Etaamb.openjustice.be
Wet van 30 juni 2017
gepubliceerd op 07 juli 2017

Wet houdende maatregelen in de strijd tegen de fiscale fraude

bron
federale overheidsdienst financien
numac
2017030467
pub.
07/07/2017
prom.
30/06/2017
ELI
eli/wet/2017/06/30/2017030467/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)Kamer (parl. doc.)
Document Qrcode

30 JUNI 2017. - Wet houdende maatregelen in de strijd tegen de fiscale fraude (1)


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet. HOOFDSTUK 2. - Inkomstenbelastingen

Art. 2.In artikel 322, § 3, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, ingevoegd bij de wet van 14 april 2011Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/04/2011 pub. 06/05/2011 numac 2011201824 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen sluiten en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 17 juni 2013, wordt het tweede lid aangevuld met de volgende zin : "In voorkomend geval kunnen bij het centraal aanspreekpunt de identificatiegegevens worden opgevraagd betreffende een rekeningnummer dat tijdens het voormelde onderzoek is ontdekt en waarvan de belastingplichtige de titularis niet identificeert.".

Art. 3.Artikel 333, derde lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 22 december 2008Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/12/2008 pub. 29/12/2008 numac 2008021119 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen (1) type wet prom. 22/12/2008 pub. 29/12/2008 numac 2008021118 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen (1) sluiten, wordt aangevuld met de volgende zin : "Wanneer de onderzoekingen uitgevoerd worden op vraag van een Staat waarmee België een overeenkomst tot voorkoming van dubbele belasting heeft gesloten, of waarmee België een akkoord heeft gesloten inzake de uitwisseling van inlichtingen met betrekking tot belastingaangelegenheden, of die samen met België deelneemt aan een ander bilateraal of multilateraal gesloten juridisch instrument, op voorwaarde dat deze overeenkomst, dit akkoord of dit juridisch instrument de uitwisseling van inlichtingen met betrekking tot belastingaangelegenheden tussen de akkoordsluitende Staten mogelijk maakt, wordt, de onderzoekstermijn, uitsluitend met het oog op het beantwoorden van de voormelde vraag, zonder voorafgaande kennisgeving verlengd met de aanvullende termijn van vier jaar.".

Art. 4.In artikel 333/1, § 1, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 14 april 2011Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/04/2011 pub. 06/05/2011 numac 2011201824 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen sluiten en gewijzigd bij de wetten van 7 november 2011 en 21 december 2013, worden het derde en het vierde lid vervangen als volgt : "Het eerste lid is niet van toepassing op de in artikel 322, § 4, bedoelde verzoeken om inlichtingen vanwege een buitenlandse Staat. De kennisgeving aan de persoon in wiens hoofde het onderzoek door de buitenlandse Staat wordt gevoerd, gebeurt in dit geval post factum bij aangetekende zending uiterlijk 90 dagen na het verzenden van de informatie aan de buitenlandse Staat.

In afwijking van het derde lid gebeurt geen kennisgeving post factum : 1° wanneer die buitenlandse Staat aantoont zelf reeds een kennisgeving aan de persoon in wiens hoofde het onderzoek wordt gevoerd, te hebben verstuurd; 2° wanneer uit het verzoek om inlichtingen van die buitenlandse Staat blijkt dat er ernstige aanwijzingen van fiscale fraude zijn en deze buitenlandse Staat uitdrukkelijk vraagt om de persoon in wiens hoofde het onderzoek wordt gevoerd niet in kennis te stellen van deze vraag.".

Art. 5.In titel VII, hoofdstuk III, afdeling VI, van hetzelfde Wetboek wordt een artikel 337/1 ingevoegd, luidende : "

Art. 337/1.In afwijking van artikel 4 van de wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur, mogen de verzoeken om inlichtingen van buitenlandse autoriteiten en de antwoorden verstrekt aan die autoriteiten evenals elke andere correspondentie tussen de bevoegde autoriteiten niet openbaar worden gemaakt zolang het onderzoek van de buitenlandse autoriteit niet is afgesloten en voor zover de openbaarmaking nadelig zou zijn voor het voormelde onderzoek, tenzij de buitenlandse autoriteit haar uitdrukkelijk akkoord heeft gegeven voor deze openbaarmaking.

Het in het eerste lid bedoelde akkoord wordt geacht te zijn bekomen wanneer de buitenlandse autoriteit niet reageert binnen een termijn van 90 dagen te rekenen vanaf het verzenden door de Belgische Staat van de vraag tot inzage, en de informatie niet verschaft dat de vertrouwelijkheid van de uitgewisselde gegevens en de correspondentie volgens de voorwaarden van dit artikel moet voortduren, wanneer de persoon in wiens hoofde het onderzoek door de buitenlandse Staat wordt gevoerd uitdrukkelijk deze toegang aan de Belgische Staat heeft gevraagd.".

Art. 6.In artikel 444, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 27 december 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/12/2012 pub. 31/01/2013 numac 2013009021 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen betreffende justitie sluiten, worden de woorden "Bij niet-aangifte" vervangen door de woorden "Bij niet-aangifte, bij laattijdige overlegging van de aangifte". HOOFDSTUK 3. - Belasting over de toegevoegde waarde

Art. 7.Artikel 52bis van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, ingevoegd bij de programmawet van 27 december 2006Relevante gevonden documenten type programmawet prom. 27/12/2006 pub. 28/12/2006 numac 2006021362 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Programmawet (1) type programmawet prom. 27/12/2006 pub. 28/12/2006 numac 2006021364 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Programmawet (1) sluiten, vervangen bij de programmawet van 27 april 2007 en gewijzigd bij de wet van 25 april 2014, wordt vervangen als volgt : "

Art. 52bis.§ 1. Wanneer ambtenaren van de administratie belast met de belasting over de toegevoegde waarde, ter gelegenheid van hun onderzoeken bij een belastingplichtige, feiten vaststellen die een geheel van overeenstemmende aanwijzingen van ernstige fraude, al dan niet georganiseerd, uitmaken en bijgedragen hebben tot de overtreding van de bepalingen van dit Wetboek of van de ter uitvoering ervan genomen besluiten, kunnen zij bewarend beslag leggen op de roerende goederen waarvoor tijdens die onderzoeken niet is aangetoond dat zij uitsluitend aan derden toebehoren.

De in het eerste lid bedoelde ambtenaren, in het bezit van hun aanstellingsbewijs, stellen een proces-verbaal van beslag op dat met name de volgende vermeldingen moet bevatten : 1° de dag, de maand, het jaar en de plaats van het beslag;2° de naam, voornaam, graad en hoedanigheid van de verbaliserende ambtenaren;3° de identificatie van de beslagene door de vermelding van het ondernemingsnummer indien gekend alsook van hetzij de naam, de voornaam en de woonplaats voor een natuurlijke persoon, hetzij de maatschappelijke benaming, de rechtsvorm en de maatschappelijke zetel voor een rechtspersoon;4° de vermelding van de in het eerste lid bedoelde feiten vastgesteld door deze ambtenaren;5° de motivatie van de hoogdringendheid van het beslag;6° de vermelding en de specificatie van een belastingschuld die zeker is en vaststaand of vatbaar voor een voorlopige raming;7° de inventaris van de beslagen goederen die een voldoende nauwkeurige en gedetailleerde omschrijving van de goederen bevat;8° de handtekening van minstens twee verbaliserende ambtenaren;9° de integrale weergave van artikel 507 van het Strafwetboek;10° de rechtsmiddelen tegen de genomen maatregelen, het bevoegde gerechtelijk arrondissement en de bevoegde rechtsinstantie;11° de in het eerste lid bedoelde administratie die in geval van beroep moet worden gedagvaard. Indien het afschrift van het proces-verbaal niet aan de beslagene kan worden overhandigd tegen ontvangstbewijs op het ogenblik van het beslag, wordt dit afschrift onmiddellijk ter plekke achtergelaten en wordt het proces-verbaal van beslag - op straffe van nietigheid - hem binnen de veertien dagen bij aangetekende brief ter kennis gebracht.

Dit bewarend beslag mag geen afbreuk doen aan artikel 1408, §§ 1 en 2, van het Gerechtelijk Wetboek inzake de niet voor beslag vatbare goederen.

Ten gevolge van het bewarend beslag kunnen de goederen niet worden vervreemd of bezwaard gedurende een periode van drie jaar zonder dat evenwel enig voorrecht wordt verschaft. Het bewarend beslag geeft aanleiding tot het opmaken en het verzenden binnen drie werkdagen te rekenen vanaf de overhandiging of de betekening van het proces-verbaal, door de verbaliserende ambtenaren, van een bericht van beslag overeenkomstig artikel 1390 van het Gerechtelijk Wetboek. § 2. Op straffe van nietigheid moet de geldigheid van het in § 1 bedoelde beslag bekrachtigd worden door de beslagrechter van het ambtsgebied waarin zich het kantoor belast met de invordering van de fiscale schuld bevindt, binnen een termijn van twee maanden te rekenen vanaf de kennisgeving van het in § 1, tweede lid, bedoelde proces-verbaal. De procedure wordt ingeleid op eenzijdig verzoekschrift. De beslissing van de beslagrechter is uitvoerbaar bij voorraad.

Bij toepassing van het principe van artikel 1420 van het Gerechtelijk Wetboek kan de beslagene binnen de drie maanden na overhandiging van het proces-verbaal van beslag of van de verzending van de aangetekende brief beroep instellen bij de beslagrechter van het ambtsgebied waarin zich het kantoor belast met de invordering van de fiscale schuld bevindt, om de opheffing of wijziging van het beslag te verkrijgen in het geval dat niet aan de voorwaarden van dit artikel werd voldaan. De beslagrechter kan het beslag wijzigen in de mate dat de waarde van de in § 1, tweede lid, 7°, bedoelde beslagen goederen het bedrag van de in § 1, tweede lid, 6°, bedoelde schuld op een disproportionele manier overschrijdt.

De beslagrechter kan het beslag tevens wijzigen of opheffen in geval van veranderde omstandigheden.

De vordering wordt ingesteld en behandeld zoals in kort geding overeenkomstig de artikelen 1035 tot 1041 van het Gerechtelijk Wetboek.

In voorkomend geval behoudt het beslag zijn bewarend karakter gedurende de rechtsgang van de ingeleide gerechtelijke procedure evenals tijdens een eventuele rechtsgang van de vordering in rechte ingeleid op grond van artikel 89, tweede lid. § 3. Op straffe van nietigheid van het beslag, wordt een dwangbevel met betrekking tot de belastingschuld uitgevaardigd overeenkomstig artikel 85 van dit Wetboek binnen drie maanden na de kennisgeving van het in § 1, tweede lid, bedoelde proces-verbaal van beslag.

Dit dwangbevel kan maar worden ter kennis gebracht of betekend aan de beslagene na de bekrachtiging van het beslag door de beslagrechter zoals bepaald in § 2, eerste lid.

Door de loutere kennisgeving of betekening van dit dwangbevel wordt het bewarend beslag omgezet in een uitvoerend beslag en de daaropvolgende tenuitvoerlegging ervan gebeurt overeenkomstig artikel 1497 van het Gerechtelijk Wetboek.

Het uitvoerend beslag op roerende goederen zal vervolgens plaatsvinden overeenkomstig de bepalingen van artikel 1499 en volgende van het Gerechtelijk Wetboek, onverminderd de mogelijkheid voor de beslagene, in geval van veranderde omstandigheden, om de wijziging of opheffing van het beslag te verzoeken voor de beslagrechter.".

Gegeven te Brussel, 30 juni 2017.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Financiën, J. VAN OVERTVELDT Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, K. GEENS _______ Nota (1) Kamer van volksvertegenwoordigers (www.dekamer.be) Stukken : K54-2400 Integraal verslag : 22 juni 2017.

^