Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 27 oktober 2006

Uittreksel uit arrest nr. 154/2006 van 18 oktober 2006 Rolnummer 3844 In zake : het beroep tot gehele of gedeeltelijke vernietiging van de wet van 19 september 2005 tot regeling van een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondw Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters A. Arts en M. Melchior, en de rechters L. Lavr(...)

bron
arbitragehof
numac
2006203522
pub.
27/10/2006
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

ARBITRAGEHOF


Uittreksel uit arrest nr. 154/2006 van 18 oktober 2006 Rolnummer 3844 In zake : het beroep tot gehele of gedeeltelijke vernietiging van de wet van 19 september 2005 tot regeling van een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet, ingesteld door A. Mariën.

Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters A. Arts en M. Melchior, en de rechters L. Lavrysen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke en J. Spreutels, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter A. Arts, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 9 januari 2006 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 10 januari 2006, heeft A. Mariën, wonende te 2840 Rumst, Lazarusstraat 7, een beroep tot gehele of gedeeltelijke vernietiging ingesteld van de wet van 19 september 2005 « tot regeling van een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet » (wet tot wijziging van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, wat betreft de bevoegdheid van de comités tot aankoop van onroerende goederen voor meergemeentezones), bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 8 november 2005. (...) II. In rechte (...) B.1. De verzoeker vordert de gedeeltelijke vernietiging van artikel 2 van de wet van 19 september 2005 tot regeling van een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet (wet tot wijziging van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, wat betreft de bevoegdheid van de comités tot aankoop van onroerende goederen voor meergemeentezones), dat bepaalt : « Artikel 11, eerste lid, van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, wordt aangevuld als volgt : ' De politieraad is ook gemachtigd te onteigenen te algemenen nutte, zoals bedoeld in artikel 61, § 1 van de programmawet van 6 juli 1989. ' ».

B.2.1. De Ministerraad werpt op dat het ingediende verzoekschrift als onontvankelijk dient te worden afgewezen, omdat, enerzijds, de verzoeker niet doet blijken van een persoonlijk en rechtstreeks belang en, anderzijds, het verzoekschrift geen uiteenzetting van de feiten en de middelen bevat.

B.2.2. Zonder dat het nodig blijkt te zijn een standpunt in te nemen over de aan- of afwezigheid van het persoonlijke en rechtstreekse belang van de verzoeker, stelt het Hof vast dat te dezen de middelen die worden uiteengezet in het verzoekschrift niet zijn gericht tegen artikel 2 van de wet van 19 september 2005, maar betrekking hebben op onderscheiden bepalingen die de inhoudelijke en procedurele regeling van onteigeningen betreffen en die vervat zijn in verschillende artikelen van het Gerechtelijk Wetboek, de wet van 26 juli 1962 betreffende de rechtspleging bij hoogdringende omstandigheden inzake onteigening ten algemenen nutte, de wet van 17 april 1835 op de onteigening ten algemenen nutte, de gecoördineerde wetten op de Raad van State, de gecoördineerde wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen en de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap.

B.2.3. Naar luid van artikel 3, § 1, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, zijn de beroepen strekkende tot vernietiging van een wettelijke bepaling slechts ontvankelijk indien zij worden ingesteld binnen een termijn van zes maanden na de bekendmaking van de bestreden bepaling in het Belgisch Staatsblad .

De termijn waarbinnen de in B.2.2 vermelde bepalingen rechtstreeks kunnen worden aangevochten, is verstreken.

B.3. Hieruit volgt dat het beroep tot vernietiging laattijdig is ingesteld, zodat het onontvankelijk is.

Om die redenen, het Hof verwerpt het beroep.

Aldus uitgesproken in het Nederlands, het Frans en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 18 oktober 2006.

De griffier, P.-Y. Dutilleux.

De voorzitter, A. Arts.

^