
numac
1999016140
pub.
01/07/1999
prom.
29/01/1999
ELI
eli/wet/1999/01/29/1999016140/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

29 JANUARI 1999. - Wet tot wijziging van de wet van 24 juli 1973 tot instelling van een verplichte avondsluiting in handel, ambacht en dienstverlening (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2.Artikel 2 van de wet van 24 juli 1973 tot instelling van een verplichte avondsluiting in handel, ambacht en dienstverlening wordt aangevuld met een c) luidend als volgt : « c) vóór 18 uur en na 7 uur voor nachtwinkels bedoeld in artikel 4bis, § 1. »

Art. 3.Artikel 4, § 1, van dezelfde wet, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 oktober 1976, wordt gewijzigd als volgt : 1° het punt a) wordt vervangen door de volgende bepaling : « a) hotels, motels, kampeerterreinen, restaurants, diensten verleend door traiteurs, frituren, verbruikzalen, drankslijterijen, alsmede de volgende speciaalzaken : ondernemingen die brandstof en olie voor autovoertuigen of woningverwarming in het klein verkopen, begrafenisondernemingen, winkels van genees- en heelkundige toestellen, bloemenwinkels, winkels voor de verhuur en de verkoop van videofilms, wasserijen en tabakswinkels;»; 2° een punt f) wordt toegevoegd, luidende als volgt : « f) de verkoop van algemene voedingswaren en huishoudelijke artikelen, met uitsluiting van gedistileerde alcoholische dranken en gegiste dranken met een gehalte van meer dan 6 % volume alcohol, wanneer deze verkoop plaatsvindt in tankstations langs de autosnelweg of in winkelruimten gelegen op het domein ervan en als de netto-verkoopoppervlakte, dit is de oppervlakte dienstig voor de verkoop en toegankelijk voor het publiek, niet meer bedraagt dan 250 m2. ».

Art. 4.Dezelfde wet wordt aangevuld met een artikel 4bis, luidend als volgt : «

Art. 4bis.- § 1. Nachtwinkels moeten aan volgende voorwaarden voldoen : 1° ingeschreven zijn in het handelsregister uitsluitend onder de rubriek « verkoop van algemene voedingswaren en huishoudelijke artikelen » zoals deze omschreven is in § 7, 1°, van de bijlage van het koninklijk besluit van 31 augustus 1964 tot vaststelling van de lijst van de in het handelsregister te vermelde handelsbedrijvigheden;2° geen andere handelsactiviteiten uitoefenen dan die bedoeld in het 1°;3° een maximale netto-verkoopoppervlakte hebben van 150 m2;4° op duidelijke en permanente manier de vermelding « nachtwinkel » dragen. § 2. De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de nachtwinkels bijkomende uitbatingsvoorwaarden opleggen. »

Art. 5.Dezelfde wet wordt aangevuld met een hoofdstuk IIbis, luidend als volgt : « Hoofdstuk IIbis. - Waarschuwingsprocedure :

Art. 10bis.- Wanneer een inbreuk op de bepalingen van deze wet is vastgesteld, kan de met toepassing van artikel 11, § 1, aangewezen ambtenaar een waarschuwing richten tot de overtreder waarbij die tot stopzetting van deze handeling wordt aangemaand.

De waarschuwing wordt de overtreder ter kennis gebracht binnen een termijn van drie weken volgend op de vaststelling van de feiten, bij een ter post aangetekende brief met ontvangstmelding of door de overhandiging van een afschrift van het proces-verbaal waarin de feiten zijn vastgesteld.

De waarschuwing vermeldt : a) de ten laste gelegde feiten en de geschonden wetsbepalingen of -bepalingen;b) de termijn waarbinnen zij dienen te worden stopgezet;c) dat, indien aan de waarschuwing geen gevolg wordt gegeven, de met toepassing van artikel 11, § 1, aangewezen ambtenaren, of de met toepassing van artikel 12, § 3, aangewezen ambtenaren respectievelijk de procureur des Konings kunnen inlichten of het voorstel bedoeld in artikel 12, § 3, kunnen doen.».

Art. 6.Hoofdstuk III van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepalingen : « Hoofdstuk III. - Controle- en strafbepalingen.

Art. 11.- § 1. Onverminderd de ambtsbevoegdheid van de officieren van gerechtelijke politie zijn de gerechtelijke agenten bij de parketten, de rijkswacht, de gemeentepolitie alsmede de door de Koning hiertoe aangewezen ambtenaren bevoegd om de inbreuken op de bepalingen van deze wet op te sporen en vast te stellen.

De ambtenaren maken proces-verbaal op dat bewijskracht heeft tot het tegendeel is bewezen. Een afschrift wordt binnen dertig dagen bij aangetekende brief aan de overtreder gestuurd. § 2. In de uitoefening van hun ambt mogen de in § 1 genoemde ambtenaren : 1° tijdens de openings- of werkuren binnentreden in de inrichtingen, gebouwen, belendende binnenplaatsen en besloten ruimten waar zij voor het vervullen van hun opdracht toegang moeten hebben;2° alle dienstige vaststellingen doen, zich op eerste vordering ter plaatse de documenten, stukken of boeken die zij voor hun opsporingen en vaststellingen nodig hebben, doen voorleggen en daarvan afschrift nemen;3° tegen ontvangstbewijs, beslag leggen op de onder punt 2 opgesomde documenten, noodzakelijk voor bewijs van een inbreuk of om de mededaders of medeplichtigen van de overtreders op te sporen;4° indien zij redenen hebben te geloven aan het bestaan van een inbreuk, in de bewoonde lokalen binnentreden met voorafgaande machtiging van de rechter in de politierechtbank;de bezoeken in de bewoonde lokalen moeten tussen acht en achttien uur en door minstens twee ambtenaren gezamenlijk geschieden. § 3. In de uitoefening van hun ambt kunnen de in § 1 genoemde ambtenaren bijstand van de gemeentepolitie of van de rijkswacht vorderen. § 4. De gemachtigde ambtenaren oefenen de hun door dit artikel verleende bevoegdheden uit onder het toezicht van de procureur-generaal, onverminderd hun ondergeschiktheid aan hun meerderen in het bestuur.

Art. 12.- § 1. De overtreding van de verbodsbepalingen voorzien in deze wet worden bestraft met een geldboete van 250 tot 10 000 frank.

Bij herhaling worden deze straffen gebracht op een boete van 500 tot 20 000 frank. § 2. De rechtbank kan bovendien de sluiting bevelen van een inrichting die in overtreding is met de verbodsbepalingen van deze wet.

De bepalingen van boek I van het Strafwetboek, met inbegrip van hoofdstuk VII en van artikel 85, zijn van toepassing op de inbreuken bedoeld in deze wet. § 3. De hiertoe door de bevoegde Ministers aangestelde ambtenaren kunnen, na inzage van de processen-verbaal waarin een overtreding tegen de verbodsbepalingen van deze wet wordt vastgesteld en die opgemaakt zijn door de in artikel 11, § 1, bedoelde ambtenaren, aan de overtreders een som voorstellen waarvan de betaling de strafvordering doet vervallen.

De Koning stelt de tarieven alsook de modaliteiten van betaling en inning vast. § 4. Na kennisneming van de processen-verbaal opgemaakt op grond van artikel 11, § 1, kan het openbaar ministerie bevel geven beslag te leggen op de producten die het voorwerp van de inbreuk uitmaken.

Wanneer zij, ingevolge de hun door artikel 11, § 1, toegekende bevoegdheden, een inbreuk vaststellen, kunnen de aangewezen ambtenaren overgaan tot het bewarend beslag op de producten die het voorwerp van de inbreuk uitmaken. Dit beslag moet, overeenkomstig de bepalingen van het eerste lid, door het openbaar ministerie bevestigd worden binnen een termijn van acht dagen.

De persoon bij wie beslag op de producten wordt gelegd, kan als gerechtelijk bewaarder van deze producten aangesteld worden.

Het beslag wordt van rechtswege opgeheven door het vonnis dat een einde maakt aan de vervolging, zodra dit in kracht van gewijsde is gegaan, of door seponering van de zaak of door betaling van de som bedoeld in § 3.

Het openbaar ministerie kan het beslag dat het bevolen of bevestigd heeft, opheffen als de overtreder ervan afziet de producten aan te bieden in de omstandigheden die tot vervolging aanleiding hebben gegeven; deze verzaking houdt generlei erkenning van de gegrondheid van die vervolging in.

Art. 7.Artikel 97, eerste lid, van de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en de bescherming van de consument, wordt aangevuld met een punt 15, luidend als volgt : « 15. De niet-naleving van de bepalingen van de wet van 24 juli 1973 tot instelling van een verplichte avondsluiting in handel, ambacht en dienstverlening. ».

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 29 januari 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Economie en Telecommunicatie, E. DI RUPO De Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, K. PINXTEN Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, T. VAN PARYS _______ Nota (1) Gedr.St. van de Kamer van volksvertegenwoordigers : 1308-97/98 : - Nr. 1 : Wetsontwerp. - Nrs. 2 en 3 : Amendementen. - Nr. 4 : Verslag. - Nr. 5 : Tekst aangenomen door de commissie. - Nr. 6 en 7 : Amendementen. - Nr. 8 : Artikelen aangenomen in plenaire vergadering. - Nr. 9 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat.

Handelingen van de Kamer : 6, 7 en 14 mei 1998.

Gedr. St. van de Senaat : 1-983 - 1997/1998 : - Nr. 1 : Ontwerp overgezonden door de Kamer van volksvertegenwoordigers. 1-983-1998/1999 : - Nr. 2 : Amendementen. - Nr. 3 : Verslag. - Nr. 4 : Tekst aangenomen door de commissie. - Nr. 5 : Amendementen. - Nr. 6 : Beslissing om niet te amenderen.

Handelingen van de Senaat : 8 en 10 december 1998.

^