Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 09 juni 2015

Uittreksel uit arrest nr. 33/2015 van 12 maart 2015 Rolnummer : 5883 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 12 juncto artikel 5 van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, gesteld door de Arbeidsrechtbank te Hasselt. Het Gr samengesteld uit de voorzitters A. Alen en J. Spreutels, en de rechters J.-P. Snappe, T. Merckx-Van(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2015202129
pub.
09/06/2015
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 33/2015 van 12 maart 2015 Rolnummer : 5883 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 12 juncto artikel 5 van de arbeidsongevallen wet van 10 april 1971Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/04/1971 pub. 17/10/2014 numac 2014000710 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Arbeidsongevallenwet type wet prom. 10/04/1971 pub. 23/03/2018 numac 2018030615 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Arbeidsongevallenwet sluiten, gesteld door de Arbeidsrechtbank te Hasselt.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters A. Alen en J. Spreutels, en de rechters J.-P. Snappe, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, T. Giet en R. Leysen, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter A. Alen, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij vonnis van 19 maart 2014 in zake Hedwig Lemmens tegen de « Federale Verzekering, Gemeenschappelijke Kas voor verzekering tegen Arbeidsongevallen », waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 31 maart 2014, heeft de Arbeidsrechtbank te Hasselt de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt het art. 12 in samenhang gelezen met art. 5 van de wet van 10 april 1971Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/04/1971 pub. 17/10/2014 numac 2014000710 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Arbeidsongevallenwet type wet prom. 10/04/1971 pub. 23/03/2018 numac 2018030615 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Arbeidsongevallenwet sluiten betreffende de arbeidsongevallen de beginselen van gelijkheid en niet-discriminatie, vervat in de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, eventueel in samenhang met de artikelen 8 en 14 E.V.R.M., in zoverre die bepaling een onderscheid maakt tussen enerzijds gehuwden en personen die wettelijk samenwonen met een partner en waarbij tussen beide partners een overeenkomst is opgesteld overeenkomstig artikel 1478 van het Burgerlijk Wetboek waarin voor de partijen is voorzien in een verplichting tot hulp die, zelfs na een eventuele breuk, financiële gevolgen kan hebben en anderzijds personen die wettelijk samenwonen maar geen overeenkomst overeenkomstig artikel 1478 van het Burgerlijk Wetboek mèt een dergelijke voorziene verplichting hebben opgesteld, meer bepaald in zoverre het de lijfrente (gelijk aan 30 percent van het basisloon van de getroffene van een arbeidsongeval die overlijdt) toekent en dus voorbehoudt aan gehuwden en personen die wettelijk samenwonen met een partner en waarbij tussen beide partners een dergelijke overeenkomst is opgesteld overeenkomstig artikel 1478 B.W., terwijl het die lijfrente niet toekent en dus weigert aan de wettelijk samenwonenden zonder een overeenkomst met een dergelijke voorziening tot verplichte hulp ? ». (...) III. In rechte (...) B.1.1. De prejudiciële vraag heeft betrekking op de artikelen 5 en 12 van de arbeidsongevallen wet van 10 april 1971Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/04/1971 pub. 17/10/2014 numac 2014000710 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Arbeidsongevallenwet type wet prom. 10/04/1971 pub. 23/03/2018 numac 2018030615 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Arbeidsongevallenwet sluiten. Uit de verwijzingsbeslissing blijkt dat, wat artikel 5 betreft, enkel het tweede lid ervan wordt beoogd.

B.1.2. Artikel 12 van de arbeidsongevallenwet bepaalt : « Wanneer de getroffene ten gevolge van het arbeidsongeval overlijdt, wordt een lijfrente, gelijk aan 30 pct. van diens basisloon toegekend : 1° aan de echtgenoot die op het tijdstip van het ongeval noch uit de echt, noch van tafel en bed is gescheiden, of aan de persoon die op het tijdstip van het ongeval wettelijk samenwoont met de getroffene;2° aan de echtgenoot die op het tijdstip van het overlijden van de getroffene noch uit de echt, noch van tafel en bed gescheiden is, of aan de persoon die op het tijdstip van het overlijden van de getroffene wettelijk met hem samenwoont, op voorwaarde dat : a) het huwelijk of de wettelijke samenwoning gesloten na het ongeval minstens één jaar vóór het overlijden van de getroffene plaatsvond of, b) uit het huwelijk of de wettelijke samenwoning een kind is geboren of, c) op het ogenblik van het overlijden een kind ten laste is waarvoor één van de echtgenoten of één van de wettelijk samenwonenden kinderbijslag ontving. De overlevende die uit de echt of van tafel en bed gescheiden is en die een wettelijk of conventioneel onderhoudsgeld genoot ten laste van de getroffene, alsmede de langstlevende partner van een ontbonden wettelijke samenwoning die een conventioneel onderhoudsgeld genoot ten laste van de getroffene, heeft eveneens recht op de lijfrente als bedoeld in het eerste lid, zonder dat die rente meer mag bedragen dan het onderhoudsgeld ».

B.1.3. Artikel 5, tweede lid, van de arbeidsongevallenwet bepaalt : « Voor de toepassing van hoofdstuk II van deze wet wordt verstaan onder : 1° wettelijke samenwoning : de samenwoning van twee partners die overeenkomstig artikel 1478 van het Burgerlijk Wetboek een overeenkomst hebben opgesteld waarin voor de partijen is voorzien in een verplichting tot hulp die, zelfs na een eventuele breuk, financiële gevolgen kan hebben;2° wettelijk samenwonende of wettelijk samenwonende partner : de persoon die wettelijk samenwoont met een partner en waarbij tussen beide partners een overeenkomst is opgesteld overeenkomstig artikel 1478 van het Burgerlijk Wetboek waarin voor de partijen is voorzien in een verplichting tot hulp die, zelfs na een eventuele breuk, financiële gevolgen kan hebben ». B.2. De verwijzende rechter vraagt het Hof of artikel 12, in samenhang gelezen met artikel 5, van de arbeidsongevallenwet bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 8 en 14 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in zoverre die bepalingen een onderscheid maken tussen, enerzijds, gehuwden en wettelijk samenwonenden die overeenkomstig artikel 1478 van het Burgerlijk Wetboek een overeenkomst hebben opgesteld waarin voor de partijen is voorzien in een verplichting tot hulp die, zelfs na een eventuele breuk, financiële gevolgen kan hebben en, anderzijds, wettelijk samenwonenden die niet een dergelijke overeenkomst hebben opgesteld. Volgens die bepalingen kan enkel de gehuwde of de wettelijk samenwonende met een dergelijke overeenkomst aanspraak maken op een lijfrente ten gevolge van een dodelijk arbeidsongeval van de partner.

B.3. De uitbreiding van de schadeloosstelling ten gevolge van een arbeidsongeval naar een beperkte categorie van wettelijk samenwonenden werd ingevoerd door de wet van 11 mei 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 11/05/2007 pub. 26/06/2007 numac 2007023067 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Wet houdende wijziging van diverse bepalingen betreffende arbeidsongevallen, beroepsziekten en het asbestfonds met betrekking tot wettelijk samenwonenden sluiten houdende wijziging van diverse bepalingen betreffende arbeidsongevallen, beroepsziekten en het asbestfonds met betrekking tot wettelijk samenwonenden. Die wet maakt het voordeel dat ze toekent afhankelijk van het opstellen, door beide partners en overeenkomstig artikel 1478 van het Burgerlijk Wetboek, van een overeenkomst waarin voor de partijen is voorzien in een verplichting tot hulp die, zelfs na een eventuele breuk, financiële gevolgen kan hebben (artikel 5, tweede lid, van de wet van 10 april 1971Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/04/1971 pub. 17/10/2014 numac 2014000710 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Arbeidsongevallenwet type wet prom. 10/04/1971 pub. 23/03/2018 numac 2018030615 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Arbeidsongevallenwet sluiten, ingevoegd bij artikel 9 van de voormelde wet van 11 mei 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 11/05/2007 pub. 26/06/2007 numac 2007023067 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Wet houdende wijziging van diverse bepalingen betreffende arbeidsongevallen, beroepsziekten en het asbestfonds met betrekking tot wettelijk samenwonenden sluiten). Daaruit volgt dat het in die wet bedoelde voordeel niet aan alle wettelijk samenwonenden wordt toegekend; die beperking werd als volgt becommentarieerd in de parlementaire voorbereiding : « [De minister van Werk] onderschrijft het principe dat de wettelijk samenwonenden in de arbeidsongevallenverzekering dezelfde rechten moeten hebben als gehuwden, indien de juridische toestand van wettelijk samenwonenden en gehuwden gelijk is. Hoewel hun toestand vergelijkbaar is, is hij echter niet gelijk.

Het toekennen van een lijfrente aan de achterblijvende echtgenoot na een dodelijk arbeidsongeval vindt zijn oorsprong in artikel 213 van het Burgerlijk Wetboek dat de echtgenoten tot wederzijdse hulp en bijstand verplicht. Deze hulp en bijstand overstijgt de duurtijd van het huwelijk. Uit artikel 213 leidt men immers af dat onderhoudsgeld kan worden toegekend bij echtscheiding of scheiding van tafel en bed.

Ook voor de wettelijk samenwonenden gelden een aantal wederzijdse verplichtingen, maar deze zijn veel minder verregaand.

Tussen wettelijk samenwonenden bestaat de wederzijdse plicht tot hulp en bijstand niet, zodat bij gebeurlijke beëindiging van de wettelijke samenwoning, wat onder meer kan via een eenzijdige verklaring van beëindiging door één van de partners, er ook geen grond bestaat voor de toekenning van een onderhoudsgeld.

Artikel 1478 van het Burgerlijk Wetboek verleent nochtans de wettelijk samenwonende partners de mogelijkheid hun wettelijke samenwoning naar goeddunken te regelen door middel van een overeenkomst die in authentieke vorm wordt verleden door de notaris en wordt vermeld in het bevolkingsregister. Aldus kunnen zij overeenkomen hetzij tot een eenzijdige, hetzij tot een wederzijdse onderhoudsverplichting. In principe vervalt die onderhoudsverplichting bij de beëindiging van de wettelijke samenwoning. Artikel 1478 van het Burgerlijk Wetboek sluit echter niet uit dat de partners in hun overeenkomst bedingen dat ze elkaar (of een van hen) onderhoudsplichtig blijven na de beëindiging van de wettelijke samenwoning.

Indien zulke overeenkomst afgesloten is, kan men stellen dat de situatie van wettelijk samenwonenden vrijwel gelijk is met die van echtgenoten, althans wat de wederzijdse hulp en bijstand betreft, aldus de minister.

De wetgever heeft trouwens uitdrukkelijk de band tussen het recht op de levenslange rente en het bestaan van een onderhoudsverplichting willen maken door in het laatste lid van artikel 12 van de AOW te bepalen dat, in geval van scheiding van de echtgenoten, voordat het ongeval zich heeft voorgedaan, er slechts een recht op rente is, indien de overlevende ex-echtgenoot onderhoudsgeld genoot.

De basis van onze sociale zekerheid is onderlinge solidariteit. Het zou dan ook vreemd zijn dat de sociale zekerheid zou moeten voorzien in solidariteit met de achterblijvende partner van een wettelijk samenwonend koppel indien deze personen niet eens onderling, voor elkaar, willen voorzien in sociale ondersteuning » (Parl. St., Senaat, 2006-2007, nr. 3-916/5, pp. 7 en 8; in dezelfde zin, p. 4, en Parl.

St., Kamer, 2006-2007, DOC 51-2984/003, p. 5).

B.4. Op de wettelijke samenwoning zijn de volgende bepalingen toepasselijk : de wettelijke bescherming van de gezinswoning (artikelen 215, 220, § 1, en 224, § 1, 1, van het Burgerlijk Wetboek) wordt van overeenkomstige toepassing verklaard op de wettelijke samenwoning; de wettelijk samenwonenden dragen bij in de lasten van het samenleven naar evenredigheid van hun mogelijkheden en iedere niet-buitensporige schuld die door een der wettelijk samenwonenden wordt aangegaan ten behoeve van het samenleven en van de kinderen die door hen worden opgevoed, verbindt de andere partner hoofdelijk (artikel 1477 van het Burgerlijk Wetboek).

Voor het overige is voorzien in een regeling van de goederen van de samenwonenden en in de mogelijkheid om de wettelijke samenwoning door middel van een overeenkomst te regelen, voor zover die geen beding bevat dat strijdig is met artikel 1477 van het Burgerlijk Wetboek, met de openbare orde of de goede zeden, noch met de regels betreffende het ouderlijk gezag en de voogdij, noch met de regels die de wettelijke orde van de erfopvolging bepalen. Die overeenkomst wordt in authentieke vorm verleden voor de notaris en wordt in het bevolkingsregister vermeld (artikel 1478 van het Burgerlijk Wetboek).

Wanneer de verstandhouding tussen de wettelijk samenwonenden ernstig is verstoord, kan elk van beide partners de vrederechter vragen om dringende en voorlopige maatregelen te bevelen betreffende het betrekken van de gemeenschappelijke verblijfplaats, betreffende de persoon en de goederen van de samenwonenden en van de kinderen alsmede betreffende de wettelijke en contractuele verplichtingen van beide samenwonenden. Ook na de beëindiging van de wettelijke samenwoning en voor zover de vordering binnen drie maanden na de beëindiging is ingesteld, kan de vrederechter de dringende en voorlopige maatregelen gelasten die ingevolge de beëindiging gerechtvaardigd zijn (artikel 1479 van het Burgerlijk Wetboek).

B.5. Uit hetgeen voorafgaat blijkt dat de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek die gelden ten aanzien van wettelijk samenwonenden een beperkte vermogensrechtelijke bescherming creëren die gedeeltelijk is geïnspireerd door bepalingen die gelden ten aanzien van echtgenoten. Een dergelijke bescherming betekent niet dat de wetgever ertoe is gehouden alle wettelijk samenwonenden zoals echtgenoten te behandelen.

B.6.1. De uitkeringen ten gevolge van een arbeidsongeval zijn gebaseerd op een criterium van economische afhankelijkheid, te weten voordeel halen uit het loon van het slachtoffer.

B.6.2. Zoals is aangegeven in B.3, vindt het toekennen van een lijfrente aan de achterblijvende echtgenoot na een dodelijk arbeidsongeval zijn oorsprong in artikel 213 van het Burgerlijk Wetboek, dat de echtgenoten tot wederzijdse hulp en bijstand verplicht. Bovendien heeft de wetgever uitdrukkelijk de band tussen het recht op de levenslange rente en het bestaan van een onderhoudsverplichting willen maken, door in het laatste lid van artikel 12 van de arbeidsongevallenwet te bepalen dat, in geval van scheiding van de echtgenoten, voordat het ongeval zich heeft voorgedaan, er slechts een recht op rente is, indien de overlevende ex-echtgenoot onderhoudsgeld genoot.

B.7.1. Zowel wettelijk samenwonenden (artikel 1477, § 3, van het Burgerlijk Wetboek) als echtgenoten (artikel 221, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek) zijn gehouden tot een bijdrageplicht. In tegenstelling tot echtgenoten (artikel 213 van het Burgerlijk Wetboek) zijn wettelijk samenwonenden evenwel niet gehouden tot een wederzijdse verplichting tot hulp. De hulpplicht en de bijdrageplicht zijn beide gegrond op de solidariteit tussen de partners.

B.7.2. In het licht van het voorgaande steunt de keuze van de wetgever om de getroffene die wettelijk samenwonende was met het slachtoffer van een arbeidsongeval enkel een uitkering toe te kennen, wanneer de partners ervoor hadden gekozen conventioneel een solidariteit te bedingen die vergelijkbaar is met die welke volgt uit het huwelijk, op een objectief en pertinent criterium van onderscheid.

In verband met de omvang van de hulpplicht « die financiële gevolgen kan hebben na een eventuele breuk » heeft de wetgever benadrukt dat een symbolische vergoeding niet volstaat (Parl. St., Senaat, 2006-2007, nr. 3-916/5, p. 11).

B.7.3. De in het geding zijnde bepalingen hebben geen onevenredige gevolgen, aangezien het de partners die voor een vorm van wettelijke samenwoning kiezen, vrijstaat om overeenkomstig artikel 1478 van het Burgerlijk Wetboek een overeenkomst op te stellen waarin voor de partijen is voorzien in een verplichting tot hulp die, zelfs na een eventuele breuk, financiële gevolgen kan hebben en zij derhalve de juridische gevolgen van hun keuze aanvaarden.

B.8. De combinatie van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet met de artikelen 8 en 14 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens leidt niet tot een andere conclusie.

B.9. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord.

Om die redenen, het Hof zegt voor recht : Artikel 12, in samenhang gelezen met artikel 5, tweede lid, van de arbeidsongevallen wet van 10 april 1971Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/04/1971 pub. 17/10/2014 numac 2014000710 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Arbeidsongevallenwet type wet prom. 10/04/1971 pub. 23/03/2018 numac 2018030615 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Arbeidsongevallenwet sluiten schendt niet de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 8 en 14 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens.

Aldus gewezen in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 12 maart 2015.

De griffier, P.-Y. Dutilleux De voorzitter, A. Alen

^