Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 17 november 2010

Uittreksel uit arrest nr. 99/2010 van 16 september 2010 Rolnummers : 4761, 4778 en 4779 In zake : de beroepen tot gehele of gedeeltelijke vernietiging van de artikelen 38 en 39 van de Economische Herstelwet van 27 maart 2009 en van de art Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en M. Bossuyt, en de rechter(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2010204946
pub.
17/11/2010
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

Uittreksel uit arrest nr. 99/2010 van 16 september 2010 Rolnummers : 4761, 4778 en 4779 In zake : de beroepen tot gehele of gedeeltelijke vernietiging van de artikelen 38 en 39 van de Economische Herstel wet van 27 maart 2009Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/03/2009 pub. 19/02/2010 numac 2010000056 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Economische herstelwet type wet prom. 27/03/2009 pub. 25/05/2010 numac 2010000281 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Economische Herstelwet type wet prom. 27/03/2009 pub. 07/04/2009 numac 2009201450 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Economische Herstelwet sluiten en van de artikelen 14 en 15 van de wet van 20 december 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/12/2002 pub. 20/01/2003 numac 2002013513 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg 20 DECEMBER 2002 Wet betreffende de bescherming van de preventieadviseurs type wet prom. 20/12/2002 pub. 29/01/2003 numac 2002011523 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de minnelijke invordering van schulden van de consument type wet prom. 20/12/2002 pub. 20/01/2003 numac 2002013512 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek naar aanleiding van de wet van 20 december 2002 betreffende de bescherming van de preventieadviseurs sluiten betreffende de minnelijke invordering van schulden van de consument, ingesteld door Daniela Coco en anderen, de « Ordre des barreaux francophones et germanophone » en de Orde van Vlaamse balies.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en M. Bossuyt, en de rechters R. Henneuse, E. De Groot, L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, J. Spreutels, T. Merckx-Van Goey en P. Nihoul, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter M. Melchior, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de beroepen en rechtspleging a. Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 7 augustus 2009 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 10 augustus 2009, is beroep tot vernietiging ingesteld van de artikelen 38 en 39 van de Economische Herstel wet van 27 maart 2009Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/03/2009 pub. 19/02/2010 numac 2010000056 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Economische herstelwet type wet prom. 27/03/2009 pub. 25/05/2010 numac 2010000281 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Economische Herstelwet type wet prom. 27/03/2009 pub. 07/04/2009 numac 2009201450 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Economische Herstelwet sluiten en van de artikelen 14 en 15 van de wet van 20 december 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/12/2002 pub. 20/01/2003 numac 2002013513 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg 20 DECEMBER 2002 Wet betreffende de bescherming van de preventieadviseurs type wet prom. 20/12/2002 pub. 29/01/2003 numac 2002011523 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de minnelijke invordering van schulden van de consument type wet prom. 20/12/2002 pub. 20/01/2003 numac 2002013512 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek naar aanleiding van de wet van 20 december 2002 betreffende de bescherming van de preventieadviseurs sluiten betreffende de minnelijke invordering van schulden van de consument (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 7 april 2009 en 29 januari 2003, tweede editie), door Daniela Coco, wonende te 1030 Brussel, Saffierstraat 28, Armand Broder, wonende te 1000 Brussel, Koningsgalerij 18, Marc Snoeck, wonende te 1050 Brussel, Klauwaartslaan 15, Michel Forges, wonende te 1200 Brussel, Tiendagwandlaan 85, Philippe Marcus Helmons, wonende te 1030 Brussel, Azalealaan 20, Daniel D'Ath, wonende te 1180 Brussel, Mariannestraat 4, Walter De Brakeleer, wonende te 1950 Kraainem, Baron Albert d'Huartlaan 254, Colette Fraiteur, wonende te 1180 Brussel, d'Orbaixlaan 18, François Van de Mensbrugghe, wonende te 1050 Brussel, Mauricelaan 27, en Nathalie Penning, wonende te 1652 Alsemberg, Dikkemeerweg 172.b. Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 6 oktober 2009 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 7 oktober 2009, heeft de « Ordre des barreaux francophones et germanophone », met zetel te 1050 Brussel, Gulden-Vlieslaan 65, beroep tot gedeeltelijke vernietiging ingesteld van de artikelen 38 en 39 van de Economische Herstel wet van 27 maart 2009Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/03/2009 pub. 19/02/2010 numac 2010000056 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Economische herstelwet type wet prom. 27/03/2009 pub. 25/05/2010 numac 2010000281 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Economische Herstelwet type wet prom. 27/03/2009 pub. 07/04/2009 numac 2009201450 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Economische Herstelwet sluiten (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 7 april 2009).c. Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 6 oktober 2009 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 7 oktober 2009, heeft de Orde van Vlaamse balies, met zetel te 1000 Brussel, Koningsstraat 148, beroep tot gehele of gedeeltelijke vernietiging ingesteld van de artikelen 38 en 39 van dezelfde wet. Die zaken, ingeschreven onder de nummers 4761, 4778 en 4779 van de rol van het Hof, werden samengevoegd. (...) II. In rechte (...) Ten aanzien van het onderwerp van de beroepen B.1.1. De verzoekende partijen in de zaak nr. 4761 vorderen de vernietiging van de artikelen 38 en 39 van de Economische Herstel wet van 27 maart 2009Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/03/2009 pub. 19/02/2010 numac 2010000056 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Economische herstelwet type wet prom. 27/03/2009 pub. 25/05/2010 numac 2010000281 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Economische Herstelwet type wet prom. 27/03/2009 pub. 07/04/2009 numac 2009201450 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Economische Herstelwet sluiten, die de artikelen 2, §§ 1 en 2, en 6, § 2, van de wet van 20 december 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/12/2002 pub. 20/01/2003 numac 2002013513 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg 20 DECEMBER 2002 Wet betreffende de bescherming van de preventieadviseurs type wet prom. 20/12/2002 pub. 29/01/2003 numac 2002011523 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de minnelijke invordering van schulden van de consument type wet prom. 20/12/2002 pub. 20/01/2003 numac 2002013512 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek naar aanleiding van de wet van 20 december 2002 betreffende de bescherming van de preventieadviseurs sluiten betreffende de minnelijke invordering van schulden van de consument wijzigen, alsook de vernietiging van de artikelen 14 en 15 van die laatste wet.

B.1.2. De artikelen 14 en 15 van de wet van 20 december 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/12/2002 pub. 20/01/2003 numac 2002013513 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg 20 DECEMBER 2002 Wet betreffende de bescherming van de preventieadviseurs type wet prom. 20/12/2002 pub. 29/01/2003 numac 2002011523 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de minnelijke invordering van schulden van de consument type wet prom. 20/12/2002 pub. 20/01/2003 numac 2002013512 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek naar aanleiding van de wet van 20 december 2002 betreffende de bescherming van de preventieadviseurs sluiten hebben, ingevolge de bestreden bepalingen, een ruimer toepassingsgebied dan vóór de inwerkingtreding van de wet van 27 maart 2009Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/03/2009 pub. 19/02/2010 numac 2010000056 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Economische herstelwet type wet prom. 27/03/2009 pub. 25/05/2010 numac 2010000281 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Economische Herstelwet type wet prom. 27/03/2009 pub. 07/04/2009 numac 2009201450 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Economische Herstelwet sluiten. Zij werden evenwel niet bij die wet gewijzigd. Het beroep is niet ontvankelijk met betrekking tot die artikelen, aangezien het niet is ingesteld binnen de bij artikel 3, § 1, van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof voorgeschreven termijn van zes maanden, die een aanvang nam op 29 januari 2003, datum waarop de wet van 20 december 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/12/2002 pub. 20/01/2003 numac 2002013513 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg 20 DECEMBER 2002 Wet betreffende de bescherming van de preventieadviseurs type wet prom. 20/12/2002 pub. 29/01/2003 numac 2002011523 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de minnelijke invordering van schulden van de consument type wet prom. 20/12/2002 pub. 20/01/2003 numac 2002013512 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek naar aanleiding van de wet van 20 december 2002 betreffende de bescherming van de preventieadviseurs sluiten in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt. Het staat evenwel aan het Hof om, in voorkomend geval, rekening te houden met de regels waarin zij voorzien teneinde de draagwijdte en de gevolgen van de bepalingen die op rechtsgeldige wijze aan zijn toetsing worden onderworpen, te beoordelen.

Ten aanzien van de ontvankelijkheid van de beroepen B.2.1. De Ministerraad betwist de ontvankelijkheid van het beroep dat door bepaalde verzoekende partijen in de zaak nr. 4761 is ingesteld, aangezien de enen hun activiteit in de vorm van een bvba verrichten zonder de beslissing van het bevoegde orgaan met betrekking tot het instellen van het beroep te hebben voorgelegd, en aangezien de anderen niet hebben aangegeven of zij hun activiteit van advocaat uitoefenden als natuurlijke persoon of als rechtspersoon, in welk geval een beslissing van het bevoegde orgaan eveneens zou moeten worden voorgelegd.

B.2.2. Aangezien de verzoekende partijen hun hoedanigheid van advocaat aanvoeren en aantonen om te doen blijken van hun belang om in rechte te treden, is de wijze waarop zij hun beroepsactiviteit uitoefenen, rekening houdend met het onderwerp van het beroep tot vernietiging, van geen belang en is het niet noodzakelijk om na te gaan of zij die beroepsactiviteit in de vorm van een bvba uitoefenen dan wel of het bevoegde orgaan van de bvba heeft besloten om het beroep tot vernietiging in te stellen.

B.2.3. De Ministerraad vraagt zich af of het in de zaak nr. 4779 ingediende verzoekschrift ontvankelijk is in zoverre het door een andere persoon dan de raadsman van de verzoekende partij is ondertekend.

B.2.4. Uit de elementen die het Hof vermag in aanmerking te nemen, blijkt dat de persoon die het verzoekschrift tot vernietiging heeft ondertekend, advocaat is en medewerker van het advocatenkantoor waarvan de raadsman van de verzoekende partij deel uitmaakt. Die handtekening is niet van dien aard dat zij het mogelijk maakt te oordelen dat het verzoekschrift niet aan de bij artikel 5 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof vastgestelde vereisten zou beantwoorden.

Ten gronde B.3.1. De artikelen 38 en 39 van de wet van 27 maart 2009Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/03/2009 pub. 19/02/2010 numac 2010000056 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Economische herstelwet type wet prom. 27/03/2009 pub. 25/05/2010 numac 2010000281 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Economische Herstelwet type wet prom. 27/03/2009 pub. 07/04/2009 numac 2009201450 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Economische Herstelwet sluiten bepalen : «

Art. 38.In artikel 2 van de wet van 20 december 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/12/2002 pub. 20/01/2003 numac 2002013513 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg 20 DECEMBER 2002 Wet betreffende de bescherming van de preventieadviseurs type wet prom. 20/12/2002 pub. 29/01/2003 numac 2002011523 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de minnelijke invordering van schulden van de consument type wet prom. 20/12/2002 pub. 20/01/2003 numac 2002013512 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek naar aanleiding van de wet van 20 december 2002 betreffende de bescherming van de preventieadviseurs sluiten met betrekking tot de minnelijke invordering van schulden van de consument, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In § 1, 2°, worden de woorden 'met uitzondering van de minnelijke invordering van schulden gedaan door een advocaat of een ministerieel ambtenaar of een gerechtelijk mandataris in de uitoefening van zijn beroep of ambt' geschrapt;2° § 2 wordt vervangen als volgt : '§ 2.De artikelen 4, 8 tot 13 en 16 zijn niet van toepassing op de minnelijke invordering van schulden gedaan door een advocaat of een ministerieel ambtenaar of een gerechtelijk mandataris in de uitoefening van zijn beroep of ambt.'.

Art. 39.Artikel 6, § 2, van dezelfde wet wordt aangevuld met een bepaling onder 6°, luidende : '6° ingeval de invordering gebeurt door een advocaat, een ministerieel ambtenaar of een gerechtelijke mandataris wordt volgende tekst in een afzonderlijke alinea toegevoegd, in het vet gedrukt en in een ander lettertype : "Deze brief betreft een minnelijke invordering en geen gerechtelijke invordering (dagvaarding voor de rechtbank of beslag)."' ».

B.3.2. De aldus gewijzigde artikelen 2 en 6 van de voormelde wet van 20 december 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/12/2002 pub. 20/01/2003 numac 2002013513 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg 20 DECEMBER 2002 Wet betreffende de bescherming van de preventieadviseurs type wet prom. 20/12/2002 pub. 29/01/2003 numac 2002011523 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de minnelijke invordering van schulden van de consument type wet prom. 20/12/2002 pub. 20/01/2003 numac 2002013512 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek naar aanleiding van de wet van 20 december 2002 betreffende de bescherming van de preventieadviseurs sluiten bepalen voortaan : «

Art. 2.§ 1. Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder : 1° minnelijke invordering van schulden : iedere handeling of praktijk die tot doel heeft de schuldenaar ertoe aan te zetten een onbetaalde schuld te betalen, buiten iedere invordering op grond van een uitvoerbare titel om;2° activiteit van minnelijke invordering van schulden : de, zelfs bijkomstige, beroepsactiviteit van iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon, die bestaat in het minnelijk invorderen van onbetaalde schulden voor andermans rekening zonder te hebben bijgedragen tot het sluiten van de onderliggende overeenkomst, dan wel het minnelijk invorderen van tegen betaling overgenomen schulden;3° consument : elke natuurlijke persoon die schulden heeft die vreemd zijn aan zijn handels-, beroeps- of ambachtelijke activiteit;4° onderliggende overeenkomst : de overeenkomst die tot het ontstaan van de schuldvordering op de consument leidde. § 2. De artikelen 4, 8 tot 13 en 16 zijn niet van toepassing op de minnelijke invordering van schulden gedaan door een advocaat of een ministerieel ambtenaar of een gerechtelijk mandataris in de uitoefening van zijn beroep of ambt. § 3. Deze wet is van toepassing op de minnelijke invordering van schulden en op de activiteit van minnelijke invordering van schulden van de consument ». «

Art. 6.§ 1. Elke minnelijke invordering van een schuld dient te starten met een schriftelijke ingebrekestelling gericht aan de consument.

Deze ingebrekestelling dient op een volledige en ondubbelzinnige wijze alle gegevens omtrent de schuldvordering te omvatten. Zij dient minstens de gegevens, opgesomd in § 2, te bevatten, en er kan maar tot andere invorderingstechnieken worden overgegaan na afloop van de in § 3 vastgestelde termijn. § 2. In deze ingebrekestelling komen minstens de volgende gegevens voor : 1° de identiteit, het adres, het telefoonnummer en de hoedanigheid van de oorspronkelijke schuldeiser; 2° de naam of benaming, het adres en, desgevallend, het ondernemingsnummer van de persoon die tot minnelijke invordering overgaat evenals de gegevens van het bevoegd toezichthoudend bestuur bij de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand & Energie; 3° een duidelijke beschrijving van de verplichting die de schuld heeft doen ontstaan;4° een duidelijke beschrijving en verantwoording van de bedragen die van de schuldenaar geëist worden, met inbegrip van de geëiste schadevergoedingen en nalatigheidsinteresten;5° de vermelding dat, bij afwezigheid van reactie van de schuldenaar binnen de in § 3 gestelde termijn, de schuldenaar tot andere maatregelen tot invordering kan overgaan; 6° ingeval de invordering gebeurt door een advocaat, een ministerieel ambtenaar of een gerechtelijke mandataris wordt volgende tekst in een afzonderlijke alinea toegevoegd, in het vet gedrukt en in een ander lettertype : 'Deze brief betreft een minnelijke invordering en geen gerechtelijke invordering (dagvaarding voor de rechtbank of beslag).'. § 3. De ingebrekestelling vermeldt een termijn waarbinnen de schuldenaar aan de vordering kan voldoen zonder dat er bijkomende maatregelen ter invordering mogen worden genomen. Deze termijn bedraagt ten minste vijftien dagen, en vangt aan op de datum waarop de schriftelijke aanmaning wordt opgestuurd ».

Met betrekking tot de categorieën van personen op wie de wet van toepassing is B.4.1. De verzoekende partijen doen gelden dat de bestreden bepalingen, door de wet van 20 december 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/12/2002 pub. 20/01/2003 numac 2002013513 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg 20 DECEMBER 2002 Wet betreffende de bescherming van de preventieadviseurs type wet prom. 20/12/2002 pub. 29/01/2003 numac 2002011523 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de minnelijke invordering van schulden van de consument type wet prom. 20/12/2002 pub. 20/01/2003 numac 2002013512 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek naar aanleiding van de wet van 20 december 2002 betreffende de bescherming van de preventieadviseurs sluiten op de advocaten van toepassing te maken, een gelijkheid van behandeling teweegbrengen die in strijd is met de artikelen 10 en 11, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 23, derde lid, 2°, van de Grondwet, tussen de advocaten, enerzijds, en de gerechtsdeurwaarders en de incassobureaus, anderzijds, terwijl beiden zich in verschillende situaties bevinden (eerste middel in de zaken nrs. 4761, 4778 en 4779).

Zij voeren aan dat de redenen waarom de incassobureaus in 2002 en de gerechtsdeurwaarders in 2009 aan de wet van 20 december 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/12/2002 pub. 20/01/2003 numac 2002013513 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg 20 DECEMBER 2002 Wet betreffende de bescherming van de preventieadviseurs type wet prom. 20/12/2002 pub. 29/01/2003 numac 2002011523 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de minnelijke invordering van schulden van de consument type wet prom. 20/12/2002 pub. 20/01/2003 numac 2002013512 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek naar aanleiding van de wet van 20 december 2002 betreffende de bescherming van de preventieadviseurs sluiten zijn onderworpen, niet volstaan om te verantwoorden dat de advocaten eveneens eraan zouden worden onderworpen : de wetgever heeft immers een einde willen maken aan misbruiken die voortvloeien uit gedragingen van belaging, door de betrokkenen, waarvan de schuldenaars het slachtoffer konden zijn, uit de kosten van minnelijke invordering die de gerechtsdeurwaarders zouden aanrekenen terwijl de incassobureaus niet daartoe waren gemachtigd en uit de verwarring die kan toeslaan bij de schuldenaars die, wanneer ze met een gerechtsdeurwaarder worden geconfronteerd, zouden kunnen denken dat het om de tenuitvoerlegging van een vonnis en niet om een minnelijke invordering gaat, terwijl geen van die elementen naar voren wordt gebracht om aan te tonen dat dergelijke misbruiken zouden zijn vastgesteld met betrekking tot de advocaten. De laatstgenoemden versturen trouwens geen gerechtelijke aanmaningen en innen geen invorderingskosten voor de minnelijke aanmaningen die zij versturen.

B.4.2. De wet van 20 december 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/12/2002 pub. 20/01/2003 numac 2002013513 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg 20 DECEMBER 2002 Wet betreffende de bescherming van de preventieadviseurs type wet prom. 20/12/2002 pub. 29/01/2003 numac 2002011523 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de minnelijke invordering van schulden van de consument type wet prom. 20/12/2002 pub. 20/01/2003 numac 2002013512 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek naar aanleiding van de wet van 20 december 2002 betreffende de bescherming van de preventieadviseurs sluiten regelt de handelingen of praktijken die tot doel hebben de schuldenaar ertoe aan te zetten een onbetaalde schuld te betalen, buiten iedere invordering op grond van een uitvoerbare titel om; zij heeft betrekking op de, zelfs bijkomstige, beroepsactiviteit van een natuurlijke persoon of rechtspersoon, die bestaat in het minnelijk invorderen, voor andermans rekening, van onbetaalde schulden van een consument-natuurlijke persoon (artikel 2).

Zij verbiedt iedere gedraging of praktijk die het privéleven van de consument schendt of hem kan misleiden, alsook iedere gedraging of praktijk die een inbreuk maakt op zijn menselijke waardigheid (artikel 3). Zij verbiedt eveneens om enige andere vergoeding te vragen dan de overeengekomen bedragen in de overeenkomst die aan de oorsprong van de schuld ligt, in geval van niet-naleving van de contractuele verbintenissen (artikel 5). Zij legt een schriftelijke ingebrekestelling op waarvan zij de inhoud vaststelt (artikel 6) en voorziet in burgerrechtelijke (artikel 14), strafrechtelijke (artikel 15) en administratieve sancties (artikel 16), waarbij die laatste sancties evenwel enkel betrekking hebben op andere personen dan de advocaat, de ministeriële ambtenaar of de gerechtelijke mandataris in de uitoefening van zijn beroep of zijn ambt (artikel 2, § 2), die aan bepalingen zijn onderworpen die specifiek voor hen gelden en die met name verband houden met de verplichting om voorafgaandelijk bij het ministerie van Economische Zaken te zijn ingeschreven (artikelen 4 en 8 tot 13). B.4.3. In de parlementaire voorbereiding van de wet van 20 december 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/12/2002 pub. 20/01/2003 numac 2002013513 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg 20 DECEMBER 2002 Wet betreffende de bescherming van de preventieadviseurs type wet prom. 20/12/2002 pub. 29/01/2003 numac 2002011523 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de minnelijke invordering van schulden van de consument type wet prom. 20/12/2002 pub. 20/01/2003 numac 2002013512 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek naar aanleiding van de wet van 20 december 2002 betreffende de bescherming van de preventieadviseurs sluiten wordt aangegeven dat de wetgever wilde reageren op klachten die waren geformuleerd tegen incassobureaus waarop de ondernemingen en leveranciers vaak een beroep doen. « Incassobureaus treden veelal op door middel van dreigbrieven en -telefoons. De driestheid van hun optreden leidt maar al te vaak tot manifeste intimidatiepraktijken. Een veel voorkomende klacht betreft het dreigen met invorderingsmaatregelen waartoe zij geen enkele bevoegdheid hebben, zoals de inbeslagneming van de goederen van de schuldenaar. Soms proberen incassobureaus ook de betaling van de invorderingskosten door de schuldenaar te verkrijgen, ook al wordt dit door de wet verboden.

De praktijk van de invordering van schulden tegen betaling is zeer betwistbaar. Incassobureaus gaan over tot de invordering van schulden zodra zij daartoe van een klant opdracht hebben gekregen. De vraag of de schuld wel enige grondslag heeft, komt daarbij niet aan de orde.

Het nefaste gevolg daarvan is dat consumenten zodanig onder druk worden gezet dat zij, onzeker over de rechten die zij kunnen doen gelden, uiteindelijk tot betaling overgaan. Zo komt het zelfs voor dat betaling wordt geëist van producten die niet eens werden besteld.

De werking van de incassobureaus vermindert ook de kansen dat een afbetalingsregeling tot stand komt. Aangezien incassobureaus doorgaans worden vergoed met een commissie op basis van de gerecupereerde bedragen van de schuldvordering, hebben zij weinig belang bij een akkoord omtrent een betalingsuitstel. [...] Dit wetsvoorstel strekt ertoe de commerciële invorderingspraktijken tegen consumenten te verbieden. De praktijk wijst immers uit dat het opleggen van gedragsregels weinig of geen resultaten met zich brengt.

Verder dient men zich vragen te stellen over de opportuniteit van invorderingsactiviteiten tegen betaling buiten de gewone gerechtelijke weg. De incassobureaus beschikken immers over geen enkele door de wet toegekende bevoegdheid. Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat hun activiteiten zo vaak tot onwettige praktijken leiden » (Parl. St., Kamer, 1999-2000, DOC 50-0223/001, pp. 3 en 4).

De wetgever was destijds van oordeel dat hij de gehele regeling die hij invoerde, niet op de advocaten en gerechtsdeurwaarders van toepassing diende te maken : « [Artikel 3] vestigt het principe dat de invordering van schulden van een consument tegen betaling verboden is. Het verbod heeft enkel betrekking op schuldinvorderingen die tegen betaling geschieden. Het verhindert dus geenszins dat aan personen die zich in financiële moeilijkheden bevinden, kosteloos hulp wordt verleend bij de recuperatie van schuldvorderingen (bijvoorbeeld onderhoudsvorderingen).

Uiteraard dient ook een uitzondering te worden gemaakt voor advocaten en gerechtsdeurwaarders. De schuldinvordering maakt immers deel uit van de essentie van hun opdracht. De uitzondering is bovendien verantwoord omdat beide beroepsgroepen aan een deontologie zijn onderworpen en de mogelijkheid van tuchtmaatregelen bestaat; wanpraktijken kunnen dus worden aangepakt » (ibid., pp. 5 en 6).

B.4.4. In de parlementaire voorbereiding van de bestreden wet wordt aangegeven dat de wetgever het toepassingsgebied van de wet van 20 december 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/12/2002 pub. 20/01/2003 numac 2002013513 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg 20 DECEMBER 2002 Wet betreffende de bescherming van de preventieadviseurs type wet prom. 20/12/2002 pub. 29/01/2003 numac 2002011523 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de minnelijke invordering van schulden van de consument type wet prom. 20/12/2002 pub. 20/01/2003 numac 2002013512 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek naar aanleiding van de wet van 20 december 2002 betreffende de bescherming van de preventieadviseurs sluiten heeft willen uitbreiden teneinde, enerzijds, een einde te maken aan de uiteenlopende interpretaties over het in artikel 5 van die wet bedoelde verbod om aan de consument enige andere vergoeding te vragen dan die waarin is voorzien in geval van niet-naleving van de contractuele verbintenissen en, anderzijds, bij de consument een risico van verwarring tussen een minnelijke invordering en een gerechtelijke invordering te vermijden : in de verantwoording van het amendement van de Regering dat aan de oorsprong van de bestreden bepalingen ligt, wordt immers aangegeven : «

Artikel 31/1.Dit amendement geeft nauwkeuriger weer dat zowel de 'minnelijke invordering van schulden' als 'de activiteit van minnelijke invordering van schulden', zoals bepaald in artikel 2 van de wet van 20 december 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/12/2002 pub. 20/01/2003 numac 2002013513 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg 20 DECEMBER 2002 Wet betreffende de bescherming van de preventieadviseurs type wet prom. 20/12/2002 pub. 29/01/2003 numac 2002011523 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de minnelijke invordering van schulden van de consument type wet prom. 20/12/2002 pub. 20/01/2003 numac 2002013512 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek naar aanleiding van de wet van 20 december 2002 betreffende de bescherming van de preventieadviseurs sluiten betreffende de minnelijke invordering van schulden van de consument, van toepassing zijn op alle spelers die werkzaam zijn op dat vlak, ongeacht hun beroepsstatuut (handelsberoep of vrij beroep).

Hieruit volgt dat hoofdstuk IV van de wet van 20 december 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/12/2002 pub. 20/01/2003 numac 2002013513 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg 20 DECEMBER 2002 Wet betreffende de bescherming van de preventieadviseurs type wet prom. 20/12/2002 pub. 29/01/2003 numac 2002011523 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de minnelijke invordering van schulden van de consument type wet prom. 20/12/2002 pub. 20/01/2003 numac 2002013512 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek naar aanleiding van de wet van 20 december 2002 betreffende de bescherming van de preventieadviseurs sluiten van toepassing zal zijn op advocaten, ministeriële ambtenaren en gerechtelijke mandatarissen, met uitzondering van artikelen 4 en 8 van dat hoofdstuk omdat ze niet zijn ingeschreven bij de FOD Economie. Om dezelfde reden zijn ook de artikelen 11 tot 13 (hoofdstuk 6) en 16 niet van toepassing op hen. Ook de artikelen 9 en 10 moeten bij de uitzonderingen worden toegevoegd omwille van het feit dat het hier gaat over een vordering tot staken overeenkomstig met de wet van 14 juli 1991Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/07/1991 pub. 28/11/2007 numac 2007000956 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 14/07/1991 pub. 14/01/2008 numac 2007001065 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten betreffende de handelspraktijken, die niet van toepassing is op vrije beroepen.

Deze verduidelijking stelt definitief, en in het bijzonder, een einde aan de uiteenlopende interpretaties van artikel 5, dat 'verbiedt aan de consument enige vergoeding te vragen, anders dan de overeengekomen bedragen in de onderliggende overeenkomst in geval van niet-naleving van de contractuele verbintenissen'.

Voortaan is ondermeer dit artikel, op onbetwistbare wijze, van toepassing [op] iedereen die een minnelijke invordering van schulden doet, inbegrepen de advocaten, de ministeriële ambtenaren (onder andere de gerechtsdeurwaarders) of de gerechtelijke mandatarissen.

Inderdaad, het gaat niet om een wettelijke opdracht bepaald in artikel 516 van het Gerechtelijk Wetboek, maar over een buitenwettelijke en buitengerechtelijke procedure in het kader van dewelke de gerechtsdeurwaarders niet optreden in hun ambt van ministerieel en openbaar ambtenaar, maar alleen als mandataris van hun cliënt.

Deze maatregel stelt zich tot doel om het maatschappelijke en economische evenwicht te herstellen, enerzijds door bepaalde praktijken te beteugelen en anderzijds door het opnieuw garanderen van eerlijke concurrentie.

Art. 31/2.Veel consumenten, en in het bijzonder de zwaksten, maken zelden het onderscheid tussen minnelijke invordering en gerechtelijke invordering zodra de minnelijke invordering wordt uitgevoerd door een advocaat of een gerechtsdeurwaarder. Het briefhoofd, het zegel, de gehanteerde taal en het statuut van deze beroepen zorgt ervoor dat er bij de consumenten verwarring ontstaat met betrekking tot zijn rechten en plichten. Een verklarende en zichtbare vermelding op de briefwisseling, die wijst op het minnelijke karakter van deze handeling maakt een einde aan deze verwarring » (Parl. St., Kamer, 2008-2009, DOC 52-1788/004, pp. 2 en 3).

B.4.5. In tegenstelling tot wat de verzoekende partijen in de zaak nr. 4761 beweren, breidt de bestreden wet het toepassingsgebied van de wet van 20 december 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/12/2002 pub. 20/01/2003 numac 2002013513 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg 20 DECEMBER 2002 Wet betreffende de bescherming van de preventieadviseurs type wet prom. 20/12/2002 pub. 29/01/2003 numac 2002011523 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de minnelijke invordering van schulden van de consument type wet prom. 20/12/2002 pub. 20/01/2003 numac 2002013512 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek naar aanleiding van de wet van 20 december 2002 betreffende de bescherming van de preventieadviseurs sluiten niet uit tot de gerechtsdeurwaarders en de advocaten aangezien sommige bepalingen ervan reeds op hen van toepassing waren. Uit artikel 2, § 1, 1°, vloeit immers voort dat zij reeds aan de bij artikel 3 vastgestelde verbodsbepalingen inzake minnelijke invordering van schulden waren onderworpen en, in zoverre zij verwijzen naar dat artikel 3, aan artikel 14 van de wet dat burgerrechtelijke sancties vaststelt en aan artikel 15 van de wet dat strafrechtelijke sancties vaststelt. Het is evenwel juist dat de bestreden wet de toepassing van bepalingen van de wet van 20 december 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/12/2002 pub. 20/01/2003 numac 2002013513 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg 20 DECEMBER 2002 Wet betreffende de bescherming van de preventieadviseurs type wet prom. 20/12/2002 pub. 29/01/2003 numac 2002011523 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de minnelijke invordering van schulden van de consument type wet prom. 20/12/2002 pub. 20/01/2003 numac 2002013512 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek naar aanleiding van de wet van 20 december 2002 betreffende de bescherming van de preventieadviseurs sluiten die eerder niet op de betrokkenen van toepassing waren, tot hen uitbreidt. Aldus worden zij voortaan onderworpen aan de in de artikelen 5, 6 en 7 van de wet van 20 december 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/12/2002 pub. 20/01/2003 numac 2002013513 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg 20 DECEMBER 2002 Wet betreffende de bescherming van de preventieadviseurs type wet prom. 20/12/2002 pub. 29/01/2003 numac 2002011523 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de minnelijke invordering van schulden van de consument type wet prom. 20/12/2002 pub. 20/01/2003 numac 2002013512 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek naar aanleiding van de wet van 20 december 2002 betreffende de bescherming van de preventieadviseurs sluiten vervatte verplichtingen en derhalve aan de burgerrechtelijke en strafrechtelijke sancties die daaraan zijn verbonden.

B.4.6. Door de bestreden bepalingen aan te nemen, is de wetgever in 2009 teruggekomen op een keuze die hij in 2002 had gemaakt. Een dergelijke beleidswijziging behoort tot zijn beoordelingsbevoegdheid en zou niet in strijd met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet kunnen worden geacht door het loutere feit dat de wetgever bepaalde doelstellingen zou laten varen om er andere na te streven. De bestreden bepalingen zouden enkel discriminerend kunnen worden bevonden indien zij op een kennelijk onredelijke beoordeling zouden berusten.

B.4.7. Hoewel het juist is, zoals de verzoekende partijen aangeven, dat in de parlementaire voorbereiding regelmatig wordt verwezen naar de gerechtsdeurwaarders (Parl. St., Kamer, 2008-2009, DOC 52-1788/012, pp. 9 en 10; Senaat, 2008-2009, nr. 4-1199/2, p. 9), wordt daarin evenwel aangegeven dat de « juridische beroepen in het algemeen » worden beoogd, « hoewel vooral gerechtsdeurwaarders bedoeld worden » (Parl. St., Senaat, ibid. ). Tijdens de parlementaire voorbereiding van de wet van 20 december 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/12/2002 pub. 20/01/2003 numac 2002013513 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg 20 DECEMBER 2002 Wet betreffende de bescherming van de preventieadviseurs type wet prom. 20/12/2002 pub. 29/01/2003 numac 2002011523 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de minnelijke invordering van schulden van de consument type wet prom. 20/12/2002 pub. 20/01/2003 numac 2002013512 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek naar aanleiding van de wet van 20 december 2002 betreffende de bescherming van de preventieadviseurs sluiten was trouwens reeds opgemerkt dat de advocaten « grote morele dwang [kunnen] uitoefenen op de schuldenaar » (Parl. St., Senaat, 2001-2002, nr. 2-1061/5, p. 4). Door artikel 2 van die wet te wijzigen, vermocht de wetgever te oordelen dat de risico's die de in B.4.4 vermelde uiteenlopende interpretaties met zich meebrachten met betrekking tot de aan de consument gevraagde vergoedingen, moesten kunnen worden geweerd ongeacht de hoedanigheid van de personen die de minnelijke invordering van schulden verrichten, en dat het in dat verband niet wenselijk was om de advocaten, enerzijds, en de gerechtsdeurwaarders en de incassobureaus, anderzijds, verschillend te behandelen terwijl zij, niettegenstaande de verschillen die tussen hen en met name tussen de eerstgenoemden en de gerechtsdeurwaarders bestaan, allen gemeen hebben dat zij de minnelijke invordering van schulden kunnen verrichten; de omstandigheid dat die activiteit in hoofdzaak of in bijkomende orde wordt verricht, is in dat verband irrelevant. Dezelfde bekommernis van consumentenbescherming uit zich in de voortaan bij artikel 6, § 2, 6°, van de wet van 20 december 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/12/2002 pub. 20/01/2003 numac 2002013513 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg 20 DECEMBER 2002 Wet betreffende de bescherming van de preventieadviseurs type wet prom. 20/12/2002 pub. 29/01/2003 numac 2002011523 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de minnelijke invordering van schulden van de consument type wet prom. 20/12/2002 pub. 20/01/2003 numac 2002013512 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek naar aanleiding van de wet van 20 december 2002 betreffende de bescherming van de preventieadviseurs sluiten voorgeschreven vermelding. De nieuwe bepalingen liggen aldus in de lijn van de doelstellingen die, vanaf het begin, bij die wet werden nagestreefd, aangezien zij het mogelijk kunnen maken om de privacy van de schuldenaar te beschermen, om de kosten te verduidelijken die van hem kunnen worden geëist en om toezicht uit te oefenen op de personen die de minnelijke invordering van schulden verrichten (Parl. St., Senaat, 2001-2002, nr. 2-1061/5, p. 2). Dat toezicht is overigens aangepast aan de hoedanigheid van die personen, aangezien de artikelen 4, 8 tot 13 en 16 met name niet van toepassing zijn op de advocaten en de gerechtsdeurwaarders; de in de artikelen 5, 6 en 7 vervatte voorschriften kunnen niet als buitensporig worden beschouwd. Het in artikel 5 vervatte verbod om enige vergoeding te innen beantwoordt immers aan het verbod dat reeds in artikel 27bis van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet is vervat; de in artikel 6 vervatte verplichting om een schriftelijke ingebrekestelling te versturen en om daarin de elementen te vermelden waarin bij de wet is voorzien, beantwoordt tegelijk aan redelijke vereisten en aan wat de praktijk van de advocaten moet zijn, rekening houdend met wat gebruikelijk is in het beroep en met de deontologie; de in artikel 7 bedoelde huisbezoeken passen niet in het kader van de beroepsactiviteit van de advocaat.

Ten slotte, hoewel het juist is, dat de deontologische regels van de advocaten hun verplichtingen opleggen die een soortgelijk gevolg kunnen hebben als het gevolg dat met de in het geding zijnde bepalingen wordt nagestreefd, blijft het feit dat de wetgever vermocht te oordelen dat die regels niet volstonden om hun verbodsbepalingen op te leggen die overeenstemmen met die waarin de wet van 2002 voorziet en waarop de rechtzoekenden die zij beoogt te beschermen, zich kunnen beroepen.

De bestreden bepalingen doen dus niet op discriminerende wijze afbreuk aan de rechten van de betrokkenen.

Zij doen evenmin afbreuk aan de standstill -verplichting die is aangevoerd door de verzoekende partijen, die verwijzen naar het bij artikel 23, derde lid, 2°, van de Grondwet gewaarborgde recht op juridische bijstand (derde middel in de zaak nr. 4778; eerste en tweede middel in de zaak nr. 4779), aangezien, zonder dat het nodig is na te gaan of de bestreden maatregelen al dan niet het bestaande beschermingsniveau in aanzienlijke mate verminderen, de hierboven vermelde bekommernis om de consument te beschermen een reden vormt die verband houdt met het algemeen belang en die het aannemen van de bestreden maatregelen verantwoordt.

De verzoekende partij in de zaak nr. 4778 voert in dat verband eveneens artikel 13 van de Grondwet aan, maar zet niet uiteen in welk opzicht die bepaling zou zijn geschonden. Het middel is niet ontvankelijk met betrekking tot die bepaling.

B.4.8. Ten slotte doet de verzoekende partij in de zaak nr. 4779 (tweede middel) gelden dat de verplichtingen die ingevolge de bestreden wet worden opgelegd aan de advocaat die een procedure van minnelijke invordering opstart tegen een schuldenaar die zich in een lidstaat van de Europese Unie bevindt, de rechten schenden die de advocaat ontleent aan artikel 49 van het EG-Verdrag (thans artikel 56 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU)) met betrekking tot het vrij verrichten van diensten.

B.4.9. Uit de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie volgt dat beperkingen van het vrij verrichten van diensten, die voortvloeien uit maatregelen die zonder onderscheid van toepassing zijn op nationale en EU-onderdanen, kunnen worden aanvaard indien ze worden verantwoord door dwingende redenen van algemeen belang, indien ze geschikt zijn om het ermee beoogde doel te bereiken en ze niet verder gaan dan wat noodzakelijk is om het te bereiken. Bovendien is vereist dat de beperkingen die op dergelijke gronden en op het noodzakelijke voorkomen van maatschappelijke problemen zijn gebaseerd, geschikt zijn om die doelstellingen te verwezenlijken (HvJ, 21 oktober 1999, C-67/98, Zenatti ; 24 maart 1992, C-275/92, Schindler ; 21 september 1999, C-124/97, Läärä ; 11 september 2003, C-6/01, Anomar ).

Rekening houdend met de in B.4.4 en B.4.7 vermelde elementen is de bestreden maatregel redelijk verantwoord ten aanzien van die vereisten, zodat geenszins op discriminerende wijze afbreuk wordt gedaan aan de rechten die de betrokkenen aan artikel 56 van het VWEU ontlenen.

B.4.10. In haar memorie van antwoord wijst de Orde van Vlaamse balies erop dat indien er twijfel bestaat over de overeenstemming van de in het middel aangeklaagde beperkingen met het recht van de Europese Unie, aan het Hof van Justitie van de Europese Unie een vraag moet worden gesteld over de interpretatie van artikel 49, in samenhang gelezen met artikel 46 van het EG-Verdrag (thans de artikelen 56 en 52 van het VWEU); in dat verband brengt zij het daadwerkelijk en concreet noodzakelijke karakter van de bestreden maatregel om de door de wetgever nagestreefde doelstelling van consumentenbescherming te verwezenlijken in het geding.

B.4.11. Artikel 267 van het VWEU bepaalt : « Het Hof van Justitie van de Europese Unie is bevoegd, bij wijze van prejudiciële beslissing, een uitspraak te doen a) over de uitlegging van de Verdragen, b) over de geldigheid en de uitlegging van de handelingen van de instellingen, de organen of de instanties van de Unie. Indien een vraag te dien aanzien wordt opgeworpen voor een rechterlijke instantie van een der lidstaten, kan deze instantie, indien zij een beslissing op dit punt noodzakelijk acht voor het wijzen van haar vonnis, het Hof van Justitie verzoeken over deze vraag een uitspraak te doen.

Indien een vraag te dien aanzien wordt opgeworpen in een zaak aanhangig bij een nationale rechterlijke instantie waarvan de beslissingen volgens het nationale recht niet vatbaar zijn voor hoger beroep, is deze instantie gehouden zich tot het Hof te wenden.

Indien een dergelijke vraag wordt opgeworpen in een bij een nationale rechterlijke instantie aanhangige zaak betreffende een gedetineerde persoon, doet het Hof zo spoedig mogelijk uitspraak ».

B.4.12. De in de derde alinea van die bepaling opgenomen verplichting is, in de gevallen waarin enkel de uitlegging van een norm van de Europese Unie in het geding is, niet van toepassing, indien die nationale rechterlijke instantie « heeft vastgesteld dat de opgeworpen vraag niet relevant is of dat de betrokken gemeenschapsbepaling reeds door het Hof is uitgelegd of dat de juiste toepassing van het gemeenschapsrecht zo evident is, dat redelijkerwijze geen ruimte voor twijfel kan bestaan » (HvJ, 6 oktober 1982, C-283/81, CILFIT, punt 21).

B.4.13. Zoals het Hof in B.4.9 heeft vastgesteld, worden de bestreden maatregelen verantwoord ten aanzien van de vereisten waarvan, in de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie, het aanvaarden van beperkingen op het vrij verrichten van diensten afhankelijk wordt gesteld. De opgeworpen vraag hoeft niet te worden gesteld.

B.4.14. Onder voorbehoud van het onderzoek, dat verderop zal worden gedaan, van de argumenten die de verzoekende partij in de zaak nr. 4779 in haar eerste middel formuleert met betrekking tot de sanctieregeling, zijn het eerste middel in de zaken nrs. 4761, 4778 en 4779, het derde middel in de zaak nr. 4778 en het tweede middel in de zaak nr. 4779 niet gegrond.

Met betrekking tot de sanctieregeling B.5.1. De wet van 20 december 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/12/2002 pub. 20/01/2003 numac 2002013513 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg 20 DECEMBER 2002 Wet betreffende de bescherming van de preventieadviseurs type wet prom. 20/12/2002 pub. 29/01/2003 numac 2002011523 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de minnelijke invordering van schulden van de consument type wet prom. 20/12/2002 pub. 20/01/2003 numac 2002013512 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek naar aanleiding van de wet van 20 december 2002 betreffende de bescherming van de preventieadviseurs sluiten gaat gepaard met burgerrechtelijke sancties (artikel 14) en strafrechtelijke sancties (artikel 15) : «

Art. 14.Iedere betaling die verkregen wordt in strijd met de bepalingen van de artikelen 3, 4, 6 en 7, behalve in het geval van een kennelijke vergissing die de rechten van de consument niet schaadt, wordt beschouwd als geldig door de consument verricht ten opzichte van de schuldeiser, maar dient door de persoon die de activiteit van minnelijke invordering van schulden verricht, te worden terugbetaald aan de consument.

Heeft de invordering van een schuld betrekking op een geheel of ten dele onverschuldigd bedrag, in het bijzonder met toepassing van artikel 5, dan is degene die de betaling ontvangt ertoe gehouden het terug te betalen aan de consument, vermeerderd met de nalatigheidsinteresten te rekenen van de dag van de betaling.

Art. 15.§ 1. Met geldboete van 26 tot 50.000 EUR worden gestraft : 1° zij die de bepalingen van de artikelen 3 tot 8 overtreden;2° zij die de beschikking niet naleven van een vonnis of arrest gewezen op een vordering tot staking als bedoeld in artikel 9;3° zij die het vervullen van de opdracht van de in artikel 11 genoemde personen met het oog op de opsporing en vaststelling van de inbreuken op deze wet, met opzet verhinderen of belemmeren. Onverminderd de toepassing van de gewone regels inzake herhaling, wordt deze straf verdubbeld wanneer de inbreuk wordt begaan binnen vijf jaar te rekenen van een in kracht van gewijsde gegane veroordeling wegens een in dit artikel bepaald misdrijf. § 2. In geval van veroordeling wordt de bijzondere verbeurdverklaring bedoeld in artikel 42, 3°, van het Strafwetboek steeds uitgesproken. § 3. Boek I van het Strafwetboek, met inbegrip van hoofdstuk VII en artikel 85, is van toepassing op de bij dit artikel bedoelde inbreuken ».

B.5.2. Die regeling wordt door de verzoekende partijen bekritiseerd, hetzij ten aanzien van het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie (tweede middel in de zaak nr. 4761 over de burgerrechtelijke sancties en de strafrechtelijke sancties; tweede middel in de zaak nr. 4778 over de burgerrechtelijke sancties; eerste middel, partim, in de zaak nr. 4779 over de burgerrechtelijke sancties en de strafrechtelijke sancties), hetzij ten aanzien van het wettigheidsbeginsel in strafzaken (derde en vierde middel in de zaak nr. 4779 over de burgerrechtelijke sancties en de strafrechtelijke sancties), hetzij ten aanzien van beide (vijfde middel in de zaak nr. 4779 over de burgerrechtelijke sancties).

B.5.3. De middelen zijn enkel ontvankelijk in zoverre zij betrekking hebben op de burgerrechtelijke of strafrechtelijke sancties die een inbreuk op de bepalingen van de artikelen 5, 6 en 7 van de wet van 20 december 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/12/2002 pub. 20/01/2003 numac 2002013513 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg 20 DECEMBER 2002 Wet betreffende de bescherming van de preventieadviseurs type wet prom. 20/12/2002 pub. 29/01/2003 numac 2002011523 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de minnelijke invordering van schulden van de consument type wet prom. 20/12/2002 pub. 20/01/2003 numac 2002013512 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek naar aanleiding van de wet van 20 december 2002 betreffende de bescherming van de preventieadviseurs sluiten bestraffen, aangezien die bepalingen, ingevolge artikel 38 van de bestreden wet, op de advocaten, de ministeriële ambtenaren of de gerechtelijke mandatarissen in de uitoefening van hun beroep of ambt van toepassing zijn gemaakt.

Daarentegen was artikel 3 van de wet van 2002 reeds op hen van toepassing - alsook de sancties waarmee het krachtens de artikelen 14 en 15 gepaard gaat - wat betreft de in die bepaling bedoelde en in artikel 2, § 1, 1°, van de wet omschreven « minnelijke invordering van schulden », zodat de verzoekschriften, in zoverre zij betrekking hebben op de uitbreiding van de toepasbaarheid, op de advocaten, de ministeriële ambtenaren of de gerechtelijke mandatarissen in de uitoefening van hun beroep of ambt, van de artikelen 14 en 15 van de wet voor sancties die een inbreuk op artikel 3 ervan bestraffen, niet voldoen aan de in artikel 3, § 1, van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof vervatte termijnvereiste. De artikelen 4, 8, 9 en 11 van de wet van 20 december 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/12/2002 pub. 20/01/2003 numac 2002013513 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg 20 DECEMBER 2002 Wet betreffende de bescherming van de preventieadviseurs type wet prom. 20/12/2002 pub. 29/01/2003 numac 2002011523 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de minnelijke invordering van schulden van de consument type wet prom. 20/12/2002 pub. 20/01/2003 numac 2002013512 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek naar aanleiding van de wet van 20 december 2002 betreffende de bescherming van de preventieadviseurs sluiten zijn niet op die personen van toepassing krachtens artikel 38, 2°, van de bestreden wet, dat artikel 2, § 2, van de wet van 2002 vervangt.

B.5.4. Bij het onderzoek van het Hof wordt een onderscheid gemaakt tussen de burgerrechtelijke sancties en de strafrechtelijke sancties.

Burgerrechtelijke sancties (artikel 14) B.6.1. De verzoekende partijen in de zaken nrs. 4761 (tweede middel) en 4778 (tweede middel) doen gelden dat de bestreden bepalingen de artikelen 10, 11 en 23, derde lid, 1°, van de Grondwet schenden, al dan niet in samenhang gelezen met de vrijheid van handel en nijverheid, verankerd in artikel 7 van het decreet van 2 en 17 maart 1791 « tot afschaffing van het gildenwezen » (decreet d'Allarde), en, in de zaak nr. 4761, met artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in zoverre zij ertoe zouden leiden dat het mogelijk wordt gemaakt om aan de advocaten, de ministeriële ambtenaren of de gerechtelijke mandatarissen, in de uitoefening van hun beroep of ambt, die zich niet zouden houden aan de verplichtingen die hun bij de wet van 20 december 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/12/2002 pub. 20/01/2003 numac 2002013513 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg 20 DECEMBER 2002 Wet betreffende de bescherming van de preventieadviseurs type wet prom. 20/12/2002 pub. 29/01/2003 numac 2002011523 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de minnelijke invordering van schulden van de consument type wet prom. 20/12/2002 pub. 20/01/2003 numac 2002013512 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek naar aanleiding van de wet van 20 december 2002 betreffende de bescherming van de preventieadviseurs sluiten worden opgelegd, burgerrechtelijke sancties op te leggen die, door van toepassing te zijn ongeacht de aard van de door de overtreder niet-nageleefde verplichting en de ernst van de tekortkoming, een onevenredige beperking van de uitoefening van een beroepsactiviteit en van het recht op het ongestoord genot van de eigendom zouden vormen.

In tegenstelling tot wat de Ministerraad beweert, is het door de verzoekende partijen in de zaak nr. 4761 aangevoerde middel niet onduidelijk, aangezien het verwijst naar de in artikel 14 van de wet van 20 december 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/12/2002 pub. 20/01/2003 numac 2002013513 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg 20 DECEMBER 2002 Wet betreffende de bescherming van de preventieadviseurs type wet prom. 20/12/2002 pub. 29/01/2003 numac 2002011523 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de minnelijke invordering van schulden van de consument type wet prom. 20/12/2002 pub. 20/01/2003 numac 2002013512 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek naar aanleiding van de wet van 20 december 2002 betreffende de bescherming van de preventieadviseurs sluiten vervatte sancties en naar het gevolg dat zij, volgens die partijen, voor hun beroepsactiviteit zouden hebben.

B.6.2. Aan de bij artikel 23, derde lid, 1°, van de Grondwet gewaarborgde vrije keuze van beroepsarbeid kunnen beperkingen worden gesteld, op voorwaarde dat die objectief en redelijk zijn verantwoord en niet onevenredig zijn met het nagestreefde doel. De vrijheid van handel en nijverheid belet niet dat de wet de economische bedrijvigheid van personen en ondernemingen regelt; zij zou alleen worden geschonden indien zij zonder enige noodzaak en op een wijze die kennelijk onevenredig is met het nagestreefde doel zou worden beperkt.

Ten slotte maakt artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens het de verdragsstaten mogelijk om die wetten toe te passen die zij noodzakelijk achten om het gebruik van eigendom in overeenstemming met het algemeen belang te regelen.

B.6.3. De regeling van de burgerrechtelijke sancties die binnen de in B.5.3 aangegeven perken ingevolge de bestreden bepalingen op de advocaten, de ministeriële ambtenaren of de gerechtelijke mandatarissen in de uitoefening van hun beroep of ambt van toepassing is gemaakt, leidt ertoe dat de betrokkenen ertoe zijn gehouden om aan de consumenten het bedrag terug te betalen van de betaling die in strijd met de aan de eerstgenoemden bij de artikelen 5, 6 en 7 van de wet van 20 december 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/12/2002 pub. 20/01/2003 numac 2002013513 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg 20 DECEMBER 2002 Wet betreffende de bescherming van de preventieadviseurs type wet prom. 20/12/2002 pub. 29/01/2003 numac 2002011523 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de minnelijke invordering van schulden van de consument type wet prom. 20/12/2002 pub. 20/01/2003 numac 2002013512 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek naar aanleiding van de wet van 20 december 2002 betreffende de bescherming van de preventieadviseurs sluiten opgelegde verplichtingen werd verkregen. In tegenstelling tot de bepalingen van artikel 3 - die reeds vroeger op de betrokkenen van toepassing waren - die het mogelijk maken om de consument te beschermen tegen de inbreuken op zijn privéleven of op zijn menselijke waardigheid en te vermijden dat hij wordt misleid, hebben die welke in de artikelen 6 en 7 zijn vervat, deels betrekking op voorschriften met een administratief karakter ten opzichte waarvan de in het geding zijnde burgerrechtelijke sanctie een maatregel vormt die op buitensporige wijze afbreuk doet aan de rechten die bij de in het middel aangevoerde bepalingen zijn gewaarborgd en in het bijzonder aan het bij artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens gewaarborgde ongestoord genot van de eigendom, wegens het absolute en forfaitaire karakter van die sanctie en het gevolg dat zij kan hebben voor de financiële situatie van de persoon aan wie zij wordt opgelegd. Hetzelfde geldt voor de in artikel 14, tweede lid, bedoelde sanctie in geval van schending van artikel 5, in zoverre die sanctie die welke is bedoeld in geval van schending van artikel 3, § 2, vierde streepje (dat « de inning van niet voorziene of niet wettelijk toegestane bedragen » reeds verbiedt en in artikel 14, eerste lid, wordt beoogd), te buiten gaat en in zoverre de toepassing van het mechanisme van de teruggave van onverschuldigde betalingen, opgenomen in artikel 1376 van het Burgerlijk Wetboek, het mogelijk maakt hetzelfde resultaat te bereiken.

B.6.4. In zoverre zij betrekking hebben op de toepassing, op de advocaten, de ministeriële ambtenaren of de gerechtelijke mandatarissen in de uitoefening van hun beroep of ambt, van de burgerrechtelijke sancties die, binnen de in B.5.3 aangegeven perken, in artikel 14 van de wet van 20 december 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/12/2002 pub. 20/01/2003 numac 2002013513 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg 20 DECEMBER 2002 Wet betreffende de bescherming van de preventieadviseurs type wet prom. 20/12/2002 pub. 29/01/2003 numac 2002011523 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de minnelijke invordering van schulden van de consument type wet prom. 20/12/2002 pub. 20/01/2003 numac 2002013512 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek naar aanleiding van de wet van 20 december 2002 betreffende de bescherming van de preventieadviseurs sluiten worden beoogd, zijn de middelen gegrond.

Strafrechtelijke sancties (artikel 15) B.7.1. De verzoekende partij in de zaak nr. 4779 bekritiseert het vage en algemene karakter van de bewoordingen van de voorschriften van de artikelen 3 en 6 van de wet van 20 december 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/12/2002 pub. 20/01/2003 numac 2002013513 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg 20 DECEMBER 2002 Wet betreffende de bescherming van de preventieadviseurs type wet prom. 20/12/2002 pub. 29/01/2003 numac 2002011523 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de minnelijke invordering van schulden van de consument type wet prom. 20/12/2002 pub. 20/01/2003 numac 2002013512 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek naar aanleiding van de wet van 20 december 2002 betreffende de bescherming van de preventieadviseurs sluiten, zowel ten aanzien van het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie (eerste middel) als ten aanzien van het wettigheidsbeginsel in strafzaken (derde en vierde middel, beperkt tot artikel 3). Door de onduidelijkheid van die bepalingen zou de rechter de wijze waarop de belangen van de schuldeiser worden verdedigd, anders kunnen beoordelen dan hoe de advocaat dat zal hebben gemeend te moeten doen.

B.7.2. Het wettigheidsbeginsel in strafzaken gaat uit van de idee dat de strafwet moet worden geformuleerd in bewoordingen op grond waarvan eenieder, op het ogenblik waarop hij een gedrag aanneemt, kan uitmaken of dat gedrag al dan niet strafbaar is. Het eist dat de wetgever in voldoende nauwkeurige, duidelijke en rechtszekerheid biedende bewoordingen bepaalt welke feiten strafbaar worden gesteld, zodat, enerzijds, diegene die een gedrag aanneemt, vooraf op afdoende wijze kan inschatten wat het strafrechtelijke gevolg van dat gedrag zal zijn en, anderzijds, aan de rechter geen al te grote beoordelingsbevoegdheid wordt gelaten.

Het wettigheidsbeginsel in strafzaken staat evenwel niet eraan in de weg dat de wet aan de rechter een beoordelingsbevoegdheid toekent. Er dient immers rekening te worden gehouden met het algemene karakter van de wetten, de uiteenlopende situaties waarop zij van toepassing zijn en de evolutie van de gedragingen die zij bestraffen.

Aan het vereiste dat een misdrijf duidelijk moet worden omschreven in de wet, is voldaan wanneer de rechtzoekende, op basis van de bewoordingen van de relevante bepaling en, indien nodig, met behulp van de interpretatie daarvan door de rechtscolleges, kan weten welke handelingen en welke verzuimen zijn strafrechtelijke aansprakelijkheid meebrengen.

Enkel bij het onderzoek van een specifieke strafbepaling is het mogelijk om, rekening houdend met de elementen eigen aan de misdrijven die zij wil bestraffen, te bepalen of de door de wetgever gehanteerde algemene bewoordingen zo vaag zijn dat ze het wettigheidsbeginsel in strafzaken zouden schenden.

B.7.3. De verzoekende partij brengt artikel 3, § 1 en § 2, derde, vierde, zesde, achtste en negende streepje, en artikel 6 van de wet van 20 december 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/12/2002 pub. 20/01/2003 numac 2002013513 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg 20 DECEMBER 2002 Wet betreffende de bescherming van de preventieadviseurs type wet prom. 20/12/2002 pub. 29/01/2003 numac 2002011523 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de minnelijke invordering van schulden van de consument type wet prom. 20/12/2002 pub. 20/01/2003 numac 2002013512 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek naar aanleiding van de wet van 20 december 2002 betreffende de bescherming van de preventieadviseurs sluiten in het geding. Artikel 3 wordt niet in aanmerking genomen, om de in B.5.3 aangegeven redenen.

B.7.4. Geen enkele van de in artikel 6 van de wet van 20 december 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/12/2002 pub. 20/01/2003 numac 2002013513 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg 20 DECEMBER 2002 Wet betreffende de bescherming van de preventieadviseurs type wet prom. 20/12/2002 pub. 29/01/2003 numac 2002011523 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de minnelijke invordering van schulden van de consument type wet prom. 20/12/2002 pub. 20/01/2003 numac 2002013512 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek naar aanleiding van de wet van 20 december 2002 betreffende de bescherming van de preventieadviseurs sluiten - geciteerd in B.3.2 - vermelde concepten of begrippen kunnen de rechtzoekende verhinderen te bepalen welke handelingen en welke verzuimen zijn strafrechtelijke aansprakelijkheid meebrengen.

B.7.5. In haar tweede middel levert de verzoekende partij in de zaak nr. 4761 op de strafrechtelijke sancties dezelfde uit schendingen van de vrijheid van handel en nijverheid en van het eigendomsrecht afgeleide kritiek als die welke zij op de in artikel 14 van de wet van 20 december 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/12/2002 pub. 20/01/2003 numac 2002013513 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg 20 DECEMBER 2002 Wet betreffende de bescherming van de preventieadviseurs type wet prom. 20/12/2002 pub. 29/01/2003 numac 2002011523 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de minnelijke invordering van schulden van de consument type wet prom. 20/12/2002 pub. 20/01/2003 numac 2002013512 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek naar aanleiding van de wet van 20 december 2002 betreffende de bescherming van de preventieadviseurs sluiten bedoelde burgerrechtelijke sancties heeft geleverd.

Aangezien de strafrechtelijke sancties ertoe strekken de naleving te waarborgen van de verplichtingen die aan de betrokkenen worden opgelegd teneinde het bij de wet nagestreefde doel te verwezenlijken en aangezien de door de consument uitgevoerde betaling, per definitie, immers niet had moeten worden uitgevoerd, valt artikel 15 binnen de perken die aan de door de verzoekende partijen aangevoerde rechten en vrijheden zijn gesteld, zoals zij in B.6.2 zijn aangegeven. De kritiek van de verzoekende partijen is des te minder gegrond daar de wet het de rechter mogelijk maakt om het bedrag van de geldboete vast te stellen tussen het minimum- en het maximumbedrag dat erin is bepaald en het hem mogelijk maakt de bepalingen van boek I van het Strafwetboek, met inbegrip van die van hoofdstuk VII en van artikel 85 met betrekking tot de verzachtende omstandigheden, toe te passen.

B.7.6. In zoverre zij betrekking hebben op de toepassing van de in artikel 15 van de wet van 20 december 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/12/2002 pub. 20/01/2003 numac 2002013513 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg 20 DECEMBER 2002 Wet betreffende de bescherming van de preventieadviseurs type wet prom. 20/12/2002 pub. 29/01/2003 numac 2002011523 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de minnelijke invordering van schulden van de consument type wet prom. 20/12/2002 pub. 20/01/2003 numac 2002013512 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek naar aanleiding van de wet van 20 december 2002 betreffende de bescherming van de preventieadviseurs sluiten bedoelde strafrechtelijke sancties, zijn de middelen niet gegrond.

Met betrekking tot het gebruik van de talen B.8.1. De verzoekende partij in de zaak nr. 4779 (vijfde middel) voert aan dat artikel 39 van de bestreden wet artikel 30 van de Grondwet schendt in zoverre het artikel 6, § 2, van de wet van 20 december 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/12/2002 pub. 20/01/2003 numac 2002013513 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg 20 DECEMBER 2002 Wet betreffende de bescherming van de preventieadviseurs type wet prom. 20/12/2002 pub. 29/01/2003 numac 2002011523 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de minnelijke invordering van schulden van de consument type wet prom. 20/12/2002 pub. 20/01/2003 numac 2002013512 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek naar aanleiding van de wet van 20 december 2002 betreffende de bescherming van de preventieadviseurs sluiten aanvult met een 6° dat de bewoordingen bepaalt van een vermelding die in de tekst van de in artikel 6 bedoelde ingebrekestelling dient voor te komen. Volgens de verzoekende partij zou enkel aan dat voorschrift kunnen worden voldaan indien de in het geding zijnde tekst de vermelding bevat die in de wet is opgenomen en dus in de taal ervan is opgesteld.

B.8.2. Artikel 30 van de Grondwet bepaalt : « Het gebruik van de in België gesproken talen is vrij; het kan niet worden geregeld dan door de wet en alleen voor handelingen van het openbaar gezag en voor gerechtszaken ».

B.8.3. De verzoekende partij vergist zich in de draagwijdte van de bestreden bepaling die zich ertoe beperkt de weergave van de bij artikel 6, § 2, 6°, voorgeschreven vermelding in een van de landstalen te vereisen, en geenszins verbiedt dat die vermelding in andere talen zou worden vertaald.

B.8.4. Het middel is niet gegrond.

Om die redenen, het Hof - vernietigt artikel 38, 2°, van de Economische Herstel wet van 27 maart 2009Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/03/2009 pub. 19/02/2010 numac 2010000056 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Economische herstelwet type wet prom. 27/03/2009 pub. 25/05/2010 numac 2010000281 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Economische Herstelwet type wet prom. 27/03/2009 pub. 07/04/2009 numac 2009201450 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Economische Herstelwet sluiten in zoverre het de regeling van de burgerrechtelijke sancties die in artikel 14 van de wet van 20 december 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/12/2002 pub. 20/01/2003 numac 2002013513 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg 20 DECEMBER 2002 Wet betreffende de bescherming van de preventieadviseurs type wet prom. 20/12/2002 pub. 29/01/2003 numac 2002011523 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de minnelijke invordering van schulden van de consument type wet prom. 20/12/2002 pub. 20/01/2003 numac 2002013512 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek naar aanleiding van de wet van 20 december 2002 betreffende de bescherming van de preventieadviseurs sluiten betreffende de minnelijke invordering van schulden van de consument worden beoogd en die een inbreuk op de bepalingen van de artikelen 5, 6 en 7 van die wet bestraffen, van toepassing maakt op de advocaten, de ministeriële ambtenaren of de gerechtelijke mandatarissen in de uitoefening van hun beroep of ambt; - verwerpt de beroepen voor het overige.

Aldus uitgesproken in het Frans, het Nederlands en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op de openbare terechtzitting van 16 september 2010.

De griffier, P.-Y. Dutilleux De voorzitter, M. Melchior

^