Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 24 mei 2016

Uittreksel uit arrest nr. 36/2016 van 3 maart 2016 Rolnummer : 6159 In zake : de prejudiciële vraag over artikel 37, § 20, derde lid, van de gecoördineerde wet van 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige ver Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit voorzitter J. Spreutels, rechter A. Alen, waarnemend vo(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2016202011
pub.
24/05/2016
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 36/2016 van 3 maart 2016 Rolnummer : 6159 In zake : de prejudiciële vraag over artikel 37, § 20, derde lid, van de gecoördineerde wet van 14 juli 1994Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/07/1994 pub. 08/10/2010 numac 2010000576 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 14/07/1994 pub. 19/12/2008 numac 2008001027 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 14/07/1994 pub. 25/02/2009 numac 2009000104 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 14/07/1994 pub. 02/02/2018 numac 2018010356 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 14/07/1994 pub. 07/04/2009 numac 2009000211 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 14/07/1994 pub. 20/11/2008 numac 2008000938 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen van het jaar 2007 type wet prom. 14/07/1994 pub. 08/10/2010 numac 2010000581 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen van het eerste semester van het jaar 2010 sluiten betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, ingevoegd bij artikel 140 van de programmawet van 22 december 2008Relevante gevonden documenten type programmawet prom. 22/12/2008 pub. 29/12/2008 numac 2008021120 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Programmawet sluiten, gesteld door het Hof van Beroep te Brussel.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit voorzitter J. Spreutels, rechter A. Alen, waarnemend voorzitter, en de rechters J.-P. Snappe, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul en R. Leysen, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter J. Spreutels, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij arrest van 30 januari 2015 in zake Patricia Leroy tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 13 februari 2015, heeft het Hof van Beroep te Brussel de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 37, § 20, derde lid, van de gecoördineerde wet van 14 juli 1994Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/07/1994 pub. 08/10/2010 numac 2010000576 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 14/07/1994 pub. 19/12/2008 numac 2008001027 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 14/07/1994 pub. 25/02/2009 numac 2009000104 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 14/07/1994 pub. 02/02/2018 numac 2018010356 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 14/07/1994 pub. 07/04/2009 numac 2009000211 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 14/07/1994 pub. 20/11/2008 numac 2008000938 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen van het jaar 2007 type wet prom. 14/07/1994 pub. 08/10/2010 numac 2010000581 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen van het eerste semester van het jaar 2010 sluiten betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, ingevoegd bij artikel 140 van de programmawet van 22 december 2008Relevante gevonden documenten type programmawet prom. 22/12/2008 pub. 29/12/2008 numac 2008021120 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Programmawet sluiten, de artikelen 10, 11 en 23 van de Grondwet, afzonderlijk en in samenhang gelezen met artikel 14 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, met artikel 1 van het Europees Sociaal Handvest en met het beginsel van rechtszekerheid, in zoverre het, onder de tabacologen die instonden voor de bijstand bij tabaksontwenning vóór de inwerkingtreding ervan, twee categorieën van tabacologen tot stand brengt : diegenen die het recht hebben verkregen om te worden erkend, namelijk de beoefenaars van een gezondheidszorgberoep en de licentiaten in de psychologie, onder de enige voorwaarde geslaagd te zijn voor de eindproeven van een specifieke opleiding - zodat hun optreden kan worden terugbetaald door het RIZIV - en diegenen die dat recht niet hebben verkregen, hoewel zij deden blijken van een nuttige ervaring als tabacoloog en geslaagd waren voor de eindproeven van een specifieke opleiding in tabacologie ? ». (...) III. In rechte (...) B.1. De prejudiciële vraag heeft betrekking op artikel 37, § 20, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994 (hierna : de ZIV-wet), dat bepaalt : « De Koning stelt, na advies van het Verzekeringscomité, de tegemoetkoming van de verzekering voor geneeskundige verzorging voor de in artikel 34, 14°, 20°bis, 24° en 25°, bedoelde verstrekkingen vast, alsmede de voorwaarden van terugbetaling. Hij kan bepalen dat die tegemoetkomingen worden toegekend onder de vorm van een forfaitair bedrag of van een maximumbedrag voor een periode die Hij bepaalt.

De Koning stelt de erkenningsvoorwaarden vast van de tabacologen die, naast de doctors in de geneeskunde, kunnen instaan voor de bijstand bij tabaksontwenning.

Die tabacologen dienen ofwel licentiaten in de psychologie te zijn, ofwel beoefenaars van een gezondheidszorgberoep zoals bedoeld in het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen en moeten eveneens hebben voldaan aan de eindtest van een specifieke opleiding tabacologie erkend door de Koning ».

Krachtens artikel 34, eerste lid, 24°, omvatten de verstrekkingen in de zin van de ZIV-wet « de hulp bij de tabaksontwenning ».

B.2.1. Het Hof wordt verzocht de bestaanbaarheid na te gaan van het derde lid van het voormelde artikel 37, § 20, met de artikelen 10, 11 en 23 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 14 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, met artikel 1 van het Europees Sociaal Handvest en met het beginsel van rechtszekerheid. De prejudiciële vraag heeft betrekking op het verschil in behandeling, ten aanzien van de terugbetaling van de verstrekkingen in het kader van de bijstand bij tabaksontwenning aan de patiënten, onder de tabacologen die een dergelijke bijstand verstrekten vóór de inwerkingtreding van de in het geding zijnde bepaling, naargelang zij, krachtens die bepaling, al dan niet het recht hebben om te worden erkend.

Alleen de beoefenaars van een gezondheidszorgberoep in de zin van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidsberoepen en de psychologen hebben toegang tot de erkenning als tabacoloog, mits zij slagen voor eindproeven van een specifieke opleiding in tabacologie. Aan de personen die een beroep op een erkende tabacoloog doen om bijstand bij tabaksontwenning te verkrijgen, kunnen de erelonen die zij voor die verstrekkingen betalen, worden terugbetaald. De tabacologen die geen beoefenaars van een gezondheidszorgberoep noch psycholoog zijn, kunnen daarentegen niet worden erkend. Hieruit vloeit voort dat, hoewel zij op geldige wijze bijstand bij tabaksontwenning kunnen verstrekken, de erelonen met betrekking tot hun verstrekkingen niet het voorwerp kunnen uitmaken van een terugbetaling door de gezondheidszorgverzekeraar.

B.2.2. In tegenstelling tot wat de Ministerraad aanvoert, brengt de in het geding zijnde bepaling wel degelijk een verschil in behandeling teweeg dat nadelig is voor de tabacologen die geen beoefenaars van een gezondheidszorgberoep, noch psycholoog zijn en dus niet kunnen worden erkend. Hoewel het juist is dat die bepaling hun niet verbiedt het beroep van tabacoloog uit te oefenen, kan het gegeven dat hun erelonen geen aanleiding kunnen geven tot een terugbetaling ten laste van de gezondheidszorgverzekeraar, terwijl de voor dezelfde verstrekkingen verschuldigde erelonen van de tabacologen die beoefenaars van een gezondheidszorgberoep of psycholoog zijn, aanleiding kunnen geven tot een terugbetaling, de patiënten ontmoedigen om een beroep te doen op hun bijstand bij tabaksontwenning en, bijgevolg, de uitoefening van hun beroep hinderen.

B.2.3. Met de prejudiciële vraag wordt het Hof overigens niet verzocht de situatie van de appellante voor de verwijzende rechter op twee verschillende ogenblikken te vergelijken, namelijk vóór en na de inwerkingtreding van de in het geding zijnde bepaling, maar wel, enerzijds, de situatie van de appellante en de personen die, net als zij, zijn geslaagd voor de eindproeven van een specifieke opleiding die toegang verleent tot het beroep van tabacoloog maar geen beoefenaars van een gezondheidszorgberoep noch psycholoog zijn en, anderzijds, de situatie van de personen die voor dezelfde proeven zijn geslaagd en beoefenaars van een gezondheidszorgberoep of psycholoog zijn, te vergelijken in het licht van die bepaling.

B.3.1. De in het geding zijnde bepaling is bij artikel 140 van de programmawet van 22 december 2008Relevante gevonden documenten type programmawet prom. 22/12/2008 pub. 29/12/2008 numac 2008021120 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Programmawet sluiten ingevoegd. Vóór de inwerkingtreding van die programmawet maakten alleen de bijstand en de farmaceutische verstrekkingen voor tabaksontwenning bij zwangere vrouwen en hun partner het voorwerp uit van een terugbetaling, krachtens artikel 34, eerste lid, 24°, van de ZIV-wet, zoals het was ingevoegd bij artikel 62 van de programmawet van 27 december 2004Relevante gevonden documenten type programmawet prom. 27/12/2004 pub. 31/12/2004 numac 2004021170 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Programmawet sluiten.

B.3.2. In de parlementaire voorbereiding van artikel 140 van de programmawet van 22 december 2008Relevante gevonden documenten type programmawet prom. 22/12/2008 pub. 29/12/2008 numac 2008021120 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Programmawet sluiten wordt aangegeven : « Deze afdeling heeft tot doel de mogelijkheid tot terugbetaling van bijstand bij tabaksontwenning die momenteel is voorbehouden aan zwangere vrouwen en hun partner uit te breiden tot alle rechthebbenden van de verzekering voor geneeskundige verzorging.

Deze uitbreiding is voorzien door het Nationaal Kankerplan, dat de nadruk legt op de strijd tegen zowel actief als passief tabaksgebruik en moet zo vlug mogelijk worden uitgevoerd.

Men stelt vast dat een substantiële stijging van de middelen voor preventie van tabaksgebruik en voor begeleiding van rokers, samen met krachtdadige maatregelen tegen tabaksgebruik in sommige landen, waaronder België, heeft geleid tot een daling van het tabaksgebruik.

Een van de maatregelen van dit plan is het uitbreiden van de mogelijkheid tot terugbetaling van de hulp bij het stoppen met roken voor alle rokers, en niet alleen voor zwangere vrouwen en hun partner zoals momenteel het geval is.

De bijstand voor tabaksontwenning kan gebeuren door ofwel een geneesheer (huisarts of specialist) ofwel door een tabacoloog. Deze laatste is een beoefenaar van een gezondheidszorgberoep of een psycholoog die een door de Koning erkende opleiding tabacologie heeft gevolgd en daarvoor is geslaagd » (Parl. St., Kamer, 2008-2009, DOC 52-1607/001, p. 82).

B.4.1. Teneinde de uitgaven van de ziekte- en invaliditeitsverzekering te beperken en de mogelijkheid te behouden om die te beheersen, komt het in beginsel enkel aan de wetgever toe om te bepalen welke geneeskundige verstrekkingen worden terugbetaald door de verzekering voor geneeskundige verzorging en zijn beleid ter zake te wijzigen, zonder dat het Hof zijn beoordeling ter zake in de plaats vermag te stellen van die van de wetgever.

B.4.2. Het behoort eveneens tot de verantwoordelijkheid van de wetgever, wanneer hij voorziet in de terugbetaling van geneeskundige verstrekkingen, om zich ervan te vergewissen dat die uitgaan van daartoe bevoegde en gekwalificeerde personen. In dat opzicht is het niet zonder redelijke verantwoording de terugbetaling van de verstrekkingen in het kader van de bijstand bij tabaksontwenning te beperken tot die welke uitgaan van, naast de doctors in de geneeskunde, de personen die een basisopleiding hebben gevolgd als ofwel beoefenaar van een gezondheidszorgberoep in de zin van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967, ofwel psycholoog en die zijn geslaagd voor een specifieke opleiding. De problematiek van de tabaksontwenning houdt immers verband met de gezondheid en vertoont psychologische aspecten, zodat de wetgever vermocht ervan uit te gaan dat de beroepsbeoefenaars in die sectoren het meest bekwaam zijn om een kwalitatieve bijstand bij tabaksontwenning te verlenen.

B.5. Uit hetgeen voorafgaat, vloeit voort dat de in het geding zijnde bepaling, in zoverre zij de mogelijkheid om als tabacoloog te worden erkend, beperkt tot de licentiaten in de psychologie en de beoefenaars van een gezondheidszorgberoep in de zin van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 die zijn geslaagd voor de eindproeven van een erkende specifieke opleiding in tabacologie, niet zonder redelijke verantwoording is.

Het onderzoek van de in het geding zijnde bepaling in het licht van artikel 23 van de Grondwet, van artikel 14 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en van artikel 1 van het Europees Sociaal Handvest leidt niet tot een andere conclusie. Het Hof moet voorts nagaan of de in het geding zijnde bepaling bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met het beginsel van rechtszekerheid.

B.6. Indien de wetgever een beleidswijziging noodzakelijk acht, vermag hij te oordelen dat die beleidswijziging met onmiddellijke ingang moet worden doorgevoerd en is hij in beginsel niet ertoe gehouden in een overgangsregeling te voorzien. De artikelen 10 en 11 van de Grondwet zijn slechts geschonden indien de overgangsregeling of de ontstentenis daarvan tot een verschil in behandeling leidt waarvoor geen redelijke verantwoording bestaat of indien aan het vertrouwensbeginsel op buitensporige wijze afbreuk wordt gedaan.

B.7. Te dezen bestaat de draagwijdte, noch het gevolg van de in het geding zijnde bepaling erin de betrokken tabacologen wier verstrekkingen niet voorheen het voorwerp hebben uitgemaakt noch het voorwerp kunnen uitmaken van een terugbetaling door de verzekering voor geneeskundige verzorging, te beletten hun beroep verder uit te oefenen. Zij maakt derhalve geen inbreuk op het vertrouwensbeginsel.

B.8. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord.

Om die redenen, het Hof zegt voor recht : Artikel 37, § 20, derde lid, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, schendt niet de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 23 van de Grondwet, met artikel 14 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, met artikel 1 van het Europees Sociaal Handvest en met het beginsel van rechtszekerheid.

Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 3 maart 2016.

De griffier, F. Meersschaut De voorzitter, J. Spreutels

^