Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 20 maart 2003

Uittreksel uit arrest nr. 2/2003 van 14 januari 2003 Rolnummer 2239 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 82 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, gesteld door de Rechtbank van eerste aanl Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en A. Arts, en de rechters L. Fra(...)

bron
arbitragehof
numac
2003200365
pub.
20/03/2003
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

Uittreksel uit arrest nr. 2/2003 van 14 januari 2003 Rolnummer 2239 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 82 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg te Namen.

Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en A. Arts, en de rechters L. François, P. Martens, R. Henneuse, M. Bossuyt, L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe en E. Derycke, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter M. Melchior, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag Bij vonnis van 6 september 2001 in zake de n.v. Groupe Thiran tegen het Waalse Parlement en het Waalse Gewest, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 14 september 2001, heeft de Rechtbank van eerste aanleg te Namen de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 82 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre het bepaalt dat het gewest of de gemeenschap in alle gevallen en dus zelfs wanneer het geschil tot de bevoegdheid van het parlement behoort, wordt vertegenwoordigd door de regering in het kader van de procedures die voor de hoven en de rechtbanken van de rechterlijke orde worden gevoerd ? » (...) IV. In rechte (...) B.1.1. De prejudiciële vraag betreft de eventuele schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet door artikel 82 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, dat bepaalt : « De Regering vertegenwoordigt de Gemeenschap of het Gewest in en buiten rechte. Zij wordt gedagvaard aan het kabinet van de voorzitter van de Regering. De rechtsgedingen van de Gemeenschap of het Gewest, als eiser of als verweerder, worden gevoerd namens de Regering, ten verzoeke van het door deze aangewezen lid. » B.1.2. De artikelen 42 en 705, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek luiden : «

Art. 42.De betekeningen worden gedaan : 1o aan de Staat, op het kabinet van de minister die bevoegd is om er kennis van te nemen of op het kantoor van de door hem aangewezen ambtenaar, of, indien het voorwerp voor het geschil behoort tot de bevoegdheid van de Senaat of de Kamer van volksvertegenwoordigers, aan de griffie van de betrokken vergadering, onverminderd de in artikel 705 gestelde regels. [...] De natuurlijke personen, organen van de Kamer van volksvertegenwoordigers en van de Senaat, zijn de voorzitters ervan, of de griffier wanneer de vergadering ontbonden is of verdaagd of wanneer de zitting gesloten is. » «

Art. 705.De Staat wordt gedagvaard aan het kabinet van de minister tot wiens bevoegdheid het onderwerp van het geschil behoort of aan het kantoor van de door hem aangewezen ambtenaar. [...] » B.2.1. Uit de motivering van het vonnis waarin het Hof een vraag wordt gesteld, blijkt dat het voormelde artikel 82 in het geding is, in zoverre het bepaalt dat de regering de gemeenschap of het gewest in en buiten rechte vertegenwoordigt, ook wanneer het geschil tot de bevoegdheid van de wetgevende vergadering behoort, terwijl, indien het geschil tot de bevoegdheid van een federale vergadering behoort, de betekeningen aan de griffie ervan moeten worden gedaan.

B.2.2. De in het geding zijnde bepalingen zouden aldus een verschil in behandeling inzake de vertegenwoordiging in rechte in het leven roepen tussen de wetgevende vergaderingen van de gemeenschappen en de gewesten, enerzijds, en de Kamer van volksvertegenwoordigers en de Senaat, anderzijds, aangezien de vertegenwoordiging van de vergaderingen in het eerste geval verzekerd is door de gemeenschaps- of de gewestregering en in het tweede geval door de vergadering zelf.

B.3.1. De prejudiciële vraag gaat ervan uit dat de in artikel 42 van het Gerechtelijk Wetboek bedoelde regeling met betrekking tot de geschillen die tot de bevoegdheid van de Senaat of de Kamer van volksvertegenwoordigers behoren, niet van toepassing is op geschillen die behoren tot de bevoegdheid van de Gemeenschaps- en Gewestraden.

B.3.2. Een wetsbepaling die, zoals artikel 42, eerste lid, 1o, in fine , betrekking heeft op het doen van betekeningen aan de wetgevende vergaderingen betreffende geschillen waarbij zij betrokken zijn, en die, zoals het voormelde artikel, dateert uit de periode vooraleer gemeenschappen en gewesten werden opgericht waaraan een gedeelte van de wetgevende macht werd overgedragen, zodat die bepaling bijgevolg die instellingen niet kon vermelden, moet logischerwijs worden gelezen rekening houdend met de inmiddels tot stand gekomen staatshervorming.

Sinds de gemeenschappen en gewesten beschikken over Raden die, wat de hun toevertrouwde aangelegenheden betreft, een bevoegdheid van wetgevende aard uitoefenen, moet artikel 42, eerste lid, 1o, in fine , zo worden gelezen dat geschillen die tot de bevoegdheid van die Raden behoren, betekend moeten worden aan hun respectieve griffies.

B.3.3. Blijkens de parlementaire voorbereiding van artikel 42 van het Gerechtelijk Wetboek beoogt het tweede lid van die bepaling aan te geven welke organen bevoegd zijn om in rechte te treden namens de wetgevende vergaderingen (Parl. St. , Senaat, 1964-1965, nr. 170, pp. 33 en 34).

Sinds de gemeenschappen en gewesten beschikken over Raden die, wat de hun toevertrouwde aangelegenheden betreft, een bevoegdheid van wetgevende aard uitoefenen, moet artikel 42, tweede lid, zo worden gelezen dat de voorzitters van die Raden die Raden in rechte vertegenwoordigen, behoudens wanneer de vergadering ontbonden of verdaagd is of wanneer de zitting gesloten is, in welk geval zij vertegenwoordigd worden door hun griffiers. [Bij beschikking van 12 februari 2003 heeft het Hof beslist dat de woorden « wanneer de vergadering ontbonden of verdaagd is of » moeten worden geschrapt in de tweede alinea van B.3.3.] B.3.4. Artikel 82 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 beperkt zich ertoe, wat de gemeenschappen en gewesten betreft, artikel 42, eerste lid, 1o, eerste zinsdeel, en artikel 705, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek aan te vullen. Het bevat geen regeling betreffende de geschillen die tot de bevoegdheid van hun raden behoren.

B.4. Aangezien de in het geding zijnde bepalingen aldus moeten worden geïnterpreteerd, bestaat het in de prejudiciële vraag gekritiseerde verschil in behandeling niet en behoeft de prejudiciële vraag geen antwoord.

Om die redenen, het Hof zegt voor recht : De prejudiciële vraag behoeft geen antwoord.

Aldus uitgesproken in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 14 januari 2003.

De griffier, P.-Y. Dutilleux.

De voorzitter, M. Melchior.

^