Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 20 mei 2009

Uittreksel uit arrest nr. 70/2009 van 23 april 2009 Rolnummers 4432, 4433 en 4446 In zake : de prejudiciële vragen over artikel 162bis van het Wetboek van strafvordering, zoals ingevoegd bij artikel 9 van de wet van 21 april 2007 betreffen Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters M. Bossuyt en M. Melchior, en de rechter(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2009202041
pub.
20/05/2009
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 70/2009 van 23 april 2009 Rolnummers 4432, 4433 en 4446 In zake : de prejudiciële vragen over artikel 162bis van het Wetboek van strafvordering, zoals ingevoegd bij artikel 9 van de wet van 21 april 2007 betreffende de verhaalbaarheid van de erelonen en de kosten verbonden aan de bijstand van een advocaat, gesteld door de Politierechtbank te Brugge.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters M. Bossuyt en M. Melchior, en de rechters P. Martens, R. Henneuse, E. De Groot, L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, J. Spreutels en T. Merckx-Van Goey, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter M. Bossuyt, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging a. Bij twee vonnissen van 12 februari 2008 in zake Diane Vanhoecke en Roland Coessens tegen Eugeen Deschuytter en de nv « APRA Ongevallen », en in zake het openbaar ministerie tegen Christof Mortier, in aanwezigheid van de nv « Winterthur-Europe Verzekeringen », vrijwillig tussenkomende partij, en Nani Ratiani en Nikoloz Kipiani, burgerlijke partijen, waarvan de expedities ter griffie van het Hof zijn ingekomen op 18 februari 2008, heeft de Politierechtbank te Brugge de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 162bis van het Wetboek van strafvordering, zoals ingevoegd door de wet van 21 april 2007 [betreffende de verhaalbaarheid van de erelonen en de kosten verbonden aan de bijstand van een advocaat], het gelijkheidsbeginsel, zoals vastgelegd in de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat het voorziet dat (in een vonnis uitgesproken door een strafrechtbank) enkel de beklaagde en de personen die voor het misdrijf burgerrechtelijk aansprakelijk zijn veroordeeld worden tot het betalen aan de burgerlijke partij van de rechtsplegingsvergoeding en dus niet de vrijwillig of gedwongen tussenkomende partij (verzekeringsmaatschappij), terwijl deze laatste in een vonnis uitgesproken door een burgerlijke rechtbank wel moet (minstens kan) veroordeeld worden tot het betalen van de rechtsplegingsvergoeding zodra ze aanzien wordt als ' in het ongelijk gestelde partij ' ? ».b. Bij vonnis van 11 maart 2008 in zake Caroline Van Middel tegen Noël Clarie en de nv « AXA Royale Belge », waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 26 maart 2008, heeft de Politierechtbank te Brugge dezelfde prejudiciële vraag gesteld. Die zaken, ingeschreven onder de nummers 4432, 4433 en 4446 van de rol van het Hof, werden samengevoegd. (...) III. In rechte (...) B.1.1. De prejudiciële vragen hebben betrekking op artikel 162bis van het Wetboek van strafvordering, zoals ingevoegd bij artikel 9 van de wet van 21 april 2007 betreffende de verhaalbaarheid van de erelonen en de kosten verbonden aan de bijstand van een advocaat. Artikel 9 van de voormelde wet wijzigt, samen met de artikelen 8, 10, 11 en 12, verschillende bepalingen van het Wetboek van strafvordering, teneinde het beginsel van de verhaalbaarheid gedeeltelijk uit te breiden tot de door de strafgerechten berechte zaken.

B.1.2. Artikel 162bis van het Wetboek van strafvordering bepaalt : « Ieder veroordelend vonnis, uitgesproken tegen de beklaagde en tegen de personen die voor het misdrijf burgerrechtelijk aansprakelijk zijn, veroordeelt hen tot het betalen aan de burgerlijke partij van de rechtsplegingsvergoeding bedoeld in artikel 1022 van het Gerechtelijk Wetboek.

De burgerlijke partij die rechtstreeks heeft gedagvaard en die in het ongelijk wordt gesteld, zal veroordeeld worden tot het aan de beklaagde betalen van de vergoeding bedoeld in artikel 1022 van het Gerechtelijk Wetboek. De vergoeding wordt bepaald door het vonnis ».

B.2. Uit de vonnissen waarbij het Hof wordt ondervraagd, blijkt dat de verwijzende rechter, in elke zaak, de beklaagde en diens verzekeraar, vrijwillig tussenkomende partij, in solidum heeft veroordeeld tot het vergoeden van de burgerlijke partijen.

B.3. Het Hof beperkt zijn onderzoek tot de hypothese waarin een strafgerecht, dat de beklaagde en diens verzekeraar in solidum heeft veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding, hen niet eveneens in solidum zou kunnen veroordelen tot betaling van de rechtsplegingsvergoeding van artikel 1022 van het Gerechtelijk Wetboek.

B.4. Artikel 82, derde lid, van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst bepaalt : « De verzekeraar betaalt, zelfs boven de dekkingsgrenzen, de kosten betreffende burgerlijke rechtsvorderingen, alsook de honoraria en de kosten van de advocaten en de deskundigen, maar alleen in zover die kosten door hem of met zijn toestemming zijn gemaakt of, in geval van belangenconflict dat niet te wijten is aan de verzekerde, voor zover die kosten niet onredelijk zijn gemaakt ».

B.5. Artikel 89, § 5, van dezelfde wet bepaalt : « Wanneer het geding tegen de verzekerde is ingesteld voor het strafgerecht, kan de verzekeraar door de benadeelde of door de verzekerde in de zaak worden betrokken en kan hij vrijwillig tussenkomen, onder dezelfde voorwaarden als zou de vordering voor het burgerlijk gerecht gebracht zijn, maar het strafgerecht kan geen uitspraak doen over de rechten die de verzekeraar kan doen gelden tegenover de verzekerde of de verzekeringnemer ».

B.6. Krachtens artikel 601bis van het Gerechtelijk Wetboek neemt de politierechtbank kennis van alle vorderingen tot vergoeding van schade ontstaan uit een verkeersongeval.

B.7. Aangezien de Politierechtbank oordeelt dat zij, indien zij zitting zou houden in burgerlijke zaken, de beklaagde en diens verzekeraar in solidum zou kunnen veroordelen tot een schadevergoeding en tot de rechtsplegingsvergoeding van artikel 1022 van het Gerechtelijk Wetboek, kan zij, wanneer zij uitspraak doet over de burgerlijke rechtsvordering terwijl zij zitting houdt in strafzaken, dezelfde veroordelingen uitspreken met toepassing van artikel 89, § 5, van de wet van 25 juni 1992, ook al voorziet artikel 162bis van het Wetboek van strafvordering niet expliciet in die hypothese.

B.8. Uit hetgeen voorafgaat volgt dat het in de prejudiciële vragen vermelde verschil in behandeling niet bestaat.

B.9. De prejudiciële vragen dienen ontkennend te worden beantwoord.

Om die redenen, het Hof zegt voor recht : Artikel 162bis van het Wetboek van strafvordering, ingevoegd bij artikel 9 van de wet van 21 april 2007 betreffende de verhaalbaarheid van de erelonen en de kosten verbonden aan de bijstand van een advocaat, schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet.

Aldus uitgesproken in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989, op de openbare terechtzitting van 23 april 2009.

De griffier, P.-Y. Dutilleux.

De voorzitter, M. Bossuyt.

^