Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 06 januari 2016

Uittreksel uit arrest nr. 156/2015 van 29 oktober 2015 Rolnummer : 6079 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 6 van de wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid, gesteld door de Raad van State.

bron
grondwettelijk hof
numac
2015205294
pub.
06/01/2016
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

Uittreksel uit arrest nr. 156/2015 van 29 oktober 2015 Rolnummer : 6079 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 6 van de wet van 10 april 1990Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/04/1990 pub. 08/04/2000 numac 2000000153 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet op de bewakingsondernemingen, de beveiligingsondernemingen en de interne bewakingsdiensten . - Duitse vertaling sluiten tot regeling van de private en bijzondere veiligheid, gesteld door de Raad van State.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en A. Alen, en de rechters J.-P. Snappe, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul en R. Leysen, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter J. Spreutels, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij arrest nr. 228.847 van 21 oktober 2014 in zake B.C. tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 4 november 2014, heeft de Raad van State de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Is artikel 6 van de wet van 10 april 1990Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/04/1990 pub. 08/04/2000 numac 2000000153 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet op de bewakingsondernemingen, de beveiligingsondernemingen en de interne bewakingsdiensten . - Duitse vertaling sluiten tot regeling van de private en bijzondere veiligheid, in zoverre het iedere persoon van het beroep van veiligheidsagent uitsluit wanneer hij is veroordeeld wegens slagen en verwondingen, zelfs wanneer de veroordeling een werkstraf is, terwijl voor de meeste misdrijven, waaronder die bepaald in de artikelen 433decies en volgende [van het Strafwetboek], die eveneens betrekking hebben op de veiligheid van de personen, die uitsluiting enkel zal gelden bij een veroordeling van zes maanden of meer, bestaanbaar met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet en evenredig met de nagestreefde doelen en met het doel dat wordt nagestreefd door de artikelen 37ter en volgende van het Strafwetboek, namelijk juist de sociale uitsluiting van de veroordeelde vermijden ? ». (...) III. In rechte (...) B.1.1. Artikel 6, eerste lid, 1°, eerste zin, van de wet van 10 april 1990Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/04/1990 pub. 08/04/2000 numac 2000000153 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet op de bewakingsondernemingen, de beveiligingsondernemingen en de interne bewakingsdiensten . - Duitse vertaling sluiten tot regeling van de private en bijzondere veiligheid bepaalt : « De personen die in een onderneming, dienst of instelling, bedoeld in artikel 1 een andere functie uitoefenen dan die welke beoogd worden in artikel 5, moeten voldoen aan de volgende voorwaarden : 1° niet veroordeeld geweest zijn, zelfs niet met uitstel, tot een gevangenisstraf van ten minste zes maanden wegens enig misdrijf, tot een gevangenisstraf of een andere straf wegens diefstal, heling, afpersing, misbruik van vertrouwen, oplichting, valsheid in geschriften, opzettelijke slagen en verwondingen, aanranding van de eerbaarheid, verkrachting, of misdrijven, bepaald bij de artikelen 379 tot 386ter van het Strafwetboek, bij artikel 227 van het Strafwetboek, bij artikel 259bis van het Strafwetboek, bij artikel 280 van het Strafwetboek, bij de artikelen 323, 324 en 324ter van het Strafwetboek, bij de wet van 24 februari 1921 betreffende het verhandelen van de giftstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, ontsmettingsstoffen en antiseptica en haar uitvoeringsbesluiten, de wet van 3 januari 1933 op de vervaardiging van, de handel in en het dragen van wapens en op de handel in munitie en haar uitvoeringsbesluiten, de wet van 8 december 1992 betreffende de bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, of de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme en xenofobie ingegeven daden ». B.1.2. De artikelen 433decies en volgende van het Strafwetboek bepalen : «

Art. 433decies.Met gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar en met geldboete van vijfhonderd euro tot vijfentwintigduizend euro wordt gestraft hij die rechtstreeks of via een tussenpersoon misbruik maakt van de kwetsbare toestand waarin een persoon verkeert ten gevolge van zijn onwettige of precaire administratieve toestand, zijn precaire sociale toestand, zijn leeftijd, zwangerschap, een ziekte dan wel een lichamelijk of een geestelijk gebrek of onvolwaardigheid door, met de bedoeling een abnormaal profijt te realiseren, een roerend goed, een deel ervan, een onroerend goed, een kamer of een andere in artikel 479 bedoelde ruimte, te verkopen, te verhuren of ter beschikking te stellen in omstandigheden die in strijd zijn met de menselijke waardigheid. De boete wordt zo veel keer toegepast als er slachtoffers zijn.

Art. 433undecies.Het in artikel 433decies bedoelde misdrijf wordt gestraft met gevangenisstraf van een jaar tot vijf jaar en met geldboete van duizend euro tot honderdduizend euro in de volgende gevallen : 1° ingeval van de betrokken activiteit een gewoonte wordt gemaakt;2° in geval het een daad van deelneming aan de hoofd- of bijkomende bedrijvigheid van een vereniging betreft, ongeacht of de schuldige de hoedanigheid van leidend persoon heeft of niet. De boete wordt zo veel keer toegepast als er slachtoffers zijn.

Art. 433duodecies.Het in artikel 433decies bedoelde misdrijf wordt gestraft met opsluiting van vijf jaar tot tien jaar en met geldboete van duizend euro tot honderdvijftigduizend euro ingeval het een daad van deelneming aan de hoofd- of bijkomende bedrijvigheid van een criminele organisatie betreft, ongeacht of de schuldige de hoedanigheid van leidend persoon heeft of niet.

De boete wordt zo veel keer toegepast als er slachtoffers zijn.

Art. 433terdecies.In de gevallen bedoeld in de artikelen 433undecies en 433duodecies worden de schuldigen bovendien veroordeeld tot de ontzetting van de rechten bedoeld in artikel 31, eerste lid.

De bijzondere verbeurdverklaring zoals bedoeld in artikel 42, 1°, wordt toegepast op de schuldigen aan het misdrijf bedoeld in artikel 433decies, zelfs ingeval de zaken waarop zij betrekking heeft niet het eigendom van de veroordeelde zijn, zonder dat deze verbeurdverklaring evenwel afbreuk kan doen aan de rechten van de derden op de goederen die verbeurd zouden kunnen worden verklaard. Zij moet in dezelfde omstandigheden ook worden toegepast op het roerend goed, het deel ervan, het onroerend goed, de kamer of enige andere ruimte bedoeld in dat artikel.

Ze kan ook worden toegepast op de tegenwaarde van deze roerende of onroerende goederen die werden vervreemd tussen het tijdstip waarop het misdrijf werd gepleegd en de definitieve rechterlijke beslissing.

Art. 433quaterdecies.Naargelang van het geval kan de procureur des Konings of de onderzoeksrechter beslag leggen op het roerend goed, het deel ervan, het onroerend goed, de kamer of enige andere in artikel 433decies bedoelde ruimte. Indien hij beslist tot inbeslagneming moet voormeld roerend goed, het deel ervan, het onroerend goed, de kamer of enige andere in artikel 433decies bedoelde ruimte worden verzegeld, of met schriftelijk akkoord van de eigenaar of verhuurder, ter beschikking worden gesteld van het O.C.M.W. teneinde opgeknapt en tijdelijk verhuurd te worden. De beslissing tot inbeslagneming van, naargelang van het geval, de procureur des Konings of de onderzoeksrechter wordt betekend aan de eigenaar of de verhuurder. In geval van beslag op een onroerend goed moet de beslissing bovendien worden betekend uiterlijk binnen vierentwintig uur, alsmede ter overschrijving worden aangeboden op het kantoor der hypotheken van de plaats waar het goed gelegen is. Als dagtekening van de overschrijving geldt de dag van de betekening van de beslissing tot inbeslagneming.

Het beslag geldt tot op het tijdstip van de definitieve rechterlijke beslissing waarbij hetzij de verbeurdverklaring werd bevolen, hetzij de opheffing van het beslag wordt uitgesproken. Opheffing van het beslag kan voordien te allen tijde worden verleend, al naar gelang van het geval, door de procureur des Konings of door de onderzoeksrechter nadat deze de procureur des Konings daarvan in kennis heeft gesteld.

De beslagene kan de rechtsmiddelen waarin voorzien wordt in de artikelen 28sexies en 61quater van het Wetboek van strafvordering slechts instellen na verloop van een termijn van een jaar te rekenen van de datum van de inbeslagneming.

Art. 433quinquiesdecies.In de in artikel 433decies van het Strafwetboek bedoelde gevallen kunnen slachtoffers op beslissing, naargelang het geval, van de bevoegde minister, van de bevoegde overheid of de door hen aangewezen ambtenaren, in overleg met de terzake bevoegde diensten, in voorkomend geval worden opgevangen of gehuisvest. Deze huisvestingskosten komen ten laste van de beklaagde.

Wanneer de beklaagde wordt vrijgesproken, worden de kosten ten laste gelegd al naargelang het geval, van de Staat of van het bevoegde O.C.M.W. ».

B.1.3. Vóór de vernummering ervan bij artikel 9 van de wet van 7 februari 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/02/2014 pub. 28/02/2014 numac 2014009072 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot invoering van het elektronisch toezicht als autonome straf type wet prom. 07/02/2014 pub. 25/02/2014 numac 2014022066 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Wet houdende diverse bepalingen inzake de toegankelijkheid van de gezondheidszorg sluiten « tot invoering van het elektronisch toezicht als autonome straf » en de wijzigingen die zijn aangebracht bij de wet van 10 april 2014 « tot invoering van de probatie als autonome straf in het Strafwetboek en tot wijziging van het Wetboek van strafvordering en de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie », bepaalden de artikelen 37ter en 37quater van het Strafwetboek : «

Art. 37ter.§ 1. Indien een feit van die aard is om door een politiestraf of een correctionele straf gestraft te worden, kan de rechter als hoofdstraf een werkstraf opleggen. Binnen de perken van de op het misdrijf gestelde straffen, alsook van de wet op grond waarvan de zaak voor hem werd gebracht, voorziet de rechter in een gevangenisstraf of in een geldboete die van toepassing kan worden ingeval de werkstraf niet wordt uitgevoerd.

De werkstraf mag niet worden uitgesproken voor de feiten die bedoeld zijn in : - artikel 347bis; - de artikelen 375 tot 377; - de artikelen 379 tot 387, indien de feiten zijn gepleegd op of met behulp van minderjarigen; - de artikelen 393 tot 397; - artikel 475. § 2. De duur van een werkstraf bedraagt minstens twintig uren en ten hoogste driehonderd uren. Een werkstraf van vijfenveertig uren of minder is een politiestraf. Een werkstraf van meer dan vijfenveertig uren is een correctionele straf.

De werkstraf moet worden uitgevoerd binnen twaalf maanden na de dag waarop de rechterlijke beslissing in kracht van gewijsde is gegaan. De probatiecommissie kan die termijn ambtshalve of op verzoek van de veroordeelde verlengen. § 3. Indien een werkstraf door de rechter wordt overwogen, door het openbaar ministerie wordt gevorderd of door de beklaagde wordt gevraagd, licht de rechter deze laatste vóór de sluiting van de debatten in over de draagwijdte van een dergelijke straf en hoort hem in zijn opmerkingen. De rechter kan hierbij eveneens rekening houden met de belangen van de eventuele slachtoffers. De rechter kan de werkstraf slechts uitspreken als de beklaagde op de terechtzitting aanwezig of vertegenwoordigd is en nadat hij, hetzij in persoon, hetzij via zijn raadsman, zijn instemming heeft gegeven.

De rechter die weigert een werkstraf uit te spreken, moet zijn beslissing met redenen omkleden. § 4. De rechter bepaalt de duur van de werkstraf en kan aanwijzingen geven omtrent de concrete invulling van de werkstraf.

Art. 37quater.§ 1. De veroordeelde verricht de werkstraf kosteloos tijdens de vrije tijd waarover hij naast zijn eventuele school- of beroepsactiviteiten beschikt.

De werkstraf mag uitsluitend worden verricht bij openbare diensten van de Staat, de gemeenten, de provincies, de gemeenschappen en de gewesten, dan wel bij verenigingen zonder winstoogmerk of bij stichtingen met een sociaal, wetenschappelijk of cultureel oogmerk.

De werkstraf mag niet bestaan uit een activiteit die, in de aangewezen overheidsdienst of vereniging, doorgaans door bezoldigde werknemers wordt verricht. § 2. Met het oog op de toepassing van artikel 37ter, kunnen het openbaar ministerie, de onderzoeksrechter, de onderzoeksgerechten en de vonnisgerechten aan de afdeling van de Dienst justitiehuizen van [de] FOD Justitie van het gerechtelijk arrondissement van de verblijfplaats van de inverdenkinggestelde, de beklaagde of de veroordeelde de opdracht geven een beknopt voorlichtingsverslag op te stellen en/of een maatschappelijke enquête uit te voeren.

De Koning bepaalt de nadere regels inzake het beknopt voorlichtingsrapport en de maatschappelijke enquête.

Deze rapporten en deze onderzoeken mogen alleen de pertinente elementen bevatten die van aard zijn de overheid die het verzoek tot de dienst van de justitiehuizen richtte in te lichten over de opportuniteit van de overwogen maatregel of straf. § 3. Elke arrondissementele afdeling van de Dienst Justitiehuizen van de FOD Justitie stelt tweemaal per jaar een verslag op van bestaande activiteiten waaruit de werkstraf kan bestaan. De afdeling bezorgt een afschrift van dit verslag aan de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg en aan de procureur des Konings van het betrokken arrondissement en, op eenvoudig verzoek, aan al wie van een belang kan doen blijken. § 4. Op federaal en lokaal niveau worden overlegstructuren inzake de toepassing van de werkstraf opgericht. Deze overlegstructuren hebben tot taak de instanties die betrokken zijn bij de uitvoering van de werkstraf, op regelmatige basis samen te brengen teneinde hun samenwerking te evalueren. De Koning bepaalt de nadere regels inzake de samenstelling en de werking van deze overlegstructuren ».

B.2. Aan het Hof wordt een vraag gesteld over de bestaanbaarheid van artikel 6, eerste lid, 1°, eerste zin, van de wet van 10 april 1990Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/04/1990 pub. 08/04/2000 numac 2000000153 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet op de bewakingsondernemingen, de beveiligingsondernemingen en de interne bewakingsdiensten . - Duitse vertaling sluiten met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre die bepaling iedere persoon van het beroep van veiligheidsagent uitsluit wanneer hij is veroordeeld wegens opzettelijke slagen en verwondingen, zelfs wanneer de veroordeling een werkstraf is, terwijl voor de meeste misdrijven, waaronder die bepaald in de artikelen 433decies en volgende van het Strafwetboek die eveneens betrekking hebben op de veiligheid van de personen, die uitsluiting enkel geldt bij een veroordeling tot een gevangenisstraf van zes maanden of meer, rekening houdend met het bij de artikelen 37ter en volgende van het Strafwetboek nagestreefde doel dat erin bestaat de sociale uitsluiting van de veroordeelde te vermijden.

B.3. In zoverre zij van toepassing is op de personen die wegens opzettelijke slagen en verwondingen zijn veroordeeld tot « een andere straf », vindt de in het geding zijnde bepaling haar oorsprong in artikel 8, 2°, van de wet van 7 mei 2004Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/05/2004 pub. 03/06/2004 numac 2004000264 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de wet van 10 april 1990 op de bewakingsondernemingen, de beveiligingsondernemingen en de interne bewakingsdiensten, de wet van 29 juli 1934 waarbij private milities verboden worden en de wet van 19 juli 1991 tot regeling van het beroep van privé-detective sluiten tot wijziging van de wet van 10 april 1990Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/04/1990 pub. 08/04/2000 numac 2000000153 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet op de bewakingsondernemingen, de beveiligingsondernemingen en de interne bewakingsdiensten . - Duitse vertaling sluiten op de bewakingsondernemingen, de beveiligingsondernemingen en de interne bewakingsdiensten, de wet van 29 juli 1934 waarbij private milities verboden worden en de wet van 19 juli 1991 tot regeling van het beroep van privé-detective. Vóór die wetswijziging was de in het geding zijnde bepaling met name van toepassing op de personen die, zelfs met uitstel, waren veroordeeld tot een gevangenisstraf van ten minste drie maanden wegens opzettelijke slagen en verwondingen.

Uit de parlementaire voorbereiding van de wet van 7 mei 2004Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/05/2004 pub. 03/06/2004 numac 2004000264 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de wet van 10 april 1990 op de bewakingsondernemingen, de beveiligingsondernemingen en de interne bewakingsdiensten, de wet van 29 juli 1934 waarbij private milities verboden worden en de wet van 19 juli 1991 tot regeling van het beroep van privé-detective sluiten blijkt : « Deze bepaling wordt als problematisch ervaren omdat de administratie meer dan eens geconfronteerd wordt met, bijvoorbeeld, kandidaat-bewakingsagenten die weliswaar tot een correctionele straf veroordeeld werden wegens, bijvoorbeeld diefstal, doch die niet kunnen geweerd worden omdat zij tot een zware geldstraf of werkstraf en niet tot een gevangenisstraf werden veroordeeld.

Het wordt voorts essentieel geacht dat ook bewakingsagenten, belast met het doen van vaststellingen, en het uitvoerend personeel van ondernemingen voor veiligheidsadvies en van opleidingsinstellingen uiterst betrouwbare personen zijn. Het is immers zo dat het personeel, via gesprekken met de klant, via een audit of via andere weg heel wat gevoelige informatie verkrijgt over het beveiligingsgebeuren bij de klant. Daarom worden zij onderworpen aan dezelfde vereisten inzake afwezigheid van veroordelingen en beroepsdeontologie als het leidinggevend personeel » (Parl. St., Kamer, 2002-2003, DOC 50-2328/001 en 50-2329/001, p. 27).

B.4. De veiligheidsvoorwaarden vastgesteld in artikel 6 van de in het geding zijnde wet voor het niet-leidinggevend personeel van de ondernemingen, diensten en instellingen bedoeld in artikel 1 van die wet beogen te verzekeren dat die personen betrouwbaar zijn. Die bepaling streeft aldus een wettig doel na.

B.5. Vanaf het begin heeft de wetgever de bewakings- en beveiligingsactiviteiten willen onderwerpen aan strikte en beperkende regels, ervan uitgaande dat de handhaving van de openbare orde in de eerste plaats een verantwoordelijkheid van de overheid is (Parl. St., Senaat, 1988-1989, nr. 775-1, p. 1).

De vereiste van betrouwbaarheid die hiervoor werd aangehaald en verband houdt met die bekommernis van de wetgever, werd vertaald in de definitie van de voorwaarden van uitoefening van de in het geding zijnde activiteiten, zowel wat betreft het leidinggevend personeel als wat betreft het uitvoerend personeel; de artikelen 5 en 6 van de wet van 10 april 1990Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/04/1990 pub. 08/04/2000 numac 2000000153 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet op de bewakingsondernemingen, de beveiligingsondernemingen en de interne bewakingsdiensten . - Duitse vertaling sluiten, die respectievelijk van toepassing zijn op elk van die beide categorieën van personen en op analoge wijze zijn opgesteld, vereisen met name dat de betrokkenen geen strafrechtelijke veroordelingen hebben opgelopen die in die bepalingen zijn gedefinieerd. Die regeling werd verkozen boven een regeling waarbij een voorwaarde van goed zedelijk gedrag en van het jaarlijks leveren van het bewijs daarvan zou zijn vereist, en zulks naar aanleiding van een opmerking van de Raad van State waarin wordt gesteld dat « het [...] beter [zou] zijn te preciseren dat die personen, wegens misdrijven tegen goederen of gewelddaden tegen personen, niet veroordeeld mogen zijn tot een straf die een bepaalde strafmaat te boven gaat » (Parl. St., Senaat, 1988-1989, nr. 775-1, p. 52). Er werd dan ook beslist de opsomming van de misdrijven wegens welke de betrokkenen niet mogen zijn veroordeeld aan te vullen met een criterium van algemene strafrechtelijke veroordeling; de wetgever stelde daarbij : « [...] Een opsomming van bepaalde misdrijven is steeds beperkend en laat het gevaar bestaan dat personen die veroordeeld werden tot vrijheidsstraffen voor misdrijven die niet in de lijst zijn opgenomen, toch de leiding hebben van een bewakings- of beveiligingsonderneming of aangeworven worden, hoewel deze personen niet de vereiste moraliteit bezitten » (ibid., p. 12).

De wetgever heeft dezelfde in B.4 aangehaalde bekommernis van betrouwbaarheid geuit wanneer hij artikel 6 heeft gewijzigd om daarin meermaals de lijst van de erin beoogde misdrijven aan te vullen (Parl.

St., Kamer, 2002-2003, DOC 50-2328/001 en 50-2329/001, p. 25).

B.6.1. De in het geding zijnde maatregel, die op een objectief criterium berust, is relevant ten aanzien van de door de wetgever nagestreefde doelstelling van betrouwbaarheid. Hij vermocht redelijkerwijze ervan uit te gaan dat personen die wegens opzettelijke slagen en verwondingen tot een werkstraf zijn veroordeeld, een groter gevaar betekenen, indien hun wordt toegelaten een activiteit uit te oefenen die verband houdt met de handhaving van de openbare orde, dan de personen die zijn veroordeeld tot een gevangenisstraf van meer dan zes maanden wegens bepaalde andere misdrijven, in het bijzonder de in de voormelde artikelen 433decies, 433undecies en 433duodecies bedoelde misdrijven.

B.6.2. In dat verband stelt de parlementaire voorbereiding van de wet van 10 juni 2001Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/06/2001 pub. 19/07/2001 numac 2001000715 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de wet van 10 april 1990 op de bewakingsondernemingen, de beveiligingsondernemingen en de interne bewakingsdiensten sluiten waarbij met name de artikelen 5 en 6 van de wet van 10 april 1990Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/04/1990 pub. 08/04/2000 numac 2000000153 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet op de bewakingsondernemingen, de beveiligingsondernemingen en de interne bewakingsdiensten . - Duitse vertaling sluiten werden gewijzigd om de lijst van de erin beoogde misdrijven uit te breiden en daarin diegene op te nemen die leiden tot de veroordeling van de pleger ervan tot een gevangenisstraf van minstens drie maanden wegens opzettelijke slagen en verwondingen : « Art. 5. [...] De praktijk heeft uitgewezen dat het essentieel is de opsomming, vervat in artikel 5, eerste lid, 1° van de wet, aan te vullen met een aantal misdrijven die bijzonder zwaarwichtig geacht worden uit hoofde van personen, die activiteiten uitoefenen in het kader van deze wet.

Het is de bedoeling om personen die enige veroordeling hebben opgelopen wegens heling of racisme uit deze beroepssector te weren.

Dit geldt ook voor wie veroordeeld is tot een gevangenisstraf van ten minste drie maanden wegens opzettelijke slagen en verwondingen. [...] [...] Art. 6. [...] De redenen die de wijziging van deze bepalingen staven zijn dezelfde als deze aangehaald ter verantwoording van de wijziging van artikel 5, eerste lid, 1° » (Parl. St., Kamer, 2000-2001, DOC 50-1142/001, p. 10; in dezelfde zin, ibid., DOC 50-1142/004, pp. 21 en 22).

B.6.3. Dezelfde bekommernis werd ook geuit tijdens de parlementaire voorbereiding van de wet van 1 maart 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 01/03/2007 pub. 14/03/2007 numac 2007200604 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen (1) sluiten houdende diverse bepalingen, waaruit de in het geding zijnde bepaling zoals zij is weergegeven in B.1 is voortgevloeid. « Art. 442.

Dit artikel regelt de wijziging van artikel 6 van de voornoemde wet van 10 april 1990Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/04/1990 pub. 08/04/2000 numac 2000000153 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet op de bewakingsondernemingen, de beveiligingsondernemingen en de interne bewakingsdiensten . - Duitse vertaling sluiten houdende de voorwaarden waaraan een uitvoerend personeelslid van een onderneming, dienst of instelling moet voldoen.

Een eerste wijziging heeft tot doel de voorwaarden van afwezigheid van een veroordeling tot een gevangenisstraf van ten minste drie maanden wegens opzettelijke slagen en verwondingen af te schaffen en te vervangen door de afwezigheid van enige veroordeling wegens opzettelijke slagen en verwondingen.

Essentieel is dat het uitvoerend personeel een profiel heeft dat overeenstemt met de uitoefening van hun activiteiten en dat deze personen bijgevolg niet werden veroordeeld, zelfs niet met uitstel, voor feiten van opzettelijke slagen en verwondingen. Een dergelijke veroordeling wijst immers op het gewelddadige karakter van betrokkene, alsook op zijn onvermogen om op een niet gewelddadige manier conflictueuze situaties op te lossen.

In de praktijk blijkt dat personen die tot een gevangenisstraf of tot elke andere straf werden veroordeeld voor opzettelijke slagen en verwondingen, nu al geweigerd worden omdat ze niet voldoen aan de veiligheidsvoorwaarden (artikel 6, eerste lid, 8°, van de wet) » (Parl. St., Kamer, 2006-2007, DOC 51-2760/001, p. 225; in dezelfde zin, ibid., DOC 51-2788/010, pp. 3, 4 en 7).

B.7. De wetgever vermocht redelijkerwijs te oordelen dat een veroordeling tot een werkstraf wegens opzettelijke slagen en verwondingen van dien aard is, meer nog dan een veroordeling tot een gevangenisstraf wegens bepaalde andere misdrijven, dat daaruit blijkt dat de betrokkenen niet de vereiste kwaliteiten hebben om de in het geding zijnde functies uit te oefenen.

B.8. De in het geding zijnde bepaling heeft geen onevenredige gevolgen, rekening houdend met het feit dat zij van dien aard is dat een essentiële waarde wordt beschermd, namelijk de fysieke integriteit van de personen.

B.9. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord.

Om die redenen, het Hof zegt voor recht : Artikel 6, eerste lid, 1°, van de wet van 10 april 1990Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/04/1990 pub. 08/04/2000 numac 2000000153 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet op de bewakingsondernemingen, de beveiligingsondernemingen en de interne bewakingsdiensten . - Duitse vertaling sluiten tot regeling van de private en bijzondere veiligheid, zoals gewijzigd bij de wet van 7 mei 2004Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/05/2004 pub. 03/06/2004 numac 2004000264 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de wet van 10 april 1990 op de bewakingsondernemingen, de beveiligingsondernemingen en de interne bewakingsdiensten, de wet van 29 juli 1934 waarbij private milities verboden worden en de wet van 19 juli 1991 tot regeling van het beroep van privé-detective sluiten, schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet.

Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 29 oktober 2015.

De griffier, F. Meersschaut De voorzitter, J. Spreutels

^