Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 23 mei 2013

Uittreksel uit arrest nr. 40/2013 van 21 maart 2013 Rolnummer : 5439 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 82, tweede lid, van de faillissementswet van 8 augustus 1997, zoals vervangen bij de wet van 2 februari 2005, gesteld doo Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters R. Henneuse en M. Bossuyt, en de rechter(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2013202135
pub.
23/05/2013
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 40/2013 van 21 maart 2013 Rolnummer : 5439 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 82, tweede lid, van de faillissements wet van 8 augustus 1997Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1997 pub. 28/10/1997 numac 1997009766 bron ministerie van justitie Faillissementswet sluiten, zoals vervangen bij de wet van 2 februari 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/02/2005 pub. 21/02/2005 numac 2005009112 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van artikel 82, tweede lid, van de faillissementswet van 8 augustus 1997 sluiten, gesteld door het Hof van Cassatie.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters R. Henneuse en M. Bossuyt, en de rechters L. Lavrysen, J.-P. Moerman, E. Derycke, P. Nihoul en F. Daoût, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter R. Henneuse, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij arrest van 8 juni 2012 in zake de nv « Centea » tegen R.P. en anderen, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 28 juni 2012, heeft het Hof van Cassatie de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 82, tweede lid, van de Faillissements wet van 8 augustus 1997Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1997 pub. 28/10/1997 numac 1997009766 bron ministerie van justitie Faillissementswet sluiten, in die zin uitgelegd dat de echtgenoot van de gefailleerde bevrijd wordt van een schuld die gezamenlijk of hoofdelijk met de gefailleerde is aangegaan, ook al is die schuld aangegaan ten voordele van het eigen vermogen van de echtgenoot, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre het aldus een gelijke behandeling maakt van de echtgenoot die zich louter voor de persoonlijke verbintenissen van de gefailleerde garant heeft gesteld, zonder daaruit een voordeel voor zijn eigen vermogen te halen, en degene die deze schuld gezamenlijk of hoofdelijk met de gefailleerde is aangegaan ten voordele van zijn eigen vermogen, waarbij de schuldeiser in de beide onderstellingen zijn recht verliest op het verhalen van die schuld op de echtgenoot ? ». (...) III. In rechte (...) B.1.1. Artikel 82, tweede lid, van de faillissements wet van 8 augustus 1997Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1997 pub. 28/10/1997 numac 1997009766 bron ministerie van justitie Faillissementswet sluiten bepaalt : « De echtgenoot van de gefailleerde die persoonlijk aansprakelijk is voor de schuld van zijn echtgenoot, of de voormalige echtgenoot die persoonlijk aansprakelijk is voor de schuld die zijn voormalige echtgenoot tijdens de duur van het huwelijk was aangegaan, wordt ingevolge de verschoonbaarheid van die verplichting bevrijd ».

B.1.2. De prejudiciële vraag heeft betrekking op de bestaanbaarheid, met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, van het voormelde artikel 82, tweede lid, geïnterpreteerd in die zin dat het de echtgenoot van een verschoonbaar verklaarde gefailleerde automatisch bevrijdt van de gezamenlijke of hoofdelijke schulden die beiden hebben aangegaan, zelfs wanneer de in het geding zijnde schulden zouden zijn aangegaan ten bate van het eigen vermogen van de eerstgenoemde : de in het geding zijnde bepaling zou aldus een identieke behandeling voorbehouden voor de schuldeisers van de echtgenoot, zonder rekening te houden met het feit of de schuld die het voorwerp is van de gezamenlijke of hoofdelijke verbintenis van de verschoonbaar verklaarde gefailleerde en diens echtgenoot, is aangegaan ten bate van het eigen vermogen van die laatste.

B.2. Uit het verwijzingsarrest blijkt dat de verschoonbaar verklaarde gefailleerde en zijn echtgenoot zijn gehuwd onder het stelsel van wettelijke gemeenschap en dat het aan de echtgenoten toegekende krediet de aankoop mogelijk maakte, door die echtgenoot, van een eigen goed. Het Hof beperkt zijn onderzoek tot die hypothese.

B.3. De in het geding zijnde bepaling maakt deel uit van de faillissementswetgeving die in essentie ertoe strekt een billijk evenwicht tot stand te brengen tussen de belangen van de schuldenaar en de belangen van de schuldeisers.

De verklaring van verschoonbaarheid vormt voor de gefailleerde een gunstmaatregel die hem in staat stelt zijn activiteiten op een aangezuiverde basis te hervatten, en zulks niet alleen in zijn belang maar ook in het belang van zijn schuldeisers of sommigen onder hen die belang erbij kunnen hebben dat hun schuldenaar zijn activiteiten op een dergelijke basis hervat, waarbij het voortzetten van een handels- of industriële activiteit bovendien het algemeen belang kan dienen (Parl. St., Kamer, 1991-1992, nr. 631/1, pp. 35 en 36).

De wetgever, die van oordeel is dat « de mogelijkheid tot herstel [...] utopisch [blijft] indien [de gefailleerde] de last van het passief moet blijven dragen », heeft gemeend dat « het [...] immers niet te verantwoorden [is] dat het in gebreke blijven van de schuldenaar als gevolg van omstandigheden waarvan hij het slachtoffer is, hem verhindert andere activiteiten te verrichten » (Parl. St., Kamer, 1991-1992, nr. 631/13, p. 50).

Uit de parlementaire voorbereiding blijkt dat de wetgever « op een evenwichtige wijze rekening [heeft willen] houden met de gecombineerde belangen van de gefailleerde zelf, van de schuldeisers, de werknemers en de economie in zijn geheel » en voor een menselijke regeling heeft willen zorgen die de rechten van alle betrokken partijen in acht neemt (Parl. St., Kamer, 1991-1992, nr. 631/13, p. 29).

B.4. Bij zijn arrest nr. 69/2002 van 28 maart 2002 heeft het Hof geoordeeld dat artikel 82 van de faillissementswet, zoals van toepassing vóór het werd vervangen bij artikel 29 van de wet van 4 september 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/09/2002 pub. 21/09/2002 numac 2002009854 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de faillissementswet van 8 augustus 1997, het Gerechtelijk Wetboek en het Wetboek van vennootschappen sluiten « tot wijziging van de faillissements wet van 8 augustus 1997Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1997 pub. 28/10/1997 numac 1997009766 bron ministerie van justitie Faillissementswet sluiten, het Gerechtelijk Wetboek en het Wetboek van vennootschappen », niet bestaanbaar was met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre het op geen enkele wijze een rechter toestond de echtgenoot van de verschoonbaar verklaarde gefailleerde van zijn verbintenissen te bevrijden.

B.5.1. Ingevolge dat arrest heeft de wetgever, bij de wet van 4 september 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/09/2002 pub. 21/09/2002 numac 2002009854 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de faillissementswet van 8 augustus 1997, het Gerechtelijk Wetboek en het Wetboek van vennootschappen sluiten, in artikel 82 van de faillissementswet een tweede lid ingevoegd, volgens hetwelk de echtgenoot van de gefailleerde « die zich persoonlijk aansprakelijk heeft gesteld » voor de schuld van de gefailleerde, ingevolge de verschoonbaarheid wordt bevrijd van die verplichting.

B.5.2. Het Hof heeft geoordeeld dat die bepaling onbestaanbaar was met het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie in zoverre de echtgenoot die krachtens een fiscale bepaling is gehouden tot een belastingschuld met de gefailleerde, door de verschoonbaarverklaring niet kon worden bevrijd van de verplichting tot betaling van die schuld (arrest nr. 78/2004 van 12 mei 2004 en arrest nr. 6/2005 van 12 januari 2005). Om hieraan tegemoet te komen bepaalde artikel 82, tweede lid, van de faillissementswet, zoals vervangen bij artikel 2 van de wet van 2 februari 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/02/2005 pub. 21/02/2005 numac 2005009112 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van artikel 82, tweede lid, van de faillissementswet van 8 augustus 1997 sluiten tot wijziging van artikel 82, tweede lid, van de faillissements wet van 8 augustus 1997Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1997 pub. 28/10/1997 numac 1997009766 bron ministerie van justitie Faillissementswet sluiten, dat de echtgenoot van de gefailleerde die persoonlijk aansprakelijk is voor de schuld van deze laatste, ingevolge de verschoonbaarheid bevrijd wordt van die verplichting.

B.6.1. Artikel 82, tweede lid, bevrijdt de echtgenoot en de voormalige echtgenoot van een verschoonbaar verklaarde gefailleerde, die persoonlijk aansprakelijk is voor de schuld van de gefailleerde, van die verplichting.

Bij zijn arresten van 24 februari 2011 (Arr. Cass., 2011, nr. 168) en 8 juni 2012 (C.11.080.F/2), heeft het Hof van Cassatie geoordeeld dat « die bepaling [...] ook van toepassing [is] wanneer de echtgenoot van de gefailleerde, samen met hem, medeschuldenaar is van een schuld die de twee echtgenoten vóór het faillissement zijn aangegaan en waarvoor de echtgenoot van de gefailleerde bijgevolg persoonlijk aansprakelijk is ».

B.6.2. Het Hof dient te onderzoeken of die maatregel discriminatoire gevolgen heeft ten aanzien van de schuldeisers van de echtgenoot, die op identieke wijze worden behandeld ongeacht of de echtgenoot zich borg heeft gesteld voor een persoonlijke schuld van de gefailleerde dan wel, gezamenlijk of hoofdelijk met de gefailleerde, een schuld is aangegaan ten bate van zijn eigen vermogen.

Daarbij dient rekening te worden gehouden, enerzijds, met de economische en sociale doelstellingen van de in het geding zijnde maatregel en, anderzijds, met de ter zake geldende beginselen van het burgerlijk vermogensrecht volgens welke « alle overeenkomsten die wettig zijn aangegaan [...] degenen die deze hebben aangegaan, tot wet [strekken] » (artikel 1134, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek) en « ieder die persoonlijk verbonden is, [...] gehouden [is] zijn verbintenissen na te komen, onder verband van al zijn goederen, hetzij roerende, hetzij onroerende, zo tegenwoordige als toekomstige » (artikel 7 van de hypotheekwet van 16 december 1851).

B.7. De uitbreiding van de gevolgen van de verschoonbaarheid tot de echtgenoot die persoonlijk aansprakelijk is voor de schuld van de gefailleerde, werd ingevoerd, niet om discriminatie te vermijden op het vlak van de solidariteit die uit het huwelijk is ontstaan, maar omdat, in geval van gemeenschap van goederen, de inkomsten van de gefailleerde uit een nieuwe beroepsactiviteit in het gemeenschappelijke vermogen terechtkomen (artikel 1405, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek). Vervolgingen op de goederen van de echtgenoot, met inbegrip van zijn eigen goederen, ingesteld door de schuldeisers van de gefailleerde, zouden de inkomsten van de gefailleerde uit zijn nieuwe activiteiten kunnen raken, wat strijdig zou zijn met het nagestreefde doel.

De omstandigheid dat de gezamenlijke schuld van de gefailleerde en diens echtgenoot is aangegaan voor de verwerving, door de echtgenoot, van een eigen goed, heeft in dat verband geen invloed omdat de verhaalmogelijkheid waarover de schuldeisers beschikken, ook betrekking heeft op het gemeenschappelijk vermogen van de echtgenoten.

De omstandigheid dat de echtgenoot zou zijn gehouden, krachtens artikel 1216 van het Burgerlijk Wetboek, tot voldoening van de gehele schuld ten aanzien van de andere medeschuldenaar - de verschoonbaar verklaarde gefailleerde - heeft evenmin invloed. Op dezelfde wijze is de omstandigheid dat de schuldeiser van een schuld die is aangegaan, in het belang van zijn eigen vermogen, door een echtgenoot die is onderworpen aan een stelsel van scheiding van goederen, en door de verschoonbaar verklaarde gefailleerde echtgenoot, de inning van zijn schuldvordering kan verhalen op het vermogen van de echtgenoot, terwijl de schuldeiser van een schuld die onder dezelfde voorwaarden is aangegaan door een echtgenoot die is onderworpen aan een stelsel van gemeenschap van goederen of aan het wettelijke stelsel, niet zulk een inning kan verkrijgen, niet van die aard dat zij de in het geding zijnde maatregel onverantwoord maakt, omdat een dergelijk verschil in behandeling voortvloeit uit de keuze van de echtgenoten voor een bepaald huwelijksvermogensstelsel. De wetgever kon overigens redelijkerwijs oordelen dat de rechter die, om een gefailleerde verschoonbaar te verklaren, alle elementen van diens situatie in aanmerking dient te nemen, rekening houdt met de gezamenlijke of hoofdelijke verbintenis die de gefailleerde is aangegaan om een gemeenschappelijke schuld te waarborgen die is aangegaan om zijn echtgenoot in staat te stellen een eigen goed te verwerven.

B.8. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord.

Om die redenen, het Hof zegt voor recht : Artikel 82, tweede lid, van de faillissements wet van 8 augustus 1997Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1997 pub. 28/10/1997 numac 1997009766 bron ministerie van justitie Faillissementswet sluiten schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet.

Aldus uitgesproken in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op de openbare terechtzitting van 21 maart 2013.

De griffier, P.-Y. Dutilleux De voorzitter, R. Henneuse

^