Etaamb.openjustice.be
Wet van 29 januari 2002
gepubliceerd op 01 juni 2002

Wet houdende instemming met het Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag aangaande de wederzijdse rechtshulp in strafzaken, gedaan te Straatsburg op 17 maart 1978

bron
ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking
numac
2002015022
pub.
01/06/2002
prom.
29/01/2002
ELI
eli/wet/2002/01/29/2002015022/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

29 JANUARI 2002. - Wet houdende instemming met het Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag aangaande de wederzijdse rechtshulp in strafzaken, gedaan te Straatsburg op 17 maart 1978 (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2.Het Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag aangaande de wederzijdse rechtshulp in strafzaken, gedaan te Straatsburg op 17 maart 1978, zal volkomen gevolg hebben.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 29 januari 2002.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken, L. MICHEL De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN Met s Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN _______ Nota's (1) Zitting 2000-2001. Senaat.

Documenten. - Ontwerp van wet ingediend op 21/08/2001, nr. 2-889/1 (1) Zitting 2001-2002. Senaat.

Verslag, nr. 2-889/2. - Tekst aangenomen door de Commissie.

Parlementaire Handelingen. - Bespreking, vergadering van 29/11/2001. - Stemming, vergadering van 29/11/2001.

Kamer van volksvertegenwoordigers.Documenten Tekst overgezonden door de Senaat, nr. 50-1541/1 Verslag. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd, nr. 50-1541//2 Parlementaire Handelingen. - Bespreking.

Vergadering 18/12/2001. Stemming, vergadering van 20/12/2001.

Aanvullend protocol bij het europees verdrag aangaande de wederzijdse rechtshulp in strafzaken De Lid-Staten van de Raad van Europa die dit Protocol hebben ondertekend, Verlangende de toepassing van het Europees Verdrag aangaande de wederzijdse rechtshup in strafzaken, opengesteld voor ondertekening te Straatsburg op 20 april 1959 (hierna te noemen « het Verdrag ») te vergemakkelijken op het gebied van fiscale delicten;

Overwegende dat het eveneens wenselijk is bedoeld Verdrag ook in bepaalde andere opzichten aan te vullen, Zijn als volgt overeengekomen : HOOFDSTUK I Artikel 1 Het recht bedoeld in artikel 2, letter a, van het Verdrag om rechtshulp te weigeren, wordt door de Verdragsluitende Partijen niet uitgeoefend louter omdat het verzoek betrekking heeft op een strafbaar feit dat door de aangezochte Partij als een fiscaal delict wordt beschouwd.

Artikel 2 1. Indien de Verdragsluitende Partij zich het recht heeft voorbehouden de uitvoering van ambtelijke opdrachten strekkende tot huiszoeking of inbeslagneming afhankelijk te stellen van de voorwaarde dat het delict dat tot de ambtelijke opdrachten aanleiding geeft, zowel volgens de wetgeving van de verzoekende Partij als volgens die van de aangezochte Partij een strafbaar feit is, dan is, wat de fiscale delicten betreft, aan deze voorwaarde voldaan indien het feit strafbaar is volgens de wetgeving van de verzoekende Partij en overeenkomt met een strafbaar feit van dezelfde aard volgens de wetgeving van de aangezochte Partij.2. Het verzoek mag niet worden afgewezen op grond van het feit dat naar de wetgeving van de aangezochte Partij niet dezelfde soort heffingen of belastingen worden opgelegd of die wetgeving niet dezelfde soort regeling op het gebied van heffingen, belastingen, douane en deviezen bevat als de wetgeving van de verzoekende Partij. HOOFDSTUK II Artikel 3 Het Verdrag is eveneens van toepassing op : a) de betekening van stukken betreffende de tenuitvoerlegging van een straf, de inning van een boete of betaling van proceskosten;b) maatregelen betreffende het opschorten van een te wijzen vonnis, of van een tenuitvoerlegging daarvan, de voorwaardelijke invrijheidstelling, het uitstel van het begin van de tenuitvoerlegging van een straf of de onderbreking van de tenuitvoerlegging daarvan. HOOFDSTUK III Artikel 4 Artikel 22 van het Verdrag wordt aangevuld met de volgende tekst, waarbij de oorspronkelijke tekst van artikel 22 van het Verdrag het eerste lid wordt en de onderstaande bepaling het tweede lid : « 2. Bovendien zendt iedere Verdragsluitende Partij die bovenbedoelde mededelingen heeft gedaan, aan de betrokken Partij, op haar verzoek en in bijzondere gevallen, afschriften van de desbetreffende vonnissen en maatregelen, alsmede iedere andere daarop betrekking hebbende inlichting, ten einde haar in staat te stellen na te gaan of in verband hiermee interne maatregelen moeten worden genomen. Deze uitwisseling van stukken geschiedt tussen de betrokken Ministeries van Justitie. » HOOFDSTUK IV Artikel 5 1. Dit Protocol staat open voor ondertekening door de Lid-Staten van de Raad van Europa die het Verdrag hebben ondertekend.Het dient te worden bekrachtigd, aanvaard of goedgekeurd. De akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring worden nedergelegd bij de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa. 2. Het Protocol treedt in werking 90 dagen na de datum van nederlegging van de derde akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeurring.3. Ten aanzien van iedere ondertekenende Staat die het daarna bekrachtigt, aanvaardt of goedkeurt, treedt het in werking 90 dagen na de datum van nederlegging van zijn akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring.4. Een Lid-Staat van de Raad van Europa kan dit Protocol niet bekrachtigen, aanvaarden of goedkeuren zonder tegelijkertijd of eerder het Verdrag te hebben bekrachtigd. Artikel 6 1. Iedere Staat die tot het Verdrag is toegetreden kan tot dit Protocol toetreden nadat dit in weking is getreden.2. De toetreding geschiedt door nederlegging bij de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa van een akte van toetreding, die van kracht wordt 90 dagen na de datum van nederlegging. Artikel 7 1. Iedere Staat kan bij ondertekening of bij de nederlegging van zijn akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding het grondgebied of de grondgebieden aanwijzen waarop dit Protocol van toepassing zal zijn.2. Iedere Staat kan bij de nederlegging van zijn akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding, of op ieder tijdstip daarna, door middel van een aan de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa gerichte verklaring, de toepassing van dit Protocol uitbreiden tot ieder ander in de verklaring aangewezen grondgebied voor de internationale betrekkingen waarvan hij verantoowrdelijk is, of waarvoor hij bevoegd is verbintenissen aan te gaan.3. Iedere verklaring afgelegd krachtens het voorgaande lid kan, wat betreft ieder in die verklaring aangewezen grondgebied, worden ingetrokken door middel van een aan de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa gerichte kennisgeving.De intrekking wordt van kracht zes maanden na de datum van ontvangst van de kennisgeving door de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa.

Artikel 8 1. De voorbehouden door een Verdragsluitende Partij gemaakt ten aanzien van een bepaling van het Verdrag, zijn eveneens van toepassing op dit Protocol, tenzij die Partij bij de ondertekening of bij de nederlegging van haar akte zijn bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding het tegendeel verklaart.Dit geldt ook voor de verklaringen gedaan krachtens artikel 24 van het Verdrag. 2. Iedere Staat kan bij de ondertekening, of bij de nederlegging van zijn akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding, verklaren dat hij zich het recht voorbehoudt : a) Hoofdstuk I niet te aanvaarden, of dit slechts te aanvaarden voor zover het zekere in artikel 1 bedoelde strafbare feiten of categorieën strafbare feiten betreft, of rogatoire commissies strekkende tot huiszoeking of inbeslagneming niet uit te voeren bij fiscale delicten;b) Hoofdstuk II niet te aanvaarden;c) Hoofdstuk III niet te aanvaarden.3. Iedere Vedragsluitende Partij kan een voorbehoud dat zij heeft gemaakt krachtens het voorgaande lid, intrekken door middel van een aan de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa gerichte verklaring die van kracht wordt op de datum van ontvangst daarvan.4. Een Verdragsluitende Partij die op dit Protocol een voorbehoud heeft toegepast dat is gemaakt ten aanzien van een bepaling van het Verdrag of die een voorbehoud heeft gemaakt ten aanzien van een bepaling van dit Protocol, kan de toepassing van deze bepaling door een andere Verdragsluitende Partij niet verlangen;zij kan echter indien haar voorbehoud gedeeltelijk of voorwaardelijk is de toepassing van die bepaling verlangen voor zover zij haar zelf heeft aanvaard. 5. Op de bepalingen van dit Protocol is geen ander voorbehoud toegestaan. Artikel 9 De bepalingen van dit Protocol vormen geen belemmering voor de meer uitgewerkte voorschriften vervat in de bilaterale of multilaterale overeenkomsten die zijn of worden gesloten tussen de Verdragsluitende Partijen bij toepassing van artikel 26, derde lid, van het Verdrag.

Artikel 10 De Europese Commissie voor Strafrechtelijke Vraagstukken van de Raad van Europa wordt op de hoogte gehouden van de toepassing van dit Protocol en vergemakkelijkt voor zover nodig een minnelijke schikking van elke moeilijkheid die ten gevolge van de toepassing van dit Protocol mocht ontstaan.

Artikel 11 1. Iedere Verdragsluitende Partij kan dit Protocol, wat haar betreft, opzeggen door middel van een kennisgeving gericht aan de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa.2. De opzegging wordt van kracht zes maanden na de datum van ontvangst van de kennisgeving door de Secretaris-Generaal.3. Opzegging van het Verdrag heeft automatisch de opzeging van dit Protocol ten gevolge. Artikel 12 De Secretaris-Generaal van de Raad van Europa geeft alle Lid-Staten van de Raad en iedere Staat die tot het Verdrag is toegetreden, kennis van : a) iedere ondertekening van dit Protocol;b) de nederlegging van iedere akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding;c) iedere datum van inwerkingtreding van dit Protocol overeenkomstig artikelen 5 en 6 van het Protocol;d) iedere verklaring ontvangen krachtens de bepalingen van het tweede en derde lid van artikel 7;e) iedere verklaring ontvangen krachtens de bepalingen van het eerste lid van artikel 8;f) ieder voorbehoud gemaakt krachtens de bepalingen van het tweede lid van artikel 8;g) de intrekking van ieder voorbehoud vericht krachtens die bepalingen van het derde lid van artikel 8;h) iedere kennisgeving ontvangen krachtens de bepalingen van artikel 11 en de datum waarop de opzegging van kracht wordt. TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gemachtigd, dit Protocol hebben ondertekend.

GEDAAN te Straatsburg, op 17 maart 1978, in de Engelse en de Franse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek, in een enkel exemplaar, dat zal worden nedergelegd in het archief van de Raad van Europa. De Secretaris-Generaal van de Raad van Europa doet een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift toekomen aan alle Staten die het Protocol hebben ondertekend en daartoe zijn toegetreden.

Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag aangaande de wederzijdse rechtshulp in strafzaken, gedaan te Straatsburg op 17 maart 1978 LIJST MET DE GEBONDEN STATEN Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^