Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 28 november 2007

Uittreksel uit arrest nr. 140/2007 van 14 november 2007 Rolnummer 4154 In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 10, derde lid, van de wet van 20 juli 2006 tot instelling van de Commissie voor de Modernisering van de Rechterlijke Or Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters M. Bossuyt en M. Melchior, de rechters P(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2007203402
pub.
28/11/2007
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 140/2007 van 14 november 2007 Rolnummer 4154 In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 10, derde lid, van de wet van 20 juli 2006 tot instelling van de Commissie voor de Modernisering van de Rechterlijke Orde en de Algemene Raad van de partners van de Rechterlijke Orde, ingesteld door Jan Geysen en anderen.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters M. Bossuyt en M. Melchior, de rechters P. Martens, R. Henneuse, E. De Groot en A. Alen, en, overeenkomstig artikel 60bis van de bijzondere wet van 6 januari 1989, emeritus voorzitter A. Arts, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van emeritus voorzitter A. Arts, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 28 februari 2007 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 1 maart 2007, is beroep tot vernietiging ingesteld van artikel 10, derde lid, van de wet van 20 juli 2006 tot instelling van de Commissie voor de Modernisering van de Rechterlijke Orde en de Algemene Raad van de partners van de Rechterlijke Orde (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 1 september 2006), door Jan Geysen, wonende te 1020 Brussel, Neerleest 4, Robert Blondiaux, wonende te 6061 Montignies-sur-Sambre, chaussée de Charleroi 450, Christophe Hanon, wonende te 1180 Brussel, Molenveltstraat 9, Danny Meirsschaut, wonende te 9031 Gent, Vinkendal 5, Guy Millet, wonende te 7030 Saint-Symphorien, avenue Albert-Elisabeth 29, Luc Drubbel, wonende te 8031 Assebroek, Jacobus van Belleghemstraat 24, Anne-Marie Degive, wonende te 6210 Les Bons Villers, rue de Bruxelles 118, Hilde Lens, wonende te 2800 Mechelen, Fortuinstraat 22, Stefaan D'Halleweyn, wonende te 2140 Borgerhout, Appelstraat 50, Dirk Torfs, wonende te 2140 Borgerhout, Baggenstraat 30, Pieter Wyckaert, wonende te 2018 Antwerpen, Mechelsesteenweg 208/9, Ingrid Van Orshaegen, wonende te 2140 Borgerhout, Arthur Matthijslaan 66, Tania Broeckx, wonende te 2550 Kontich, Reepkenslei 30, Jan Vermeir, wonende te 1570 Galmaarden, Wilderstraat 42, Ilse Camerlynck, wonende te 2600 Berchem, Waterloostraat 55, Johan Embrechts, wonende te 2650 Edegem, Andreas Vesaliuslaan 5, Claude Dedoyard, wonende te 1000 Brussel, Verversstraat 2, en Stephanie Steylemans, wonende te 2970 Schilde-'s Gravenwezel, Paviljoendreef 23. (...) II. In rechte (...) B.1. Artikel 10 van de wet van 20 juli 2006 « tot instelling van de Commissie voor de Modernisering van de Rechterlijke Orde en de Algemene Raad van de partners van de Rechterlijke Orde » (hierna : wet van 20 juli 2006) luidt : « Er wordt een Algemene Raad van de partners van de Rechterlijke Orde opgericht, hierna de Algemene Raad genoemd, die ermee wordt belast aan de Commissie initiatieven ter bevordering van de modernisering van Justitie voor te stellen.

Hij kan uit zijn leden werkgroepen samenstellen waaraan hij bijzondere taken toevertrouwt.

Deze Raad is samengesteld uit : - twee leden aangewezen door het Hof van Cassatie; het eerste maakt deel uit van de zetel en is aangewezen door de eerste voorzitter, het andere maakt deel uit van het parket van het Hof en is aangewezen door de procureur-generaal; - vier leden aangewezen door de eerste voorzitters van de hoven van beroep en van de arbeidshoven; twee van de vier komen uit een rechtbank van eerste aanleg; - twee leden aangewezen door het College van procureurs-generaal; - twee leden aangewezen door de Raad van de procureurs des Konings; - een vrederechter en een politierechter aangewezen door de Minister van Justitie; - de directeur-generaal van de Rechterlijke Orde van de federale overheidsdienst Justitie; - een lid aangewezen door de Orde van Vlaamse Balies; - een lid aangewezen door de Ordre des barreaux francophones et germanophone; - twee leden aangewezen door de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders; - twee leden aangewezen door de Nationale Kamer van notarissen; - twee leden van het personeel van de secretariaten van de parketten en van de auditoraten, aangewezen door de Minister van Justitie; - twee leden van het personeel van de griffies, aangewezen door de Minister van Justitie; - twee personen die beschikken over een grondige ervaring die nuttig is voor het uitoefenen van de bevoegdheden van de Algemene Raad van de partners van de Rechterlijke Orde, aangewezen door de Minister van Justitie.

Aan deze Raad worden twee leden van de Hoge Raad voor de Justitie, aangewezen door de algemene vergadering, toegevoegd als waarnemer zonder stemrecht.

De voorzitter en de ondervoorzitter van de Commissie zijn van rechtswege lid van de Algemene Raad van de partners van de Rechterlijke Orde ».

B.2. De verzoekende partijen vorderen de vernietiging van het derde lid van dat artikel en beroepen zich daarbij op hun hoedanigheid van arbeidsauditeur, eerste substituut-arbeidsauditeur of substituut-arbeidsauditeur. Sommigen beroepen zich eveneens op hun hoedanigheid van lid van de Raad van arbeidsauditeurs.

B.3. Zij leiden een enig middel af uit de schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat de Raad van arbeidsauditeurs, in tegenstelling tot de Raad van procureurs des Konings, geen leden van de Algemene Raad van de partners van de Rechterlijke Orde kan aanwijzen.

B.4. Volgens het eerste lid van artikel 10 van de wet van 20 juli 2006 wordt de Algemene Raad van de partners van de Rechterlijke Orde ermee belast initiatieven ter bevordering van de modernisering van Justitie voor te stellen aan de Commissie voor de Modernisering van de Rechterlijke Orde.

De Commissie voor de Modernisering van de Rechterlijke Orde is, naar luid van artikel 2 van de wet van 20 juli 2006, opgericht bij de Federale Overheidsdienst Justitie, maar voert haar opdrachten in alle onafhankelijkheid uit. Ze is belast met elke actie die de modernisering van het beheer van de rechterlijke orde tot doel heeft (artikel 3 van de wet van 20 juli 2006).

B.5.1. Volgens het derde lid van artikel 10 van de wet van 20 juli 2006 (de bestreden bepaling) is de Algemene Raad van de partners van de Rechterlijke Orde samengesteld uit leden die daartoe door de in die bepaling opgesomde instellingen en overheden worden aangewezen.

Tijdens de parlementaire voorbereiding werd beklemtoond dat de bepaling bewust zo werd geformuleerd dat de leden worden aangewezen door de bedoelde instellingen en overheden, maar niet noodzakelijk uit die instellingen en overheden afkomstig moeten zijn, behoudens wanneer het uitdrukkelijk anders werd bepaald (Parl. St., Senaat, 2005-2006, nr. 3-1720/3, p. 47).

B.5.2. In de Algemene Raad van de partners van de Rechterlijke Orde hebben, onder meer, twee leden zitting die worden aangewezen door de Raad van de procureurs des Konings, maar geen leden die worden aangewezen door de Raad van de arbeidsauditeurs.

B.6. Zoals de afdeling wetgeving van de Raad van State heeft opgemerkt in haar advies over het voorontwerp dat heeft geleid tot de bestreden wet, hebben de Commissie voor de Modernisering van de Rechterlijke Orde en de Algemene Raad van de partners van de Rechterlijke Orde geen bevoegdheid om aan derden verplichtingen op te leggen en zijn hun adviezen niet bindend voor de overheid (Parl. St., Senaat, 2005-2006, nr. 3-1720/1, p. 41).

De afdeling wetgeving van de Raad van State merkte eveneens op dat de leden van de Algemene Raad van de partners van de Rechterlijke Orde niet kunnen worden beschouwd als vertegenwoordigers van de instellingen of overheden die hen hebben aangewezen « daar deze instellingen of overheden die personen niet bekleden met welk mandaat ook om deel te nemen aan de werkzaamheden en vergaderingen van de Algemene Raad » (ibid., p. 43).

B.7. Het staat aan de wetgever te oordelen of het aangewezen is om, met het oog op de modernisering van het beheer van de rechterlijke orde, een adviesorgaan op te richten.

Het staat eveneens aan de wetgever om, indien tot de oprichting van een dergelijk orgaan wordt besloten, de samenstelling ervan te bepalen.

B.8. Tot de rechten en vrijheden die aan de Belgen zijn toegekend en die bijgevolg krachtens de artikelen 10 en 11 van de Grondwet zonder discriminatie moeten worden verzekerd, behoort niet een recht om zitting te nemen in of leden aan te wijzen van een orgaan dat uitsluitend bevoegd is om, op het vlak van de modernisering van het beheer van de rechterlijke orde, niet-bindende adviezen te verstrekken aan de overheid.

B.9. Zelfs wanneer de onmogelijkheid voor de Raad van arbeidsauditeurs om leden aan te wijzen van de Algemene Raad van de partners van de Rechterlijke Orde op een vergetelheid van de wetgever zou berusten, brengt dit niet met zich mee dat de bestreden bepaling onbestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.

Het Hof stelt overigens vast dat de belangen van de arbeidsauditeurs in de Algemene Raad kunnen worden behartigd door onder meer de door het College van procureurs-generaal aangewezen leden en dat arbeidsauditeurs, met toepassing van artikel 11 van de wet van 20 juli 2006, als deskundigen kunnen worden uitgenodigd op de vergaderingen van de Algemene Raad.

B.10. Het middel is niet gegrond.

Om die redenen, het Hof verwerpt het beroep.

Aldus uitgesproken in het Nederlands, het Frans en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989, op de openbare terechtzitting van 14 november 2007, door voorzitter M. Bossuyt ter vervanging van emeritus voorzitter A. Arts, wettig verhinderd.

De griffier, P.-Y. Dutilleux.

De voorzitter, M. Bossuyt.

^