Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 28 november 2003

Uittreksel uit arrest nr. 125/2003 van 24 september 2003 Rolnummer 2574 In zake : de prejudiciële vraag over artikel 74/4bis van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verw Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters A. Arts en M. Melchior, en de rechters L. Fran(...)

bron
arbitragehof
numac
2003201748
pub.
28/11/2003
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

ARBITRAGEHOF


Uittreksel uit arrest nr. 125/2003 van 24 september 2003 Rolnummer 2574 In zake : de prejudiciële vraag over artikel 74/4bis van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen.

Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters A. Arts en M. Melchior, en de rechters L. François, P. Martens, R. Henneuse, M. Bossuyt, E. De Groot, L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman en E. Derycke, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter A. Arts, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij vonnis van 12 november 2002 in zake de vennootschap naar buitenlands recht Alfa Marine Group Ltd en de n.v. Manta Agencies tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 25 november 2002, heeft de Rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 74/4bis van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, ingevoegd bij de wet van 8 maart 1995, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in samenhang gelezen met artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en in samenhang gelezen met de algemene rechtsbeginselen (waaronder het redelijkheidsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel), a) in zoverre de verwerende vervoerder een Belgisch rechtscollege wordt ontzegd dat over voldoende rechtsmacht beschikt voor een volledige daadwerkelijke toetsing van de zaak en van de beslissing waarbij door de administratieve overheid aan de verwerende vervoerder een administratieve geldboete wordt opgelegd; b) in zoverre de personen aan wie een administratieve geldboete wordt opgelegd op grond van genoemd artikel 74/4bis , verstoken zijn van een daadwerkelijke en volledige jurisdictionele toetsing die het de rechter, ten aanzien van die boete, mogelijk maakt, enerzijds, verzachtende omstandigheden in aanmerking te nemen en, anderzijds, het bedrag ervan evenredig te maken naar gelang van de ernst van de gepleegde inbreuk ? » (...) III. In rechte (...) B.1. Het Hof wordt ondervraagd over de bestaanbaarheid van artikel 74/4bis van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, ingevoegd bij de wet van 8 maart 1995, met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en met algemene rechtsbeginselen, waaronder het redelijkheidsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel, in zoverre het beroep bij de rechtbank van eerste aanleg tegen de beslissing waarbij de in die bepaling bedoelde administratieve geldboete wordt opgelegd, geen beroep van volle rechtsmacht zou zijn, en de rechter bij de beoordeling ervan noch verzachtende omstandigheden in aanmerking zou kunnen nemen, noch het bedrag van de geldboete zou kunnen moduleren naar gelang van de ernst van de gepleegde inbreuk.

B.2. De in het geding zijnde bepaling luidt : « § 1. De minister of diens gemachtigde kan een administratieve geldboete van 3.750 EUR opleggen aan : 1o de openbare of private luchtvervoerder voor elke passagier die hij naar België vervoert, die niet in het bezit is van de in artikel 2 voorgeschreven stukken; 2o de openbare of private zeevervoerder voor elke passagier die hij naar België vervoert, die niet in het bezit is van de in artikel 2 voorgeschreven stukken; 3o de openbare of private vervoerder die internationaal vervoer van personen per autobus, autocar of minibus verricht - met uitzondering van grensverkeer - voor elke passagier die hij naar België vervoert, die niet in het bezit is van de in artikel 2 voorgeschreven stukken; 4o de openbare of private luchtvervoerder voor elke passagier die hij naar België brengt ter gelegenheid van een reis naar een derde land en die geen houder is van de stukken die voor luchthaventransit in België of voor toegang tot dat derde land vereist zijn; 5o de openbare of private zeevervoerder voor elke passagier die hij naar België brengt ter gelegenheid van een reis naar een derde land en die geen houder is van de stukken die voor toegang tot dat derde land vereist zijn; 6o de openbare of private vervoerder die internationaal vervoer van personen per autobus, autocar of minibus verricht - met uitzondering van grensverkeer - voor elke passagier die hij naar België vervoert ter gelegenheid van een reis naar een derde land en die geen houder is van de stukken die voor de doorreis in België of voor toegang tot dat derde land vereist zijn.

De administratieve geldboete kan worden verminderd overeenkomstig een protocolakkoord dat voorafgaandelijk wordt afgesloten tussen de vervoerder en de minister of diens gemachtigde.

De minister of diens gemachtigde bepaalt in het proces-verbaal waarbij de inbreuk wordt vastgesteld, het bedrag van de administratieve geldboete.

De beslissing waarbij de administratieve geldboete wordt opgelegd is onmiddellijk uitvoerbaar, niettegenstaande hoger beroep.

De rechtspersoon is burgerlijk aansprakelijk voor het betalen van de administratieve geldboete die aan zijn bestuurders, zijn leden van het leidinggevend en uitvoerend personeel, zijn aangestelden of lasthebbers wordt opgelegd. § 2. Het bedrag van de administratieve geldboete wordt teruggegeven, indien de minister of diens gemachtigde aan de vreemdeling die niet in het bezit is van de in artikel 2 voorgeschreven documenten, en die aan de grens gevraagd heeft als vluchteling erkend te worden, de toelating geeft om 's lands grondgebied te betreden.

Het bedrag van de administratieve geldboete wordt eveneens teruggegeven indien de Commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen conform artikel 63/3 beslist dat de betrokkene voorlopig wordt toegelaten tot binnenkomst in de hoedanigheid van kandidaat-vluchteling. § 3. Indien de vervoerder of diens vertegenwoordiger in gebreke blijft de administratieve geldboete onmiddellijk te betalen of te consigneren, kan de minister of diens gemachtigde beslissen tot inhouding van het vervoermiddel dat voor het vervoer werd gebruikt of van een ander vervoermiddel toebehorend aan dezelfde vervoerder.

De kosten en de risico's die gepaard gaan met het inhouden van het vervoermiddel vallen ten laste van de vervoerder. § 4. Het vervoermiddel blijft ingehouden totdat : 1o de vervoerder of diens vertegenwoordiger de administratieve geldboete betaalt; 2o de vervoerder of diens vertegenwoordiger de som van de administratieve geldboete consigneert bij de Deposito- en Consignatiekas; 3o de rechtbank van eerste aanleg beslist dat de administratieve geldboete niet verschuldigd is; 4o de minister of diens gemachtigde de toestemming geeft om het vervoermiddel vrij te geven voor vertrek. § 5. De vervoerder die de beslissing van de minister of van diens gemachtigde betwist, stelt op straffe van verval binnen een termijn van één maand te rekenen van de kennisgeving van de beslissing, bij wege van een verzoekschrift beroep in bij de rechtbank van eerste aanleg.

Indien de rechtbank van eerste aanleg het beroep van de vervoerder ontvankelijk en gegrond verklaart, wordt de betaalde of in consignatie gegeven som teruggegeven of wordt het ingehouden vervoermiddel vrijgegeven voor vertrek.

De rechtbank van eerste aanleg moet uitspraak doen binnen een maand te rekenen van de indiening van het in het eerste lid bedoelde verzoekschrift.

De tekst van het eerste lid wordt opgenomen in de beslissing waarbij de administratieve geldboete wordt opgelegd. § 6. Indien de vervoerder in gebreke blijft de geldboete te betalen, wordt de beslissing van de bevoegde ambtenaar of de in kracht van gewijsde gegane beslissing van de rechtbank van eerste aanleg ter kennis gebracht van de administratie van Belasting over de Toegevoegde Waarde, Registratie en Domeinen, met het oog op de invordering van het bedrag van de administratieve geldboete. § 7. Indien de vervoerder of diens vertegenwoordiger de som van de administratieve geldboete heeft geconsigneerd bij de Deposito- en Consignatiekas en indien hij binnen de hierboven vermelde termijn geen beroep heeft ingesteld bij de rechtbank van eerste aanleg, dan komt de in consignatie gegeven som ten goede aan de Staat. » B.3. Volgens de parlementaire voorbereiding van de in het geding zijnde bepaling strekt de administratieve geldboete ertoe « in eerste instantie de vervoersmaatschappijen ertoe te brengen een bepaalde prestatie te vervullen, die bestaat in het effectief controleren van de documenten van de passagiers. Deze geldboete heeft dus in de eerste plaats een preventieve werking op het oog : het feit dat de vervoerders het risico lopen te moeten betalen voor hun nalatigheid, moet hen ertoe aanzetten de nodige voorzorgsmaatregelen te treffen om te verhinderen dat er passagiers die niet over de vereiste inreisdocumenten beschikken naar België vervoerd worden » (Parl. St. , Senaat, 1994-1995, nr. 1272/1, pp. 6-7).

B.4. De in de in het geding zijnde bepaling bedoelde administratieve geldboete heeft tot doel de inbreuken begaan door de vervoerders die de door de wet opgelegde verplichtingen niet naleven, zonder onderscheid, te voorkomen en te bestraffen. Zij heeft derhalve in hoofdzaak een repressief karakter en is strafrechtelijk in de zin van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.

B.5. Het staat aan de wetgever te oordelen of het aangewezen is de administratie en de rechter te dwingen tot gestrengheid wanneer inbreuken inzonderheid het algemeen belang schaden. Maar indien hij van oordeel is dat de administratie de mogelijkheid moet hebben om de omvang van de sanctie te moduleren, dan mag niets van wat onder de beoordeling van de administratie valt aan de controle van de rechter kunnen ontsnappen.

B.6. Uit de parlementaire voorbereiding van de in het geding zijnde bepaling blijkt dat de rechter in het kader van de beoordeling van het beroep tegen de beslissing waarbij de administratieve geldboete wordt opgelegd niet zou mogen nagaan of de vervoerder enige schuld treft, daar de administratieve geldboete wettelijk verschuldigd zou zijn door het enkele feit dat een vreemdeling zonder geldige reisdocumenten naar België wordt gebracht (Parl. St. , Senaat, 1994-1995, nr. 1272/2, p. 11). Zulks gaat in tegen het algemeen beginsel dat de rechter steeds moet kunnen nagaan of iemand enige schuld treft, te dezen het nagaan of de vervoerder al dan niet de nodige maatregelen heeft genomen om te verhinderen dat dergelijke passagiers zonder geldige reisdocumenten het land worden binnengebracht.

B.7. Uit het gebruik van het woord « kan », zowel in de aanhef van het eerste lid als in het tweede lid van paragraaf 1 van de in het geding zijnde bepaling blijkt dat de minister of diens gemachtigde een, zij het beperkte, appreciatiebevoegdheid heeft, namelijk hetzij de administratieve geldboete niet op te leggen - bijvoorbeeld omdat de vervoerder geen enkele schuld treft -, hetzij het door de wetgever bepaalde forfaitaire en onveranderlijke bedrag van de administratieve geldboete op te leggen.

B.8. Rekening houdend met het feit dat het bedrag van de in het geding zijnde administratieve geldboete niet onevenredig is en met hetgeen is uiteengezet in B.5 en in B.7, dient de rechter bij wie een beroep is ingesteld tegen een beslissing waarbij aan de vervoerder de administratieve geldboete wordt opgelegd, te kunnen nagaan of de beslissing van de minister of zijn gemachtigde in rechte en in feite verantwoord is, in het bijzonder of de vervoerder enige schuld treft.

Binnen dezelfde grenzen van appreciatie als die van de minister of zijn gemachtigde, dient de rechter derhalve de opgelegde administratieve geldboete al dan niet te handhaven, zonder het bedrag ervan te kunnen moduleren.

In die interpretatie is de in het geding zijnde bepaling niet onbestaanbaar met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.

B.9. Het Hof dient zich ook nog uit te spreken over de vraag of de voormelde bepalingen zijn geschonden doordat de rechtbank van eerste aanleg, anders dan de correctionele rechtbank bij het bepalen van de strafsanctie waarin artikel 74/2 van de wet van 15 december 1980 voorziet, noch verzachtende omstandigheden in aanmerking kan nemen ten aanzien van de feiten die met een administratieve geldboete worden bestraft, noch op die gronden het bedrag van de administratieve geldboete kan moduleren.

B.10. Gelet op de overwegingen die hebben geleid tot het antwoord op het eerste onderdeel van de prejudiciële vraag, dient ook het tweede onderdeel ervan ontkennend te worden beantwoord.

B.11. Het in aanmerking nemen van het redelijkheidsbeginsel en van het evenredigheidsbeginsel leidt niet tot een andere conclusie.

Om die redenen, het Hof zegt voor recht : Onder voorbehoud van de in B.8 vermelde interpretatie schendt artikel 74/4bis van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen niet de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.

Aldus uitgesproken in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 24 september 2003.

De griffier, P.-Y. Dutilleux.

De voorzitter, A. Arts.

^