Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 05 november 2014

Uittreksel uit arrest nr. 120/2014 van 17 september 2014 Rolnummer : 5739 In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 7, 11°, van de wet van 30 augustus 2013 betreffende de hervorming van de Belgische spoorwegen, ingesteld door de Natio Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters A. Alen en J. Spreutels, en de rechters (...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2014205848
pub.
05/11/2014
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 120/2014 van 17 september 2014 Rolnummer : 5739 In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 7, 11°, van de wet van 30 augustus 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/08/2013 pub. 13/09/2013 numac 2013014495 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Wet betreffende de hervorming van de Belgische spoorwegen type wet prom. 30/08/2013 pub. 30/10/2013 numac 2013014638 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Wet houdende invoeging van een titel 7/1 in de wet van 30 augustus 2013 houdende de Spoorcodex voor wat betreft de aangelegenheden als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet sluiten betreffende de hervorming van de Belgische spoorwegen, ingesteld door de Nationale Unie der Openbare Diensten.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters A. Alen en J. Spreutels, en de rechters E. De Groot, L. Lavrysen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, F. Daoût, T. Giet en R. Leysen, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter A. Alen, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 28 oktober 2013 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 29 oktober 2013, heeft de Nationale Unie der Openbare Diensten, bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. T. Thys, advocaat bij de balie te Mechelen, beroep tot vernietiging ingesteld van artikel 7, 11°, van de wet van 30 augustus 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/08/2013 pub. 13/09/2013 numac 2013014495 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Wet betreffende de hervorming van de Belgische spoorwegen type wet prom. 30/08/2013 pub. 30/10/2013 numac 2013014638 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Wet houdende invoeging van een titel 7/1 in de wet van 30 augustus 2013 houdende de Spoorcodex voor wat betreft de aangelegenheden als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet sluiten betreffende de hervorming van de Belgische spoorwegen (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 13 september 2013, tweede editie). (...) II. In rechte (...) Ten aanzien van de bestreden bepaling B.1.1. De Nationale Unie der Openbare Diensten (hierna : NUOD) vordert de vernietiging van artikel 7, 11°, van de wet van 30 augustus 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/08/2013 pub. 13/09/2013 numac 2013014495 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Wet betreffende de hervorming van de Belgische spoorwegen type wet prom. 30/08/2013 pub. 30/10/2013 numac 2013014638 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Wet houdende invoeging van een titel 7/1 in de wet van 30 augustus 2013 houdende de Spoorcodex voor wat betreft de aangelegenheden als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet sluiten betreffende de hervorming van de Belgische spoorwegen (hierna : wet van 30 augustus 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/08/2013 pub. 13/09/2013 numac 2013014495 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Wet betreffende de hervorming van de Belgische spoorwegen type wet prom. 30/08/2013 pub. 30/10/2013 numac 2013014638 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Wet houdende invoeging van een titel 7/1 in de wet van 30 augustus 2013 houdende de Spoorcodex voor wat betreft de aangelegenheden als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet sluiten), dat bepaalt : « In het kader van de machtiging verleend overeenkomstig artikel 3, § 1, 3°, kan de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad : [...] 11° de samenstelling van de Nationale Paritaire Commissie wijzigen, zodat zij zal bestaan uit zesentwintig leden, met name : a) drie leden benoemd door de raad van bestuur van HR Rail, waaronder in ieder geval de voorzitter van de raad van bestuur van HR Rail, die van rechtswege voorzitter van de Nationale Paritaire Commissie zal zijn, en de algemeen directeur van HR Rail;b) vijf leden benoemd door de raad van bestuur van de infrastructuurbeheerder;c) vijf leden benoemd door de raad van bestuur van de spoorwegonderneming;d) één lid benoemd door elk van de in de Nationale Arbeidsraad vertegenwoordigde op nationaal vlak opgerichte interprofessionele organisaties van werknemers, die ook in de infrastructuurbeheerder, in de spoorwegonderneming en in HR Rail zijn vertegenwoordigd;e) de overige leden benoemd door de erkende syndicale organisaties in de zin van het statuut van het personeel van HR Rail naar evenredigheid van het aantal bijdragende leden van elk van deze syndicale organisaties bij de infrastructuurbeheerder, de spoorwegonderneming en HR Rail samen ». B.1.2. De NUOD voert in een enig middel aan dat de bestreden bepaling onbestaanbaar zou zijn met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat enkel vakorganisaties die zijn aangesloten bij een interprofessionele organisatie die zitting heeft in de Nationale Arbeidsraad, leden kunnen afvaardigen in die Nationale Paritaire Commissie, waardoor een van haar onderafdelingen, namelijk de Onafhankelijke Vakbond voor het Spoorwegpersoneel (hierna : OVS), wordt uitgesloten.

In haar memorie van antwoord beperkt de verzoekende partij het beroep tot littera d), van artikel 7, 11°, van de wet van 30 augustus 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/08/2013 pub. 13/09/2013 numac 2013014495 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Wet betreffende de hervorming van de Belgische spoorwegen type wet prom. 30/08/2013 pub. 30/10/2013 numac 2013014638 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Wet houdende invoeging van een titel 7/1 in de wet van 30 augustus 2013 houdende de Spoorcodex voor wat betreft de aangelegenheden als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet sluiten.

Ten aanzien van de ontvankelijkheid B.2. De Ministerraad voert aan dat het beroep tot vernietiging om meerdere redenen niet ontvankelijk is : de NUOD zou optreden als vertegenwoordiger van de OVS, zodat afbreuk wordt gedaan aan het beginsel « nul ne plaide par procureur », er zou geen geldige beslissing zijn om het beroep in te stellen en de NUOD zou niet het rechtens vereiste belang hebben om voor het Hof in rechte te treden.

B.3.1. Naar luid van artikel 2, 2°, van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof dient de verzoekende partij voor het Hof een natuurlijke persoon of een rechtspersoon te zijn die doet blijken van een belang.

B.3.2. Vakorganisaties, zoals de NUOD, die feitelijke verenigingen zijn, hebben in beginsel niet de vereiste bekwaamheid om voor het Hof een beroep tot vernietiging in te stellen. Anders is het wanneer zij optreden in aangelegenheden waarvoor zij wettelijk als afzonderlijke entiteiten worden erkend en wanneer, terwijl zij wettelijk als dusdanig zijn betrokken bij de werking van overheidsdiensten, de voorwaarden zelf voor hun betrokkenheid bij die werking in het geding zijn.

B.3.3. In zoverre zij in rechte treden ter vernietiging van bepalingen die tot gevolg hebben dat aan hun prerogatieven wordt geraakt, moeten zulke organisaties voor de toepassing van artikel 2, 2°, van de voormelde bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten met een persoon worden gelijkgesteld.

B.3.4. Te dezen is niet betwist dat de NUOD als vakvereniging betrokken is bij de werking van overheidsdiensten en dat de voorwaarden voor haar betrokkenheid bij die werking in het geding zijn, nu een van haar onderafdelingen wordt geweerd uit een federaal orgaan voor overleg tussen werkgevers en werknemers over personeelsaangelegenheden.

B.3.5. Luidens artikel 4 van haar statuten heeft de verzoekende partij als doel de beroepsbelangen en de economische en sociale belangen te verdedigen en te behartigen van al de personeelsleden die zij vertegenwoordigt.

Uit de loutere vaststelling dat een andere vereniging, meer bepaald een onderafdeling van de verzoekende partij, deels dezelfde belangen behartigt, kan niet worden afgeleid dat de verzoekende partij als volmachtdrager van die andere vereniging zou optreden.

B.4.1. Zoals een rechtspersoon, krachtens artikel 7, derde lid, van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, dient een feitelijke vereniging, in beginsel, op het eerste verzoek van het Hof, het bewijs voor te leggen van de beslissing om het beroep in te stellen, zodat het Hof kan nagaan of het beroep tijdig en door het bevoegde orgaan is ingesteld.

B.4.2. Het verzoekschrift is te dezen ondertekend door de advocaat van de verzoekende partij.

Krachtens artikel 440, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek verschijnt de advocaat als gevolmachtigde van de partij zonder dat hij van enige volmacht moet doen blijken, behalve indien de wet een bijzondere lastgeving eist.

Met betrekking tot die bepaling oordeelde het Hof van Cassatie : « Artikel 440, tweede lid, Gerechtelijk Wetboek, dat eveneens van toepassing is in strafzaken, bepaalt dat de advocaat verschijnt als gevolmachtigde van de partij zonder dat hij van enige volmacht moet doen blijken, behalve indien de wet een bijzondere lastgeving vereist.

Met uitzondering van het laatste geval, wordt de advocaat die voor een rechtscollege van de rechterlijke orde een akte van rechtspleging verricht en zich ertoe beperkt te verklaren dat hij optreedt in naam van een rechtspersoon die genoegzaam geïdentificeerd is door de opgave van zijn benaming, zijn rechtskarakter en zijn maatschappelijke zetel, wettelijk vermoed daartoe een regelmatige lastgeving van het bevoegde orgaan van die rechtspersoon te hebben gekregen.

Dit vermoeden is weerlegbaar.

Een partij is gerechtigd op te werpen dat de beslissing om een akte van rechtspleging te verrichten, niet goedgekeurd is door de organen van de rechtspersoon en niet van hem uitgaat, maar zij moet haar opwerping aannemelijk maken » (Cass., 9 januari 2007, Arr. Cass., 2007, nr. 11; in dezelfde zin reeds : Cass., 9 februari 1978, Arr.

Cass., 1978, p. 688, en Cass., 17 april 1997, Arr. Cass., 1997, nr. 189).

B.4.3. Bij zijn arrest nr. 42/98 van 22 april 1998 heeft het Hof vastgesteld dat de interpretatie van het Hof van Cassatie verschilde van die van de Raad van State.

De Raad van State aanvaardde weliswaar dat de advocaat niet van enige volmacht moest doen blijken, maar hij verwierp het daaraan verbonden vermoeden dat het bevoegde orgaan van de rechtspersoon tijdig en rechtsgeldig had beslist om in rechte te treden.

Het Hof oordeelde dat het daaruit voortvloeiende verschil in behandeling bestaanbaar was met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet : « Het verschil van interpretatie vindt een verklaring in de specifieke kenmerken van het objectieve contentieux dat aan de Raad van State is toevertrouwd : de Raad van State past een inquisitoriale procedure toe; hij ontvangt de beroepen die zijn ingesteld ter verdediging van collectieve belangen; hij kan, bij arresten die een absoluut gezag van gewijsde hebben, met terugwerkende kracht akten en reglementen van administratieve overheden vernietigen.

Die eigen kenmerken van het aan de Raad van State toevertrouwde contentieux verantwoorden dat hij artikel 440, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek anders interpreteert en dat hij nagaat of het bevoegde orgaan van de rechtspersoon, zelfs als die persoon door een advocaat wordt vertegenwoordigd, binnen de voorgeschreven termijn en met inachtneming van de regels van vertegenwoordiging die erop betrekking hebben, de beslissing heeft genomen om het beroep in te stellen ».

B.4.4. Artikel 7, 5°, van de wet van 20 januari 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/01/2014 pub. 03/02/2014 numac 2014000082 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende hervorming van de bevoegdheid, de procedureregeling en de organisatie van de Raad van State sluiten houdende hervorming van de bevoegdheid, de procedureregeling en de organisatie van de Raad van State heeft artikel 19 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State aangevuld met het volgende lid : « Behoudens bewijs van het tegendeel, wordt de advocaat verondersteld gemandateerd te zijn door de handelingsbekwame persoon die hij beweert te vertegenwoordigen ».

De parlementaire voorbereiding vermeldt hieromtrent : « Het lijkt wenselijk om terug te keren naar een interpretatie van artikel 440 van het Gerechtelijk Wetboek, die gedeeld wordt door het Hof van Cassatie en de Raad van State. Deze interpretatie belet niet dat een partij in het geschil de regelmatigheid van de beslissing om te handelen zou betwisten. Maar het behoort die partij, in casu dan toe dit door alle mogelijke rechtsmiddelen te bewijzen » (Parl. St., Senaat, 2012-2013, nr. 5-2277/1, p. 19).

B.4.5. Artikel 3 van het besluit van de Regent van 23 augustus 1948 tot regeling van de rechtspleging voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State somt de stukken op die bij het verzoekschrift moeten worden gevoegd. Artikel 1 van het koninklijk besluit van 28 januari 2014Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 28/01/2014 pub. 03/02/2014 numac 2014000083 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot wijziging van diverse besluiten betreffende de procedure voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State sluiten tot wijziging van diverse besluiten betreffende de procedure voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft artikel 3, 4°, van het voormelde besluit van de Regent vervangen door de volgende bepaling : « 4° indien zij een rechtspersoon is, een afschrift van haar gepubliceerde statuten en van haar gecoördineerde geldende statuten en, indien deze rechtspersoon niet door een advocaat wordt vertegenwoordigd, een afschrift van de akte van aanstelling van haar organen, alsmede het bewijs dat het daartoe bevoegde orgaan beslist heeft in rechte te treden ».

Uit het verslag aan de Koning blijkt dat artikel 3, 4°, van het besluit van de Regent werd gewijzigd « om rekening te houden met de invoering bij de wet van 20 januari 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/01/2014 pub. 03/02/2014 numac 2014000082 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende hervorming van de bevoegdheid, de procedureregeling en de organisatie van de Raad van State sluiten van het mandaat ad litem. Het voorleggen van de statuten van de rechtspersoon blijft in elk geval vereist. Dit is niet het geval voor de andere stukken, wanneer deze rechtspersoon vertegenwoordigd wordt door een advocaat » (Belgisch Staatsblad, 3 februari 2014, p. 9081).

B.4.6. De wetgever heeft klaarblijkelijk geoordeeld dat de bijzondere aard van het aan de Raad van State toevertrouwde contentieux de toepassing van het mandaat ad litem, zoals geïnterpreteerd door het Hof van Cassatie, niet in de weg staat.

In het licht van de door de wetgever nagestreefde eenvormigheid inzake de draagwijdte van het mandaat ad litem van de advocaat is er geen reden meer om voor het Grondwettelijk Hof minder soepele ontvankelijkheidsvoorwaarden te hanteren.

B.4.7. Artikel 7, derde lid, van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof voorziet erin dat het bewijs van de beslissing van het bevoegde orgaan van de rechtspersoon om in rechte te treden « op het eerste verzoek » moet worden voorgelegd. Die formulering laat het Hof toe om af te zien van een dergelijk verzoek, met name wanneer de rechtspersoon door een advocaat wordt vertegenwoordigd.

Die interpretatie belet niet dat een partij gerechtigd is op te werpen dat de beslissing om in rechte op te treden niet is genomen door de bevoegde organen van de rechtspersoon, maar zij moet haar opwerping aannemelijk maken, wat kan met alle middelen van recht. Zulks is te dezen niet het geval.

B.5.1. Van het vereiste belang doen slechts blijken de personen wier situatie door de bestreden norm rechtstreeks en ongunstig zou kunnen worden geraakt.

B.5.2. Als onafhankelijke vakorganisatie voor het personeel van de openbare sector, kan de verzoekende partij door de bestreden bepaling worden geraakt in zoverre die bepaling eraan in de weg staat dat haar onderafdeling, die het bij haar aangesloten personeel van de Belgische spoorwegen vertegenwoordigt, als vakorganisatie wordt uitgesloten van het sociaal overleg in het hoogste nationale overlegorgaan dat bevoegd is voor de personeelsaangelegenheden van de gereorganiseerde Belgische spoorwegen, terwijl andere vakorganisaties en met name ook het Vrij Syndicaat voor het Openbaar Ambt bij dat overleg worden betrokken. Zij heeft derhalve een voldoende belang bij de vernietiging ervan.

B.6. De excepties worden verworpen.

Ten gronde B.7.1. De bestreden bepaling maakt deel uit van de wet van 30 augustus 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/08/2013 pub. 13/09/2013 numac 2013014495 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Wet betreffende de hervorming van de Belgische spoorwegen type wet prom. 30/08/2013 pub. 30/10/2013 numac 2013014638 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Wet houdende invoeging van een titel 7/1 in de wet van 30 augustus 2013 houdende de Spoorcodex voor wat betreft de aangelegenheden als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet sluiten, waarmee de hervorming wordt beoogd van de Belgische spoorwegen tot een model met twee autonome overheidsbedrijven, één spoorwegonderneming en één infrastructuurbeheerder, die beide, in samenwerking met de Staat, een nieuwe vennootschap zullen oprichten en beheren (« HR Rail » genoemd), die als enige werkgever voor het voltallige personeel zal optreden.

B.7.2. Bij artikel 3 van die wet is de Koning gemachtigd daartoe een reeks maatregelen te nemen. In het kader van die machtiging vermag de Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit, op het stuk van het sociaal overleg onder meer de samenstelling van de Nationale Paritaire Commissie te wijzigen zodat zij is aangepast aan de hervormde structuur, zij het dat daarbij een aantal basisregels in acht moeten worden genomen die in artikel 7 van de wet van 30 augustus 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/08/2013 pub. 13/09/2013 numac 2013014495 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Wet betreffende de hervorming van de Belgische spoorwegen type wet prom. 30/08/2013 pub. 30/10/2013 numac 2013014638 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Wet houdende invoeging van een titel 7/1 in de wet van 30 augustus 2013 houdende de Spoorcodex voor wat betreft de aangelegenheden als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet sluiten zijn vastgelegd.

B.7.3. Artikel 11 van de wet van 30 augustus 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/08/2013 pub. 13/09/2013 numac 2013014495 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Wet betreffende de hervorming van de Belgische spoorwegen type wet prom. 30/08/2013 pub. 30/10/2013 numac 2013014638 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Wet houdende invoeging van een titel 7/1 in de wet van 30 augustus 2013 houdende de Spoorcodex voor wat betreft de aangelegenheden als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet sluiten bepaalt dat de besluiten die krachtens die wet worden vastgesteld, de van kracht zijnde wettelijke bepalingen kunnen wijzigen, aanvullen, vervangen of opheffen en dat die besluiten ophouden uitwerking te hebben indien zij niet bij wet zijn bekrachtigd binnen twaalf maanden na de datum van hun inwerkingtreding.

B.7.4. Gebruik makend van die machtiging op het stuk van het sociaal overleg, heeft de Koning het besluit van 11 december 2013 « [betreffende] het personeel van de Belgische Spoorwegen » genomen. Het bij dat koninklijk besluit in de wet van 30 augustus 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/08/2013 pub. 13/09/2013 numac 2013014495 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Wet betreffende de hervorming van de Belgische spoorwegen type wet prom. 30/08/2013 pub. 30/10/2013 numac 2013014638 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Wet houdende invoeging van een titel 7/1 in de wet van 30 augustus 2013 houdende de Spoorcodex voor wat betreft de aangelegenheden als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet sluiten ingevoegde artikel 116 bepaalt de samenstelling van de Nationale Paritaire Commissie overeenkomstig de in artikel 7, 11°, van de wet van 30 augustus 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/08/2013 pub. 13/09/2013 numac 2013014495 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Wet betreffende de hervorming van de Belgische spoorwegen type wet prom. 30/08/2013 pub. 30/10/2013 numac 2013014638 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Wet houdende invoeging van een titel 7/1 in de wet van 30 augustus 2013 houdende de Spoorcodex voor wat betreft de aangelegenheden als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet sluiten bepaalde basisregels. Het voormelde koninklijk besluit is bekrachtigd bij artikel 2 van de wet van 24 april 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 24/04/2014 pub. 27/05/2014 numac 2014014285 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Wet tot bekrachtiging van de koninklijke besluiten genomen met toepassing van de wet van 30 augustus 2013 betreffende de hervorming van de Belgische spoorwegen type wet prom. 24/04/2014 pub. 06/03/2017 numac 2017010863 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot bekrachtiging van de koninklijke besluiten genomen met toepassing van de wet van 30 augustus 2013 betreffende de hervorming van de Belgische spoorwegen. - Duitse vertaling sluiten tot bekrachtiging van de koninklijke besluiten genomen met toepassing van de wet van 30 augustus 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/08/2013 pub. 13/09/2013 numac 2013014495 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Wet betreffende de hervorming van de Belgische spoorwegen type wet prom. 30/08/2013 pub. 30/10/2013 numac 2013014638 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Wet houdende invoeging van een titel 7/1 in de wet van 30 augustus 2013 houdende de Spoorcodex voor wat betreft de aangelegenheden als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet sluiten betreffende de hervorming van de Belgische spoorwegen (Belgisch Staatsblad van 27 mei 2014).

B.8. In de nieuwe structuur van de Nationale Paritaire Commissie zijn er volgens artikel 7, 11°, van de bestreden wet, enerzijds, dertien vertegenwoordigers van de infrastructuurbeheerder, de spoorwegonderneming en « HR Rail » (artikel 7, 11°, a), b) en c) en, anderzijds, dertien vertegenwoordigers van het personeel (artikel 7, 11°, d) en e)). Van die laatste dertien wordt één lid aangewezen door elk van de in de Nationale Arbeidsraad vertegenwoordigde op nationaal vlak opgerichte interprofessionele organisaties van werknemers, die ook in de infrastructuurbeheerder, in de spoorwegonderneming en in HR Rail zijn vertegenwoordigd, en voor het overige wordt het personeel vertegenwoordigd door de leden benoemd door de erkende vakorganisaties « in de zin van het statuut van het personeel ».

B.9.1. De verzoekende partij klaagt aan dat de in artikel 7, 11°, d), van de wet van 30 augustus 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/08/2013 pub. 13/09/2013 numac 2013014495 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Wet betreffende de hervorming van de Belgische spoorwegen type wet prom. 30/08/2013 pub. 30/10/2013 numac 2013014638 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Wet houdende invoeging van een titel 7/1 in de wet van 30 augustus 2013 houdende de Spoorcodex voor wat betreft de aangelegenheden als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet sluiten gestelde vereiste dat de vakorganisaties die vertegenwoordigd willen zijn in de Nationale Paritaire Commissie « de in de Nationale Arbeidsraad vertegenwoordigde op nationaal vlak opgerichte interprofessionele organisaties van werknemers » moeten zijn, haar onderafdeling, de OVS, uitsluit, terwijl een andere vergelijkbare vakorganisatie bij het spoor, namelijk het Vrij Syndicaat voor het Openbaar Ambt (VSOA), wel is vertegenwoordigd.

B.9.2. De OVS en het VSOA zijn, samen met het Autonoom Syndicaat voor Treinbestuurders (ASTB), vakorganisaties die bij de Belgische spoorwegen zijn « aangenomen » om er hun vakbondsactiviteit te ontplooien, maar zij zijn geen overeenkomstig het personeelsstatuut van de NMBS-Holding « erkende » vakorganisaties, zoals de Algemene Centrale der Openbare Diensten (ACOD) en het ACV-Transport en Communicatie (ACV-Transcom).

B.9.3. In tegenstelling tot wat de Ministerraad aanvoert, zijn de vakorganisaties vergelijkbaar wanneer het erop aankomt te bepalen of zij al dan niet deel kunnen uitmaken van de Nationale Paritaire Commissie bij de Belgische spoorwegen.

B.10.1. Wat het sociaal overleg binnen de nieuwe structuren betreft, is in de memorie van toelichting bij het ontwerp vermeld dat « door de oprichting van HR Rail de eenheid van het sociaal overleg binnen de Nationale Paritaire Commissie en van het statuut van het spoorwegpersoneel in het kader van deze hervorming behouden [blijft] » (Parl. St., Kamer, 2012-2013, DOC 53-2893/001, p. 5).

B.10.2. Wat inzonderheid artikel 7, 11°, van de wet van 30 augustus 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/08/2013 pub. 13/09/2013 numac 2013014495 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Wet betreffende de hervorming van de Belgische spoorwegen type wet prom. 30/08/2013 pub. 30/10/2013 numac 2013014638 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Wet houdende invoeging van een titel 7/1 in de wet van 30 augustus 2013 houdende de Spoorcodex voor wat betreft de aangelegenheden als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet sluiten betreft, vermeldt de memorie van toelichting : « De bevoegdheidsgebieden van de enige Nationale Paritaire Commissie zullen na de inwerkingtreding van de hervorming behouden blijven. Wel zal de Koning de samenstelling kunnen aanpassen op basis van punt 11° zodat de Nationale Paritaire Commissie na de inwerkingtreding van de hervorming als volgt zal samengesteld zijn uit zesentwintig leden : - Drie leden benoemd door de raad van bestuur van HR Rail, waaronder in ieder geval de voorzitter van de raad van bestuur van HR Rail, die van rechtswege voorzitter van de Nationale Paritaire Commissie zal zijn, en de algemeen directeur van HR Rail; - Vijf leden benoemd door de raad van bestuur van de infrastructuurbeheerder; - Vijf leden benoemd door de raad van bestuur van de spoorwegonderneming; - Eén lid benoemd door elk van de in de Nationale Arbeidsraad vertegenwoordigde op nationaal vlak opgerichte interprofessionele organisaties van werknemers, die ook in de infrastructuurbeheerder, in de spoorwegonderneming en in HR Rail zijn vertegenwoordigd; - De overige leden benoemd door de erkende vakorganisaties in de zin van het statuut van het personeel naar evenredigheid van het aantal bijdragende leden van elk van deze vakorganisaties bij de infrastructuurbeheerder, de spoorwegonderneming en HR Rail samen.

Hierdoor wordt de samenstelling van de Nationale Paritaire Commissie aangepast, zodat zij aan de hervormde structuren beantwoordt en ook na de inwerkingtreding van de hervorming als orgaan van gezamenlijk sociaal overleg voor al het personeel, al dan niet ter beschikking gesteld aan de infrastructuurbeheerder en de spoorwegonderneming, kan zorgen voor een doeltreffend sociaal overleg en voor de eenheid van het statuut van het personeel. De bevoegdheden van de Nationale Paritaire Commissie zijn van die aard dat zij weegt op personeelszaken in de ruime zin en aldus daarin een grote verantwoordelijkheid draagt.

Door de vereisten gesteld aan de vakorganisaties om in de Nationale Paritaire Commissie te kunnen zetelen, wordt vooreerst gewaarborgd dat zij ten allen tijde de belangen van alle categorieën van personeel vertegenwoordigen en dat bij het formuleren van eisen voor een categorie van het personeel rekening wordt gehouden met de weerslag ervan op de situatie van de andere werknemers, niet alleen binnen de ondernemingen waarvoor de Nationale Paritaire Commissie bevoegd is, maar ook op het nationaal en interprofessionele niveau in de publieke en private sector. Het criterium van rechtstreekse of onrechtstreekse vertegenwoordiging in de Nationale Arbeidsraad is een indirecte wijze om die aansluiting bij onderscheiden niveaus van het sociaal overleg te waarborgen. Het moet tevens gesitueerd worden in de objectieve banden die tussen de Nationale Arbeidsraad en de publieke sector, in ruime zin, bestaan, en in het feit dat het algemene arbeidsrecht, dat voorzeker tot de bevoegdheid van de Nationale Arbeidsraad behoort, niet enkel de private maar ook de publieke sector aanbelangt » (Parl.

St., Kamer, 2012-2013, DOC 53-2893/001, pp. 26-27).

B.11.1. Zoals blijkt uit de hiervoor geciteerde parlementaire voorbereiding, heeft de wetgever naar aanleiding van de hervorming van de Belgische spoorwegen de Koning gemachtigd een aantal maatregelen te nemen met het oog op de samenstelling van de Nationale Paritaire Commissie, als orgaan van gezamenlijk sociaal overleg voor al het personeel van de Belgische spoorwegen, opdat die Commissie zorgt voor een doeltreffend sociaal overleg en voor de eenheid van het statuut van dat personeel.

B.11.2. In het licht van die doelstelling is het redelijk verantwoord dat in de Nationale Paritaire Commissie in elk geval vertegenwoordigers zitting zullen nemen die een band hebben met zowel de Nationale Arbeidsraad, als de infrastructuurbeheerder, de spoorwegonderneming en HR Rail. Een dergelijke vereiste is immers van die aard dat zij waarborgt dat bij het nemen van beslissingen door het hoogste overlegorgaan in de sociale dialoog niet alleen rekening wordt gehouden met de belangen van de verschillende categorieën van werknemers van de Belgische Spoorwegen, maar ook met de belangen van de werknemers in het algemeen en dat het overleg in de Nationale Paritaire Commissie geconcerteerd verloopt met het overleg in de Nationale Arbeidsraad.

Doordat wordt vereist dat de in de Nationale Arbeidsraad vertegenwoordigde interprofessionele organisaties van werknemers tegelijk ook in Infrabel, de NMBS en HR Rail zijn vertegenwoordigd, wordt eveneens gewaarborgd dat de betrokken leden van de Nationale Paritaire Commissie afkomstig zijn uit dat deel van de vakorganisatie dat actief is voor de sector van de spoorwegen.

B.12.1. Het zou evenwel niet redelijk verantwoord zijn dat vakverenigingen die weinig representatief zijn voor het personeel van de Belgische spoorwegen, wel vertegenwoordigd zijn in de Nationale Paritaire Commissie, louter doordat zij voldoen aan de voormelde criteria, maar dat vakverenigingen die niet aan die criteria voldoen, zouden zijn uitgesloten, ook al geven zij blijk van een duidelijke representativiteit binnen de Belgische spoorwegen.

B.12.2. Naast de bestreden bepaling heeft de wetgever evenwel ook voorzien in een aanvullende vertegenwoordiging in de Nationale Paritaire Commissie door vakorganisaties die erkend zijn « in de zin van het statuut van het personeel van HR Rail », « naar evenredigheid van het aantal bijdragende leden van elk van deze syndicale organisaties bij de infrastructuurbeheerder, de spoorwegonderneming en HR Rail samen » (artikel 7, 11°, e), van de wet van 30 augustus 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/08/2013 pub. 13/09/2013 numac 2013014495 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Wet betreffende de hervorming van de Belgische spoorwegen type wet prom. 30/08/2013 pub. 30/10/2013 numac 2013014638 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Wet houdende invoeging van een titel 7/1 in de wet van 30 augustus 2013 houdende de Spoorcodex voor wat betreft de aangelegenheden als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet sluiten).

B.12.3. In de parlementaire voorbereiding is met betrekking tot die bepaling gesteld : « De belangrijke vertegenwoordiging van de erkende organisaties in de zin van het statuut van het personeel zorgt er bovendien voor dat de effectieve representativiteit van de organisaties in de Nationale Paritaire Commissie afdoend is gewaarborgd. Naast het toelaten en verenigen van alle personeelsleden van welke categorie ook en haar aansluiting bij een nationale en interprofessionele organisatie vertegenwoordigd in de Nationale Arbeidsraad, heeft elke erkende organisatie ook nog een aantal individueel bijdragende leden die de minimumdrempel van 10 % overschrijden » (Parl. St., Kamer, 2012-2013, DOC 53-2893/001, p. 27).

B.12.4. Aldus kan door middel van artikel 7, 11°, e), van de wet van 30 augustus 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/08/2013 pub. 13/09/2013 numac 2013014495 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Wet betreffende de hervorming van de Belgische spoorwegen type wet prom. 30/08/2013 pub. 30/10/2013 numac 2013014638 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Wet houdende invoeging van een titel 7/1 in de wet van 30 augustus 2013 houdende de Spoorcodex voor wat betreft de aangelegenheden als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet sluiten worden gewaarborgd dat, naast de vakorganisaties die deel uitmaken van de in de Nationale Arbeidsraad vertegenwoordigde op nationaal vlak opgerichte interprofessionele organisaties van werknemers, ook vertegenwoordigers van het personeel in de Nationale Paritaire Commissie zitting nemen op basis van een voor alle vakverenigingen gelijk en objectief representativiteitscriterium aan de hand van het betalende lidmaatschap van personeelsleden van de infrastructuurbeheerder, de spoorwegonderneming en HR Rail samen.

B.12.5. Bijgevolg heeft de bestreden bepaling geen gevolgen die onevenredig zijn ten aanzien van het nagestreefde doel.

B.13. De combinatie van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet met de artikelen 5 en 6 van het Herziene Europees Sociaal Handvest waarnaar de verzoekende partij verwijst, leidt niet tot een andere conclusie.

B.14. Rekening houdend met hetgeen in B.12.4 is vermeld, is het enige middel niet gegrond.

Om die redenen, het Hof verwerpt het beroep, rekening houdend met hetgeen in B.12.4 is vermeld.

Aldus gewezen in het Nederlands, het Frans en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 17 september 2014.

De griffier, P.-Y. Dutilleux De voorzitter, A. Alen

^