Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 12 november 2018

Uittreksel uit arrest nr. 71/2018 van 7 juni 2018 Rolnummer 6646 In zake : de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 100, 100bis en 101 van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, gesteld door het Arbeidshof te Lui Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en A. Alen, en de rechters (...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2018205505
pub.
12/11/2018
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 71/2018 van 7 juni 2018 Rolnummer 6646 In zake : de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 100, 100bis en 101 van de herstel wet van 22 januari 1985Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/01/1985 pub. 12/08/2013 numac 2013000511 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Herstelwet houdende sociale bepalingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten houdende sociale bepalingen, gesteld door het Arbeidshof te Luik, afdeling Luik.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en A. Alen, en de rechters J.-P. Snappe, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul en R. Leysen, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter J. Spreutels, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij arrest van 27 maart 2017 in zake Marguerite Stes tegen de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 3 april 2017, heeft het Arbeidshof te Luik, afdeling Luik, de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schenden de artikelen 100, 100bis en 101 van de herstel wet van 22 januari 1985Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/01/1985 pub. 12/08/2013 numac 2013000511 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Herstelwet houdende sociale bepalingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten houdende sociale bepalingen de artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat zij niet voorzien in enig mechanisme dat toelaat de terugbetaling van een onverschuldigd bedrag ten laste van een loopbaanonderbreker te beperken terwijl begunstigden van werkloosheidsuitkeringen, krachtens artikel 169 van het koninklijk besluit van 25 november 1991Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 06/11/2020 numac 2020015855 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie. - Deel V type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 05/11/2018 numac 2018014576 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie - Deel I type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 24/05/2019 numac 2019012364 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie - Deel II type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 14/12/2020 numac 2020043849 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie. - Deel VI type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 04/11/2021 numac 2021033562 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie. - Deel VIII sluiten houdende de werkloosheidsreglementering, zich kunnen beroepen op niet minder dan drie mechanismen voor beperking van de terugbetaling van het onverschuldigde bedrag, waardoor categorieën van personen die zich in een in wezen soortgelijke situatie bevinden, verschillend worden behandeld ? ». (...) III. In rechte (...) B.1.1. De prejudiciële vraag heeft betrekking op de artikelen 100, 100bis en 101 van de herstel wet van 22 januari 1985Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/01/1985 pub. 12/08/2013 numac 2013000511 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Herstelwet houdende sociale bepalingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten houdende sociale bepalingen. In de versie die van toepassing is op het voor de verwijzende rechter hangende geschil bepaalde artikel 100 van die wet : « Een uitkering wordt toegekend aan de werknemer die met zijn werkgever overeenkomt de uitvoering van zijn arbeidsovereenkomst volledig te schorsen, ofwel de toepassing vraagt van een collectieve arbeidsovereenkomst die in een dergelijke schorsing voorziet, ofwel beroep doet op de bepalingen van artikel 100bis. Behalve in geval van een beroep op artikel 100bis of ingeval het een werknemer betreft van een kleine en middelgrote onderneming die minder dan 10 werknemers tewerkstelde op 30 juni van het voorgaand burgerlijk jaar, dient de werknemer vervangen te worden door een vergoede volledig werkloze die uitkeringen geniet voor alle dagen van de week. [...] De Koning bepaalt bij in Ministerraad overlegd besluit het bedrag van de uitkeringen alsmede de nadere voorwaarden en regelen tot toekenning van deze uitkering. [...] ».

Artikel 100bis van dezelfde wet bepaalt dat de werknemers recht hebben op de volledige schorsing van hun arbeidsovereenkomst in geval van palliatieve verzorging van een persoon.

Artikel 101 van dezelfde wet bepaalt : « Wanneer de uitvoering van de arbeidsovereenkomst wordt geschorst met toepassing van de artikelen 100, eerste lid, en 100bis of wanneer de arbeidsprestaties worden verminderd met toepassing van artikel 102, § 1 en 102bis, mag de werkgever geen handeling verrichten die ertoe strekt eenzijdig een einde te maken aan de dienstbetrekking, behalve om een dringende reden als bedoeld in artikel 35 van de wet van 3 juli 1978Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1978 pub. 03/07/2008 numac 2008000527 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten type wet prom. 03/07/1978 pub. 12/03/2009 numac 2009000158 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten sluiten betreffende de arbeidsovereenkomsten, of om een voldoende reden. [...] ».

B.1.2. Het Hof wordt verzocht die bepalingen te vergelijken met artikel 169 van het koninklijk besluit van 25 november 1991Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 06/11/2020 numac 2020015855 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie. - Deel V type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 05/11/2018 numac 2018014576 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie - Deel I type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 24/05/2019 numac 2019012364 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie - Deel II type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 14/12/2020 numac 2020043849 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie. - Deel VI type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 04/11/2021 numac 2021033562 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie. - Deel VIII sluiten houdende de werkloosheidsreglementering. Zoals het van toepassing was op het ogenblik van de beslissing tot terugvordering van het onverschuldigde bedrag waarop de voor het verwijzende rechtscollege ingestelde vordering betrekking heeft, bepaalde dat artikel : « Elke onrechtmatig ontvangen som dient te worden terugbetaald.

Wanneer de werkloze evenwel bewijst dat hij te goeder trouw uitkeringen ontvangen heeft waarop hij geen recht had, wordt de terugvordering beperkt tot de laatste honderdvijftig dagen van onverschuldigde toekenning. Deze beperking wordt niet in acht genomen in geval van cumulatie van uitkeringen in de zin van artikel 27, 4°, of van cumulatie van een uitkering in de zin van artikel 27, 4°, met een prestatie toegekend krachtens een andere regeling van sociale zekerheid.

Wanneer de werkloze die de artikelen 44 of 48 overtreden heeft, bewijst dat hij alleen arbeid heeft verricht of een zelfstandige heeft geholpen op bepaalde dagen of gedurende bepaalde periodes, wordt de terugvordering tot deze dagen of periodes beperkt.

In het geval bedoeld in artikel 149, § 1, tweede lid, 2°, worden de uitkeringen die geheel of gedeeltelijk ten onrechte werden toegekend, doch die reeds door de uitbetalingsinstelling waren uitbetaald op het tijdstip van de derde werkdag nadat het werkloosheidsbureau de uitkeringskaart aan deze instelling verzonden heeft, niet teruggevorderd, behalve indien gelijktijdig toepassing wordt gemaakt van artikel 149, § 1, tweede lid, 1°.

In afwijking van de vorige leden kan, wanneer de werkloze evenwel bewijst dat hij te goeder trouw uitkeringen ontvangen heeft waarop hij geen recht had, of wanneer de directeur beslist gebruik te maken van de mogelijkheid slechts een verwittiging te geven in de zin van artikel 157bis, het bedrag van de terugvordering beperkt worden tot het bruto bedrag van de inkomsten die de werkloze genoten heeft en die niet cumuleerbaar waren met de uitkeringen ».

B.1.3. Het verwijzende rechtscollege stelt aan het Hof een vraag over het verschil in behandeling tussen de personen die loopbaanonderbrekingsuitkeringen hebben genoten en de personen die werkloosheidsuitkeringen hebben genoten, ten aanzien van de omvang van de terugbetaling van de ten onrechte geïnde bedragen waartoe zij gehouden kunnen zijn.

B.2.1. De prejudiciële vraag heeft betrekking op de wetsbepalingen die de loopbaanonderbreking invoeren, in zoverre zij in geen enkele beperking voorzien van het onverschuldigde bedrag dat de RVA kan terugvorderen. Het verwijzende rechtscollege is van mening dat die lacune in de wet in strijd zou kunnen zijn met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet en acht het derhalve nodig aan het Hof hierover een vraag te stellen.

B.2.2. Het staat in de regel aan het verwijzende rechtscollege om de bepalingen te interpreteren die het toepast, onder voorbehoud van een kennelijk verkeerde lezing van de in het geding zijnde bepaling. In tegenstelling tot wat de Ministerraad aanvoert, heeft het gegeven dat het koninklijk besluit van 2 januari 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen, genomen met toepassing van de voormelde wetsbepalingen, evenmin bepalingen bevat met betrekking tot dat onderwerp, niet tot gevolg dat de oorsprong van het verschil in behandeling waarover aan het Hof een vraag wordt gesteld, noodzakelijkerwijs in dat koninklijk besluit gelegen is.

Hieruit vloeit voort dat het Hof bevoegd is om de gestelde vraag te beantwoorden.

B.3.1. Bij zijn arrest nr. 25/2003 van 12 februari 2003 heeft het Hof geoordeeld : « Ongeacht het specifieke karakter van het systeem van loopbaanonderbreking verschillen de uitkeringen waarop het recht geeft niet dermate van de andere sociale uitkeringen dat het verantwoord zou zijn de terugvordering van de onverschuldigd betaalde uitkeringen aan een verjaringstermijn van tien jaar te onderwerpen terwijl, voor andere vergelijkbare onverschuldigd betaalde sociale uitkeringen de verjaringstermijn, naar gelang van de gevallen, zes maanden, drie jaar of vijf jaar bedraagt ».

B.3.2. Naar aanleiding van dat arrest heeft de wetgever het vijfde lid van artikel 7, § 13, van de besluitwet van 28 december 1944Relevante gevonden documenten type besluitwet prom. 28/12/1944 pub. 01/12/2009 numac 2009000782 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Besluit-wet betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders gewijzigd bij artikel 173 van de programmawet van 27 december 2004. Die bepaling maakt de verjaringstermijnen van drie en vijf jaar die gelden voor de vorderingen tot terugbetaling van de ten onrechte betaalde werkloosheidsuitkeringen, vastgelegd in het tweede lid van dezelfde bepaling, ook van toepassing op de vorderingen tot terugbetaling van de ten onrechte betaalde loopbaanonderbrekingsuitkeringen.

B.3.3. Uit hetgeen voorafgaat, vloeit voort dat, in tegenstelling tot wat de Ministerraad aanvoert, de loopbaanonderbrekingsuitkeringen en de werkloosheidsuitkeringen voldoende vergelijkbaar zijn ten aanzien van de regeling die geldt voor de verjaring en de beperking van de terugvordering van het onverschuldigde bedrag daar de regeling die op de werkloosheidsuitkeringen van toepassing is, door de wetgever gedeeltelijk van toepassing is gemaakt op de onderbrekingsuitkeringen.

B.4. Krachtens artikel 169 van het koninklijk besluit van 25 november 1991Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 06/11/2020 numac 2020015855 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie. - Deel V type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 05/11/2018 numac 2018014576 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie - Deel I type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 24/05/2019 numac 2019012364 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie - Deel II type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 14/12/2020 numac 2020043849 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie. - Deel VI type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 04/11/2021 numac 2021033562 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie. - Deel VIII sluiten houdende de werkloosheidsreglementering, aangehaald in B.1.2, kan de terugvordering van de werkloosheidsuitkeringen die aan een begunstigde ten onrechte zijn betaald, worden beperkt, naar gelang van het geval, tot ofwel de laatste 150 dagen van onverschuldigde toekenning, ofwel de dagen waarop of periodes waarin hij als zelfstandige heeft gewerkt, ofwel het brutobedrag van de inkomsten die hij heeft geïnd en die niet cumuleerbaar waren met de uitkeringen. De eerste en de derde van die mogelijkheden veronderstellen dat de begunstigde van het onverschuldigde bedrag zijn goede trouw aantoont.

Geen enkele van die mogelijkheden bestaat voor de begunstigde van onderbrekingsuitkeringen, die, ook al bevindt hij zich in de gevallen voorzien bij het voormelde artikel 169, ertoe gehouden is, zoals blijkt uit de in het verwijzingsarrest uiteengezette feiten van het voor de verwijzende rechter hangende geschil, de uitkeringen terug te betalen die gedurende de laatste drie jaren ten onrechte zijn geïnd.

B.5.1. Het in het geding zijnde verschil in behandeling berust op het criterium van het type van ten onrechte geïnde uitkeringen. Een dergelijk criterium is objectief. Het Hof moet voorts nagaan of het relevant is.

B.5.2. Hoewel het juist is dat de persoon die loopbaanonderbrekingsuitkeringen geniet, gedurende bepaalde tijd vrijwillig afstand heeft gedaan van de inkomsten uit zijn arbeid, is het toch zo dat hij dat om diverse, mogelijk dwingende redenen kan hebben gedaan. Het bedrag van de onderbrekingsuitkeringen kan, ook al vervangt het het inkomen niet, een bepalend element zijn geweest om zijn keuze te kunnen maken. Ook al vormen de onderbrekingsuitkeringen, gelet op het beperkte bedrag ervan, niet de voornaamste bestaansmiddelen van de begunstigde, toch kunnen zij in voorkomend geval een belangrijk deel ervan uitmaken. De begunstigden van de door de verwijzende rechter vergeleken uitkeringen bevinden zich dus, ten aanzien van het belang van de uitkeringen voor hen, in situaties die niet wezenlijk verschillend zijn.

B.5.3. Bovendien houdt het gegeven dat de uitkeringen het onvrijwillige verlies voor onbepaalde duur van een bezoldigde betrekking compenseren dan wel het tijdelijke verlies van het beroepsinkomen van de begunstigde, geen verband met de doelstelling van billijkheid die verantwoordt dat in bepaalde gevallen de omvang van de terugbetaling van de ten onrechte geïnde bedragen kan worden beperkt.

B.6.1. Uit hetgeen voorafgaat, vloeit voort dat het criterium waarop het verschil in behandeling berust, niet relevant is ten opzichte van het onderwerp en de doelstellig van de in het geding zijnde reglementering. Overigens brengt dat criterium onevenredige gevolgen met zich mee voor de uitkeringsgerechtigde. Daar de reglementering voorziet in mogelijkheden om de terugvordering te beperken van de ten onrechte betaalde werkloosheidsuitkeringen, is het niet redelijk verantwoord dat in geen enkele beperking is voorzien voor de terugvordering van de loopbaanonderbrekingsuitkeringen die in vergelijkbare gevallen ten onrechte zijn betaald.

B.6.2. De prejudiciële vraag dient bevestigend te worden beantwoord.

B.7. Aangezien de in B.6.1 gedane vaststelling van de lacune is uitgedrukt in voldoende nauwkeurige en volledige bewoordingen die toelaten de in het geding zijnde bepaling toe te passen met inachtneming van de referentienormen op grond waarvan het Hof zijn toetsingsbevoegdheid uitoefent, staat het aan de verwijzende rechter een einde te maken aan de schending van die normen.

Om die redenen, het Hof zegt voor recht : De herstel wet van 22 januari 1985Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/01/1985 pub. 12/08/2013 numac 2013000511 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Herstelwet houdende sociale bepalingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten houdende sociale bepalingen schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre zij geen enkele bepaling bevat betreffende de beperking van de terugvordering van de ten onrechte betaalde loopbaanonderbrekingsuitkeringen.

Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 7 juni 2018.

De griffier, F. Meersschaut De voorzitter, J. Spreutels

^