Etaamb.openjustice.be
Wet van 30 januari 2012
gepubliceerd op 02 maart 2012

Wet tot regeling van aangelegenheden als bedoeld door artikel 78 van de Grondwet inzake verzekering van scheepseigenaren tegen maritieme vorderingen

bron
federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer
numac
2012014051
pub.
02/03/2012
prom.
30/01/2012
ELI
eli/wet/2012/01/30/2012014051/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)Kamer (parl. doc.)Senaat (fiche)
Document Qrcode

30 JANUARI 2012. - Wet tot regeling van aangelegenheden als bedoeld door artikel 78 van de Grondwet inzake verzekering van scheepseigenaren tegen maritieme vorderingen (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2.Deze wet voorziet in de gedeeltelijke omzetting van Richtlijn 2009/20/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende de verzekering van scheepseigenaren tegen maritieme vorderingen.

Art. 3.Deze wet is van toepassing op schepen van 300 brutoton of meer.

Deze wet is niet van toepassing op oorlogsschepen, marinehulpschepen of andere schepen die eigendom zijn van of geëxploiteerd worden door een Staat en voor niet-commerciële overheidsdiensten worden gebruikt.

Deze wet laat de regelingen onverlet die bij de hierna vermelde instrumenten zijn ingevoerd, voor zover ze in België van kracht zijn, alsmede de regelingen ter uitvoering daarvan : 1° het Internationaal Verdrag van 1992 inzake de wettelijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door olie;2° het Internationaal Verdrag van 1996 inzake aansprakelijkheid en vergoeding voor schade in samenhang met het vervoer over zee van gevaarlijke en schadelijke stoffen (HNS Verdrag);3° het Internationaal Verdrag van 2001 inzake de wettelijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door bunkerolie ("Bunkerolieverdrag");4° het Internationaal Verdrag van Nairobi van 2007 inzake het opruimen van wrakken ("Wrakopruimingsverdrag");5° de Verordening (EG) nr.392/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende de aansprakelijkheid van vervoerders van passagiers over zee bij ongevallen.

Art. 4.Voor de toepassing van deze wet betekent : 1° "scheepseigenaar" : de geregistreerde eigenaar van een zeeschip of enig andere persoon, zoals de rompbevrachter, die verantwoordelijk is voor het exploiteren van het schip;2° "verzekering" : een verzekering met of zonder vrijstelling, bijvoorbeeld een aansprakelijkheidsverzekering van het type dat momenteel wordt verstrekt door de leden van de "International Group of P&I Clubs", en andere doeltreffende vormen van verzekering, waaronder aangetoonde individuele verzekering, en financiële zekerheid die soortgelijke dekkingsvoorwaarden bieden;3° "Verdrag van 1996" : de geconsolideerde tekst van het Verdrag van 1976 inzake beperking van aansprakelijkheid voor maritieme vorderingen, aangenomen onder de auspiciën van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO), zoals gewijzigd bij het Protocol van 1996.

Art. 5.De eigenaren van schepen die de Belgische vlag voeren hebben een verzekering voor die schepen.

De eigenaren van schepen die een andere vlag dan de Belgische voeren beschikken voor die schepen over een verzekering wanneer die schepen een onder de Belgische rechtsbevoegdheid vallende haven binnenvaren.

De in het eerste en tweede lid bedoelde verzekering dekt maritieme vorderingen waarvoor op grond van het Verdrag van 1996 een bovengrens geldt. Het bedrag van de verzekering voor elk schip per incident is gelijk aan het toepasselijke maximumbedrag voor de beperking van de aansprakelijkheid overeenkomstig het Verdrag van 1996.

Art. 6.Elke inspectie van een schip in een haven die onder de Belgische rechtsbevoegdheid valt, overeenkomstig de bepalingen inzake havenstaatcontrole in uitvoering van de wet van 5 juni 1972 op de veiligheid van de vaartuigen, houdt mede in dat wordt nagegaan of een verzekeringsbewijs als bedoeld in artikel 7 aan boord wordt meegevoerd.

Indien het in artikel 7 bedoelde verzekeringsbewijs niet aan boord wordt meegevoerd en onverminderd de bepalingen inzake havenstaatcontrole in uitvoering van de wet van 5 juni 1972 op de veiligheid van de vaartuigen die in de aanhouding van schepen voorzien als het om de veiligheid of de vrijwaring van het mariene milieu gaat, kunnen de met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaren die daartoe aangesteld zijn een verwijderingsbevel tegen het schip uitvaardigen, waarvan de Europese Commissie, de andere lidstaten van de Europese Unie en van de Europese Economische Ruimte en de betrokken vlaggenstaat in kennis worden gesteld. Het uitvaardigen van een dergelijk verwijderingsbevel of van een verwijderingsbevel door een andere lidstaat van de Europese Unie of de Europese Economische Ruimte overeenkomstig artikel 5, lid 2 van Richtlijn 2009/20/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende de verzekering van scheepseigenaren tegen maritieme vorderingen, heeft tot gevolg dat het schip niet wordt toegelaten tot de Belgische havens totdat de scheepseigenaar het in artikel 7 bedoelde verzekeringsbewijs voorlegt.

Als er een verwijderingsbevel uitgevaardigd wordt, stelt de met de scheepvaartcontrole belaste dienst een met redenen omkleed proces-verbaal op, waarvan een afschrift binnen vierentwintig uren na de beslissing wordt toegezonden aan de kapitein of aan de eigenaar van het schip.

Binnen vijftien dagen na de ontvangst van het afschrift van het met redenen omkleed proces-verbaal kan hoger beroep worden ingesteld tegen de beslissingen bedoeld in dit artikel. Het hoger beroep wordt ingesteld door de kapitein of de eigenaar van het schip door middel van een verzoekschrift gericht aan de Rijkscommissaris bij de Onderzoeksraad voor de Scheepvaart waarin de middelen worden uiteengezet. Het hoger beroep heeft geen opschortende kracht.

Art. 7.Het bestaan van de in artikel 5 bedoelde verzekering wordt aangetoond met één of meer door de verstrekker afgegeven verzekeringsbewijzen die zich aan boord van het schip bevinden.

De door de verzekeringsverstrekker afgegeven verzekeringsbewijzen omvatten de volgende informatie : 1° de naam van het schip, het IMO identificatienummer van het schip en de haven van registratie;2° de naam van de scheepseigenaar en het adres van zijn hoofdvestiging;3° type en looptijd van de verzekering;4° de naam en het adres van de hoofdvestiging van de verstrekker van de verzekering en, in voorkomend geval, het adres van het kantoor waar de verzekering is gesloten. Indien het verzekeringsbewijs noch in de Engelse, noch in de Franse, noch in de Spaanse taal is gesteld, bevat de tekst een vertaling in een van deze talen.

Ongeacht de bepaling van het eerste lid rust de bewijslast van de doeltreffendheid van de verzekering of de soortgelijkheid van de dekkingsvoorwaarden, bedoeld in artikel 4, 2° op de scheepseigenaar.

De met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaren die daartoe aangesteld zijn kunnen alle bijkomende inlichtingen in verband daarmee opvragen.

Art. 8.De overtreding van de voorschriften van artikel 5 of van het verwijderingsbevel bedoeld door artikel 6 wordt gestraft met geldboete van 5.000 euro tot 1.000.000 euro.

Alle bepalingen van Boek I van het Strafwetboek, met inbegrip van Hoofdstuk VII en artikel 85, zijn van toepassing op de bij deze wet bepaalde inbreuken.

Onverminderd de bevoegdheden van de officieren van gerechtelijke politie zijn de met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaren die daartoe aangesteld zijn alsmede de federale politie belast met de politie te water, gelast de overtredingen van de bepalingen van deze wet op te sporen en vast te stellen.

Indien de federale politie belast met de politie te water in het raam van deze wet inbreuken vaststelt, wordt hiervan onverwijld de met de scheepvaartcontrole belaste dienst ingelicht die tot het nemen van de gepaste maatregelen overgaat.

Art. 9.Het toezicht op de schepen met het oog op de naleving van deze wet en van de uitvoeringsbesluiten ervan wordt uitgeoefend door de met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaren die daartoe aangesteld zijn en voor schepen die de Belgische vlag voeren ook door de Belgische consulaire ambtenaren in het buitenland.

De met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaren die daartoe aangesteld zijn, hebben het recht elk schip dat niet in het bezit is van de bij deze wet voorgeschreven geldige certificaten of waarvoor niet voldoende het bewijs is geleverd bedoeld in artikel 7, vierde lid of dat niet verzekerd is overeenkomstig artikel 5 op te houden of het de toegang tot een Belgische haven te weigeren. Behoudens in dringende gevallen oefenen de met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaren die daartoe aangesteld zijn, het in dit lid bedoeld recht ten aanzien van vreemde schepen eerst uit nadat de consul van het land waarvan het schip de vlag voert, is ingelicht. In dringende gevallen geschiedt deze mededeling onmiddellijk nadat de maatregelen zijn genomen. Het schip wordt vrijgelaten zodra het schip in het bezit is van de bij deze wet voorgeschreven geldige certificaten ter voldoening van de met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaren die daartoe aangesteld zijn.

In het buitenland heeft de Belgische consulaire ambtenaar het recht de afvaart van een schip onder Belgische vlag te verbieden indien het schip niet in het bezit is van de bij deze wet voorgeschreven geldige certificaten of indien niet voldoende het bewijs is geleverd bedoeld in artikel 7, vierde lid of indien het schip niet verzekerd is overeenkomstig artikel 5. Het verbod tot afvaart wordt ingetrokken indien het schip in het bezit is van de bij deze wet voorgeschreven geldige certificaten ter voldoening van de Belgische consulaire ambtenaar.

Indien een toelating tot afvaart wordt geweigerd of een schip wordt opgehouden of de toegang tot een Belgische haven wordt geweigerd, maakt de met de scheepvaartcontrole belaste dienst of, in voorkomend geval, de Belgische consulaire ambtenaar, een met redenen omkleed proces-verbaal op, waarvan een afschrift binnen vierentwintig uur na de beslissing wordt toegezonden aan de kapitein of de eigenaar van het schip.

Binnen vijftien dagen na de ontvangst van het afschrift van het met redenen omkleed proces-verbaal overeenkomstig dit artikel kan hoger beroep worden ingesteld tegen de beslissingen bedoeld in dit artikel.

Het hoger beroep wordt ingesteld door de kapitein of eigenaar van het schip door middel van een verzoekschrift gericht aan de Rijkscommissaris bij de Onderzoeksraad voor de Scheepvaart waarin de middelen worden uiteengezet. Het hoger beroep heeft geen opschortende kracht.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 30 januari 2012.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van de Noordzee, J. VANDE LANOTTE De Minister van Financiën, S. VANACKERE De Minister van Buitenlandse Zaken, D. REYNDERS De Minister van Binnenlandse Zaken, Mevr. J. MILQUET De Minister van Justitie, Mevr. A. TURTELBOOM Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. A. TURTELBOOM _______ Nota (1) Zitting 2011-2012. Kamer van volksvertegenwoordigers : Parlementaire stukken. - Wetsontwerp, nr. 53-1799/001. - Verslag, nr. 53-1799/002. -Tekst verbeterd door de Commissie, nr. 53-1799/003.

Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat, nr. 53-1799/004.

Integraal verslag : 15 december 2011.

Senaat : Parlementaire stukken. - Ontwerp geëvoceerd door de Senaat, nr. 5-1400/1. - Verslag, nr. 5-1400/2. - Beslissing om niet te amenderen, nr. 5-1400/3.

Handelingen : 22 december 2011.

^