Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 19 september 2008

Uittreksel uit arrest nr. 125/2008 van 1 september 2008 Rolnummer 4286 In zake : het beroep tot vernietiging van de artikelen 22, 27 en 28 van de wet van 1 maart 2007 houdende diverse bepalingen (wijziging van de wet van 26 juni 1963 (...) Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en M. Bossuyt, en de rechter(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2008203199
pub.
19/09/2008
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 125/2008 van 1 september 2008 Rolnummer 4286 In zake : het beroep tot vernietiging van de artikelen 22, 27 en 28 van de wet van 1 maart 2007 houdende diverse bepalingen (III) (wijziging van de wet van 26 juni 1963 tot instelling van een Orde van architecten), ingesteld door de Koninklijke Federatie der Architectenverenigingen van België en anderen.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en M. Bossuyt, en de rechters R. Henneuse, E. De Groot, A. Alen, J.-P. Snappe en J. Spreutels, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter M. Melchior, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 13 september 2007 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 17 september 2007, is beroep tot vernietiging ingesteld van de artikelen 22, 27 en 28 van de wet van 1 maart 2007 houdende diverse bepalingen (III) (wijziging van de wet van 26 juni 1963 tot instelling van een Orde van architecten), bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 14 maart 2007, door de Koninklijke Federatie der Architectenverenigingen van België, met zetel te 1000 Brussel, Ernest Allardstraat 21, Benoît Gallez, wonende te 1400 Nijvel, rue de Monstreux 18, Jean-Marie Fauconnier, wonende te 4130 Tilff, avenue Sur Cortil 143, Jean-Pierre De Jaegere, wonende te 2970 's Gravenwezel, Tulpenlaan 26, Philippe Laporta, wonende te 1200 Brussel, Marie-Josélaan 94, en Philippe Mousset, wonende te 6200 Bouffioulx, rue Solvay 59. (...) II. In rechte (...) B.1.1. Artikel 22 van de wet van 1 maart 2007 « houdende diverse bepalingen (III) » wijzigt artikel 11 van de wet van 26 juni 1963 « tot instelling van een Orde van architecten ».

Zoals gewijzigd bij artikel 3 van het koninklijk besluit van 12 september 1990 « tot wijziging van de wet van 26 juni 1963 tot instelling van een Orde van architecten » en bij artikel 55 van de programmawet van 10 februari 1998 « tot bevordering van het zelfstandig ondernemerschap », bepaalde artikel 11 van de wet van 26 juni 1963 : « De gewone en plaatsvervangende leden van de raad van de Orde worden voor een termijn van vier jaar gekozen onder de leden van de Orde die onderdaan zijn van een Lid-Staat van de Europese Economische Gemeenschap of een andere staat die partij is bij het Akkoord betreffende de Europese Economische Ruimte, ten minste vijfendertig jaar oud zijn, ten minste sedert één jaar ingeschreven zijn op de tabel van de raad van de Orde waarvoor zij kandidaat zijn, en ten minste sedert vijf jaar op een van de tabellen van de Orde, en onder voorbehoud van de beschikkingen voorzien bij artikel 42 § 3, geen tuchtstraf hebben opgelopen.

De Belgen bedoeld in het tweede lid van artikel 8 zijn echter niet verkiesbaar voor de raden van de Orde.

De raad wordt om de twee jaar voor de helft vernieuwd.

De leden mogen achtereenvolgens niet meer dan twee mandaten uitoefenen ».

Artikel 22 van de wet van 1 maart 2007 brengt in die bepaling de volgende wijzigingen aan : « 1° in het eerste lid wordt het woord ' vier ' vervangen door het woord ' zes '; 2° het tweede lid wordt opgeheven;3° in het vroegere derde lid, dat het tweede lid is geworden wordt het woord ' twee ' vervangen door het woord ' drie ' ». B.1.2. Artikel 27 van de wet van 1 maart 2007 wijzigt artikel 28, eerste lid, van de wet van 26 juni 1963, dat bepaalde : « De nederlandstalige raad van beroep en de franstalige raad van beroep bestaan ieder uit drie raadsheren, titularis of honorair, bij het Hof van beroep, die door de Koning voor een termijn van vier jaar worden aangewezen, die medebeslissende stem hebben en van wie een het ambt van voorzitter waarneemt, alsmede uit drie andere leden, door het lot aangewezen onder de leden van de raden van de Orde die de voor de rechtspleging geldende taal gebruiken en die deel uitmaken van verschillende raden van de Orde ».

Artikel 27 van de wet van 1 maart 2007 vervangt in die bepaling het woord « vier » door het woord « zes ».

B.1.3. Artikel 28 van de wet van 1 maart 2007 bepaalt : « De wijzigingen bedoeld in dit hoofdstuk zijn van toepassing op de lopende mandaten binnen de organen opgesomd in artikel 6 van dezelfde wet ».

B.2. Uit de uiteenzetting van de middelen in het verzoekschrift blijkt dat die alleen zijn gericht tegen artikel 22, 1° en 3°, artikel 27 en artikel 28, in zoverre in dat laatste artikel naar de voorgaande bepalingen wordt verwezen.

Het Hof beperkt zijn onderzoek derhalve tot die bepalingen.

Ten aanzien van de bevoegdheid van het Hof B.3. Uit de uiteenzettingen van het verzoekschrift blijkt dat het Hof in het eerste onderdeel van het eerste middel wordt verzocht zich uit te spreken over de bestaanbaarheid, met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met het beginsel van rechtszekerheid, van de artikelen 22, 1° en 3°, en 28 van de wet van 1 maart 2007, in zoverre de gecombineerde toepassing van die bestreden bepalingen onmogelijk zou zijn, zodat die een verschil in behandeling zouden invoeren tussen de leden van de Orde van architecten en de leden van andere beroepsorden die, in tegenstelling tot de architecten, niet zouden zijn onderworpen aan beslissingen van de organen van hun Orde waarvan de geldigheid zou kunnen worden betwist doordat de wettigheid van de samenstelling ervan onzeker is.

B.4. De moeilijkheden inzake de toepassing van een wet ontsnappen aan de bevoegdheid van het Hof, zodat het eerste onderdeel van het eerste middel niet ontvankelijk is.

Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het derde middel B.5. Uit de uiteenzetting van het verzoekschrift blijkt dat het Hof in het derde middel wordt verzocht zich uit te spreken over de bestaanbaarheid van artikel 28 van de wet van 1 maart 2007 met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre de bestreden bepaling een verschil in behandeling zou invoeren tussen, enerzijds, de architecten die voldoen aan de voorwaarden om te worden verkozen in een van de raden van de Orde van architecten en, anderzijds, de andere beroepsbeoefenaars die in een beroepsorde zijn verenigd.

De verzoekers zijn van mening dat de bestreden bepaling de eerstgenoemde categorie het recht ontzegt om de leden van de raden van de Orde die in functie waren bij de inwerkingtreding van de bestreden bepaling, binnen de bepaalde termijn te vervangen. Zij voeren aan dat, indien de wetgever zou beslissen de duur van het mandaat van de leden van de organen van de andere beroepsorden te verlengen, hij de personen van de tweede categorie niet het recht zou ontnemen om de leden van de organen van de Orde die in functie zijn bij de inwerkingtreding van een dergelijke hervorming, binnen de bepaalde termijn te vervangen, of op zijn minst de aantasting van dat recht zou verantwoorden.

B.6. Daar de situatie van de tweede categorie van personen hypothetisch is, kan het aangevoerde verschil in behandeling niet worden onderzocht.

B.7. Het derde middel is niet ontvankelijk.

Ten gronde Wat het tweede onderdeel van het eerste middel betreft B.8. Uit de uiteenzettingen van het verzoekschrift blijkt dat het Hof in het tweede onderdeel van het eerste middel wordt verzocht zich uit te spreken over de bestaanbaarheid van artikel 28 van de wet van 1 maart 2007 met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met het beginsel van rechtszekerheid, in zoverre de bestreden bepaling een verschil in behandeling zou invoeren tussen, enerzijds, de architecten en, anderzijds, de andere beroepsbeoefenaars die binnen een beroepsorde zijn verenigd, waarbij alleen de laatstgenoemden, volgens de verzoekers, de duur van het mandaat van de leden van de nationale raad van hun beroepsorde met zekerheid kunnen kennen.

B.9. Artikel 6 van de wet van 26 juni 1963 waarnaar in artikel 28 van de wet van 1 maart 2007 wordt verwezen, bepaalt : « De organen van de Orde zijn : 1° De raden van de Orde;2° De raden van beroep;3° De nationale raad van de Orde ». B.10. Tijdens de parlementaire voorbereiding van artikel 28 van de wet van 1 maart 2007 is verklaard dat die bepaling « beoogt dat de mandaten van de leden van de nationale raad verlengd worden van vier naar zes jaar » (Parl. St., Kamer, 2006-2007, DOC 51-2760/1, p. 41).

B.11. Het Hof kan echter de zin van een wetsbepaling niet ombuigen door verklaringen die aan de aanneming ervan zijn voorafgegaan, te laten voorgaan op de duidelijke tekst van die bepaling.

B.12. Volgens de bewoordingen ervan heeft artikel 28 van de wet van 1 maart 2007 echter alleen tot doel de toepassing in de tijd te regelen van de wijzigingen die de artikelen 22 tot 27 van dezelfde wet aanbrengen in de wet van 26 juni 1963.

De artikelen 22, 1°, en 27 van de wet van 1 maart 2007 wijzigen respectievelijk de duur van het mandaat van de leden van de raden van de Orde en die van het mandaat van sommige leden van de twee raden van beroep. Geen enkele van de andere bij de artikelen 22 tot 27 van die wet ingevoerde wijzigingen heeft betrekking op de duur van het mandaat van de leden van de nationale raad van de Orde van architecten, zoals die vastgesteld blijft bij artikel 34 van de wet van 26 juni 1963, bepaling die, na de wijziging ervan bij artikel 56 van de programmawet van 10 februari 1998 en bij artikel 11 van de wet van 15 februari 2006 « betreffende de uitoefening van het beroep van architect in het kader van een rechtspersoon », bepaalt : « De nationale raad van de Orde van architecten bestaat uit : a) tien gewone leden en tien plaatsvervangende leden, die zitting hebben bij verhindering van de gewone leden door de raden van de Orde onder hun leden gekozen voor een termijn van vier jaar, naar rata van een gewoon en een plaatsvervangend lid per raad;b) twee leden, voor een termijn van vier jaar door de Koning benoemd onder de gemeentelijke of provinciale architecten-ambtenaars;c) vier leden, architecten, voor een termijn van vier jaar door de Koning benoemd en op de volgende wijze gekozen : één onder de leden van het onderwijzend personeel van de rijksscholen voor bouwkunde; één onder de leden van het onderwijzend personeel van de gesubsidieerde officiële scholen voor bouwkunde; en twee onder de leden van het onderwijzend personeel van de gesubsidieerde vrije scholen voor bouwkunde; d) twee leden, door de Koning benoemd onder de ingenieurs architecten en de burgerlijk bouwkundig ingenieurs, professors aan een universiteit, de ene voor het officieel onderwijs, de andere voor het vrij onderwijs;e) twee leden, door de Koning voor een termijn van vier jaar benoemd onder de architecten ambtenaar of beambte in overheidsdienst. De nationale raad van de Orde wordt bijgestaan door een rechtskundig bijzitter en een plaatsvervangend rechtskundig bijzitter, die door de Koning worden benoemd. De rechtskundige bijzitter heeft raadgevende stem.

Hij wordt gekozen onder de voorzitters en de raadsheren, werkende magistraten of eremagistraten, bij het Hof van Beroep te Brussel, of onder de advocaten van de balie te Brussel, die sedert ten minste tien jaar op een tabel van de Orde van Advocaten zijn ingeschreven. Hij heeft een grondige kennis van de beide landstalen.

De Koning benoemt onder dezelfde voorwaarden een plaatsvervangend rechtskundig bijzitter ».

B.13. Uit hetgeen voorafgaat vloeit voort dat de verwijzing naar artikel 6 van de wet van 26 juni 1963 in artikel 28 van de wet van 1 maart 2007 het niet mogelijk maakt te beschouwen dat die bepaling de duur van het mandaat van de leden van de nationale raad van de Orde van architecten verlengt, daar die duidelijk vastgesteld blijft bij artikel 34 van de wet van 26 juni 1963.

B.14. Het aangevoerde verschil in behandeling bestaat derhalve niet, zodat het tweede onderdeel van het eerste middel niet gegrond is.

Wat het tweede middel betreft B.15. Uit de uiteenzettingen van het verzoekschrift blijkt dat het Hof in het tweede middel wordt verzocht zich uit te spreken over de bestaanbaarheid van de artikelen 22, 1°, 27 en 28 van de wet van 1 maart 2007 met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre de bestreden bepalingen een verschil in behandeling zouden invoeren tussen twee categorieën van leden van de nationale raad van de Orde van architecten : enerzijds, diegenen die zijn gekozen door de raden van de Orde en, anderzijds, diegenen die door de Koning zijn benoemd.

De duur van het mandaat van de eerstgenoemden zou zes jaar bedragen, terwijl die van het mandaat van de laatstgenoemden vier jaar zou blijven.

B.16. Zoals in B.9 tot B.13 is opgemerkt, wijzigt geen enkele van de bestreden bepalingen de duur van het mandaat van de leden van de nationale raad van de Orde van architecten.

Het aangevoerde verschil in behandeling bestaat derhalve niet, zodat het tweede middel niet gegrond is.

Om die redenen, het Hof verwerpt het beroep.

Aldus uitgesproken in het Frans, het Nederlands en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989, op de openbare terechtzitting van 1 september 2008.

De griffier, P.-Y. Dutilleux.

De voorzitter, M. Melchior.

^